Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Poederoijen, Hof van Poederoijen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0297.BGBBP20230016-VS01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan ‘Poederoijen, Hof van Poederoijen’ van de gemeente Zaltbommel.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten zoals vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0297.BGBBP20230016-VS01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.
 
1.3 aangebouwd bijbehorend bouwwerk
een gebouw, dat aan het hoofdgebouw is gebouwd en dat naar aard en indeling is bedoeld voor uitbreiding van en/of aanvulling op de woonfuncties van het hoofdgebouw tenzij in de regels anders is bepaald.
 
1.4 aan huis gebonden beroep
het in een woning met bijbehorende gebouwen beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, zulks met behoud van de woonfunctie van de betreffende woning (zie bijlage I Aan huis gebonden beroepen en bedrijven).
 
1.5 aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend (zie bijlage I Aan huis gebonden beroepen en bedrijven).
 
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels eisen worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.8 achtergevel
een van de openbare weg en/of fiets- en voetpad afgekeerde gevel van een hoofdgebouw.
 
1.9 achtergrens bouwvlak
een van de openbare weg en/of fiets- en voetpad afgekeerde grens van het bouwvlak.
 
1.10 arbeidsmigrant
personen die hun vaste woon-, of verblijfplaats in een ander Europees land dan Nederland hebben en op grond van een EU-paspoort of tewerkstellingsvergunning legaal in Nederland werkzaam zijn.
 
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.14 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.16 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.17 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
 
1.18 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.19 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
 
1.20 bouwwijze
de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, waarbij:
  • onder 'vrijstaand' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen tenzij in de regels anders is bepaald;
  • onder 'twee-aaneen' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw is begrensd;
  • onder 'aaneengebouwd' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdgebouwen die naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdgebouwen zijn begrensd, met uitzondering van het hoofdgebouw die de aldus gevormde rij beëindigen;
  • onder ‘patio’ wordt verstaan dat het een hoofdgebouw is met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof, gevormd door de zijmuren van naburige dan wel op het eigen (bouw)perceel aanwezige gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • onder ‘gestapeld’ wordt verstaan dat het hoofdgebouw uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
 
1.21 bijbehorend bouwwerk
De uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
 
1.22 dak
een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk.
 
1.23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit niet zijnde horeca.
 
1.24 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.25 gevellijn
een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad en/of groenvoorziening toegekeerde lijn waarin of waarachter de gevel of gevels van het hoofdgebouw dient te worden gebouwd.
 
1.26 hoofdgebouw
een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.27 huishouden
een persoon of groep personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling.
 
1.28 infiltratie
een fijnmazige structuur voor waterinfiltratie.
 
1.29 kap
een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een hellingshoek van tenminste 35° en ten hoogste 60°.
 
1.30 overkapping
bouwwerken, geen gebouw zijnde met maximaal één omsloten wand.
 
1.31 parkeervoorziening
stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer met uitzondering van garages.
 
1.32 perceelsgrens
de scheiding tussen bouwpercelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut.
 
1.33 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
 
1.34 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.35 verdiepingen
de bouwlagen van een gebouw gelegen boven de begane grondlaag.
 
1.36 voldoende laad- en losgelegenheid
van voldoende laad- en losgelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan de eisen met betrekking tot laden en lossen op eigen terrein zoals vastgelegd in de 'Parkeernota Zaltbommel 2018', vastgesteld door de raad op 14 juni 2018. Op het moment dat de gemeente een opvolger van de hiervoor genoemde nota vaststelt, wordt deze 'opvolger' gehanteerd om te bepalen of sprake is van voldoende laad- en losgelegenheid.
 
1.37 voldoende parkeergelegenheid
van voldoende parkeergelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan de parkeernormering (en maatvoering van de parkeergelegenheid) zoals vastgelegd in de 'Parkeernota Zaltbommel 2018', vastgesteld door de raad op 14 juni 2018. Op het moment dat de gemeente een opvolger van de hiervoor genoemde nota vaststelt, wordt deze 'opvolger' gehanteerd om te bepalen of sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
 
1.38 voorgevel
een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad en/of groenvoorziening toegekeerde gevel of gevels van een hoofdgebouw.
 
1.39 voorzieningen van openbaar nut
voorziening ten behoeve van het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
 
1.40 vrijstaand bijbehorend bouwwerk
een niet voor bewoning bestemd voor nachtverblijf bestemd gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, waarbij het bijbehorend bouwwerk vrijstaand wordt uitgevoerd.
   
