direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Brakel, Leuvensveldseweg 2
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0297.BGBBPW20210035-VS01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Aanleiding

1.1 Omschrijving aanleiding

In voorliggend wijzigingsplan wordt het bouwvlak op het perceel aan de Leuvensveldseweg 2 te Brakel vergroot. In het ontwerp-bestemmingsplan buitengebied van 2013 is het agrarisch bouwvlak aan de Leuvensveldseweg 2 in Brakel vergroot tot 1,5 ha. Dit gebeurde naar aanleiding van een inspraakreactie van de eigenaar. Bij vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied Zaltbommel' in 2014 is het agrarisch bouwvlak per abuis verkleind ten opzichte van het ontwerp-bestemmingsplan. Het college van B&W heeft destijds aangegeven dit mee te nemen in een reparatieronde, maar die heeft tot nu toe niet plaatsgevonden. De grondeigenaar heeft aangegeven niet langer te willen wachten en zekerheid te willen over de vergroting van het bouwvlak. De eigenaar van het perceel verzoekt het college van B&W om dit nu te repareren. Het geldende bestemmingsplan bevat een wijzigingsbevoegdheid op basis waarvan het bouwvlak vergroot kan worden. Om van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik te maken is dit wijzigingsplan opgesteld.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt aan de Leuvensveldseweg, ten zuidwesten van de kern Brakel, tussen de Waal en de N322 in. Het plangebied omvat het kadastrale perceel met nummer 94 onder sectie N van kadastrale gemeente Brakel. Het plangebied is in het geheel omringd door agrarisch gebied. Aan de west- en noordzijde bevindt zich natuurgebied langs de oevers van de Waal. Aan de zuid- en oostzijde bevindt zich de Leuvensveldseweg.

Het plangebied is weergegeven met een rood kader in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0297.BGBBPW20210035-VS01_0001.jpg"

Afbeelding: Overzicht ligging plangebied Leuvensveldseweg 2 te Brakel (Bron: ESRI Nederland)

1.3 Geldend bestemmingsplan

De geldende bestemmingsplannen zijn 'Buitengebied Zaltbommel' (vastgesteld in 2014), 'Buitengebied Parapluplan Nieuwe Hollandse Waterlinie' (2015), 'Parapluplan parkeren' (2018), 'Parapluherziening verkamering woningen' (2020) en 'Paraplubestemmingsplan kleinschalige opwekking windenergie' (2021).

Het plangebied heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden' en grotendeels de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Bovendien valt het plangebied binnen de gebiedsaanduiding 'Nieuwe Hollandse Waterlinie'.

Met artikel 4.7.1 van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Zaltbommel'. wordt het agrarisch bouwvlak vergroot tot 1,5 ha.

afbeelding "i_NL.IMRO.0297.BGBBPW20210035-VS01_0002.jpg"

Afbeelding: vigerende bestemmingsplan van het plangebied (Bron: Ruimtelijke Plannen)

Hoofdstuk 2 Ruimtelijke inpassing

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied van circa 9.000 m2 heeft in de huidige situatie een agrarische bestemming. Een groot deel van het plangebied bestaat uit agrarisch areaal en het andere deel bestaat uit erf. Op het erf zijn enkele bedrijfsgebouwen aanwezig, een bedrijfswoning. Daarnaast is een deel van het erf rondom de bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning verhard.

Aan de zuidzijde (Leuvensveldseweg) liggen twee opritten ten behoeve van de bedrijfsgebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0297.BGBBPW20210035-VS01_0003.jpg"

Afbeelding: Luchtfoto van het plangebied (bron: ESRI Nederland)

afbeelding "i_NL.IMRO.0297.BGBBPW20210035-VS01_0004.png"

Afbeelding: Impressie plangebied (Bron: Google Maps, 2021)

2.2 Plan (ontwerp en eindsituatie)

Voorliggend planvoornemen betreft de vergroting van het bouwvlak tot circa 1,5 ha. Het nieuwe bouwvlak omvat hetzelfde bouwvlak als in het ontwerp-bestemmingsplan 'Buitengebied, Zaltbommel' (19 februari 2013). De wijziging van de grootte van het bouwvlak is weergegeven op onderstaande afbeelding.

