direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: Zaltbommel, Bedrijventerreinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0297.ZBMBP20130004-VS01

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, uitsluitend zoals bedoeld in 3.1.2 onder a;
  • b. kantoren, uitsluitend zoals bedoeld in 3.1.2 onder d;
  • c. detailhandel, uitsluitend zoals bedoeld in 3.1.2 onder e;
  • d. horeca, uitsluitend zoals bedoeld in 3.1.2 onder f;
  • e. bedrijfswoningen, uitsluitend zoals bedoeld in 3.1.2 onder g;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • h. veiligheidsvoorzieningen;

één en ander met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen.

3.1.2 Nadere detaillering

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:

a Bedrijven

Voor de functie bedrijven geldt de volgende nadere detaillering:

  • 1. uitsluitend zijn bedrijven tot en met categorie 3.2 als opgenomen in de bij de regels als bijlage gevoegde bedrijvenlijst toegestaan;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein-kantoor / opleidingsinstituut" is een zelfstandig kantoor en opleidingsinstituut toegestaan;
  • 3. in aanvulling op het bepaalde onder 1 geldt ter plaatse van de onderstaande aanduidingen het volgende:

Aanduiding   Aanvulling  
bedrijf van categorie 4.2   Ter plaatse van deze aanduiding is in aanvulling op het bepaalde onder 1, tevens een bedrijf uit categorie 4.2 als opgenomen in de bij de regels als bijlage gevoegde bedrijvenlijst toegestaan.  
bedrijf van categorie 5.1   Ter plaatse van deze aanduiding is in aanvulling op het bepaalde onder 1, tevens een bedrijf uit categorie 5.1 als opgenomen in de bij de regels als bijlage gevoegde bedrijvenlijst toegestaan.  
b Bevi inrichting

Bevi inrichtingen zijn niet toegestaan.

c Geluidzoneringsplichtige inrichtingen

Geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan.

d Kantoren

Uitsluitend zijn onzelfstandige kantoren toegestaan. In afwijking van het voorgaande zijn ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijventerrein-kantoor / opleidingsinstituut' en 'kantoor', zelfstandige kantoren toegestaan.

e Detailhandel

Voor detailhandel geldt het volgende:

  • 1. detailhandel is uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen toegestaan;
  • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 is eveneens ondergeschikte detailhandel toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • a. de ondergeschikte detailhandel is uitsluitend op de begane grond toegestaan;
    • b. de totale vloeroppervlakte aan ondergeschikte detailhandel mag niet meer bedragen dan 10% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 150 m²;
    • c. de ondergeschikte detailhandel dient in directe relatie te staan met de aanwezige bedrijfsvoering; hieronder wordt verstaan: detailhandel in producten die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten, waarbij deze bedrijfsactiviteiten als hoofdfunctie behouden blijven;
    • d. de ondergeschikte detailhandel vindt plaats in een afgeschermde ruimte, de bedrijfsruimte die niet voor ondergeschikte detailhandel wordt gebruikt, is niet toegankelijk voor consumenten;
  • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1 zijn internetwinkels toegestaan, met dien verstande dat:
    • a. er geen uitstalling ten behoeve van de verkoop plaatsvindt;
    • b. er geen showroom en/of verkoopruimte aanwezig is;
  • 4. in afwijking van het bepaalde onder 1, is detailhandel toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • 5. in afwijking van het bepaalde onder 1, is volumineuze detailhandel toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus'.
f Horeca

Horeca is niet toegestaan, met dien verstande dat:

  • 1. ondersteunende horeca is toegestaan, en
  • 2. cateringbedrijven zijn toegestaan.
g Bedrijfswoning

Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

h Sport- en maatschappelijke voorzieningen

Sport en maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan na toepassing van de afwijkingsbevoegdheid genoemd in 3.5.3.

i Buitenopslag

Voor buitenopslag geldt het volgende:

  • 1. buitenopslag is uitsluitend toegestaan achter de voorgevelrooilijn;
  • 2. de afstand van buitenopslag tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag aan minimaal één zijde niet minder bedragen dan 3 m;
  • 3. de afstand van buitenopslag tot de achterste bouwperceelsgrens niet minder bedragen dan 3 m;
  • 4. de hoogte van de opslag mag niet meer bedragen dan 5 m.
j Parkeren

