Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Brakel, Molenkamp-Zuidwest
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0297.BKLBP20210023-VS01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan ‘Brakel, Molenkamp-Zuidwest’ met identificatienummer NL.IMRO.0297.BKLBP20210023-VS01 van de gemeente Zaltbommel.
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aan huis verbonden beroepen:
het in een woning met bijbehorende gebouwen beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteld-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, zulks met behoud van de woonfunctie van de betreffende woning (zie de bijlage Aan huis gebonden beroepen en bedrijven);
 
1.4 aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten:
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke – geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen – bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend (zie de bijlage Aan huis gebonden beroepen en bedrijven);
 
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur op de verbeelding van het bestemmingsplan, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.7 achtergrens bouwvlak:
een van de openbare weg en/of fiets- en voetpad afgekeerde grens van het bouwvlak;
 
1.8 arbeidsmigranten:
personen die hun vaste woon-, of verblijfplaats in een ander Europees land dan Nederland hebben en op grond van een EU-paspoort of tewerkstellingsvergunning legaal in Nederland werkzaam zijn;
 
1.9 archeologische waarde:
terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar alle vóór tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;
 
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.11 bebouwingspercentage:
het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
 
1.12 bedrijf:
een onderneming waarin doorgaans met economisch oogmerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, verwerkt en/of opgeslagen.
 
1.13 begane grond:
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;
 
1.14 bestaand:
bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een verleende bouwvergunning en/of omgevingsvergunning;
gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en ook aanwezig mocht zijn op grond van het voorafgaande planologische regime.
 
1.15 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
 
1.16 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.17 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
1.18 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
 
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.20 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
 
1.21 bouwvlak:
de geometrisch bepaalde planobjecten die als zodanig zijn genoemd in de regels;
  
1.22 bouwwijze:
  • de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, te weten vrijstaand halfvrijstaand of aaneengebouwd, waarbij: onder “vrijstaand” wordt verstaan dat de hoofdgebouw van een woning niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;
  • onder “aaneengebouwd” wordt verstaan dat de hoofdmassa deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdmassa’s, die naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdmassa’s begrensd, met uitzondering van de hoofdmassa’s die de aldus gevormde rij beëindigen;
 
1.23 dak:
een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk;
 
1.24 dakterras:
buitenruimte gelegen boven de goothoogte of boeiboordhoogte van een (deel van een) gebouw,
 
1.25 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit niet zijnde horeca.
 
1.26 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.27 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.28 huishouden:
een persoon of groep personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling;
 
1.29 kap:
een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 20° en ten hoogste 75°;
 
1.30 ondergeschikt bouwdeel:
een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een liftopbouw, reclame-uitingen, technische installaties zoals een koelmotor of antenne, een dakvenster, een balkon, een luifel, een galerij, schoorsteen en een bloemenvenster, met uitzondering van een erker c.q. een uitgebouwd gedeelte van een gebouw (ter uitbreiding van het grondoppervlak op de begane grond).
 
1.31 overige bouwwerken:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.32 overkapping:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde met maximaal één gesloten wand;
 
1.33 plat dak:
een dak met een dakhelling van minder dan 20°;
 
1.34 prostitue(e):
degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.35 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.36 raamprostiutie:
een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins vanuit een gebouw de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor publiek besloten ruimte plaatsvinden;
 
1.37 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.38 tuin:
het gebied binnen de bestemming wonen voorzover niet gelegen binnen het bouwvlak en de aanduiding bijgebouwen;
 
1.39 verdiepingen:
de bouwlagen van een gebouw gelegen boven de begane grondlaag;
 
1.40 voorgevel:
een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw;
 
1.41 voorgevelrooilijn:
de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;
 
1.42 wonen:
het huisvesten van een huishouden in een woning/wooneenheid;
 
1.43 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat uitsluitend mag worden gebruikt voor de huisvesting van één huishouden;
 
1.44 wooneenheid:
een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat uitsluitend mag worden gebruikt voor de huisvesting van één huishouden.
 
