Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Gameren, Bedrijventerrein Rondgang II
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0297.BGBBP20230007-VS01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan Gameren, Bedrijventerrein Rondgang II met identificatienummer NL.IMRO.0297.BGBBP20230007-VS01 van de gemeente Zaltbommel;
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde deze regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.6 bebouwingspercentage
het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
 
1.7 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
 
1.8 besluit externe veiligheid inrichtingen
besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor de externe veiligheid van inrichtingen, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het vastgesteld van dit plan;
 
1.9 bestaand
  • bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van dit plan;
  • bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het vastgesteld van dit plan, alsmede bouwwerken die op het moment van de terinzagelegging van het vastgesteld van dit plan mogen worden gebouwd krachtens een daartoe verleende omgevingsvergunning voor bouwen;
 
1.10 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.11 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.12 bevi inrichtingen
risicobedrijven, zoals aangegeven bij of krachtens het Besluit externe veiligheid inrichtingen, en risicobedrijven met vergelijkbare externe veiligheidsrisico's, waarvoor een vergunningplicht geldt vanwege een risicovolle activiteit (bijvoorbeeld een LPG-opslagtank voor eigen gebruik of een LNG-opslagtank);
 
1.13 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
 
1.14 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
 
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
   
1.17 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
 
1.18 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.19 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
 
1.20 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijn toegelaten;
 
1.21 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
 
1.22 bruto-vloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten;
 
1.23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan degenen, die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.24 erfturbine
een bouwwerk voor het opwekken van elektrisch vermogen uit wind, met een ashoogte van niet meer dan 20,00 meter;
 
1.25 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.26 geluidzoneringsplichtige inrichtingen
bedrijven die op grond van de Wet geluidhinder zijn aangewezen als categorie van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;
 
1.27 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven of instellingen, die deze goederen in een door hen gedreven onderneming aanwenden;
 
1.28 hoofdgebouw
één of meer panden, of gedeelte daarvan die noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.29 huishouden
een persoon of groep personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling;
 
1.30 leidingvlak
30 m aan weerszijden van de hartlijn van de hoogspanningsverbinding;
 
1.31 magneetveldgevoelige bouwwerken
woningen (daaronder begrepen bedrijfswoningen), woonwagenstandplaatsen, scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs, crèches, kinderopvang plaatsen;
 
1.32 magneetveldongevoelige bouwwerken
overige niet-magneetgevoelige of niet-magneetongevoelige objecten;
 
1.33 magneetveldzone
het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla;
   
1.34 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, (stads)verwarming, drinkwater en telecommunicatiediensten, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer alsmede ten behoeve van riolering en (ondergrondse) afvalinzameling;
 
1.35 ondersteunende horeca
niet-zelfstandige horeca die is of wordt gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdfunctie en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
 
1.36 onzelfstandig kantoor (bedrijfskantoor)
een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft. Een onzelfstandig kantoor bevind zich op hetzelfde bouwperceel als het bedrijf waarvan het een onderdeel is;
 
1.37 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
 
1.38 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
 
1.39 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.40 raamprostitutie
een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins vanuit een gebouw de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor publiek besloten ruimte plaatsvinden;
 
1.41 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch en/of pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.42 veiligheidsvoorzieningen
voorzieningen en /of installaties ten behoeve van het bestrijden van calamiteiten, zoals: blusleidingen, opstelplaatsen voor de brandweer, vluchtroutes in en rondom gebouwen, bepompbaar oppervlaktewater, brandkranen e.d.;
 
1.43 voldoende laad- en losgelegenheid
van voldoende laad- en losgelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan de eisen met betrekking tot laden en lossen op eigen terrein zoals vastgelegd in de 'Parkeernota Zaltbommel 2018', vastgesteld door de raad op 14 juni 2018. Op het moment dat de gemeente een opvolger van de hiervoor genoemde nota vaststelt, wordt deze 'opvolger' gehanteerd om te bepalen of sprake is van voldoende laad- en losgelegenheid;
 
