Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Aalst, Maasdijk 142
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0297.BGBBPW20200012-VS02
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 Plan
Het wijzigingsplan 'Aalst, Maasdijk 142’ van de Gemeente Zaltbommel.
 
1.2 Wijzigingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0297.BGBBPW20200012‐VS02 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. 
 
1.3 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels, ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden, regels worden gesteld.
 
1.4 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 Aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten:
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de (bedrijfs)woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend. Detailhandel, niet zijnde ondergeschikte detailhandel, behoort niet tot een aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit;
 
1.6 Aan huis verbonden beroepen:
het in een (bedrijfs)woning met bijbehorende gebouwen beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, zulks met behoud van de woonfunctie als hoofdfunctie van de betreffende woning;
 
1.7 Achtergevel
een van de openbare weg en/of fiets- en voetpad afgekeerde gevel van een hoofdmassa;
 
1.8 Achtergrens bouwvlak
een van de openbare weg en/of fiets- en voetpad afgekeerde grens van het bouwvlak;
 
1.9 Agrarisch medegebruik:
een gebruik voor kleinschalige agrarische activiteiten, al dan niet met een hobbymatig karakter;
 
1.10 Bebouwing
een of meer gebouwen en / of bouwwerken geen gebouw zijnde.
 
1.11 Bed and breakfast
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed & breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;
 
1.12 Bestaand:
  1.  t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
  2.  t.a.v. gebruik: het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.13 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak;
 
1.14 Bestemmingsplan Buitengebied Zaltbommel
‘Bestemmingsplan Buitengebied Zaltbommel’ zoals vastgesteld op 17 september 2014, met identificatienummer 0297.BGBBP20130009‐VS02. 
 
1.15 Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak van gronden met eenzelfde bestemming.
 
1.16 Bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
 
1.17 Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.20 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
 
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.22 Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.23 Bouwwijze:
de wijze van bouwen van een hoofdmassa, te weten vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd of gestapeld, waarbij:
  • onder 'vrijstaand' wordt verstaan dat de hoofdmassa van een woning niet  begrensd is door scheidingsmuren van andere hoofdmassa's, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • onder 'twee-aaneen' wordt verstaan dat de hoofdmassa van een woning naar één  zijde door een scheidingsmuur van een naastgelegen hoofdmassa is begrensd;
  • onder 'aaneengebouwd' wordt verstaan dat de hoofdmassa deel uitmaakt van  een blok van meer dan twee hoofdmassa's die naar twee zijden door scheidingsmuren van naastgelegen hoofdmassa's zijn begrensd, met uitzondering van de hoofdmassa's die de aldus gevormde rij beëindigen;
  • onder 'gestapeld' wordt verstaan een hoofdmassa van een woning die geheel of  gedeeltelijk boven/onder een hoofdmassa van een andere woning is gelegen;
 
1.24 Dagrecreatie:
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan; huifkarren worden hier mede onder begrepen;
 
1.25 Dak
een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk;
 
1.26 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending, alsmede webshops, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;
 
1.27 Dienstverlening:
dienstverlening met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, hypotheekverstrekker, postkantoor, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede door naar aard en uitstraling overeenkomstige activiteiten;
 
1.28 Dijkwoning:
woning gelegen op of in de directe nabijheid van een dijktalud;
 
1.29 Dove gevel:
een gevel zonder te openen delen met uitzondering van die delen van de gevel die niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;
 
1.30 Duurzame energievoorziening:
voorziening ten behoeve van het opwekken van energie uit duurzame energiebronnen zoals windkracht, waterkracht en zonlichten en mest en biomassa. Onder duurzame energievoorziening wordt onder meer verstaan windmolens, -turbines en -wokkels, zonnecollectoren en –panelen;
 
1.31 EHS (ecologische hoofdstructuur):
samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;
 
1.32 Extensieve dagrecreatie:
recreatief medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen en vissen, onder extensieve dagrecreatie vallen geen gemotoriseerde sporten;
 
