direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied, Brakel Van Heemstraweg 2
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0297.BGBBPW20160001-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In deze regels wordt verstaan onder:

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het wijzigingsplan Buitengebied, Brakel Van Heemstraweg 2 van de Gemeente Zaltbommel;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0297.BGBBPW20160001-VS01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de (bedrijfs)woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend. Detailhandel, niet zijnde ondergeschikte detailhandel, behoort niet tot een aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit;

1.4 aan huis verbonden beroepen

het in een (bedrijfs)woning met bijbehorende gebouwen beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, zulks met behoud van de woonfunctie als hoofdfunctie van de betreffende woning;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 achtergevel

een van de openbare weg en/of fiets- en voetpad afgekeerde gevel van een hoofdgebouw;

1.8 achtergrens bouwvlak

een van de openbare weg en/of fiets- en voetpad afgekeerde grens van het bouwvlak;

1.9 afhankelijke woonruimte

een (gedeelte van een) bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de (bedrijfs)woning en dient voor de huisvesting van een gedeelte van een huishouden uit een oogpunt van mantelzorg;

1.10 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.11 agrarisch medegebruik

een gebruik voor kleinschalige agrarische activiteiten, al dan niet met een hobbymatig karakter;

1.12 agrarisch verwant bedrijf

bedrijven die gericht zijn op het leveren van diensten en goederen aan agrarische bedrijven zoals het bewerken, vervoeren en/of verhandelen van agrarische producten en bedrijven die zich richten op een combinatie van agrarische- en zorgfuncties. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn (loon)werkbedrijven, veehandelsbedrijven, dierenklinieken voor grootvee, groothandels in agrarische gewassen en zorgboerderijen;

1.13 archeologisch advies

Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek en het afwijkingsverzoek waarop het bevoegd gezag zich laat adviseren door een deskundige op het gebied van archeologische monumentenzorg conform de Kwalitietsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.14 archeologisch deskundige

een door burgemeester en wethouders aangewezen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.15 archeologisch monument

een terrein zoals bedoeld in artikel 1 onder c van de Monumentenwet;

1.16 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.17 archeologisch rapport

indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen, dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Indien het gravend archeologisch onderzoek betreft, dan is verplicht om een Programma van Eisen conform KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag;

1.18 archeologische waarden

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.19 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.20 bebouwingsgrens

de als zodanig aangegeven lijn, welke door een gebouw of een complex van gebouwen niet mag worden overschreden;

1.21 bebouwingspercentage

een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in dit plan anders is bepaald;

1.22 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.23 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf, niet zijnde de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken;

1.24 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die bedoeld is voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.25 begane grond

de bouwlaag op de begane grond;

1.26 bestaand
  • a. ten aanzien van bebouwing: bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachten een omgevingsvergunning;
  • b. ten aanzien van gebruik: het gebruik van gronden en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
1.27 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.28 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.29 Bevi-inrichtingen en daarmee vergelijkbare risicobedrijven

Risicobedrijven, zoals aangegeven bij of krachtens het Besluit externe veiligheid inrichtingen, en risicobedrijven met vergelijkbare externe veiligheidsrisico's, waarvoor een vergunningplicht geldt vanwege een risicovolle activiteit (bijvoorbeeld een LPG-opslagtank voor eigen gebruik of een LNG opslagtank);

1.30 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende vergunning;

1.31 bijbehorend bouwwerk

een gebouw, al dan niet vrijstaand, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zich daarvan door zijn constructie of afmetingen in visueel, functioneel en architectonisch opzicht onderscheidt en dat niet direct in verbinding staat met het hoofdgebouw;

1.32 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.33 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.34 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen;

1.35 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.36 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.37 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaald gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.38 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.39 calamiteit

een onvermijdelijk, eenmalig, buiten de schuld van de eigenaar en/of gebruiker van het bouwwerk veroorzaakte onheil; van calamiteit is in ieder geval geen sprake bij tenietgaan (mede) door slecht onderhoud;

1.40 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan; huifkarren worden hier mede onder begrepen;

1.41 dak

een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk;

1.42 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.43 dove gevel
  • a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede:
  • b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;
1.44 erf

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover dit plan een dergelijke inrichting niet verbiedt;

1.45 extensieve recreatie

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving en die nauwelijks of geen invloed heeft op de gegeven bestemmingen;

1.46 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

1.47 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.48 geluidzoneringsplichtige inrichtingen