In fysiek opzicht verandert er met dit wijzigingsplan dus niets op het erf. De aanwezige bebouwing blijft gehandhaafd en blijft in de huidige staat in gebruik. Enkele de planologische mogelijkheden worden verruimd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0297.BGBBPW20210035-VS01_0005.jpg"

Afbeelding: Overzichtstekening van de beoogde wijziging van het bouwvlak met het bestaande zwarte bouwvlak en het nieuwe rode bouwvlak

2.3 Toetsing aan de wijzigingsvoorwaarden

Er wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid uit Artikel 4.7.1 binnen het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Zaltbommel'. Met de wijzigingsbevoegdheid kan het college van B&W onder voorwaarden medewerking kan verlenen aan een initiatief. Onderstaand worden deze voorwaarden behandeld.

2.3.1 Verschuiven en/of vergroten bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits de noodzaak voor een doelmatige en volwaardige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond, het plan te wijzigen ten behoeve van het verschuiven en/of vergroten van het bouwvlak tot een oppervlakte van maximaal 1,5 ha, onder de voorwaarden dat:

  • a. het bouwvlak in de nieuwe situatie een compacte vorm heeft en voor ten minste 50% van de oppervlakte van de daarin begrepen gronden, dezelfde gronden blijft omvatten als ten tijde van het inwerkingtreden van het plan;

Het nieuwe bouwvlak omvat in ieder geval dezelfde gronden als het oude bouwvlak, met daarbij dus een vergroting. Het bouwvlak heeft tevens een compacte vorm en omvat voor ten minste 50% van de oppervlakte dezelfde gronden als ten tijde van inwerkingtreding van het plan.

  • b. als gevolg van de wijziging geen gebouw buiten het bouwvlak komt te liggen;

Er komt als gevolg van de wijziging geen gebouw buiten het bouwvlak te liggen. Het nieuwe bouwvlak wordt groter en omvat eveneens het gebied van het huidige bouwvlak, waarbinnen de bebouwing al gesitueerd is.

  • c. vergroting van het bouwvlak niet mogelijk is voor zover het een intensieve veehouderij betreft;

Het huidige bouwvlak omvat geen intensieve veehouderij.

  • d. er wordt aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura2000-gebied, dan wel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstelling van het Natura2000-gebied;

Het vergoten van het bouwvlak betreft het herstellen van een fout en daarmee is in dit specifieke geval geen onderzoek nodig. Wel zal er in het geval van bouwplannen binnen het nieuwe bouwvlak ook voldaan moeten worden aan de wet natuurbescherming. De gevolgen voor stikstofdepositie kunnen op dat moment worden beoordeeld.

  • e. omliggende waarden door de wijziging in het bouwvlak niet onevenredig worden aangetast;

Met het herstellen van het bouwvlak vinden er geen fysieke aanpassingen in het plangebied plaats. Hierdoor worden de omliggende waarden met de wijziging niet aangetast.

  • f. rekening wordt gehouden met de omliggende functies;

Rondom het bouwvlak ligt enkel de agrarische bestemming. De aanpassing van het bouwvlak houdt rekening met omliggende functies.

  • g. de verandering van het bouwvlak landschappelijk wordt ingepast in welk kader een inrichtings- en beplantingsplan dient te worden opgesteld.

Het vergoten van het bouwvlak betreft het herstellen van een fout en daarmee is in dit specifieke geval geen landschappelijke inpassing met een inrichtings- en beplantingsplan nodig. Indien er bouwplannen zijn wordt er alsnog een inrichtings- en beplantingsplan aan de ondernemer gevraagd.

Hoofdstuk 3 Haalbaarheid

3.1 Archeologie en cultuurhistorie

3.1.1 Archeologie

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook te worden aangegeven op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

De gemeente Zaltbommel heeft op 7 juli 2011 eigen archeologiebeleid met een archeologische inventarisatie en bijbehorende kaart vastgesteld. Hierin zijn onder meer vrijstellingsgrenzen voor oppervlakten en diepten opgenomen. Dit beleid is op 1 september 2011 in werking getreden. De reden voor het vaststellen van het beleid is het voorkomen van onnodig onderzoek en slechts voor de gebieden waar archeologische waarden te verwachten zijn, wel te besluiten tot nader onderzoek (en alleen als de ontwikkeling de beide vrijstellingsgrenzen overschrijdt).

afbeelding "i_NL.IMRO.0297.BGBBPW20210035-VS01_0006.png"

Het bovengenoemde beleid is vertaald in dit wijzigingsplan.