1.41 wettelijke regelingen
indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het vastgesteld plan.
 
1.42 wonen
het huisvesten van een huishouden in een woning/wooneenheid.
 
1.43 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat uitsluitend mag worden gebruikt voor de huisvesting van één huishouden.
 
1.44 wooneenheid
een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat uitsluitend mag worden gebruikt voor de huisvesting van één huishouden.
 
1.45 zorg- of begeleidingsafhankelijke bewoning:
twee of meerdere personen, die geen huishouden vormen, maar in een situatie of traject afhankelijk van zorg- en begeleiding, zoals bedoeld in de Woonzorgvisie, voor een bepaalde periode of regulier gezamenlijk in een woning of woonvorm wonen, waarbij iedereen minimaal beschikt over een eigen onzelfstandige wooneenheid (kamer) en er sprake is van een aantal gemeenschappelijke voorzieningen.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 afstand tot de bouwperceelsgrens
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
 
2.2 de dakhelling
de helling van het (deel van) het dak en het horizontale vlak.
 
2.3 het bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage van de gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
 
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
de hoogte in meters van de druiplijn, de bovenkant van de goot, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel, gemeten vanaf peil.
 
2.5 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer en de buitenzijden (van gevels, (en/of het hart van de scheidsmuren) daken en dakkapellen).
 
2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk
de hoogte in meters van het hoogste punt van een bouwwerk, gemeten vanaf peil, met dien verstande, dat bij de meting van de bebouwingshoogte van een gebouw schoorstenen, lichtkoepels balkonhekken en dergelijke aan een gebouw ondergeschikte bouwdelen buiten toepassing blijven.
 
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk
de oppervlakte van een bouwwerk door middel van loodrechte projectie van het dakvlak; indien en voor zover het overstek kleiner is dan 0,5 m, gelden, in afwijking van het voorgaande, de buitenkant van de muren als bebouwde oppervlakte.
 
2.8 lengte, breedte en diepte bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren).
 
2.9 peil
  1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de hoogte van de kruin van de aansluitende afgewerkte weg.
 
2 Bestemmingsregels
   
Artikel 3 Groen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen en beplantingen;
  2. paden en parkeervoorzieningen;
  3. sport- en speelvoorzieningen;
  4. beeldende kunstwerken;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. schouwzone voor een naastgelegen watergang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘water’;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. ter plaatse van ‘specifieke vorm van groen – wadi’ een wadi;
  9. voorzieningen voor waterzuivering, infiltratie en waterberging, waaronder wadi's en infiltratiegebieden,
 
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
  
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
  2. de maximale bouwhoogte van een gebouw bedraagt 3 meter;
  3. de maximale oppervlakte van een gebouw bedraagt 15 m².
 
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximale bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering bedraagt 8 meter;
  2. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 4 meter.
  
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik
Tot een met het plan strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor:
  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het bedrijfsmatig gebruiken van de gronden.
 
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Groen' ter plaatse van ‘wetgevingzone – wijzigingsgebied’ te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en ‘Verkeer’ onder de voorwaarden dat:
  1. eerst ná het jaar 2025 van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik gemaakt kan worden; en,
  2. de behoefte aan de woningen is aangetoond middels een actueel woningbehoefteonderzoek; en,
  3. de wijziging binnen het gehele wijzigingsgebied voorziet in ten hoogste 27 woningen met een maximale bouwhoogte van 11 meter; en,
  4. de stedenbouwkundige opzet van het plan wordt uitgewerkt in samenhang met de stedenbouwkundige structuur in de bestaande, reeds gerealiseerde, bestemde en/of vergunde gebieden, en conform hetgeen is omschreven in het Beeldkwaliteitsplan Hof van Poederoijen; en,
  5. voor wat betreft het aantal benodigde parkeerplaatsen dient te worden voldaan aan de parkeernormen van de gemeente Zaltbommel die gelden ten tijde van de vaststelling van het wijzigingsplan; en,
  6. sprake is van een goede ruimtelijke ordening respectievelijk een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
 
Artikel 4 Verkeer
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, voet- en fietspaden, met bermen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. afwateringsdoeleinden;
  5. buis- en kabelverbindingen voor de waterhuishouding, riolering, nutsbedrijven en overeenkomstige doeleinden;
  6. straatmeubilair, waaronder mede begrepen zijn voorzieningen ten behoeve van ondergrondse afvalcontainers;
  7. voorzieningen voor waterzuivering, infiltratie en waterberging, waaronder infiltratiegebieden en retentievoorzieningen;
  8. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. nutsvoorzieningen;
  10. openbare sport- en spelvoorzieningen;
  11. voortuinen;
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
 
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
  3. de maximale oppervlakte van een gebouw bedraagt 15 m².
 