1.45 zorg- of begeleidingsafhankelijke bewoning:
twee of meerdere personen, die geen huishouden vormen, maar in een situatie of traject afhankelijk van zorg- en begeleiding, zoals bedoeld in de Woonzorgvisie, voor een bepaalde periode of regulier gezamenlijk in een woning of woonvorm wonen, waarbij iedereen minimaal beschikt over een eigen onzelfstandige wooneenheid (kamer) en er sprake is van een aantal gemeenschappelijke voorzieningen.
 
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 de dakhelling
de helling van het (deel van) het dak en het horizontale vlak;
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
de hoogte in meters van de druiplijn, de bovenkant van de goot, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel, gemeten vanaf peil;
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer en de buitenzijden (van gevels, (en/of het hart van de scheidsmuren) daken en dakkapellen);
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
de hoogte in meters van het hoogste punt van een bouwwerk, gemeten vanaf peil, met dien verstande, dat bij de meting van de bebouwingshoogte van een gebouw schoorstenen, lichtkoepels balkonhekken en dergelijke aan een gebouw ondergeschikte bouwdelen buiten toepassing blijven;
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
de oppervlakte van een bouwwerk door middel van loodrechte projectie van het dakvlak; indien en voor zover het overstek kleiner is dan 0,5 m, gelden, in afwijking van het voorgaande, de buitenkant van de muren als bebouwde oppervlakte;
 
2.6 peil 
  • voor dijkwoningen, de kruin van de dijk;
  • voor overige gebouwen, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
 
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Wonen
 
3.1 Functieomschrijving
 
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. grondgebonden woningen met de bijbehorende voorzieningen, tuinen, erven, groenvoorziening, parkeervoorzieningen, paden e.d.;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. groenvoorzieningen
3.2 Nadere detaillering van de functieomschrijving
 
3.2.1 Aan huis verbonden beroepen
 
Gebruik van een deel van de woning en/of het bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits: 
  1. de woonfunctie als overwegende functie gehandhaafd blijft;
  2. de te gebruiken oppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep aan huis niet meer bedraagt dan 30 m².
3.2.2 Aan huis verbonden bedrijf
 
Het gebruik van een deel van de woning en/of het bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf is uitsluitend toegestaan indien de omgevingsvergunning als bedoeld in 3.5.1. is verleend.
 
3.2.3 Parkeren 
  1. Per woning dienen binnen het plangebied minimaal 2 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd en in stand gehouden;
  2. Voor vrijstaande woningen geldt dat de parkeerplaatsen zoals bedoeld onder a. op eigen terrein en dus binnen de bestemming ‘Wonen’ dienen te worden gerealiseerd en in stand gehouden, waarbij geldt dat bijbehorende bouwwerken (zijnde garages) niet worden meegeteld als zijnde parkeerplaats en de parkeerplaatsen naast elkaar gesitueerd moeten worden.
3.3 Bouwregels
 
3.3.1 Algemeen 
  1. Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming, zoals woningen in de vorm van hoofdgebouwen met bijbehorende bouwwerken, alsmede overige bouwwerken.
  2. Alle bebouwing vindt plaats binnen het bouwvlak, behalve niet grondgebonden ondergeschikte bouwdelen (zoals luifels, dakgoten of dakoverstekken); deze mogen vanaf de eerste verdieping maximaal 0.50 meter buiten het bouwvlak vallen.
3.3.2 Hoofdgebouwen
 
Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels: 
  1. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ mogen alleen vrijstaande woningen worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ mogen alleen aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
  3. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  4. per bouwvlak is maximaal het aantal wooneenheden toegestaan zoals op de verbeelding aangegeven;
  5. de goothoogte bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven goothoogte;
  6. de bouwhoogte bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte;
  7. de voorgevel van een hoofdgebouw mag uitsluitend in de voorgevellijn worden gebouwd;
  8. bouwen onder peil is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
3.3.3 Vrijstaande hoofdgebouwen
 
