direct naar inhoud van Regels
Plan: Nederhemert, De Maastuinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0297.NHNBP20210034-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Nederhemert, De Maastuinen met identificatienummer NL.IMRO.0297.NHNBP20210034-VS01 van de gemeente Zaltbommel;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke – geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen – bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;

1.6 aan huis verbonden beroepen

het in een woning beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, zulks met behoud van de woonfunctie van de betreffende woning;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bestaand
  • bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van dit plan;
  • bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, alsmede bouwwerken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen worden gebouwd krachtens een daartoe verleende omgevingsvergunning voor bouwen;
1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.13 bouwgrens

de grens van een bouw- of aanduidingsvlak;

1.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.18 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit niet zijnde horeca;

1.19 erf

een al dan niet bebouwd perceel of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.20 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 gestapelde woning

boven dan wel beneden van elkaar, al dan niet naast elkaar, gesitueerde woningen, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.22 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.23 huishouden

een persoon of groep personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling;

1.24 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, (stads)verwarming, drinkwater en telecommunicatiediensten, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer alsmede ten behoeve van riolering en (ondergrondse) afvalinzameling;

1.25 peil
  • a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil ter plaatse.
1.26 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.27 twee-aaneengebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen, welke beide met een zijgevel van het hoofdgebouw aan elkaar gebouwd zijn;

1.28 verhard oppervlak

het oppervlak van een bouwperceel dat is voorzien van bebouwing en/of verharding, voor zover deze bebouwing en/of verharding leidt tot een versnelde afvoer van hemelwater;

1.29 voldoende parkeergelegenheid

van voldoende parkeergelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan de normering (en maatvoering van de parkeergelegenheid) zoals vastgelegd in de 'Parkeernota Zaltbommel 2018', vastgesteld door de raad op 14 juni 2018. Op het moment dat de gemeente een opvolger van de hiervoor genoemde nota vaststelt, wordt deze 'opvolger' gehanteerd om te bepalen of sprake is van voldoende parkeergelegenheid;

1.30 vrijstaande woning

een woning die hoogstens door middel van de bijbehorende bouwwerken met een andere woning verbonden is en waarvan hooguit één van de beide zijgevels van het hoofdgebouw in de zijdelingse bouwperceelgrens staat;

1.31 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder mede begrepen (natuurlijke) oevers, kademuren, sluizen, gemalen, bergbezinkbassins, duikers en dammen;

1.32 wonen

het huisvesten van een huishouden in een woning/wooneenheid;

1.33 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat uitsluitend mag worden gebruikt voor de huisvesting van één huishouden;

1.34 zorg- of begeleidingsafhankelijke woning

twee of meerdere personen, die geen huishouden vormen, maar in een situatie of traject afhankelijk van zorg- en begeleiding, zoals bedoeld in de Woonzorgvisie Bommelerwaard 2020-2024, voor een bepaalde periode of regulier gezamenlijk in een woning of woonvorm wonen, waarbij iedereen minimaal beschikt over een eigen onzelfstandige wooneenheid (kamer) en er sprake is van een aantal gemeenschappelijke voorzieningen;

1.35 zorgwoning

een woning of wooneenheid, bestemd voor verzorgd wonen, die niet via de reguliere woningdistributie beschikbaar komt, maar waarvan de bewoner(s) vanwege hun beperkte zelfredzaamheid vanaf aanvang van bewoning op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem zijn geïndiceerd voor zorg, die beschikbaar is in de directe nabijheid van die woning of wooneenheid en welke zorg door minimaal één van de bewoner(s) ook daadwerkelijk wordt afgenomen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 De ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen en beplantingen;
  • b. grasvelden en weilanden;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. beeldende kunstwerken;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, oeververbindingen en bruggen.
3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en (keer)muren bedraagt maximaal 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4 meter.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, voet- en fietspaden, met dien verstande dat:
    • 1. een ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer op het omliggende weggenet uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1., ter plaatse van de aanduiding 'calamiteitenroute' een calamiteitenroute is toegestaan;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. sport- en speelvoorzieningen;
  • e. verblijfsvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. beeldende kunstwerken;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan:

