Plan: | Bruchem, De Kosterijstraat naast 2 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0297.BRUBP20120003-OH01 |
Binnen de natuurbescherming in Nederland wordt onderscheid gemaakt tussen bescherming van gebieden en van soorten. Hieronder wordt eerst ingegaan op de gebiedsbescherming en vervolgens op de soortenbescherming.
De bescherming van gebieden is geregeld via de Natuurbeschermingswet 1998 en/of via bestemmingsplannen van de gemeenten. De Natuurbeschermingswet bepaald wat er wel en niet mag in de beschermde natuurgebieden. Activiteiten die mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de natuurwaarden mogen niet plaats vinden zonder vergunning. Verder is iedereen verplicht zorgvuldig om te gaan met natuurgebieden, de zogenaamde zorgplicht.
De Vogelrichtlijn- (1979) en Habitatrichtlijngebieden (1992) worden in Nederland gecombineerd als Natura 2000-gebieden aangewezen. De al eerder aangewezen Vogelrichtlijngebieden worden daarbij opnieuw aangewezen. De aanwijzing van Natura 2000-gebieden is in 2007 begonnen en in 2008 afgerond.
Natura 2000 is een netwerk van Europese natuurgebieden. Het vormt de basis van het Europese natuurbeleid. Natura 2000 is gericht op de instandhouding en ontwikkeling van soorten en ecosystemen die voor Europa belangrijk zijn. Op basis van deze Europese richtlijnen is Nederland verplicht om beschermde habitats, soorten en hun leefgebieden in stand te houden of te herstellen. Daarvoor worden gebieden aangewezen waar deze soorten en habitats voorkomen.
Voor de aangewezen gebieden, veelal reeds onderdeel uitmakend van de ecologische hoofdstructuur, geldt een speciaal beschermingsregime. Bij uitbreiding of verandering van activiteiten of bij nieuwe activiteiten in of in de nabijheid van deze gebieden moet er getoetst worden of er significante gevolgen zijn voor de gebieden.
Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ( LNV) heeft in 1990 de Ecologische Hoofdstructuur ( EHS) geïntroduceerd. De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. De EHS bestaat onder andere uit Natura 2000-gebieden. De EHS is een plan in uitvoering en moet in 2018 klaar zijn.
Op veel plaatsen in het binnendijkse buitengebied van de gemeente Zaltbommel zijn bijzondere natuurwaarden te vinden. In de loop van de tijd en door toedoen van de mens is een zeer gevarieerd en ecologisch rijk cultuurlandschap ontstaan met onder meer botanisch rijke graslanden, vochtige weidevogelgebieden, bloemrijke bermen en dijktaluds, hoogstamboomgaarden, grienden en moerasbosjes.
Binnen het binnendijkse buitengebied van de gemeente Zaltbommel ligt één beschermd gebied uit de Natuurbeschermingswet, namelijk het in het westen gelegen gebied de Boezem van Brakel, welke is aangemeld als Habitatrichtlijngebied. Het is een binnen- en buitendijks gelegen gebied met stroomdalgraslanden, schrale graslanden, voedselrijke wateren en wilgenbossen. Deze wilgenbossen hebben na verloop van tijd steeds meer het karakter van stroomdalbossen gekregen. Het gebied is vooral van belang voor de grote modderkruiper (tabel 3). Andere voorkomende soorten zijn bittervoorn (tabel 3), kleine modderkruiper (tabel 2), rivierdonderpad (tabel 2), kamsalamander (tabel 3). Het gebied is tevens rijk aan vogelsoorten. Ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maken, mogen dit gebied niet negatief beïnvloeden.
Tot de Gelderse Ecologische Hoofdstructuur behoren de Nieuwendijk, Meidijk, Capreton en Drielsche Wetering. De Meidijkse wielen zijn aangewezen als ecologische verbindingszone. Dit zijn waardevolle structuren die nog duidelijk herkenbaar zijn in het landschap. De Drielsche Wetering, de grienden, de restanten van hakhoutbosjes en de eendenkooien rond de Capreton zijn tevens onderdeel van een Ecologische Verbindingszone (EVZ).
Er bevinden zich geen Vogelrichtlijngebieden in de gemeente en voorts is het plangebied niet gelegen in de EHS. Derhalve wordt niet verwacht dat de planologische mutatie nadelige gevolgen heeft op de bestaande flora en fauna.
Sedert 2002 is de Flora- en faunawet van kracht. Deze wet regelt de bescherming van een groot aantal planten- en diersoorten. Voor handelingen die strijdig zijn met de verbodsbepalingen betreffende planten op hun groeiplaats of dieren in hun natuurlijke leefomgeving moet ontheffing worden aangevraagd. Daarnaast geldt de zogenaamde zorgplicht. Een ieder (van de projectontwikkelaar tot aan de uitvoerder) dient zo te handelen, of juist handelingen na te laten, dat de in het wild voorkomende dier- en plantensoorten daarvan geen of zo min mogelijk hinder ondervinden.
De Flora- en faunawet gaat uit van het 'nee, tenzij'-beginsel: beschermen staat voorop, ingrijpen is een uitzondering. Indien door een ruimtelijke ingreep aantasting van (het leefgebied van) beschermde dieren en/ of plantsoorten plaats vindt, is voor uitvoering van de plannen ontheffing vereist ex artikel 75 van de Flora- en faunawet.
Ten behoeve van het plan is middels een quickscan onderzocht of de planologische mutatie effect heeft op de betekenis van de Flora- en faunawet. Deze quickscan is uitgevoerd door Buro Maerlant in samenwerking met Aveco de Bondt op 19 september 2011. De rapportage van het onderzoek is opgenomen in bijlage 2 van deze toelichting.
Uit het onderzoek blijken, op eventueel broedende vogels na, géén vaste rust- of verblijfplaatsen aanwezig te zijn van strikter beschermde soorten, of zijn effecten op voorhand uitgesloten (vleermuizen). In bomen en struiken in het plangebied kunnen algemene vogels eventueel broeden. Het betreft algemene soorten van tuinen en parken. Buiten het broedseizoen zijn nesten van deze vogels niet beschermd, daar deze vogels zelf nesten kunnen bouwen en flexibel in hun keuze van nestplaats zijn en alternatieven ruimschoots aanwezig blijven. Eén nestkast is beoordeeld als geschikt voor huismus. In het plangebied zelf en de nabije omgeving werden echter geen huismussen waargenomen. Bij tijdige gerichte verplaatsing van de nestkasten naar de directe omgeving zijn negatieve effecten op eventueel aanwezige holenbroeders zoals koolmees, pimpelmees maar ook eventueel huismus, uitgesloten.
De gemeente beschikt over een lijst waarop de monumentale bomen zijn aangegeven. De bomen binnen het plangebied zijn niet opgenomen in deze lijst. De ontwikkeling en de eventuele kap van bomen binnen het plangebied, is daardoor niet in strijd met de bomenlijst van de gemeente.
Op basis van het veldonderzoek wordt aanbevolen bij de werkzaamheden rekening te houden met eventueel broedende vogels. Alle broedgevallen zijn beschermd onafhankelijk van de hier boven genoemde globale periode.
Conclusie
De conclusie van het onderzoek luidt dat de planologische mutatie geen nadelige gevolgen heeft voor de aanwezige flora en fauna.