1.44 voldoende parkeergelegenheid
van voldoende parkeergelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan de parkeernormering (en maatvoering van de parkeergelegenheid) zoals vastgelegd in de 'Parkeernota Zaltbommel 2018', vastgesteld door de raad op 14 juni 2018. Op het moment dat de gemeente een opvolger van de hiervoor genoemde nota vaststelt, wordt deze 'opvolger' gehanteerd om te bepalen of sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
 
1.45 volumineuze detailhandel:
detailhandel die vanwege de omvang en de aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling. Voorbeelden hiervan zijn bouwmarkten en tuincentra. Daarnaast wordt hieronder verstaan detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, motoren, fietsen, boten, caravans, keuken, badkamers, meubels, sanitair, complete woninginrichting, vloerbedekking, parket, zonwering, tenten, bouwmaterialen en landbouwwerktuigen.
 
1.46 wonen:
het huisvesten van een huishouden in een woning/wooneenheid;
 
1.47 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat uitsluitend mag worden gebruikt voor de huisvesting van één huishouden.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 afstand tot de bouwperceelgrens
tussen de grens van een bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
 
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen;
 
2.3 diepte van een aangebouwde bouwmassa
de diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk wordt loodrecht gemeten vanaf de gevel van het hoofdgebouw, waaraan het bijbehorend bouwwerk wordt gebouwd;
 
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.5 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.6 ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als zonnepanelen, installatiekasten, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, liftkokers, liftopbouwen, trappenhuizen, galerijen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 m bedraagt.
 
2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het diepste punt van een bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
 
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.9 peil
  1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Bedrijventerrein
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven tot en met categorie 3.2 zoals opgenomen in de bij de regels als bijlage I gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. ondersteunende horeca;
  3. onzelfstandige kantoren tot een maximum van 1.500 m2 per bedrijf;
  4. detailhandel:
    • als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen;
    • volumineuze detailhandel.
  5. sport- en dansscholen, fitnesscentra en daarmee vergelijkbare functies;
  6. verkeer en verblijfsdoeleinden;
  7. groen en water;
  8. nutsvoorzieningen,
één en ander met bijbehorende voorzieningen zoals erven, groenvoorzieningen waaronder landschappelijke inpassing, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
 
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
  1. de gebouwen dienen te worden voorzien van een platte afdekking;
  2. gebouwen dienen gebouwd te worden binnen het bouwvlak;
  3. het bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel niet meer dan 80%;
  4. de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  5. de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte’ aangegeven goothoogte;
  6. de hoofdbebouwing dient te worden gebouwd op de rooilijn die 5 meter achter de erfgrens ligt, en georiënteerd is op de openbare weg;
  7. bedrijfsbebouwing dient gebouwd te worden conform de criteria voor bebouwing zoals opgenomen in het beeldkwaliteitsplan als bedoeld in bijlage II.
 
3.2.2 Nutsgebouwen
Voor nutsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  2. de inhoud mag niet meer bedragen dan 50 m³.
 
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m.
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen gebouwd te worden conform de criteria voor bebouwing c.q. bouwwerken zoals opgenomen in het beeldkwaliteitsplan als bedoeld in bijlage II.
 
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
  1. de situering en afmeting van bouwwerken;
  2. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid;
  3. het treffen van voorzieningen waardoor een luchtbehandelingsinstallatie centraal kan worden afgesloten;
  4. het realiseren van vluchtdeuren die zijn afgekeerd van een risicobron;
  5. de situering van lichtmasten en verlichting aan gebouwen;
Indien dit noodzakelijk is:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. Voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  3. Ter waarborging van verkeers-, sociale, externe en brandveiligheid en de milieusituatie;
  4. In verband met de gewenste laad- en losruimte op eigen terrein.
 
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Buitenopslag
Buitenopslag is toegestaan, mits:
  1. de buitenopslag aan het zicht vanaf de openbare weg wordt onttrokken door bebouwing of door groen, of;
  2. geïntegreerd is in of afgeschermd wordt door bebouwing.
 
3.4.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming voor:
  1. bedrijfskavels met een oppervlakte van meer dan 2,0 ha.
  2. Bevi inrichtingen en daarmee vergelijkbare risicobedrijven;
  3. geluidzoneringsplichtige bedrijven;
  4. woondoeleinden;
  5. kantoren, anders dan bedoeld in 3.1 onder c;
  6. het storten van puin en als opslag- of bergplaats van stoffen en/of materialen, werktuigen en gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en/of realisering van de in het plan aangewezen bestemmingen;
  7. als opslag van onklare dan wel aan hun normale bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  8. de uitoefening van een seksinrichting en/of (straat)prostitutie;
  9. het verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen.
 