Bedrijven voorzien, al dan niet gezamenlijk, in voldoende parkeergelegenheid.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • d. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d mogen bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-perceelsgrens' in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
  • f. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de achterste perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • g. indien bedrijfsgebouwen niet aaneen worden gebouwd mag de onderlinge afstand niet minder dan 3 m bedragen;
  • h. indien de bestaande afstand kleiner is dan de afstanden genoemd onder d tot en met g, dan geldt de bestaande afstand als minimum.
3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van een bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijmassa mag niet meer bedragen dan 750 m³;
  • b. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 m en de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. aangebouwde en vrijstaande bijmassa mag uitsluitend worden opgericht op minimaal 3 m achter de voorgevel van de hoofdmassa;
  • d. de goothoogte van aangebouwde bijmassa mag niet meer bedragen dan 3,0 m, danwel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijmassa mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • f. de bouwhoogte van bijmassa mag niet meer bedragen dan 6,0 m;
  • g. het plaatsen van hekwerken op een aangebouwde bijmassa is toegestaan, indien en voorzover het hekwerk als een afscheiding geldt voor een dakterras en indien het hekwerk niet hoger is dan 1,0 m;
  • h. de afstand van de vrijstaande bijmassa tot enig ander gebouw op het bouwperceel bedraagt minimaal 3,0 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bestaande vrijstaande bijmassa;
  • i. de bebouwde oppervlakte aan bijmassa mag niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel tot maximaal 100 m²;
  • j. indien de bestaande maatvoering van de hoofdmassa en/of bijmassa afwijkt van het bepaalde in dit artikel, dan geldt de bestaande maatvoering als maximum.
3.2.4 Nutsgebouwen

Voor nutsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 50 m³.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
3.2.6 Bestaande bouwwerken

Voor zover de situering en/of maatvoering van een bestaand bouwwerk, die is gebouwd conform een verleende bouwvergunning of omgevingsvergunning, afwijkt van het gestelde in 3.2 dan geldt de bestaande situering en/of maatvoering als maximum.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van bouwwerken;
  • b. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid;

indien zulks noodzakelijk is:

  • 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • 2. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • 3. ter waarborging van verkeers-, sociale en brandveiligheid en de milieusituatie;
  • 4. in verband met de gewenste laad- en losruimte op eigen terrein.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming voor:

  • a. woondoeleinden;
  • b. detailhandel, anders dan bedoeld in 3.1.2 onder e;
  • c. kantoren, anders dan bedoeld in 3.1.2 onder d;
  • d. voor het storten van puin en als opslag- of bergplaats van stoffen en/of materialen, werktuigen en gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en/of realisering van de in het plan aangewezen bestemmingen;
  • e. als opslag van onklare dan wel aan hun normale bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  • f. de uitoefening van een seksinrichting en/of (straat)prostitutie.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijking milieucategorieën

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in 3.1.2 onder a. voor:

  • 1. het toestaan van bedrijven die niet zijn opgenomen in de als bijlage toegevoegde bijlage gevoegde bedrijvenlijst, voor zover deze bedrijven naar aard, milieubelasting en ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven;
  • 2. het toestaan van bedrijven die opgenomen zijn in een hogere milieucategorie en deze bedrijven naar aard en milieubelasting en ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven,

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
3.5.2 Afwijking bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder g teneinde nieuwe bedrijfswoningen toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van de bedrijfswoning dient door de aanvrager vanuit bedrijfseconomisch oogpunt te worden aangetoond;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats;
  • c. er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu;
  • d. uit nader milieukundig onderzoek naar de bodemkwaliteit blijkt dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • e. archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • f. de geluidbelasting vanwege het weg- en of spoorverkeer op de woning wordt niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
3.5.3 Afwijking sport- en maatschappelijke voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning als bedoeld in 3.1.2 onder h verlenen, zodat:

  • a. sportvoorzieningen in de vorm van een sportschool of fitnesscentrum; en
  • b. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van (para-) medische, culturele, religieuze en educatieve instellingen.

worden toegestaan. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:

  • 1. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats;
  • 2. uit nader milieukundig onderzoek blijkt dat er ter plaatse van de sport- en/of maatschappelijke functie sprake is van een aanvaardbaar leefmilieu. Met name dient te blijken dat er vanuit een oogpunt van externe veiligheid geen belemmeringen tegen de nieuwe functie zijn;
  • 3. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de verkeers- en parkeersituatie.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging bedrijfswoningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat bedrijfswoningen ter plaatste niet meer zijn toegestaan, zodra het gebruik als bedrijfswoning ter plaatse is beëindigd. Met deze wijziging vervalt de milieuzonering zoals deze bij de betreffende bedrijfswoning is opgenomen.