1.33 Extensieve verblijfsrecreatie:
die vormen van recreatie gericht op verblijf buiten de eigen woning, waarbij ten minste één overnachting plaats vindt in een recreatief nachtverblijf en waarbij in het algemeen het beleven van rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is. Voorbeelden zijn kampeerboerderijen, pensions en bed and breakfast;
 
1.34 Geluidgevoelig gebouw:
geluidsgevoelige gebouwen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
 
1.35 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.36 Hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.37 Infiltratie:
een fijnmazige structuur voor waterinfiltratie met een zuiverende werking;
 
1.38 Kunstwerken
bouwwerken ten behoeve van verkeersdoeleinden, zoals viaducten, alsmede bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding, zoals dammen, duikers, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, niet zijnde steigers;
 
1.39 Landschappelijke inpassing
inpassing van (agrarische) bebouwing door middel van (hoog)opgaande beplanting met een schaal en een type vegetatie die eigen zijn aan het gebied waarin zij is gelegen;
 
1.40 Mobiel kampeermiddel:
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan (niet zijnde stacaravan);
 
1.41 Ondersteunende horeca:
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte heeft ingericht voor het verstrekken en consumeren van drank en etenswaren;
 
1.42 Open erf:
het onbebouwde deel van een bouwperceel na realisering van de bestemming;
 
1.43 Overkapping:
een voor mensen toegankelijke, overdekte en met maximaal 2 wanden - die al dan niet deel uitmaken van de constructie - omsloten ruimte. De overkapping wordt aangemerkt als een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
 
1.44 Paardenbak:
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
 
1.45 Paramedische functies:
het uitoefenen van een beroepsactiviteit, die samenhangt met geneeskunde, zonder daadwerkelijk te behoren tot het beroep van arts of tandarts. Hieronder worden o.a. begrepen fysiotherapeut, mondhygiënist, verloskundige en diëtisten;
 
1.46 Parkeervoorziening
Gelegenheid tot parkeren ten behoeve van motorvoertuigen, met uitzondering van garages;
 
1.47 Peil
  • voor gebouwen grenzend aan een weg, de kruin van de weg ter plaatse van het gebouw;
  • voor dijkwoningen: de bestaande gemiddelde hoogte van het maaiveld op het punt waar deze grenst aan de gevel die is gericht naar de weg;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
 
1.48 Permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
 
1.49 Plaatsgebonden kampeermiddel:
kampeermiddelen, zijnde bouwwerken ten behoeve van recreatief verblijf, die met het doel worden geplaatst op een plek te blijven staan of langer dan acht maanden op een kampeerterrein zijn geplaatst of niet langer te verplaatsen zijn. Onder plaatsgebonden wordt in ieder geval verstaan een chalet, stacaravan, tenthuisje en trekkershut;
 
1.50 Plat dak
Een dak met een dakhelling van minder dan 20°
 
1.51 Prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.52 Relatie:
ter plaatse van de aanduiding 'relatie' wordt de verbinding aangegeven tussen twee of meer afzonderlijk begrensde bouwvlakken of bestemmingsvlakken, inclusief de daaraan toegekende aanduidingen waarmee die bouwvlakken of bestemmingsvlakken één vlak vormen;
 
1.53 Seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privéhuis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.54 Verdiepingen:
de bouwlagen van een gebouw gelegen boven de begane grondlaag;
 
1.55 Vloeroppervlak:
totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen;
 
1.56 Voorgevel:
een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad en/of groenvoorziening toegekeerde gevel of gevels van een hoofdmassa;
 
1.57 Voorzieningen van openbaar nut:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals tranformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie en waterhuishoudkundige voorzieningen;
 
1.58 Waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie, en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.;
 
1.59 Wettelijke regelingen:
indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan;
 
1.60 Woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Voor de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 Afstand tot de bouwperceelgrens
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
 
2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.3 De dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.4 De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.5 De inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.6 De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.7 Lengte, breedte en diepte bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidingsmuren);
 