3.4.3 Inrichting bedrijventerrein
De inrichting van het bedrijventerrein dient plaats te vinden conform het beeldkwaliteitsplan als bedoeld in bijlage II.
  
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijking milieucategorieën en bedrijfstypen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in 3.1 onder a voor:
  1. het toestaan van bedrijven die niet zijn opgenomen in de als bijlage toegevoegde bedrijvenlijst, voor zover deze bedrijven naar aard, milieubelasting en ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven;
  2. het toestaan van bedrijven die opgenomen zijn in een hogere milieucategorie en deze bedrijven naar aard en milieubelasting en ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    1. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
    2. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
 
3.5.2 Afwijking bedrijfsgebonden kantoren
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in lid 3.1 onder d voor onzelfstandige kantoren met een oppervlakte van meer dan 1.500 m2 mits de aanvraag gepaard gaat met een verantwoording van het groepsrisico en de veiligheidsregio in de gelegenheid wordt gesteld te adviseren t.a.v. de inrichting van het terrein.
 
Artikel 4 Groen
 
4.1 Bestemmingsregels
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. voorzieningen voor waterzuivering, infiltratie en waterberging, waaronder wadi's en inflitratiegebieden;
  3. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. ontsluitingswegen voor hulpdiensten;
  5. bij de bestemming behorende voorzieningen zoals water, speelvoorzieningen, voet- en fietspaden en nutsvoorzieningen.
 
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  1. Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a. zijn plinten, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen toegestaan ten behoeve van de aangrenzende bouwpercelen, met dien verstande dat de overschrijding van de bestemmingsgrens niet meer mag bedragen dan 0,3 meter.
  3. In afwijking van het bepaalde onder a. zijn langs de hoofdontsluiting ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers en dakoverstekken, toegestaan ten behoeve van de aangrenzende bouwpercelen, met dien verstande dat de overschrijding van de bestemmingsgrens niet meer mag bedragen dan 1,0 meter.
 
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en weg- en terreinverlichting mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.
 
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Inrichting bedrijventerrein
De inrichting van het bedrijventerrein dient plaats te vinden conform het beeldkwaliteitsplan als bedoeld in bijlage
 
Artikel 5 Water
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. taluds en natuurvriendelijke oevers;
  3. groenvoorzieningen;
  4. voorzieningen, zoals kunstwerken en andere waterstaatwerken, en ten behoeve van de waterafvoer en waterberging.
 
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 4 meter.
 
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Inrichting bedrijventerrein
De inrichting van het bedrijventerrein dient plaats te vinden conform het beeldkwaliteitsplan als bedoeld in bijlage II
 
Artikel 6 Leiding – Hoogspanning 1
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. ondergrondse hoogspanningsverbindingen met een spanning van maximaal 150kV;
 
met de daarbij behorende:
 
  1. belemmeringenstrook van ten hoogste 5 meter ter weerszijden van het kabelbed;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
met dien verstande dat:
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge de basisbestemming op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
  
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
  1. In afwijking van wat elders in deze regels is bepaald, mogen op of in de in lid 6.1 onder a en b genoemde gronden geen gebouwen worden gebouwd.
  2. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag op of in de in lid 6.1 onder a en b genoemde gronden uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging of vernieuwing van bestaande bouwwerken.
 
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op of in de in lid 6.1 onder a en b bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter.
  
6.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2 voor het bouwen binnen de belemmeringenstrook overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
  
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Voorwaardelijke verplichting bodem
Het uitvoeren van werkzaamheden ten behoeve van de bestemming ‘Leiding - Hoogspanning 1’ toegelaten bestemmingen zijn – los van eventuele vergunningen of toestemmingen – alleen toegestaan indien:
  1. een bodemonderzoek is verricht naar eventuele bodemverontreinigingen;
  2. de bodem geschikt is of geschikt is gemaakt voor de beoogde functies.
 