Toets beleidszones
Hieronder is een uitsnede van de beleidskaart archeologie van het plangebied opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0297.BGBBPW20210035-VS01_0007.png"

Op het plangebied zijn de volgende beleidszones van toepassing :

  • Waarde-archeologie 3
  • Geen waarde-archeologie

Uit de toets aan de beleidszones blijkt dat geen archeologisch onderzoek nodig is met als doel te bepalen of bij de voorgenomen wijziging de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast.

Conclusie
Vanuit het aspect archeologie bestaan er geen belemmeringen voor de vergroting van het bouwvlak die met dit wijzigingsplan wordt mogelijk gemaakt.

3.1.2 Cultuurhistorie

Menselijke ingrepen hebben voor kenmerkende en waardevolle cultuurhistorische waarden gezorgd. In de gemeente Zaltbommel zijn waardevolle elementen aanwezig die een natuurlijke geschiedenis hebben en die een door de mens gevormde geschiedenis hebben. De gemeente Zaltbommel heeft een cultuurhistorische inventarisatie uitgevoerd naar zowel waardevolle structuren, gebieden en dorpsgezichten als afzonderlijke elementen. Dat heeft geresulteerd in een inventarisatiekaart die op 7 juli 2011 door de gemeenteraad is vastgesteld. Belangrijke cultuurhistorische waarden zijn:

De aan de rivieren gerelateerde oeverwallen met bebouwingsstructuren;

  • De wetering Capreton;
  • De Nieuwe Hollandse Waterlinie;
  • Rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten (Zaltbommel en Nederhemert-Zuid);
  • Gemeentelijk beschermd dorpsgezicht (Gameren);
  • Gemeentelijke en rijksmonumenten;
  • Historische buitenplaatsen (Huis Brakel).

Planspecifiek
Het plangebied valt binnen het plangebied van het parapluplan 'Buitengebied Parapluplan Nieuwe Hollandse Waterlinie'. Het nieuwe bouwvlak omvat in dit parapluplan een dubbelbestemming 'Waarde - Nieuwe Hollandse Waterlinie' en een gebiedsaanduiding 'overige zone - kernzone'. Hier wordt rekening mee gehouden bij bouwplannen. In of in de nabijheid van het plangebied zijn verder geen waardevolle cultuurhistorische waarden aanwezig.

Conclusie
Vanuit cultuurhistorie bestaan geen belemmeringen voor de wijziging die met dit plan mogelijk wordt gemaakt.

3.2 Milieu

3.2.1 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit milieuoogpunt kan een bepaalde afstand tussen een milieubelastende activiteit en een milieugevoelig object noodzakelijk zijn. Deze afstand heeft als doel bijvoorbeeld om ter plaatse van een 'gevoelig' object, zoals woningen, een aanvaardbaar geur-, geluid- of veiligheidsniveau te realiseren. Deze afstand wordt een milieuzonering genoemd. Een milieuzonering vormt het indirecte ruimtegebruik van een milieubelastende activiteit. In de uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten zijn richtafstanden opgenomen, waarmee rekening moet worden gehouden ten opzichte van gevoelige functies. Het gaat daarbij zowel om de invloed van omliggende milieubelastende activiteiten op nieuwbouwplannen, als om invloed van eventuele nieuwe milieubelastende activiteiten op milieugevoelige bestemmingen in de omgeving.

Planspecifiek

Voorliggend plan betreft de uitbreiding van de mogelijkheid voor een milieubelastende activiteit. Het akkerbouwbedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij, heeft volgens de uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' een richtafstand van 30 meter tot gevoelige functies voor wat betreft geluid. Door vergroting van het bouwvlak komen geen milieugevoelige bestemmingen binnen deze zone te liggen.

 

Conclusie
Het planvoornemen omvat geen milieugevoelige bestemming of milieubelastende activiteit binnen de richtafstand. Hiermee vormt het aspect milieuzonering geen belemmeringen voor het planvoornemen.

3.2.2 Geur

Op 110 meter van het plangebied bevindt zich aan de Prinkweg 3 een veehouderij. Echter, op dit bedrijf worden enkel dieren zonder emissiefactoren gehouden op voldoende afstand van het plangebied. Verder liggen er in de directe omgeving geen agrarische bedrijven in de vorm van veehouderijen. Het initiatief ligt bovendien volgens het gemeentelijk geurbeleid niet binnen een geurcontour van een agrarisch bedrijf. Het plangebied is gelegen binnen een zone waar een goed leefklimaat heerst.

Conclusie
Vanuit het aspect geur(hinder) van (agrarische) bedrijvigheid zijn er geen belemmeringen voor dit initiatief.