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.49 gevel

bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

1.50 groepsrisico

een maat voor de kans, dat door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen of met een vliegtuig, een (grote) groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Het GR kan toenemen door uitbreiding van risicovolle activiteiten enerzijds en door het verhogen van de personendichtheid anderzijds;

1.51 groothandelsbedrijf

een bedrijf dat gericht is op het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen dan wel aan personen in een ander bedrijf;

1.52 hoofdgebouw

gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.53 kas

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienen voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter;

1.54 kelder

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 1 meter boven de gemiddelde, bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein;

1.55 kunstwerken

bouwwerken ten behoeve van verkeersdoeleinden, zoals viaducten, alsmede bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding, zoals dammen, duikers, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, niet zijnde steigers;

1.56 landschappelijke inpassing

inpassing van (agrarische) bebouwing door middel van (hoog)opgaande beplanting met een schaal en een type vegetatie die eigen zijn aan het gebied waarin zij is gelegen;

1.57 landschappelijke waarden en kenmerken

gebruikswaarde, belevingswaarde, en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

1.58 maatvoeringsgrens

de grens van een maatvoeringsvlak;

1.59 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.60 milieucategorie

milieucategorie zoals omschreven in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering Den Haag, 2009;

1.61 milieuhygiënische uitvoerbaarheid

overkoepelend begrip voor milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid et cetera aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden, onder andere zodat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;

1.62 notitie wegverkeerslawaai

de notitie van de Omgevingsdienst Rivierenland met het kenmerk 021473524(2) van 25 januari 2017;

1.63 nutsvoorziening

voorzieningen, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.64 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.65 ondergeschikte activiteit

een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft;

1.66 overkapping

een voor mensen toegankelijke, overdekte en met maximaal 2 wanden - die al dan niet deel uitmaken van de constructie - omsloten ruimte. De overkapping wordt aangemerkt als een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.67 parkeervoorziening

gelegenheid tot parkeren ten behoeve van motorvoertuigen, met uitzondering van garages;

1.68 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.69 perceelsgrens

een lijn die een bouwperceel van een ander bouwperceel, ander terrein of van de openbare weg scheidt;

1.70 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.71 plat dak

een dak met een dakhelling van minder dan 20°;

1.72 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.73 risicovolle inrichting

een inrichting waarvoor op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.74 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privéhuis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.75 sportvoorzieningen

het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, ijsbaan, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbanen, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis/verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.;

1.76 staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.77 teeltondersteunende voorzieningen

gebouwde of aangelegde voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water).

Daarbij kan een onderscheid gemaakt worden in:

  • Lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
    teeltondersteunende voorzieningen tot en met 1,5 meter hoogte ter voldoening aan een tijdelijke teeltbehoefte met een maximum van 6 maanden. Waaronder in ieder geval folies en lage tunnels zijn begrepen;
  • Lage permanente teeltondersteunende voorzieningen
    teeltondersteunende voorzieningen tot en met 1,5 meter hoogte ter voldoening aan een jaarrond behoefte. Waaronder in ieder geval containerteelt is begrepen;
  • Hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
    teeltondersteunende voorzieningen tot een hoogte van maximaal 6 meter ter voldoening aan een tijdelijke teeltbehoefte met een maximum van 6 maanden. Hieronder zijn in ieder geval begrepen: wandel- en regenkappen, menstoegankelijke tunnels en hagelnetten;
  • Hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen:
    teeltondersteunende voorzieningen tot een hoogte van maximaal 6 meter ter voldoening aan een jaarrond behoefte. Hieronder zijn in ieder geval begrepen: ondersteunende kassen, stellingen;
  • Overige teeltondersteunende voorzieningen:
    voorzieningen tot een hoogte van 6 meter als vraatnetten en boomteelthekken bestaande uit een permanente constructie waar tijdelijk netten overheen geplaatst kunnen worden;
1.78 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.79 uitwendige scheidingsconstructie

een constructie zoals bedoeld in artikel 1.1. van het Bouwbesluit 2012;

1.80 verblijfsgebied

een gebied zoals bedoeld in artikel 1.1. van het Bouwbesluit 2012;

1.81 verdieping

een bouwlaag niet zijnde de begane grond of kelder;

1.82 vloeroppervlak

totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende bouwwerken;

1.83 volumineuze goederen

goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals goederen in bouw- en doe-het-zelf producten, automobielen, motorfietsen., boten, caravans, e.d.;