6.4.2 Voorwaardelijke verplichting archeologie
Het uitvoeren van werkzaamheden ten behoeve van de bestemming ‘Leiding - Hoogspanning 1’ toegelaten functies binnen gronden met een dubbelbestemming archeologische waarde zijn alleen toegestaan indien:
  1. een archeologisch onderzoek is verricht;
  2. het bevoegde gezag een selectiebesluit heeft genomen over de eventueel voorkomende archeologische waarden.
 
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Vergunningplicht
  1. Het is verboden op of in de in lid 6.1 onder a en b bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. het aanbrengen van beplantingen en bomen;
    2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend afgraven, ontginnen, drainage en ophogen;
    5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
    6. het permanent opslaan van goederen.
  2. Dit verbod geldt voor de onder 6.5.1 a1, a3 en a4 genoemde werken en werkzaamheden enkel voor zover de diepte van bovengenoemde werken en werkzaamheden meer bedraagt dan 0,80 m beneden maaiveld.
 
6.5.2 Uitzonderingen
  1. Het verbod als bedoeld in lid 6.5.2 is enkel van toepassing op de strook grond waar ten behoeve van TenneT een zakelijk recht dan wel een gedoogplicht kan worden gevestigd, met dien verstande dat na de vestiging daarvan, het aanlegvergunningstelsel uitsluitend betrekking heeft op de strook grond waar het zakelijk recht dan wel de gedoogplicht is gevestigd.
  2. Het verbod als bedoeld in lid 6.5.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
    1. verband houden met de aanleg van de betreffende hoogspanningsverbinding;
    2. reeds in uitvoering zijn of vergund zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het inpassingsplan;
    3. het normale onderhoud van de hoogspanningsverbinding en belemmeringenstrook of van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen.
 
6.5.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.5.1 kan worden verleend indien:
  1. de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden.
 
6.5.4 Advies
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.5.1, wint burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
 
Artikel 7 Waarde – Archeologie 4
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
 
7.2 Bouwregels
7.2.1 Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van een bouwwerk
  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 150 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld én waarin in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  2. Geen onderzoeksplicht naar archeologische waarden geldt in het geval van vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
  3. Voor zover op basis van ander documentatiemateriaal onmiskenbaar vaststaat dat archeologische waarden niet zijn te verwachten (bijvoorbeeld als al onderzoek heeft plaatsgevonden, waaruit bleek dat er geen archeologische waarden aanwezig waren of dat toereikende maatregelen genomen konden worden om aanwezige waarden in de bodem te behouden), kan met instemming van het bevoegd gezag (veelal de gemeente) onderzoek achterwege blijven en bestaan vanuit de archeologie geen belemmeringen.
 
7.2.2 Voorwaarden
Indien uit het in lid 7.2.2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
 
7.2.3 Bouwverbod
Indien uit het in lid 7.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 7.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan kan de vergunning worden geweigerd.
 
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige.
 
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 150 centimeter;
  2. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 150 centimeter;
  3. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 150 centimeter;
  5. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 150 centimeter;
  6. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 150 centimeter;
  7. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 150 centimeter;
  8. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 150 centimeter;
  9. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 150 centimeter; waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt.
 
7.4.2 Uitzonderingen
  1. Het in 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
    2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
  2. Voor zover op basis van ander documentatiemateriaal onmiskenbaar vaststaat dat archeologische waarden niet zijn te verwachten (bijvoorbeeld als al onderzoek heeft plaatsgevonden, waaruit bleek dat er geen archeologische waarden aanwezig waren of dat toereikende maatregelen genomen konden worden om aanwezige waarden in de bodem te behouden), kan met instemming van het bevoegd gezag (veelal de gemeente) onderzoek achterwege blijven en bestaan vanuit de archeologie geen belemmeringen.
 
7.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning voor een werk, niet zijnde een bouwwerk, of werkzaamheden op grond van een bestemmingsplan, inpassingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit kan slechts worden verleend, indien door de in lid 7.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
 
7.4.4 Voorwaarden
Voor zover de in 7.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen,
  3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
 
7.4.5 Onderzoeksplicht
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin:
  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
 
7.4.6 Beoordelingscriteria
Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
 
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
 
Artikel 8 Verkeer
 
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, voet- en fietspaden;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
 
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan:
  1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, verblijfsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en openbare sport- en spelvoorzieningen, voorzieningen t.b.v. het financiële verkeer;
  2. overige bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.
 