  • a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
4.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m².
4.2.3 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting bedraagt niet meer dan 8 m;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken bedraagt niet meer dan 4 m.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens voor zorgwoningen, inclusief daarbij behorende gemeenschappelijke en ondersteunende voorzieningen, waaronder in ieder geval worden begrepen gemeenschapsruimten, slaapwachtvoorzieningen, medische ondersteuning en personeelsruimten;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen en beplanting;
  • e. voet- en fietspaden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies zoals tuinen, nutsvoorzieningen, oeververbindingen;

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming.

5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de volgende typologieën:
    • 1. gestapelde woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
    • 2. vrijstaande woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
    • 3. twee-aaneengebouwde woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
  • c. het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven, een en ander met inachtname van het bepaalde onder d.;
  • d. het aantal woningen en/of zorgwoningen gezamenlijk mag ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal, met dien verstande dat het aantal woningen niet meer dan 21 mag bedragen;
  • e. de voorgevel van een hoofdgebouw mag uitsluitend in de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens worden opgericht;
  • f. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede buiten het bouwvlak op ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. het bebouwingspercentage van de gronden achter de achterste bouwvlakgrens bedraagt niet meer dan 50% per bouwperceel, met een maximum van 100 m².
5.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij gestapelde (zorg)woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij gestapelde (zorg)woningen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de goot- en bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van woningen anders dan voor de huisvesting van één huishouden, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
    • 1. kamerverhuur;
    • 2. het gebruik voor zorg- en begeleidingsafhankelijke bewoning, met uitzondering van zorgwoningen met de daarbij behorende voorzieningen, zoals bedoeld in 5.1 sub b, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • b. zelfstandige bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwerken.

5.3.2 Voorwaardelijke verplichting waterberging

Op de gronden met deze bestemming is het in gebruik nemen en gebruikt houden van bebouwing slechts toegestaan als is voorzien in de aanleg van een al dan niet binnen het plan gelegen waterberging van ten minste 0,0436 m³ per vierkante meter verhard oppervlak, die het opgevangen hemelwater ten minste 48 uur vasthoudt en binnen vijf dagen weer volledig beschikbaar is.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Zorg- of begeleidingsafhankelijke woning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.3.1 voor het huisvesten van wonen in de vorm van een zorg- of begeleidingsafhankelijke woning, mits dit in overeenstemming is met de 'Woonzorgvisie Bommelerwaard 2020-2024', die op 7 november 2019 is vastgesteld of de opvolger van deze beleidsregel.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid
5.5.1 Toevoegen extra woningen

Birgemeester en wethouders zijn bevoegd om door middel van een wijzigingsplan het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' te vergroten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het aantal woningen mag met maximaal 25 worden vergroot;
  • b. verzekerd dient te zijn dat de toename aan verhard oppervlak ten gevolge van de extra woningen geheel wordt gecompenseerd conform de eisen van het waterschap:
    • 1. binnen het plangebied van dit plan; en/of
    • 2. op een andere locatie binnen hetzelfde peilgebied, waarvoor het waterschap schriftelijk goedkeuring heeft verleend;
  • c. de overige regels binnen de bestemming 'Wonen' zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Ondergeschikte bouwdelen
7.1.1 Overschrijding bouw- en/of bestemmingsgrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, regenpijpen, stoeptreden, luifels, installaties, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

7.1.2 Overschrijding bouwhoogten

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen is overschrijding van de bouwhoogte toegestaan door ondergeschikte bouwdelen, als gevelversieringen, ventilatiekanalen, installaties, regenpijpen, liftkokers e.d., mits de overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte niet meer dan 1 meter bedraagt.