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximale bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering bedraagt 8 meter;
  2. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 4 meter.
 
4.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Verkeer’ ter plaatse van ‘wetgevingzone – wijzigingsgebied’ te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en ‘Verkeer’ onder de voorwaarden dat:
  1. eerst ná het jaar 2025 van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik gemaakt kan worden; en,
  2. de behoefte aan de woningen is aangetoond middels een actueel woningbehoefteonderzoek; en,
  3. de wijziging binnen het gehele wijzigingsgebied voorziet in ten hoogste 27 woningen met een maximale bouwhoogte van 11 meter; en,
  4. de stedenbouwkundige opzet van het plan wordt uitgewerkt in samenhang met de stedenbouwkundige structuur in de bestaande, reeds gerealiseerde, bestemde en/of vergunde gebieden, en conform hetgeen is omschreven in het Beeldkwaliteitsplan Hof van Poederoijen; en,
  5. voor wat betreft het aantal benodigde parkeerplaatsen dient te worden voldaan aan de parkeernormen van de gemeente Zaltbommel die gelden ten tijde van de vaststelling van het wijzigingsplan; en,
  6. sprake is van een goede ruimtelijke ordening respectievelijk een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
 
Artikel 5 Water
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. watergangen;
  3. taluds en natuurvriendelijke oevers;
  4. voorzieningen, zoals kunstwerken en andere waterstaatwerken, voor waterafvoer en waterberging;
  5. met de bijbehorende voorzieningen zoals duikers, bermen, beschoeiingen en paden.
 
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepaling.
 
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 meter.
 
Artikel 6 Wonen
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, groenvoorziening, parkeervoorziening en paden;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. schouwzone voor een naastgelegen watergang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'water';
een en ander met de bijbehorende voorzieningen.
 
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
  1. Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming, zoals woningen in de vorm van een hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken, alsmede overige bouwwerken.
  2. Hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
  3. Ter plaatse van de specifieke aanduiding ‘bouwverbod’ is het verboden gebouwen en bijbehorende bouwwerken te bouwen. Dat geldt ook voor vergunningvrije gebouwen en bijbehorende bouwwerken.
 
6.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. er mogen hoofdgebouwen in de vorm van woningen worden gebouwd overeenkomstig de volgende bouwwijze: vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd, gestapeld en geschakeld;
  2. het aantal woningen ter plaatse van de bouwaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag niet meer bedragen dan het op de verbeelding aantal aangegeven woningen;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ zijn enkel vrijstaande woningen toegestaan;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’ zijn enkel twee-aaneen gebouwde woningen toegestaan;
  5. ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ zijn enkel aaneengebouwde woningen toegestaan;
  6. ter plaatse van de aanduiding ‘geschakeld’ zijn enkel geschakelde woningen toegestaan;
  7. ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ zijn enkel gestapelde woningen toegestaan;
  8. op een perceel kunnen meerdere aanduidingen van toepassing zijn als bedoeld in sub c. tot en met sub g.
  9. indien op de verbeelding een ‘gevellijn’ staat aangegeven, dient de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd in deze 'gevellijn' of op maximaal 2 meter achter deze gevellijn;
  10. de goot- en/of de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduidingen 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  11. de diepte van het hoofdgebouw, gerekend vanaf de voorgevel, bedraagt;
    1. maximaal 12 meter bij aaneengebouwde woningen;
    2. maximaal 14 meter bij twee-aaneen woningen en bij vrijstaande woningen of door middel van bijbehorende bouwwerken geschakelde woningen;
  12. de afstand van een twee-aaneen hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient aan één zijde minimaal 2 meter te bedragen;
  13. de afstand van een vrijstaand hoofdgebouw tot beide zijdelingse perceelgrenzen dient minimaal 2 meter te bedragen;
  14. voor hoofdgebouwen geldt dat deze moeten worden voorzien van een kap, tenzij het gestapelde woningen betreft, in welk geval ook een plat dak mogelijk is.
 