1.84 voorgevel

een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad en/of groenvoorziening toegekeerde gevel of gevels van een hoofdgebouw;

1.85 watergang

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.86 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.87 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.5 de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.1.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.8 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;

2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. agrarische gronden;
  • c. bescherming, instandhouding en versterking van de landschaps- en natuurwaarden zoals landschapsvisuele, cultuurhistorische en ecologische waarden;
  • d. landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - landschappelijke inpassing' overeenkomstig het in Bijlage 1 opgenomen landschappelijk inpassingsplan;
  • e. nevenactiviteiten;
  • f. extensieve dagrecreatie;
  • g. voet- en fietspaden;

    met daarbij behorend(e):
  • h. toegangswegen, -paden en overig verblijfsgebied;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen, waaronder landschappelijke inpassing;
  • k. duurzame energievoorzieningen;
  • l. voorzieningen van openbaar nut;
  • m. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en voorts met inachtneming van de volgende regels, met dien verstande dat de nieuwbouw van veestallen niet is toegestaan.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat: 1. bestaande gebouwen zoals schuilgelegenheden en veldschuren buiten het bouwvlak eveneens zijn toegestaan waarvan de oppervlakte met maximaal 10% mag worden vergroot.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan:

  • a. lage tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen;
  • b. erf- en terreinafscheidingen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Schuilgelegenheden buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a ten behoeve van het bouwen van andere dan bestaande schuilgelegenheden buiten het bouwvlak, mits:

  • a. de oppervlakte van de bij het bedrijf, instelling of woning behorende agrarische gronden ten minste 5.000 m² bedraagt;
  • b. de afstand tussen het bouwvlak en de schuilgelegenheid niet minder dan 50 m bedraagt;
  • c. de landschaps- en natuurwaarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden aangetast, met dien verstande dat afwijking niet mogelijk is dan nadat is aangetoond dat de omliggende waarden en functies niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de oppervlakte niet meer dan 25 m² bedraagt;
  • e. de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan respectievelijk 2,5 m en 4 m;
  • f. de schuilgelegenheid aan ten minste één zijde niet voorzien is van een wand.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gebouwen als binnenrijbaan;
  • b. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak als paardenbak;
  • c. het gebruik van teeltondersteunende voorzieningen, uitgezonderd voor zover toegestaan;
  • d. het gebruik van gronden voor fruitteelt en boomgaarden binnen een afstand van 50 m tot (bedrijfs)woningen inclusief tuinen en erven, sport- en recreatievoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen, uitgezonderd voor zover:
    • 1. het de vervanging van bestaande fruitteelt en boomgaarden betreft;
    • 2. geen gebruik wordt gemaakt van gewasbestrijdingsmiddelen, dan wel indien gewasbestrijdingsmiddelen worden toegepast wordt voorzien in een windcirkel en gebruik wordt gemaakt van driftarme spuitdoppen;
  • e. het gebruik van gronden voor het plaatsen van reclamezuilen en -borden, anders dan ten behoeve van de ter plaatse toegstane activiteiten;
  • f. wonen.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren.

3.5.2 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld onder artikel 3.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

3.5.3 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder artikel 3.5.1 is vereist voor:

  • a. werken en/of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
  • c. werken en/of werkzaamheden welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch verwante bedrijven;
  • b. aan het buitgebied gebonden bedrijven;
  • c. aannemers-, loon- en verhuurbedrijven;
  • d. groenvoorzieningen, waaronder landschappelijke inpassing;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. toegangswegen, -paden en overig verblijfsgebied;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen.
  • i. er is 1 bedrijfswoning toegestaan.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. voor zover een bouwvlak is aangegeven, dienen gebouwen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte aan gebouwen mag per bedrijf niet meer bedragen dan 2.775 m²;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 12 meter, dan wel bedraagt niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven hoogte;
  • d. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt, indien aangegeven, de aangegeven maximale goothoogte, ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte';
  • e. gebouwen worden gebouwd met kap waarvan de dakhelling minimaal 15 graden en maximaal 60 graden bedraagt.
4.2.2 Bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. voor zover een bouwvlak is aangegeven, dienen bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan 11 meter;
  • c. de goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan 6,5 meter;
  • d. gebouwen worden gebouwd met kap waarvan de dakhelling minimaal 15 graden en maximaal 60 graden bedraagt;
  • e. de maximale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 100 m²;
  • f. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 6,5 meter;
  • g. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 3,5 meter.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 7 meter voor palen en masten;
    • 2. 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 3. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden zijn geen bedrijfsactiviteiten toegestaan, betreffende:

  • a. bedrijven die op grond van het bepaalde in artikel 4.1 niet zijn toegestaan;
  • b. Bevi-inrichtingen en daarmee vergelijkbare risicobedrijven;
  • c. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • d. Inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toelaten van een bedrijf tot en met categorie 3.1 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen als Bijlage 2, mits het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot het in artikel 4.1 genoemde bedrijf.