3.2.3 Geluid verkeer

Bij de realisatie van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen dient inzichtelijk te worden gemaakt of de geluidsinvloed van omliggende wegen en spoorlijnen voldoet aan de grenswaarden die zijn gesteld in de Wet geluidhinder (Wgh). De Wgh hanteert de volgende hoofdindeling van geluidgevoelige gebouwen:

  • Woningen;
  • Andere geluidsgevoelige gebouwen (onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, kinderdagverblijven);
  • Geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaatsen en bestemde ligplaatsen voor woonschepen).

Planspecifiek

De bedrijfswoning in het plangebied wordt niet gezien als een geluidgevoelig gebouw. Derhalve is nader onderzoek t.b.v. deze locatie niet nodig.

Conclusie
Vanuit het aspect geluid (verkeer) zijn er geen belemmeringen voor dit initiatief.

3.2.4 Bodem

Bij het opstellen van een wijzigingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening worden onderzocht of de voorgenomen bestemming niet wordt belemmerd door bodemverontreiniging. In het belang van de bescherming van het milieu zijn, om de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming. Deze wet is van toepassing op wijzigingsplannen die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken. De bodem dient geschikt te zijn voor de beoogde functie, in dit geval voor de functie wonen.

Planspecifiek
Tegen de voorgenomen wijziging van het bouwvlak van de onderzoekslocatie zijn geen zwaarwegende milieuhygiënische bezwaren aan te voeren.

Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen wijziging.

3.2.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.

Planspecifiek

Het plangebied bevindt zich binnen de invloedsgebieden van de Waal, Betuweroute en een aardgasleiding. Echter, het gebied ligt niet binnen de PR 10-6-contour van een risicobron, danwel binnen de 200 meter zones van de transportroutes. Hierdoor vormen deze risicobronnen geen belemmering voor het plan.

Met voorliggend plan is geen sprake van het mogelijk maken van een nieuw (beperkt) kwetsbaar object. Binnen de bedrijfsbestemming kan wel het bestaande (beperkt) kwetsbaar object worden uitgebreid, maar dit leidt dan niet tot een nieuw (beperkt) kwetsbaar object. Volgens het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Zaltbommel' kunnen binnen het bouwvlak namelijk geen nieuwe en/of extra (bedrijfs)woningen worden gebouwd. Hierdoor is geen verantwoording van het groepsrisico nodig.

Tot slot betreft het plangebied zelf geen uitbreiding van een risicovolle activiteit. De planregels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Zaltbommel' sluiten het oprichten van risicovolle activiteiten binnen de agrarische bestemming niet uit, maar het is niet aannemelijk dat er hier een risicovolle activiteit zal worden opgericht.

Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

3.2.6 Luchtkwaliteit

Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse. De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk 5 (artikel 5,16) van de Wet milieubeheer (Wm).

Een bestemmingsplan mag ingevolge deze regelgeving vastgesteld worden indien er sprake is van één van de volgende gevallen:

  • a. Er is geen sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden.
  • b. De concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht verbetert of blijft ten minste gelijk.
  • c. Het plan draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht.
  • d. De ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Een nadere uitwerking van de regelgeving met betrekking tot het begrip 'niet in betekende mate' is vastgelegd in het 'Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven.

Het Besluit NIBM heeft een aantal NIBM-grenzen vastgesteld, waarvan met zekerheid kan worden gesteld dat de 3%-grens niet wordt overschreden, te weten:

  • 1. Woningbouw: 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en = 3.000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
  • 2. Kantoorlocaties: = 100.000 m² bruto vloeroppervlakte bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en = 200.000 m² bruto vloeroppervlakte bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

In alle overige gevallen of combinaties van bovenstaande grenzen moet middels een berekening worden aangetoond of de bijdrage niet in betekenende mate is of dat de grenswaarden niet worden overschreden. Tevens is in het Besluit NIBM een anticumulatie bepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving van het projectgebied moeten worden meegenomen in de beoordeling van het betreffende plan. Hiermee wordt voorkomen dat verschillende NIBM-projecten samen toch in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit.

Toetsing
Het initiatief betreft een wijziging van een bouwvlak. Dit betekent dat de ontwikkeling ruim onder de NIBM-grenzen valt.

Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen wijziging.

