Plan: | Bruchem, Steenweg 1a / Sint Antoniestraat 1 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0297.BGBBPW20210013-VS01 |
Op het perceel aan de Steenweg 1a te Bruchem is de agrarische bedrijvigheid inmiddels beëindigd. Het verzoek is om de bestemming en gebruik te wijzigen ten behoeve van een opslagbedrijf van maximaal categorie 2. Er zijn twee bedrijfswoningen bij het bedrijf. Een van deze bedrijfswoningen wordt omgezet naar een burgerwoning (Steenweg 1a). De andere woning blijft de functie als bedrijfswoning behouden bij het opslagbedrijf (Sint Antoniestraat 1).
Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Zaltbommel'.
Het plangebied ligt ten zuiden van de provinciale weg N322, tussen Zaltbommel en Bruchem, ten noorden van de kruising van de Steenweg en de Sint Antoniestraat. Weergegeven met rood kader in onderstaande afbeelding.
In het plangebied zijn drie kadastrale percelen gelegen; perceel 390, 472 en 497 onder sectie N van kadastrale gemeente Kerkwijk. Het plangebied wordt aan de west- en zuidzijde begrenst door respectievelijk de Steenweg en Sint Antoniestraat. Aan de noordzijde is dit de grens van kadastraal perceel 497. Aan de oostzijde is de huidige begrenzing van het bouwvlak aangehouden.
Het geldende bestemmingsplannen zijn 'Buitengebied Zaltbommel' (vastgesteld in 2014), 'Parapluplan parkeren' (2018) en 'Parapluherziening verkamering woningen' (2020).
Het plangebied heeft de bestemming 'Agrarisch' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' en ' Waarde - Archeologie 2'. Binnen het agrarische bouwvlak is een aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen: 2' opgenomen.
Er wordt gebruik gemaakt van twee wijzigingsbevoegdheden binnen het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Zaltbommel'. Artikel 3.7.4 wordt gebruikt ten behoeve van de wijziging naar wonen (Steenweg 1a) en artikel 3.7.6 wordt gebruikt voor de bestemmingswijziging naar agrarisch verwante bedrijven of aan het buitengebied gebonden bedrijven (Steenweg 1b/ Sint Antoniestraat 1).
Voor iedere wijzigingsbevoegdheid zijn afzonderlijke voorwaarden opgesteld waarmee het college medewerking kan verlenen aan een initiatief. In paragraaf 2.3 worden de voorwaarden per wijzigingsbevoegdheid behandeld.
Het plangebied heeft in de huidige situatie een agrarische bestemming. Op het erf zijn enkele bedrijfsgebouwen aanwezig en een groot deel van erf ten noorden van de bedrijfsgebouwen is verhard.
Aan de westzijde (Steenweg) is een bedrijfswoning aanwezig. Deze wordt middels een schutting afgeschermd van de bedrijfsgebouwen ten oosten ervan. Aan de zuidoostzijde van het erf is een tweede bedrijfswoning aanwezig (St. Antoniestraat 1). Ten westen hiervan is een oprit aanwezig ten behoeve van de bedrijfsgebouwen.
Afbeelding: Luchtfoto van het plangebied (bron: Google Maps)
Voorliggend planvoornemen betreft de functiewijziging van agrarisch naar wonen (huidige bedrijfswoning aan de Steenweg 1a/westzijde) en opslagbedrijf in de bestaande bedrijfsgebouwen (aan de Steenweg 1b) met een maximale milieucategorie van 2 met een bedrijfswoning (huidige bedrijfswoning aan de Sint Antoniestraat 1/zuidoostzijde). Het opslagbedrijf wordt ontsloten door middel van een weg ten noorden van Steenweg 1a. Schematisch weergegeven op onderstaande afbeelding.
In fysiek opzicht verandert er dus niet veel op het erf.