Voor vrijstaande hoofdgebouwen gelden tevens de volgende regels: 
  1. de inhoud van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 750 m3;
  2. het is toegestaan om voor de voorgevellijn een erker te realiseren, mits deze niet breder is dan 50% van de gevel van het hoofdgebouw, niet groter dan 6 m2 en niet dieper dan 1.50 meter;
  3. de woning dient voorzien te zijn van een kap, waarbij de dakhelling minimaal 30 en maximaal 60 graden dient te bedragen;
  4. de goothoogte bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven goothoogte;
  5. de bouwhoogte bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte;
3.3.4 Bijbehorende bouwwerken
 
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels: 
  1. bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht op minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', en, indien sprake is van een bouwvlak, ter plaatse van het bouwvlak;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag per woning maximaal 100 m² bedragen, met een maximum van 50% van het bouwperceel achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  3. indien bij de vrijstaande woningen het bijgebouw wordt uitgevoerd met een hellend dak, dient het te worden uitgevoerd overeenkomstig het hellende dak van het hoofdgebouw;
  4. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken de goothoogte tevens de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 cm mag bedragen;
  5. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  6. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  7. de afstand van bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt bij vrijstaande woningen minimaal 1 m.
  8. de afstand van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot enig ander gebouw op het bouwperceel, bedraagt minimaal 1 m.
3.3.5 Maatvoering overige bouwwerken
 
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 
  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  2. in aanvulling en afwijking van het bepaalde onder a zijn er geen gebouwde erf- of terreinafscheidingen toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van wonen – groene erfafscheiding 1’
  3. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer dan 3 m bedragen;
  4. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  5. zwembaden worden achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 1,2 m mag bedragen;
  6. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2 m bedragen.
3.3.6 Voorwaardelijke verplichting groene erfafscheiding
 
Voor de bouwpercelen waarop een woning mag worden gebouwd en die grenzen aan of gelegen zijn in de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – groene erfafscheiding 1' geldt het volgende: 
  1. Het bouwperceel mag niet voor wonen worden gebruikt indien niet voldaan wordt aan het volgende:
    1. erfafscheidingen tussen het openbare en privé-terrein dienen aan de straatzijde, of voor zover gelegen voor (het verlengde van) de voorgevellijn, te worden uitgevoerd met lage hagen van, bijvoorbeeld, haagbeuk of liguster van maximaal 1 meter hoog;
    2. erfafscheidingen elders dienen te worden uitgevoerd met hagen van maximaal 2 meter hoog.
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
3.4.1 Strijdig gebruik
 
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor: 
  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor (zelfstandige) bewoning;
  2. het gebruik van woningen en/of wooneenheden anders dan voor de huisvesting van één huishouden, waaronder in ieder geval wordt begrepen kamerverhuur en het gebruik voor zorg- en begeleidingsafhankelijke bewoning.
  3. het gebruik van ruimten binnen een woning en/of bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  4. het gebruik van de in deze bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting.
3.4.2 Uitzondering
 
Het bepaalde onder sub 3.4.1. sub a is niet van toepassing indien er sprake is van een op legale wijze tot stand gekomen gebruik door meer dan één huishouden, dan wel door een bestaande zorg- of begeleidingsafhankelijke woning.
     
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.5.1 Omgevingsvergunning aan huis verbonden bedrijfsactiviteit
 
Het bevoegd gezag is bevoegd om af te wijken van het bepaalde in 3.4.1 onder b, teneinde binnen een woning en/of bijbehorend bouwwerk de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 
  1. de woonfunctie dient als overwegende functie gehandhaafd te blijven;
  2. het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en mag geen afbreuk doen aan het karakter van de buurt;
  3. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot een onevenredige parkeerdruk;
  4. (detail)handel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;
  5. de te gebruiken oppervlakte ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf mag maximaal 30 m² bedragen.
3.5.2 Wonen in een zorg- of begeleidingsafhankelijke woning
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor het huisvesten van wonen in de vorm van een zorg- of begeleidingsafhankelijke woning, mits dit in overeenstemming is met de 'Woonzorgvisie Bommelerwaard 2020-2024', die op 7 november 2019 is vastgesteld of de rechtsopvolger van deze beleidsregel.
 