8.2.2 Situering en maatvoering van gebouwen
Voor gebouwen gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
 
8.2.3 Maatvoering overige bouwwerken
De overige bouwwerken dienen aan het volgende te voldoen:
  1. de hoogte van overige bouwwerken ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m;
  2. de hoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.
  
3 Algemene regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene bouwregels
 
10.1 Ondergronds bouwen
Het bepaalde in deze regels en op de verbeelding omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m onder peil bedraagt. Verder gelden de volgende bepalingen:
  1. ondergrondse bouwwerken moeten grondwaterneutraal worden aangelegd;
  2. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan daar waar bovengrondse bouwwerken zijn toegelaten;
  3. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken bedraagt niet meer dan de toegestane oppervlakte aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m2.
 
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
 
11.1 Parkeren
  1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het planologisch uitbreiden of het planologisch wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de door burgemeester en wethouders vastgestelde beleidsregels met betrekking tot parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van de indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
  2. Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a:
    1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- en stallingruimte wordt voorzien.
  3. Afwijken van de regels, als bedoeld onder b is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
    2. de woon- en leefsituatie.
 
11.2 Laden en lossen
  1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend indien, bij een te verwachten behoefte qua laden en lossen, tijdens de aanvraag wordt aangetoond dat voorzien wordt in voldoende laad- en losgelegenheid op eigen terrein. Dit overeenkomstig de door burgemeester en wethouders vastgestelde eisen met betrekking tot laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van de indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning;
  2. Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a:
    1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- en losruimte wordt voorzien.
  3. Afwijken van de regels, als bedoeld onder b is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de situatie in de openbare ruimte;
    2. de woon- en leefsituatie.
 
11.3 Voorwaardelijke verplichting
Alvorens de gronden binnen het plangebied in gebruik genomen worden voor de doeleinden als bedoeld in artikel 3, dient te zijn voorzien in de aanleg van een waterberging, waaronder wadi's en infiltratiegebieden, met een oppervlakte van tenminste 2.238 m² en een inhoud van tenminste 560 m³.
 
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
 
12.1 Maatvoering
Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling van dit plan een omgevingsvergunning kan worden verleend, door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits hierdoor geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat.
 
12.2 Nutsvoorzieningen e.d.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van de bouw van:
  1. bouwwerken voor nutsvoorzieningen zoals pompgemalen, verdeel-, regel- of transformatorruimten, telefooncentrales en abri's, waarvan de inhoud niet meer dan 50 m³ en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;
  2. antennemasten, vlaggenmasten en lichtmasten met geen grotere bouwhoogte dan 10 m;
  3. een telecommunicatiemast met een bouwhoogte van niet meer dan 40 meter, indien en voor zover:
    1. de noodzaak van de mast met het oog op de landelijke telefoondekking wordt aangetoond;
    2. geen onevenredige afbreuk wordt toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van de aanliggende gronden;
    3. wordt zorggedragen voor een goede landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing.
 
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
 
13.1 Verschuiving
Burgemeester en wethouders kunnen het plan met inachtneming van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen ten aanzien van het gehele plangebied, voor de verschuiving van de bestemmingen, bouwvlakken en andere aanduidingsvlakken, indien en voor zover:
  1. de verschuiving noodzakelijk is voor een goede realisering van het plan, voor zover een aanpassing aan de nader ingemeten situatie noodzakelijk is, of als gevolg van afwijkingen of onnauwkeurigheden in de digitale ondergrond;
  2. de verschuiving niet meer bedraagt dan 10 meter.
 
13.2 Nutsvoorziening
Burgemeester en wethouders kunnen het plan met inachtneming van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, waarbij gronden worden bestemd voor de bouw van bouwwerken voor verdeel-, regel- en transformatorruimten met een grotere bouwhoogte dan 3 meter en een grotere inhoud dan 50 m³, met dien verstande dat de goothoogte niet meer dan 5 meter en de inhoud niet meer dan 150 m³ mag bedragen.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
 
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  3. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
14.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 15 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Gameren, Bedrijventerrein Rondgang II’.