Afbeelding: Overzichtstekening van de beoogde functiewijziging
Ten behoeve van het planvoornemen wordt, in lijn met de uitgangspunten van de wijzigingsbevoegdheden behandeld in paragraaf 2.3, een deel van de aanwezige verharding verwijderd. Het overzicht van de te verwijderen verharding is opgenomen als Bijlage 1. Aanvullend wordt ten behoeve van de landschappelijke meerwaarde circa 110 meter van de erfafscheiding aan de noordzijde van het perceel verwijderd.
De aanwezige bebouwing blijft gehandhaafd en blijft in de huidige staat in gebruik.
Er wordt gebruik gemaakt van twee wijzigingsbevoegdheden binnen het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Zaltbommel'. Artikel 3.7.4 wordt gebruikt ten behoeve van de wijziging naar wonen (Steenweg 1a) en artikel 3.7.6 wordt gebruikt voor de bestemmingswijziging naar agrarisch verwante bedrijven of aan het buitengebied gebonden bedrijven (Steenweg 1b/ Sint Antoniestraat 1).
Voor iedere wijzigingsbevoegdheid zijn afzonderlijke voorwaarden opgesteld waarmee het college medewerking kan verlenen aan een initiatief. Onderstaand worden de voorwaarden per wijzigingsbevoegdheid behandeld.
Het zuidwestelijke deel van het plangebied (Steenweg 1a) wordt in voorliggend plan omgezet van Agrarisch naar Wonen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt va n art. 3.7.4. Onderstaand worden voorwaarden van deze wijzigingsbevoegdheid benoemd en toegelicht.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het wijzigen van een bouwvlak in de bestemming 'Wonen', onder de voorwaarden dat:
Met uitzondering van het bedrijf aan de Sint Antoniestraat 1, wat mede onderdeel uitmaakt van voorliggend plan, zijn er in de nabije omgeving voornamelijk woningen en agrarische gronden zonder bedrijfsbebouwing aanwezig. Het meest nabije bedrijf ligt op circa 170 m ten zuidoosten van de woning in dit plan. Deze afstand is te groot om een belemmerende werking te veroorzaken.
De ontwikkeling aan de Sint Antoniestraat 1 wordt direct aangrenzend aan de woonbestemming een bedrijfsbestemming gerealiseerd. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient de afweging gemaakt te worden of er bij de burgerwoning sprake is van een goed woon- en leefklimaat. En of de woning geen belemmering creëert voor de werkzaamheden behorende bij het bedrijf op locatie.
In paragraaf 3.2.1 de bedrijven- en milieuzonering nader onderbouwd.
De agrarische bedrijfsactiviteiten zijn binnen het gehele plangebied gestaakt. Met de bestemmingswijziging worden dit blijvend vastgelegd.
Voorliggend plan voorziet gelijktijdig in de functiewijziging van een bedrijfswoning naar burgerwoning en in de wijziging van de aanwezige voormalige agrarische bedrijfsgebouwen naar een agrarisch verwant bedrijf of een aan het buitengebied gebonden bedrijf. Het plan voorziet niet in de realisatie van nieuwe gebouwen of bouwwerken.
De aanwezige voormalig agrarische bedrijfsgebouwen worden dus hergebruikt voor de opslagfunctie.
Dit is middels voorliggend plan verzekerd.
Het betreft de functiewijziging van een bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning. Het aantal woningen neemt met voorliggend plan niet toe.
De ontwikkeling gaat gepaard met de functiewijziging van het bedrijf op de Sint Antoniestraat 1. De resterende gronden worden conform de gestelde voorwaarde bestemd als 'Agrarisch' en het bouwvlak op deze agrarische gronden wordt verwijderd.
Het overige plangebied (Steenweg 1B/ Sint Antoniestraat 1) wordt in voorliggend plan omgezet van Agrarisch naar Wonen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van art. 3.7.6. Onderstaand worden voorwaarden van deze wijzigingsbevoegdheid benoemd en toegelicht.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het wijzigen van een bouwvlak in de bestemming 'Bedrijf', onder de voorwaarden dat:
Middels voorliggen plan wordt de bestaande agrarische bestemming gewijzigd naar 'Bedrijf'. In de regels wordt de maximale milieucategorie begrensd tot categorie 2. Het bedrijf dat met deze functiewijziging wordt mogelijk gemaakt, is een opslagbedrijf. Dit soort bedrijven wordt vanwege de ruimte en bereikbaarheid bij voorkeur in het buitengebied gerealiseerd.