2.8 Het bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage van de gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
 
2.9 Verticale diepte:
de diepte van een bouwwerk, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grond;
 
2.10 De bouwhoogte van een windturbine / -molen:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine/-molen;
 
2.11 De bouwhoogte van een kraan:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de zwenkarm.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Agrarisch met waarden
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  2. bescherming, instandhouding en versterking van de landschaps- en natuurwaarden zoals landschapsvisuele, cultuurhistorische en ecologische waarden (zie ook 3.Artikel 11);
  3. fruitteeltbedrijf of een boomkwekerij;
  4. aan huis verbonden beroepen;
  5. nevenactiviteiten;
  6. extensieve dagrecreatie;
  7. voet- en fietspaden;
inclusief de daarbij behorende:
  1. agrarische gronden;
  2. toegangswegen, -paden en overig verblijfsgebied;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen, waaronder landschappelijke inpassing;
  5. duurzame energievoorzieningen;
  6. voorzieningen van openbaar nut;
  7. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen;
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Algemeen
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en voorts met inachtneming van de volgende regels.
 
3.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. bestaande gebouwen zoals schuilgelegenheden en veldschuren buiten het bouwvlak eveneens zijn toegestaan waarvan de oppervlakte met maximaal 10% mag worden vergroot;
  2. kassen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' toegestaan;
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd binnen het bouwvlak, met uitzondering van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken, geen gebouwen zijnde', waarvoor geldt dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde tevens zijn toegestaan op de gronden ter plaatse van deze aanduiding;
  2. lage tijdelijke, lage permanente en overige teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan;
  3. de bouwhoogte van duurzame energievoorzieningen mag niet meer dan 12 m bedragen;
  4. de oppervlakte van paardenbakken mag niet meer dan 1.200 m² bedragen;
  5. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  6. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen;
  7. de bouwhoogte voor palen en masten mag niet meer dan 7 m bedragen;
  8. in afwijking van het bepaalde onder a mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd:
    1. lage tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen;
    2. erf- en terreinafscheidingen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen;
    3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
3.3.1 Schuilgelegenheden buiten bouwvlak
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a ten behoeve van het bouwen van andere dan bestaande schuilgelegenheden buiten het bouwvlak, mits:
  1. de oppervlakte van de bij het bedrijf, instelling of woning behorende agrarische gronden ten minste 5.000 m² bedraagt;
  2. de afstand tussen het bouwvlak en de schuilgelegenheid niet minder dan 50 m bedraagt;
  3. de landschaps- en natuurwaarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden aangetast, met dien verstande dat afwijking niet mogelijk is dan nadat is aangetoond dat de omliggende waarden en functies niet onevenredig worden aangetast;
  4. de oppervlakte niet meer dan 25 m² bedraagt;
  5. de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan respectievelijk 2,5 m en 4 m;
  6. de schuilgelegenheid aan ten minste één zijde niet voorzien is van een wand.
3.3.2 Bouwen van teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder a ten behoeve van de bouw/aanleg van teeltondersteunende voorzieningen, uitgezonderd van de gronden ter plaatse van de aanduidingen 'openheid' en/of 'Nieuwe Hollandse Waterlinie', met dien verstande dat:
  1. uitsluitend de volgende voorzieningen toegestaan mogen worden:
   