7.2 Ondergronds bouwen

Het bepaalde in deze regels en op de verbeelding omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 4,0 m onder peil mag bedragen. Verder gelden de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken moeten grondwaterneutraal worden aangelegd;
  • b. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan daar waar bovengrondse bouwwerken zijn toegelaten;
  • c. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m².
7.3 Parkeren
  • a. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op eigen terrein, dan wel elders binnen de bestemmingen 'Wonen' en/of 'Verkeer - Verblijfsgebied';
  • b. Voldoende betekent dat wordt voldaan aan de volgende normen:
    • 1. minimaal 2,0 parkeerplaatsen per woning;
    • 2. minimaal 0,6 parkeerplaatsen per zorgwoning.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van het normale gebruik van de gronden conform de gegeven bestemming(en);
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Vrijwaringszone - dijk 2

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - dijk - 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering.

9.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop
9.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden mede bestemd voor de vrije windgang van de buiten het plangebied gelegen molen Gebr. Remmerde te Nederhemert.

9.2.2 Bouwregels
  • a. Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden, ter aanvulling van hetgeen elders in deze regels is bepaald, dat geen hogere bouwwerken mogen worden gebouwd dan door middel van onderstaande formule wordt bepaald:

H=X/n + c x z

Waarin:

H = de toelaatbare bouwhoogte in meters

X = de afstand in meters vanaf het gebouw tot de wieken van de molen

n = 50 (coëfficiënt voor het gesloten gebied)

c = 0,2 (constante in verband met een windreductie van 5%)

z = askophoogte

Voor bovenstaande formule geldt een askophoogte van 12,3 m voor Molen Gebr. Remmerde.

  • b. Voor (het berekenen van) de maximaal toelaatbare bouwhoogte, zoals bedoeld onder a en b, wordt gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen, met dien verstande dat indien het peil ter plaatse van het te bouwen bouwwerk hoger dan wel lager is dan het peil ter plaatse van de molen, de maximaal toelaatbare bouwhoogte respectievelijk wordt verhoogd dan wel verlaagd met het verschil in peil.
9.2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 teneinde de maximaal toelaatbare bouwhoogte te verhogen tot de toegestane bouwhoogte op grond van de overige regels in dit plan. Als voorwaarde geldt dat de direct of indirect te verwachten gevolgen van de omgevingsvergunning, gelet op het huidige en toekomstige functioneren van de molen als werktuig, de waarde van de molen als landschapselement en de cultuurhistorische waarde van de molen, niet mogen leiden tot een onevenredige aantasting van de werking en de waarden van de molen. Hiertoe wordt advies ingewonnen van een terzake deskundige.

9.2.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen van de gronden, hoger dan de hoogte die op grond van het bepaalde in artikel 9.2.2 is toegestaan, voor zover dit gepaard gaat met bouwen;
    • 2. het planten van bomen, (hoogopgaande) heesters en andere (hoogopgaande) begroeiing met een uitgroeihoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in artikel 9.2.2 is toegestaan voor bouwwerken.
  • b. Het onder a vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:
    • 1. binnen het kader van het op de bestemming van die gronden gerichte normale onderhoud en beheer, dan wel die welke voortvloeien uit het normale gebruik;
    • 2. waarvoor ten tijde van het inwerkingtreding van het bestemmingsplan vergunning is verleend;
    • 3. welke ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. De onder a bedoelde werken en/of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of toekomstige functioneren van de molen als werktuig, de waarde van de molen als landschapselement en/of de cultuurhistorische waarde van de molen niet onevenredig in gevaar worden gebracht. Hiertoe wordt advies ingewonnen van een terzake deskundige.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Bevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate, tot een maximum van 2,0 m, wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen teneinde een geringe mate van afwijking, tot een maximum van 2,0 m, van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen toe te staan dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking, tot een maximum van 2,0 m, vergt;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de hoogte van overige bouwwerken wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter.
10.2 Voorwaarden

De in lid 10.1 bedoelde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.2 Afwijken

het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 11.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 11.1 met maximaal 10%.

11.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 11.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.6 Hervatten gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 11.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.7 Uitzondering op overgangsrecht gebruik

Lid 11.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Nederhemert, De Maastuinen'.