De maximale milieucategorie van 2 zorgt ervoor dat belemmerende factoren beperkt blijven. Met gebruik van richtafstanden voor milieuzonering kan gesteld worden dat het maximaal 30 m rondom het bedrijf planologische belemmeringen kunnen plaatsvinden.
Het meest nabijgelegen bedrijf ligt op circa 110 m afstand van de nieuwe bedrijfsbestemming. Er kan gesteld worden dat er op deze afstand geen belemmeringen worden gecreëerd voor omliggende bedrijven.
De agrarische bedrijfsactiviteiten worden binnen het gehele plangebied gestaakt. Met de bestemmingswijziging worden dit blijvend vastgelegd.
Eén van de twee bestaande bedrijfswoningen wordt omgezet naar een burgerwoning (Steenweg 1a). De andere bedrijfswoning wordt binnen de bedrijfsbestemming gehandhaafd.
Voorliggend plan voorziet niet in de sloop van gebouwen of monumenten.
In afstemming met de gemeente is bepaald dat verwijdering van aanwezige verharding op het terrein een grotere meerwaarde creëert ten opzichte van het aanplanten van meer groene elementen. In Bijlage 1 is een overzicht van de verharding die verwijderd wordt ten behoeve van het planvoornemen.
Daarnaast worden erfscheidingen verwijderd om de beeldkwaliteit ter plaatse te verbeteren.
De ontwikkeling gaat gepaard met de functiewijziging van een bedrijfswoning naar burgerwoning (Steenweg 1a). De resterende gronden worden conform de gestelde voorwaarde bestemd als 'Agrarisch' en het bouwvlak op deze agrarische gronden wordt verwijderd.
Conclusie
Er wordt voldaan aan de voorwaarden uit artikel 3.7.4 en artikel 3.7.6.
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook te worden aangegeven op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
De gemeente Zaltbommel heeft op 7 juli 2011 eigen archeologiebeleid met een archeologische inventarisatie en bijbehorende kaart vastgesteld. Hierin zijn onder meer vrijstellingsgrenzen voor oppervlakten en diepten opgenomen. Dit beleid is op 1 september 2011 in werking getreden. De reden voor het vaststellen van het beleid is het voorkomen van onnodig onderzoek en slechts voor de gebieden waar archeologische waarden te verwachten zijn, wel te besluiten tot nader onderzoek (en alleen als de ontwikkeling de beide vrijstellingsgrenzen overschrijdt).
Het bovengenoemde beleid is vertaald in dit/deze bestemmingsplan/wijzigingsplan/ruimtelijke onderbouwing .
Toets beleidszones
Hieronder hebben wij een uitsnede van de beleidskaart archeologie van het plangebied opgenomen.
Op het plangebied is/zijn de volgende beleidszone(s) van toepassing :
Uit de toets aan de beleidszones blijkt dat geen archeologisch onderzoek nodig is met als doel te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast.
Conclusie
Vanuit het aspect archeologie bestaan er geen belemmeringen voor de ontwikkeling die met dit wijzigingsplan wordt mogelijk gemaakt.
Menselijke ingrepen hebben voor kenmerkende en waardevolle cultuurhistorische waarden gezorgd. In de gemeente Zaltbommel zijn waardevolle elementen aanwezig die een natuurlijke geschiedenis hebben en die een door de mens gevormde geschiedenis hebben. De gemeente Zaltbommel heeft een cultuurhistorische inventarisatie uitgevoerd naar zowel waardevolle structuren, gebieden en dorpsgezichten als afzonderlijke elementen. Dat heeft geresulteerd in een inventarisatiekaart die op 7 juli 2011 door de gemeenteraad is vastgesteld. Belangrijke cultuurhistorische waarden zijn:
De aan de rivieren gerelateerde oeverwallen met bebouwingsstructuren;
Planspecifiek
In of in de nabijheid van het plangebied zijn geen waardevolle cultuurhistorische waarden aanwezig
Conclusie
Vanuit cultuurhistorie bestaan wel/geen belemmeringen voor het initiatief die met dit wijzigingsplan mogelijk wordt gemaakt.