6.2.3 Maatvoering bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd op minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat vóór de voorgevel erkers zijn toegestaan met een maximum breedte van 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw en een maximum diepte van 1,5 meter;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt per woning ten hoogste 100 m², met een maximum van 50% van het bouwperceel achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  3. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3 m, met dien verstande dat voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken de goothoogte tevens de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 cm mag bedragen;
  4. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 6 m;
  5. voor het bouwen van aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelden voorts de volgende regels:
    1. de diepte aan de achtergevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 8 m;
    2. de breedte aan de zijgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 4 m;
    3. het plaatsen van hekwerken op aangebouwde bijbehorende bouwwerken is toegestaan, indien en voor zover het hekwerk als een afscheiding geldt voor een dakterras en indien het hekwerk niet hoger is dan 1 m;
  6. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  7. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot enig ander gebouw op het bouwperceel dient minimaal 1 m te bedragen.
 
6.2.4 Maatvoering overige bouwwerken
Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel ten hoogste 0,8 m bedraagt;
  2. in aanvulling en afwijking van het bepaalde onder a geldt voor erf- of terreinafscheidingen die worden aangebracht vóór de voorgevel en bij zij- en achterkanten als deze grenzen aan of duidelijk in het zicht liggen van de openbare ruimte: (erf)afscheidingen dienen alsdan te worden uitgevoerd in de vorm van levende groenvoorzieningen, zoals een haag of klimplanten, in combinatie met een houten hek of gaaswerk. Bepalend is hetgeen is omschreven in het Beeldkwaliteitplan Hof van Poederoijen, zoals dat gelijktijdig met het bestemmingsplan is vastgesteld en als bijlage aan de plantoelichting is gehecht;
  3. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  4. zwembaden worden achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw gebouwd, waarbij de bouwhoogte ten hoogste 1,2 m bedraagt;
  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 2 m.
 
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Aan huis gebonden beroep
Gebruik van een deel van de woning en/of het bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits de woonfunctie als overwegende functie gehandhaafd blijft en de te gebruiken oppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep aan huis niet meer bedraagt dan 30 m².
 
6.3.2 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:
  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor (zelfstandige) bewoning;
  2. het gebruik van een deel van een woning en/of bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  3. het gebruik van de in deze bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting;
  4. het gebruik van woningen en/of wooneenheden anders dan voor de huisvesting van één huishouden, waaronder in ieder geval wordt begrepen kamerverhuur en het gebruik voor zorg- en begeleidingsafhankelijke bewoning.
 
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Omgevingsvergunning aan huis verbonden bedrijf
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.4.2 onder b, teneinde binnen een woning en/of bijbehorende bouwwerken de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:
  1. de woonfunctie dient als overwegende functie gehandhaafd te blijven;
  2. het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en mag geen afbreuk doen aan het karakter van de buurt;
  3. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot onevenredige parkeerdruk;
  4. (detail)handel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  5. de te gebruiken oppervlakte ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf mag maximaal 30 m² bedragen.
 
6.4.2 Wonen in een zorg- of begeleidingsafhankelijke woning
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.4.2 onder d voor het huisvesten van wonen in de vorm van een zorg- of begeleidingsafhankelijke woning, mits dit in overeenstemming is met de 'Woonzorgvisie Bommelerwaard 2020-2024', die op 7 november 2019 is vastgesteld of haar rechtsopvolger van deze beleidsregel.
 
6.4.3 Huisvesting arbeidsmigranten
  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.4.2 onder d voor het huisvesten van arbeidsmigranten, niet zijnde geconcentreerde huisvesting, mits één en ander past binnen de gestelde randvoorwaarden en uitgangspunten die zijn gesteld in het 'Beleid huisvesting arbeidsmigranten gemeente Zaltbommel 2019', dat op 20 juni 2019 is vastgesteld of de rechtsopvolgers van deze beleidsregel.
  2. Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kan het college van burgemeester en wethouders voorwaarden stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is:
    1. om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
    2. om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
    3. om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
    4. om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.
 
6.5 Voorwaardelijke verplichting
Alvorens de gronden binnen het plangebied in gebruik genomen worden voor de doeleinden als bedoeld in artikel 6.1, dient te zijn voorzien in de aanleg van een waterberging, waaronder wadi's en infiltratiegebieden, met een oppervlakte van tenminste 1.200 m² en een inhoud van tenminste 480 m³.
 