3.5.3 Huisvesting arbeidsmigranten 
  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor het huisvesten van arbeidsmigranten, niet zijnde geconcentreerde huisvesting, mits één en ander past binnen de gestelde randvoorwaarden en uitgangspunten die zijn gesteld in het 'Beleid huisvesting arbeidsmigranten gemeente Zaltbommel 2019', dat op 20 juni 2019 is vastgesteld of de rechtsopvolgers van deze beleidsregel.
  2. Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kan het college van burgemeester en wethouders voorwaarden stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is:
    1. om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
    2. om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
    3. om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
    4. om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.
 
 
Artikel 4 Groen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. groenvoorzieningen en beplantingen;
  2. paden en parkeervoorzieningen;
  3. sport- en spelvoorzieningen;
  4. beeldende kunstwerken;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Algemeen
 
Uitsluitend zijn toegestaan overige bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.
 
4.2.2 Overige bouwwerken
 
De overige bouwwerken dienen aan het volgende te voldoen: 
  1. de hoogte van overige bouwwerken ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m;
  2. de hoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
4.3.1 Strijdig gebruik
 
Tot een met het plan strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor:
  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het aanbrengen van paden en parkeervoorzieningen met een oppervlakte waarbij meer dan 15% van de bestemming wordt verhard;
  3. het bedrijfsmatig gebruiken van de gronden.
  
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. wegen, voet- en fietspaden;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. openbare sport- en spelvoorzieningen;
  5. verblijfsvoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. beeldende kunstwerken;
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. voorzieningen ten behoeve van het financiële verkeer;
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
  
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Algemeen
 
Uitsluitend zijn toegestaan: 
  1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, verblijfsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en openbare sport- en spelvoorzieningen, voorzieningen t.b.v. het financiële verkeer;
  2. overige bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.
5.2.2 Situering en maatvoering van gebouwen
 
Voor gebouwen gelden de volgende regels: 
  1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
5.2.3 Maatvoering overige bouwwerken
 
De overige bouwwerken dienen aan het volgende te voldoen: 
  1. de hoogte van overige bouwwerken ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m;
  2. de hoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.
  
 
3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uit-voering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 7 Algemene bouwregels
 
7.1 Ondergeschikte bouwdelen
 
7.1.1 Overschrijding bouw- en bestemmingsgrenzen
 
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, regenpijpen, stoeptreden, luifels, installaties, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,0 m bedraagt.
 
7.1.2 Overschrijding bouwhoogte
 
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen is overschrijding van de bouwhoogte toegestaan door ondergeschikte bouwdelen, als gevelversieringen, ventilatiekanalen, installaties, regenpijpen, liftkokers e.d., mits de overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte niet meer dan 1,0 m bedraagt.
  
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
 
Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling van dit bestemmingsplan vergunning voor het afwijken kan worden verleend, door middel van het verlenen van een vergunning, afwijken van de in dit bestemmingsplan voorgeschreven maatvoering, afmetingen, en percentages tot niet meer dan 10% van die maatvoering, afmetingen en percentages, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
 
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
9.1.1 Algemeen
 
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
9.1.2 Afwijken
 
Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van artikel 9.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 9.1.1 met maximaal 10%.
 
9.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
 
Artikel 9.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
  
9.2 Overgangsrecht gebruik
 
9.2.1 Algemeen
 
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
9.2.2 Strijdig gebruik
 
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 9.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
9.2.3 Verboden gebruik
 
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 9.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
9.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
 
Artikel 9.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  
Artikel 10 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan ‘Brakel, Molenkamp-Zuidwest’