Vanuit milieuoogpunt kan een bepaalde afstand tussen een milieubelastende activiteit en een milieugevoelig object noodzakelijk zijn. Deze afstand heeft als doel bijvoorbeeld om ter plaatse van een 'gevoelig' object, zoals woningen, een aanvaardbaar geur-, geluid- of veiligheidsniveau te realiseren. Deze afstand wordt een milieuzonering genoemd. Een milieuzonering vormt het indirecte ruimtegebruik van een milieubelastende activiteit. In de uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten zijn richtafstanden opgenomen, waarmee rekening moet worden gehouden ten opzichte van gevoelige functies. Het gaat daarbij zowel om de invloed van omliggende milieubelastende activiteiten op nieuwbouwplannen, als om invloed van eventuele nieuwe milieubelastende activiteiten op milieugevoelige bestemmingen in de omgeving.
Planspecifiek
Het planvoornemen omvat zowel een milieugevoelige bestemming als een milieubelastende activiteit. Bij de beoogde functiewijziging wordt een burgerwoning en een opslagbedrijf (tot milieucategorie 2) mogelijk gemaakt in de bestaande bebouwing. Voor milieucategorie 2 geldt als richtafstand een onderlinge afstand van 30 m. Daaraan wordt in dit geval niet voldaan. Het maatgevende milieuaspect daarbij is geluid. Daarom is een nader akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 3.2.3).
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen andere milieubelastende activiteiten die volgens de richtafstand een negatief effect kunnen hebben op de burgerwoning. Ook zijn er in de nabijheid van het planvoornemen geen milieugevoelige bestemmingen aanwezig die een negatief effect kunnen ondervinden van het beoogde opslagbedrijf.
Conclusie
In de volgende paragrafen is per onderwerp aangegeven wat het effect is van de milieuhinderlijke functies op het plangebied en op welke wijze dit wordt opgelost.
In de directe omgeving liggen geen agrarische bedrijven in de vorm van veehouderijen. Het initiatief ligt volgens het gemeentelijk geurbeleid niet binnen een geurcontour van een agrarisch bedrijf. Het plangebied is gelegen binnen een zone waar een goed leefklimaat heerst.
Conclusie
Vanuit het aspect geur(hinder) van (agrarische) bedrijvigheid zijn er geen belemmeringen voor dit initiatief.
Uit de paragraaf 3.2.1 is gebleken dat de burgerwoning binnen het invloedsgebied ligt van het (opslag)bedrijf dat gelijktijdig wordt mogelijk gemaakt in voorliggend plan. Dit bedrijf heeft conform de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' een afstandscriterium van 30 meter voor het aspect geluid.
Planspecifiek
Gezien het bovenstaande is naar de invloed van het (opslag)bedrijf op 15 februari door NIPA Milieutechniek onderzoek gedaan naar industrielawaai, na te lezen in Bijlage 2. Hieruit blijkt dat bij de woonbestemming op het perceel Steenweg 1a het woon- en leef-klimaat tengevolge van industrielawaai zonder aanvullende maatregelen is gewaarborgd.
Ook blijken uit dit onderzoek, vanwege de realisatie van een nieuwe woonbestemming geen akoestisch beperking voor de bedrijfsvoering van het opslagbedrijf aan de Steenweg 1B.
Conclusie
Vanuit het aspect geluid van bedrijvigheid zijn er geen belemmeringen voor dit initiatief.