3.2.7 Besluit milieueffectrapportage

Algemeen
Op 21 februari 2011 heeft de wetgever het Besluit milieueffectrapportage en het Besluit omgevingsrecht gewijzigd. De belangrijkste wijziging is onder andere: het meer in overeenstemming brengen van het Besluit m.e.r. met de Europese richtlijn m.e.r. Hierbij hebben onder andere de zogenaamde drempelwaarde voor activiteiten een indicatief karakter gekregen. Met deze wijziging is bepaald dat voor activiteiten die op de bij het besluit m.e.r. behorende C- en D-lijst zijn opgenomen, altijd aandacht aan m.e.r. dient te worden geschonken. Hierbij dient te worden bepaald of een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Ook als de richtwaarden uit onderdeel D van het besluit niet worden overschreden moet het bevoegd gezag zich ervan vergewissen of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. De toetsing is vormvrij, maar aan de inhoud worden wel eisen gesteld. De toetsing vindt plaats aan de hand van de selectiecriteria in de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Getoetst moet worden op:

  • De kenmerken van het project;
  • De plaats van het project;
  • De kenmerken van mogelijke gevolgen.

Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • 1. Belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten. Er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk en het plan kan worden vastgesteld;
  • 2. Belangrijke nadelige milieugevolgen zijn niet uitgesloten. Er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor een m.e.r. Het plan is daarmee m.e.r.-plichtig.

Conclusie
Op basis van de voorgaande paragrafen over de milieuaspecten kan worden opgemaakt of een m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. Geen van de aspecten vormt een belemmering voor het planvoornemen om het bouwvlak te vergroten. De conclusie is dus dat geen milieueffectbeoordeling behoeft te worden opgesteld gelet op de kenmerken van de activiteit en de mate van de kwetsbaarheid van het milieu waarin het plangebied is gelegen en het gebied waarop het effect zou kunnen hebben.

3.3 Natuur

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Op grond van deze wet zijn de Natura 2000-gebieden beschermd. Daarnaast regelt de Wet natuurbescherming ook de bescherming van planten- en dierensoorten. In deze wet zijn de EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn). Nationaal beschermde soorten vallen ook onder deze wet.

De doelstelling is de bescherming en behoud van in het wild levende planten en dieren. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zonder ontheffing verboden zijn.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen vooraf de effecten op Natura 2000-gebieden onderzocht te worden. Ook dient vooraf onderzocht te worden of en welke beschermde dier- en plantensoorten voorkomen, wat hun beschermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voortbestaan van de gevonden soorten.

Planspecifiek
Voorliggend planvoornemen betreft een reparatie. Er worden geen gebouwen of bouwwerken gesloopt en geen bomen gekapt. Ten behoeve van de functiewijziging wordt enkel bodemverharding verwijderd.

Zowel voor soortbescherming als gebiedsbescherming kan gesteld worden dat er sprake is van een bestaande situatie. Derhalve zijn er geen negatieve effecten voor het aspect natuur.

Conclusie
Het aspect natuur vormt geen belemmering voor de voorgenomen functiewijziging.

Hoofdstuk 4 Juridische planopzet

Voor de juridische regeling is aangesloten bij het bestemmingsplan Buitengebied Zaltbommel, vastgesteld door de gemeenteraad op 27 juni 2013. Deze regeling is van toepassing verklaard op het onderhavige plan. Dit is terug te vinden in Artikel 2 Wijziging van de planregels.

De verbeelding omvat het voor het perceel te weten het bouwvlak van Leuvensveldseweg 2.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economisch

De gemeente is volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om kostenverhaal toe te passen bij:

  • a. de bouw van een of meer woningen;
  • b. de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  • c. de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m² bruto-vloeroppervlakte of met een of meer woningen;
  • d. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • e. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m² bruto-vloeroppervlakte bedraagt;
  • f. de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m² bruto-vloeroppervlakte.

Hiervoor dient een exploitatieplan vastgesteld te worden, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Het kostenverhaal is anderszins geregeld als de gemeente Zaltbommel met ontwikkelaar een anterieure overeenkomst heeft gesloten.

De ontwikkeling valt niet onder 1 van de onder a t/m f genoemde categorieën dus het was niet nodig om een exploitatieplan vast te stellen dan wel een anterieure overeenkomst te sluiten.

5.2 Maatschappelijk

Omdat het een reparatie betreft is er geen burgerparticipatie in het voortraject georganiseerd. Het ontwerp wijzigingsplan is van 27 januari 2022 tot 9 maart 2022 ter inzage gelegd. Dit heeft geen zienswijzen opgeleverd.