  1. het dient te gaan om een in bedrijf zijnd fruitteelt – of tuinbouwbedrijf of boomkwekerij;
  2. de betreffende gronden zijn gelegen op een afstand van niet meer dan 50 m uit de bouwgrenzen van het betreffende bedrijf;
  3. de voorziening noodzakelijk dient te zijn voor een doelmatige en volwaardige agrarische bedrijfsvoering;
  4. het landschap, de waterhuishouding en de omliggende functies niet in onevenredige mate worden aangetast, respectievelijk belemmerd.
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
3.4.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak als paardenbak;
  2. het gebruik van teeltondersteunende voorzieningen, uitgezonderd voor zover toegestaan;
  3. het gebruik van gronden voor fruitteelt en boomgaarden binnen een afstand van 50 m tot (bedrijfs)woningen inclusief tuinen en erven, sport- en recreatievoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen, uitgezonderd voor zover:
    1. het de vervanging van bestaande fruitteelt en boomgaarden betreft;
    2. geen gebruik wordt gemaakt van gewasbestrijdingsmiddelen, dan wel indien gewasbestrijdingsmiddelen worden toegepast wordt voorzien in een windcirkel en gebruik wordt gemaakt van driftarme spuitdoppen;
  4. het gebruik van gronden voor het plaatsen van reclamezuilen en -borden, anders dan ten behoeve van de ter plaatse toegestane activiteiten.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
3.5.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op en in de hierna genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. de aanleg van een waterbassin buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'.
3.5.2 Voorwaarden aan omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 3.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
 
Artikel 4 Wonen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. aan huis verbonden beroepen;
  3. hobbymatig agrarisch gebruik;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen;
  5. geluidwerende voorzieningen;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden e.d.
 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming, zoals woningen in de vorm van een hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
4.2.2 Hoofdgebouw
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. per bestemmingsvlak is één hoofdgebouw toegestaan, met dien verstande dat:
    1. per hoofdgebouw maximaal 1 woning is toegestaan,;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'erf' uitsluitend tuinen, erven en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  2. de afstand van hoofdgebouwen tot de weg mag niet meer bedragen dan de bestaande afstand;
  3. de goot- en bouwhoogten van hoofdgebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 6,5 m en 11 m;
  4. de inhoud van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 750 m³, met dien verstande dat:
    1. voor bestaande hoofdgebouwen met een grotere inhoudsmaat, maximaal de bestaande inhoudsmaat is toegestaan.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht op minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met uitzondering van bijbehorende bouwwerken en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', waarvoor geldt dat bijbehorende bouwwerken en overkappingen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen worden opgericht;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag per woning maximaal 100 m² bedragen, met een maximum van 50% van het bouwperceel achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte', waarvoor geldt dat de maximale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen op het bouwperceel niet meer bedraagt dan het aangegeven oppervlakte;
  3. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen, dan wel bedraagt niet meer dan de aangegeven maximale goothoogte, ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte', met dien verstande dat voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken de goothoogte tevens de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 cm mag bedragen;
  4. de bouwhoogte mag niet meer dan 6,5 m bedragen, dan wel bedraagt niet meer dan de aangegeven maximale bouwhoogte, ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte';
  5. voor het bouwen van aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelden voorts de volgende regels:
    1. de maximale diepte aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag maximaal 5,5 m bedragen;
    2. de maximale breedte aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag maximaal 3 m bedragen;
    3. het plaatsen van hekwerken op aangebouwde bijbehorende bouwwerken is toegestaan, indien en voor zover het hekwerk als een afscheiding geldt voor een dakterras en indien het hekwerk niet hoger is dan 1 m;
  6. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  7. de afstand van bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt minimaal 1 m bij vrijstaande woningen;
  8. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat bijbehorende bouwwerken en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'erf' voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden opgericht, met inachtneming dat de gezamenlijke oppervlakte maximaal 100 m2 bedraagt.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
  2. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer dan 3 m bedragen;
  3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  4. de oppervlakte van paardenbakken mag niet meer dan 1.200 m² bedragen;
  5. zwembaden worden achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 1,2 m mag bedragen;
  6. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2 m bedragen.
4.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en maatvoering van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, voor zover deze bouwwerken zijn geprojecteerd op een afstand van meer dan 50 m gemeten uit het hoofdgebouw en zulks nodig is om:
  1. de aanwezige landschapswaarden van het omringende gebied te beschermen;
  2. een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
 