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'transportbedrijf': een handels- en transportbedrijf;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • d. detailhandel van niet ter plaatse vervaardigde goederen tot een maximum van 10% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 150 vierkante meter en uitsluitend op de begane grond;
  • e. tijdelijke opslag van goederen met een maximale stapelhoogte van 3 meter;
  • f. landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - landschappelijke inpassing' overeenkomstig het in Bijlage 1 opgenomen landschappelijk inpassingsplan;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. toegangswegen, -paden en overig verblijfsgebied;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

De bebouwing dient te voldoen aan de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een bouwperceel mag maximaal 5.000 m² bedragen, met uitzondering ter plaatse van:
    • 1. een handels- en transport ter plaatse van de aanduiding 'transportbedrijf' waarvan de bouwperceeloppervlakte maximaal 7.000 m² mag bedragen;
    • 2. de uitbreiding van het bedrijf gelegen binnen de bestemming 'Bedrijf'. Ten behoeve van dit bedrijf mag binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' een uitbreiding van de oppervlakte aan gebouwen van maximaal 16.500 m² plaatsvinden;
  • c. het bebouwingspercentage mag per perceel maximaal 70% bedragen;
  • d. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter;
  • e. de hoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • f. de bebouwde oppervlakte van bedrijfsgebouwen dient per bedrijf minimaal 250 m² te bedragen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag ten behoeve van een handels- en transportbedrijf een bedrijfswoning worden gerealiseerd. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien voor de westelijke gevel een minimale geluidwering van de volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering van een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied niet kleiner is dan 30 dB(A) wordt toegepast uitgaande van een geluidbelasting van 65 dB(A) industrielawaai op de west- en noordgevel. Deze geluidwering moet aan de hand van een akoestisch onderzoek worden aangetoond;
    • 2. ter plaatse van 'gevellijn' dient de zuidgevel van de bedrijfswoning op de verdieping(en) als dove gevel te worden uitgevoerd, waarbij voor het bepalen van de in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering van een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn, de geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai gehanteerd wordt van Lden = 61 dB;
    • 3. de oostgevel dient een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering te hebben die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie – zoals genoemd in tabel 3 van de notitie wegverkeerslawaai in de kolom ‘niveaus exclusief aftrek: totaal wegverkeer - en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A);
    • 4. de voorgevel van de bedrijfswoning dient in de op de verbeelding aangegeven 'gevellijn' te worden gebouwd;
    • 5. de inhoud mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
    • 6. de goothoogte mag niet meer dan 6 meter bedragen;
    • 7. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter met dien verstande dat indien de bedrijfswoning voorzien is van een plat dak, de maximale bouwhoogte niet meer dan 6 meter mag bedragen;
    • 8. de diepte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 15 meter bedragen;
    • 9. per bedrijfswoning mag maximaal 100 m² aan bijbehorende bijwerken worden opgericht;
    • 10. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning bedraagt maximaal 6,5 meter;
    • 11. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning bedraagt maximaal 3,5 meter.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 7 meter voor palen en masten;
    • 2. 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 3. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan afgeweken worden:

  • a. van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder d ten aanzien van de minimaal voorgeschreven afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot in de zijdelingse perceelsgrens, mits de belangen van de eigenaren en/of rechthebbenden van de aangrenzende bouwpercelen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. van het bepaald in artikel 5.2.1 onder g ten behoeve van het bouwen van de bedrijfswoning 7,5 meter voor de gevellijn mits aan 1 van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. naast de zuidgevel van de bedrijfswoning op de de verdieping(en) dient ook de zuidgevel op de begane grond als dove gevel te worden uitgevoerd, waarbij het bepalen van de in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering van een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn, de geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai gehanteerd wordt van Lden 61 dB;
    • 2. op de zuidelijke erfgrens dient een 1,8 meter hoog scherm met een geluidwering van minimaal 12 dB geplaatst te worden.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. bedrijfsactiviteiten betreffende bedrijven die op grond van het bepaalde in artikel 5.1 niet zijn toegestaan;
  • b. bedrijfsactiviteiten betreffende Bevi inrichtingen en daarmee vergelijkbare risicobedrijven;
  • c. bedrijfsactiviteiten betreffende geluidzoneringplichtige inrichtingen;
  • d. bedrijfsactiviteiten betreffende inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht
  • e. het gebruiken en/of het (doen) laten gebruiken van de in artikel 5.2.1 onder g. genoemde bedrijfswoning zonder dat:
    • 1. de uitwendige scheidingsconstructie van de woning voldoet aan een minimale karakteristieke geluidwering van tenminste 30 dB(A) uitgaande van een geluidbelasting van 65 dB(A) industrielawaai op de west- en noordgevel;
    • 2. ten aanzien van de zuidgevel sprake is van een dove gevel op de verdieping (en).
    • 3. – ingeval een afwijking als bedoeld in artikel 5.3 onder b. is toegepast;
      – ten aanzien van de zuidgevel sprake is van:
      • een dove gevel op de begane grond danwel ;
      • een 1,8 meter hoog scherm op de zuidelijke perceelsgrens. Dit geluidscherm moet een minimale geluidwering van 12 dB hebben
    • 4. de oostgevel een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering heeft, die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie – zoals genoemd in tabel 3 van de in Bijlage 3 opgenomen notitie wegverkeerslawaai in de kolom ‘niveaus exclusief aftrek: totaal wegverkeer - en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A). In het geval een afwijking als bedoeld in artikel 5.3 onder b, nummer 2, is verleend, moet in plaats van de hiervoor genoemde tabel 3, tabel 2 gelezen worden.
5.4.2 Voorwaardelijke verplichting

Voordat binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' mag worden gebouwd zoals bedoeld in artikel 5.2 en 5.3 dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarde:

  • a. op gronden ter plaatse van de functieaanduidingen 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing', 'specifieke vorm van bedrijventerrein - landschappelijke inpassing' alsmede 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - landschappelijke inpassing' dient de landschappelijke inpassing te worden gerealiseerd conform het als Bijlage 1 opgenomen landschappelijk inpassingsplan. De gerealiseerde landschappelijke dient tevens duurzaam in stand te worden gehouden.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijken ander bedrijf

Bij omgevingsvergunning kan afgeweken worden:

  • a. van het bepaalde in artikel 5.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm, geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplantingen;
  • b. landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' overeenkomstig het in Bijlage 1 opgenomen landschappelijk inpassingsplan;
  • c. paden;
  • d. sport- en spelvoorzieningen;
  • e. beeldende kunstwerken;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen;
  • g. overige voorzieningen van openbaar nut, één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels

Uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de bestemming met een maximale hoogte van 2 meter zijn toegestaan.

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2 ten behoeve van nutsvoorzieningen met dien verstande dat:

  • a. de inhoud van bouwwerken maximaal 50 m³ per op te richten bouwwerk mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (ontsluitings)wegen (met niet meer dan 2 rijstroken);
  • b. parkeervoorzieningen;

    met daarbij behorend(e):
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. bermen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. toegangswegen, -paden; en
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen.
7.2 Bouwregels

Uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de bestemming zijn toegestaan met een maximale hoogte van 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van lichtmasten en wegwijzers maximaal 15 meter mag bedragen.

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2 ten behoeve van nutsvoorzieningen met dien verstande dat:

  • a. de inhoud van bouwwerken maximaal 50 m³ per op te richten bouwwerk mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.