Bij de realisatie van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen dient inzichtelijk te worden gemaakt of de geluidsinvloed van omliggende wegen en spoorlijnen voldoet aan de grenswaarden die zijn gesteld in de Wet geluidhinder (Wgh). De Wgh hanteert de volgende hoofdindeling van geluidgevoelige gebouwen:
Planspecifiek
Het plangebied ligt in de geluidszone van een weg of spoorweg. Ten noorden van het plangebied, circa 215 meter vanaf de burgerwoning, ligt de provinciale weg N322. Deze heeft 2 rijstroken. Hiermee heeft de N322 een geluidszone van 250 meter. Vanwege de ligging in het buitengebied geldt voor de wegen in de omgeving van het plangebied een snelheidsregime van 60 km/u.
De bedrijfswoning (Sint Antoniestraat 1) wordt niet gezien als een geluidgevoelig gebouw. Derhalve is nader onderzoek t.b.v. deze locatie niet nodig.
Voor nieuwe geluidgevoelige situaties geldt een onderzoeksplicht ten behoeve van wegverkeerslawaai. Voorliggend plan betreft een bestaande situatie, waarbij een bedrijfswoning wordt omgezet naar een burgerwoning. Feitelijk veranderd niets aan het gebruik van de woning in kwestie. Derhalve wordt nader onderzoek niet nodig geacht.
In het akoestisch onderzoek is uitgegaan van de huidige situatie. In planologisch opzicht wordt er ook een bedrijfsbestemming opgenomen voor de ontsluitingsweg ten noorden van Steenweg 1a. Om te garanderen dat zich daar geen bedrijfsactiviteiten gaan plaatsvinden, is een bouwvlak om de bestaande bebouwing op St. Antoniestraat 1 opgenomen.
Conclusie
Vanuit het aspect geluid (verkeer) zijn er geen belemmeringen voor dit initiatief.
Bij het opstellen van een wijzigingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening worden onderzocht of de voorgenomen bestemming niet wordt belemmerd door bodemverontreiniging. In het belang van de bescherming van het milieu zijn, om de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming. Deze wet is van toepassing op wijzigingsplannen die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken. De bodem dient geschikt te zijn voor de beoogde functie, in dit geval voor de functie wonen.
Planspecifiek
Binnen het plangebied is in januari en februari 2019 door NIPA milieutechniek bodemonderzoek uitgevoerd om de milieu-hygiënische kwaliteit van de bodem te bepalen, na te lezen in Bijlage 3. Uit dit onderzoek blijkt zowel de vaste bodem als het grondwater niet (noemenswaardig) verontreinigd zijn met de onderzochte parameters.
De uitvoering van een aanvullend of nader onderzoek is, ons inziens, niet zinvol. Tegen de voorgenomen bestemmingswijziging van de onderzoekslocatie zijn, ons inziens, geen zwaarwegende milieuhygiënische bezwaren aan te voeren.
Conclusie
Op basis van de bekende bodemgegevens kan worden geconcludeerd dat het aspect bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de voorgenomen functiewijziging.
Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse. De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk 5 (artikel 5,16) van de Wet milieubeheer (Wm).
Een bestemmingsplan mag ingevolge deze regelgeving vastgesteld worden indien er sprake is van één van de volgende gevallen:
Een nadere uitwerking van de regelgeving met betrekking tot het begrip 'niet in betekende mate' is vastgelegd in het 'Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven.
Het Besluit NIBM heeft een aantal NIBM-grenzen vastgesteld, waarvan met zekerheid kan worden gesteld dat de 3%-grens niet wordt overschreden, te weten:
In alle overige gevallen of combinaties van bovenstaande grenzen moet middels een berekening worden aangetoond of de bijdrage niet in betekenende mate is of dat de grenswaarden niet worden overschreden. Tevens is in het Besluit NIBM een anticumulatie bepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving van het projectgebied moeten worden meegenomen in de beoordeling van het betreffende plan. Hiermee wordt voorkomen dat verschillende NIBM-projecten samen toch in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit.