4.4.1 Vergroting bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.3 sub b voor vergroting van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
  1. voor percelen waarvan de oppervlakte, gerekend vanaf 3 m achter de voorgevelrooilijn, meer dan 250 m² bedraagt, de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 10% van de oppervlakte van het perceel gerekend vanaf 250 m², met een gezamenlijk maximum van 200 m² aan bijbehorende bouwwerken;
  2. voor percelen waarvan de oppervlakte, gerekend vanaf 3 m achter de voorgevelrooilijn meer dan 1.500 m² bedraagt, de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 250 m² mag bedragen;
  3. de vergroting aan bijbehorende bouwwerken een meerwaarde vormt ten opzichte van de reeds bestaande bebouwing op het perceel.
4.4.2 Surplusregeling
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.3 sub b voor vergroting van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, mits:
  1. er sprake is van sloop van voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen;
  2. maximaal 60% van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen wordt terug gebouwd als bijbehorend bouwwerk;
  3. in afwijking van lid b bij kassen maximaal 20% van het gesloopte oppervlak wordt teruggebouwd als bijbehorend bouwwerk;
  4. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen na realisatie niet meer bedraagt dan 200 m².
4.5 Specifieke gebruiksregels
 
4.5.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:
  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor (zelfstandige) bewoning;
  2. het gebruik van ruimten binnen een woning en/of bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  3. het gebruik van de in deze bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting.
4.5.2 Aan huis verbonden beroep
De gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep op de in lid 4.1 bedoelde gronden mag, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van andere beroeps- en bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 4.6.1, niet meer bedragen dan 30 m² van de totale vloeroppervlakte van de gebouwen op het betreffende bouwperceel.
 
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
4.6.1 Omgevingsvergunning aan huis verbonden bedrijf
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.1 onder b, teneinde binnen een woning en/of bijbehorende bouwwerken de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:
  1. de woonfunctie dient als overwegende functie gehandhaafd te blijven;
  2. het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en mag geen afbreuk doen aan het karakter van de buurt;
  3. het bedrijf moet door de bewoner worden geëxploiteerd;
  4. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot onevenredige parkeerdruk;
  5. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein;
  6. (detail)handel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  7. de te gebruiken oppervlakte ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf mag maximaal 30 m² bedragen.
4.6.2 Recreatieve activiteiten
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 teneinde binnen een woning en/of bijbehorende bouwwerken recreatieve activiteiten zoals het verstrekken van logies en ontbijtvoorzieningen (bed & breakfast), horecaactiviteiten (theetuin en soortgelijke activiteiten), exposities, verhuur van fietsen, huifkarren e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  1. de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven;
  2. de activiteit dient plaats te vinden binnen de bestaande gebouwen;
  3. de activiteit maximaal 30% van het vloeroppervlak van de op het perceel aanwezige bebouwing tot een maximum van 100 m2 mag bedragen;
  4. indien het betreft logies, zijn maximaal 5 appartementen toegestaan;
  5. er mag geen sprake zijn van onevenredige aantasting van de bestaande landschappelijke waarden;
  6. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  7. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot onevenredige parkeerdruk;
  8. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 1
 
Artikel 34 van de regels van het ‘Bestemmingsplan Buitengebied Zaltbommel’ zoals vastgesteld op 17 september 2014, met identificatienummer 0297.BGBBP20130009‐VS02 is van overeenkomstige toepassing op het plan.  
 
Artikel 6 Waarde - Archeologie 3
 
Artikel 36 van de regels van het ‘Bestemmingsplan Buitengebied Zaltbommel’ zoals vastgesteld op 17 september 2014, met identificatienummer 0297.BGBBP20130009‐VS02 is van overeenkomstige toepassing op het plan. 
 
Artikel 7 Waterstaat - Waterkering
 
Artikel 39 van de regels van het ‘Bestemmingsplan Buitengebied Zaltbommel’ zoals vastgesteld op 17 september 2014, met identificatienummer 0297.BGBBP20130009‐VS02 is van overeenkomstige toepassing op het plan. 
 