Artikel 7 Waarde – Archeologie
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
 
7.2 Bouwregels
 
7.2.1 Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van een bouwwerk
  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld én waarin in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd;
  2. Geen onderzoeksplicht naar archeologische waarden geldt in het geval van vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
  3. Voor zover op basis van ander documentatiemateriaal onmiskenbaar vaststaat dat archeologische waarden niet zijn te verwachten (bijvoorbeeld als al onderzoek heeft plaatsgevonden, waaruit bleek dat er geen archeologische waarden aanwezig waren of dat toereikende maatregelen genomen konden worden om aanwezige waarden in de bodem te behouden), kan met instemming van het bevoegd gezag (veelal de gemeente) onderzoek achterwege blijven en bestaan vanuit de archeologie geen belemmeringen.
 
7.2.2 Voorwaarden
Indien uit het in lid 7.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
 
7.2.3 Bouwverbod
Indien uit het in lid 7.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 7.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
 
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige.
 
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
7.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde – Archeologie’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ophogen van de bodem;
  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  6. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd;
  7. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  8. het aanleggen van bos of boomgaard;
  9. het scheuren van grasland;
  10. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
 
7.4.2 Uitzonderingen
  1. Het in 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
    2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
  2. Voor zover op basis van ander documentatiemateriaal onmiskenbaar vaststaat dat archeologische waarden niet zijn te verwachten (bijvoorbeeld als al onderzoek heeft plaatsgevonden, waaruit bleek dat er geen archeologische waarden aanwezig waren of dat toereikende maatregelen genomen konden worden om aanwezige waarden in de bodem te behouden), kan met instemming van het bevoegd gezag (veelal de gemeente) onderzoek achterwege blijven en bestaan vanuit de archeologie geen belemmeringen.
 
7.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning voor een werk, niet zijnde een bouwwerk, of werkzaamheden op grond van een bestemmingsplan, inpassingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit kan slechts worden verleend, indien door de in lid 7.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
 
7.4.4 Voorwaarden
Voor zover de in 7.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen,
  3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
 
7.4.5 Onderzoeksplicht
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin:
  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
 
7.4.6 Beoordelingscriteria
Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
  
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming ‘Waarde – Archeologie’ geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
 
3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
 
9.1 Ondergeschikte bouwdelen
9.1.1 Overschrijding bouw- en bestemmingsgrenzen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, regenpijpen, stoeptreden, luifels, installaties, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,0 m bedraagt.
 
9.1.2 Overschrijding bouwhoogte
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen is overschrijding van de bouwhoogte toegestaan door ondergeschikte bouwdelen, als gevelversieringen, ventilatiekanalen, installaties, regenpijpen, liftkokers e.d., mits de overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte niet meer dan 1,0 m bedraagt.
 
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
 
Het bevoegd gezag is bevoegd om af te wijken, voor zover niet reeds op grond van een andere regels van dit bestemmingsplan met een omgevingsvergunning is afgeweken, van de op de verbeelding of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits hierdoor geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat.
Artikel 11 Overige regels
 
11.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren
  1. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het planologisch uitbreiden of het planologisch wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat voorzien wordt involdoende parkeergelegenheid op eigen terrein overeenkomstig de door burgemeester en wethouders vastgestelde beleidsregels met betrekking tot parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van de indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
  2. burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a.:
    1. indien voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- en stallingruimte wordt voorzien.
  3. afwijken van de regels, als bedoeld onder b. is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
    2. de woon- en leefsituatie.
 
11.2 Laden en lossen
  1. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend indien, bij een te verwachten behoefte qua laden en lossen, tijdens de aanvraag wordt aangetoond dat voorzien wordt in voldoende laad- en losgelegenheid op eigen terrein. Dit overeenkomstig de door burgemeester en wethouders vastgestelde eisen met betrekking tot laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van de indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning;
  2. burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a:
    1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- en losruimte wordt voorzien.
  3. afwijken van de regels, als bedoeld onder b. is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de situatie in de openbare ruimte;
    2. de woon- en leefsituatie.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
 
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
 
12.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 12.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 met maximaal 10%.
 
12.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
12.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
12.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
12.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
12.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 12.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 13 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Poederoijen, Hof van Poederoijen’