Toetsing
Het initiatief betreft een functiewijziging van een voormalig agrarisch bedrijf naar een burgerwoning en palletbedrijf. Dit betekent dat de ontwikkeling ruim onder de NIBM-grenzen valt.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen functiewijziging.
Algemeen
Op 21 februari 2011 heeft de wetgever het Besluit milieueffectrapportage en het Besluit omgevingsrecht gewijzigd. De belangrijkste wijziging is onder andere: het meer in overeenstemming brengen van het Besluit m.e.r. met de Europese richtlijn m.e.r. Hierbij hebben onder andere de zogenaamde drempelwaarde voor activiteiten een indicatief karakter gekregen. Met deze wijziging is bepaald dat voor activiteiten die op de bij het besluit m.e.r. behorende C- en D-lijst zijn opgenomen, altijd aandacht aan m.e.r. dient te worden geschonken. Hierbij dient te worden bepaald of een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Ook als de richtwaarden uit onderdeel D van het besluit niet worden overschreden moet het bevoegd gezag zich ervan vergewissen of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. De toetsing is vormvrij, maar aan de inhoud worden wel eisen gesteld. De toetsing vindt plaats aan de hand van de selectiecriteria in de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Getoetst moet worden op:
Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
Conclusie
De conclusie is dat geen milieueffectbeoordeling behoeft te worden opgesteld gelet op de kenmerken van de activiteit en de mate van de kwetsbaarheid van het milieu waarin het plangebied is gelegen en het gebied waarop het effect zou kunnen hebben.
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Op grond van deze wet zijn de Natura 2000-gebieden beschermd. Daarnaast regelt de Wet natuurbescherming ook de bescherming van planten- en dierensoorten. In deze wet zijn de EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn). Nationaal beschermde soorten vallen ook onder deze wet.
De doelstelling is de bescherming en behoud van in het wild levende planten en dieren. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zonder ontheffing verboden zijn.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen vooraf de effecten op Natura 2000-gebieden onderzocht te worden. Ook dient vooraf onderzocht te worden of en welke beschermde dier- en plantensoorten voorkomen, wat hun beschermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voortbestaan van de gevonden soorten.
Planspecifiek
Voorliggend planvoornemen betreft en functiewijziging van bestaande gebouwen. Er worden geen gebouwen of bouwwerken gesloopt en geen bomen gekapt. Ten behoeve van de functiewijziging wordt enkel bodemverharding verwijderd.
Zowel voor soortbescherming als gebiedsbescherming kan gesteld worden dat er sprake is van een bestaande situatie. Derhalve zijn er geen negatieve effecten voor het aspect natuur.
Conclusie
Het aspect natuur vormt geen belemmering voor de voorgenomen functiewijziging.
Voor de juridische regeling is aangesloten bij het bestemmingsplan Buitengebied Zaltbommel, vastgesteld door de gemeenteraad op 27 juni 2013. Deze regeling is van toepassing verklaard op het onderhavige plan. Dit is terug te vinden in Artikel 2 van de planregels.
De verbeelding omvat de nieuwe bestemmingen voor het perceel te weten Wonen voor Steenweg 1a, Bedrijf voor Sint Antoniestraat 1 en Agrarisch voor het gebied binnen het voormalige bouwvlak dat geen bedrijfs- of woonfunctie krijgt. Tevens zijn de vigerende archeologische dubbelbestemmingen overgenomen.
De gemeente is volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om kostenverhaal toe te passen bij:
Hiervoor dient een exploitatieplan vastgesteld te worden, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Het kostenverhaal is anderszins geregeld als de gemeente Zaltbommel met ontwikkelaar een anterieure overeenkomst heeft gesloten.
De ontwikkeling valt niet onder 1 van de onder a t/m f genoemde categorieën dus het was niet nodig om een exploitatieplan vast te stellen dan wel een anterieure overeenkomst te sluiten.
Het ontwerp wijzigingsplan heeft zes weken ter inzage gelegen met ingang van 7 oktober 2021. Er zijn geen zienswijzen ingediend.