3 Algemene regels
    
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen, waarvoor een omgevingsvergunning voor bouwen is vereist, buiten beschouwing.
  
Artikel 9 Algemene bouwregels
 
Artikel 42 van de regels van het ‘Bestemmingsplan Buitengebied Zaltbommel’ zoals vastgesteld op 17 september 2014, met identificatienummer 0297.BGBBP20130009‐VS02 is van overeenkomstige toepassing op het plan.  
 
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
 
Artikel 43 van de regels van het ‘Bestemmingsplan Buitengebied Zaltbommel’ zoals vastgesteld op 17 september 2014, met identificatienummer 0297.BGBBP20130009‐VS02 is van overeenkomstige toepassing op het plan.
 
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
 
11.1 Vrijwaringszone – dijk 1
  1. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone – dijk 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering.
  2. Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone – dijk 1' mag niet worden gebouwd.
  3. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van lid 11.1 lid b, met inachtneming van de volgende regels:
    1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
    2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
11.2 Vrijwaringszone – dijk 2
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering.
 
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
 
Artikel 45 van de regels van het ‘Bestemmingsplan Buitengebied Zaltbommel’ zoals vastgesteld op 17 september 2014, met identificatienummer 0297.BGBBP20130009‐VS02 is van overeenkomstige toepassing op het plan. 
 
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
 
13.1 Algemene afwegingscriteria
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien het betreft:
  1. het in geringe mate, doch met niet meer dan 5 m, afwijken van een bestemmingsgrens of van het profiel van een weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  2. het wijzigen van de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten door het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven in de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven, mits de aanwezige bedrijven niet in een hogere milieucategorie worden gebracht.
13.2 Herbegrenzing EHS
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van aanpassen van de aanduidingsgrenzen van de aanduidingen 'ehs - natuur', 'ehs - verbindingszone' en 'ehs - verweving' zoals opgenomen onder artikel 44 van het ‘bestemmingsplan Buitengebied Zaltbommel’, met dien verstande dat:
  1. de wijziging in overeenstemming is met de begrenzing van de EHS zoals deze is vastgelegd door de provincie Gelderland;
  2. er geen sprake is van een significante aantasting van de bestaande natuurwaarden.
13.3 Wijzigen naar Natuur
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden ter plaatse van de aanduiding 'ehs - natuur', 'ehs - verbindingszone' en 'ehs - verweving' zoals opgenomen onder artikel 44 van het ‘bestemmingsplan Buitengebied Zaltbommel’, te wijzigen naar de bestemming 'Natuur' ten behoeve van bos- en natuurontwikkeling zoals opgenomen in artikel 17 van het ‘bestemmingsplan Buitengebied Zaltbommel’, of het verplaatsen van houtopstanden, onder de voorwaarde dat:
  1. de kernkwaliteiten van de EHS niet mogen worden aangetast;
  2. wijziging plaatsvindt met inachtneming van het provinciaal beleid inzake bos- en natuurcompensatie en de Boswet.
13.4 Wijzigen ten behoeve van waterberging
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden' te wijzigen in de bestemming 'Water', zoals opgenomen in artikel 24 van het ‘bestemmingsplan Buitengebied Zaltbommel’, onder de voorwaarden dat:
  1. de noodzaak tot realisatie van waterbergingsgebieden voor opvang van stedelijk waterbergingstekort is aangetoond;
  2. overeenstemming met de eigenaar/eigenaren van de gronden is bereikt;
  3. voor de bouw- en gebruiksregels wordt aangesloten bij de regels, zoals die van toepassing zijn op de bestemming 'Water'.
Artikel 14 Algemene procedureregels
 
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet eerder genomen dan het moment nadat belanghebbenden gedurende twee weken, na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk zienswijzen tegen het voorgenomen besluit bij het college van burgemeester en wethouders in te dienen.
  
Artikel 15 Overige regels
 
Voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
 
16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 17 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als regels van het wijzigingsplan 'Aalst, Maasdijk 142'.