Artikel 8 Waarde - Archeologie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De bouwvlakken in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Omgevingsvergunningsplicht voor de activiteit bouwen van een bouwwerk
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemming, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen een rapport te overleggen waaruit blijkt op welke wijze de in de bodem aanwezige archeologische waarden zullen worden behouden;
  • b. Het geheel dan wel deels behouden van de aanwezige archeologische waarden kan aangetoond worden indien uit het rapport blijkt dat de aan te leggen fundering niet dieper reikt dan de aanwezige archeologische laag, er sprake is van het gebruik van niet-grond verdringende heipalen dan wel dat aangetoond kan worden dat het gebruik van de grondverdringende heipalen niet meer dan 5% van het totale bouwoppervlak verstoort.
8.2.2 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Indien uit het in artikel 8.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of worden verstoord, kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarde verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  • b. indien de vergunningaanvrager een rapport overlegt waarin staat aangegeven op welke wijze wordt voldaan aan de eisen uit het in Bijlage 4 opgenomen 'Behoudsplan plangebied Buitengebied 'Brakel Van Heemstraweg 2', zulks ter goedkeuring van de gemeente Zaltbommel.
8.2.3 Bouwverbod

Indien uit het in artikel 8.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 8.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan kan de vergunning worden geweigerd.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden plicht

Het is verboden in de bouwvlakken met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulk indien de bodem op een grotere diepte dan 60 cm wordt verstoord;
  • b. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de bodem op een grotere diepte dan 60 cm wordt verstoord;
  • c. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 60 cm wordt verstoord;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 60 cm; waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
8.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 8.3.1 gestelde verbod is niet van toepassing, op de uitvoering van werkzaamheden of werken:

  • a. welke het normale onderhoud en/of gebruikt betreffen;
  • b. welke reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. aanvaardbaar zijn op basis van een door vergunningaanvrager ingediend en door de gemeente goedgekeurd rapport waarmee is vastgesteld dat aan de eisen in het in Bijlage 4 opgenomen 'Behoudsplan plangebied 'Buitengebied, Brakel Van Heemstraweg 2' wordt voldaan, zulks ter goedkeuring van de gemeente Zaltbommel;
  • d. indien de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport overlegt waaruit blijkt op welke wijze de in de bodem aanwezige archeologische waarden zullen worden behouden. Aanwezige archeologische waarden worden ook gespaard door het gebruik van (half) waterdoorlatende verhardingen.
8.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor een werk, niet zijnde een bouwwerk, of werkzaamheden op grond van een bestemmingsplan, inpassingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit kan slechts worden verleend, indien uit het rapport blijkt dat de uit te voeren werken niet dieper reiken dan de aanwezige archeologische laag.

8.3.4 Beoordelingscriteria

Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport, advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

8.3.5 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Indien uit het in artikel 8.3.2 onder c genoemde rapport blijkt dat de archeologische waaredn van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarde verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden.
8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. bouwgrenzen en overige aanduidingen op de verbeelding in het horizontale vlak, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien dit uit oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, het stedenbouwkundig beeld niet wordt ge-schaad en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 10 m bedraagt;
  • c. bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van:

  • a. het afwijken van bestemmingsgrenzen tot een maximum van 10 meter, indien en voor zover deze afwijkingen noodzakelijk zijn in verband met de uitmeting van het terrein, dan wel indien uit oogpunt van doelmatig gebruik van de grond gewenst is;
  • b. het in geringe mate afwijken van bestemmingsgrenzen en overige aanduidingen op de verbeelding in het horizontale vlak, indien dit noodzakelijk is ter aanpassing van de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, het stedenbouwkundig beeld niet wordt geschaad en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten;
  • c. het oprichten van antennes, zend- en ontvangstmasten en antenne-opstelpunten, gericht op het gebruik ten behoeve van zend- en ontvangstinstallaties voor radiocommunicatie, het gebruik door radiozendamateurs en het gebruik ten behoeve van openbare veiligheid zoals sirenes.

Artikel 13 Algemene procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot afwijking is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, zoals deze wet luidde op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan, van toepassing.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Parkeren

Er moet voorzien zijn in voldoende parkeergelegenheid. Bij de beoordeling of sprake is van voldoende parkeergelegenheid wordt de gemeentelijke parkeernota gehanteerd en aanvullend, voor zowel maatvoering als normering, de meest actuele versie van het ASVV van CROW. Als er geen gemeentelijke parkeernota is vastgesteld, vindt de beoordeling in zijn geheel plaats op basis van de meest actuele versie van de ASVV van CROW.

14.2 Akoestisch onderzoek

De noodzakelijke geluidwering moet aan de hand van een akoestisch onderzoek worden aangetoond.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
15.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
15.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 15.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 15.1.1 met maximaal 10%.

15.1.3 Uitzondering

Artikel 15.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik
15.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

15.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 15.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 15.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.2.4 Uitzondering

Artikel 15.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

'Regels van het wijzigingsplan 'Buitengebied, Brakel Van Heemstraweg 2'.