direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bruchem, Krangstraat 3c
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0297.BGBBP20230006-OW01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 30 september 2021 heeft de gemeenteraad van Zaltbommel het bestemmingsplan 'Bruchem, Krangstraat (Veldzicht) tussen 3b en 7' vastgesteld. Dit is een woningbouwplan voor 49 nieuwe woningen. In dit plan is ook het bedrijfsperceel Krangstraat 3c opgenomen om de bedrijfsactiviteiten op dit perceel te beperken, zodat in de nieuwe woningen ten westen van Krangstraat 3c een goed woon- en leefklimaat kan worden geborgd. Tegen dit plan is door de familie/mede-eigenaar en huurder van Krangstraat 3c beroep ingesteld en om een voorlopige voorziening verzocht. Hun belangrijkste argument is dat zij aangeven bedrijfsactiviteiten op dit perceel uit te voeren die vallen onder milieucategorie 3.1 en niet in milieucategorie 1 en 2, zoals is vastgesteld tijdens een locatiebezoek van de Omgevingsdienst Rivierenland (ODR) in juni 2021.

Uitspraak voorlopige voorziening

In de uitspraak van 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:302) heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de gemeente geschorst zover dit ziet op het perceel waaraan de bestemming 'Bedrijf' is toegekend en de percelen waaraan de bestemming 'Wonen-1' is toegekend waarvan de bouwvlakken zijn gelegen binnen een zone van 30 meter van de grens van de bedrijfsbestemming aan de Krangstraat 3c. Dit betekent dat het bestemmingsplan 'Bruchem, Krangstraat (Veldzicht) tussen 3b en 7' voor deze onderdelen nog niet in werking is getreden en dat het bestemmingsplan ‘Buitengebied Zaltbommel’ voor deze gronden van toepassing is. Conform dit bestemmingsplan ‘Buitengebied Zaltbommel’ zijn binnen de bedrijfsbestemming agrarisch verwante bedrijven en aan het buitengebied gebonden bedrijven toegestaan. Er is geen maximale milieucategorie gesteld waardoor ook bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 3.1 en hoger zijn toegestaan.

Voorbereidingsbesluit

In reactie op de uitspraak in voorlopige voorziening heeft de gemeenteraad voorts op 14 juli 2022 een voorbereidingsbesluit genomen. In dit voorbereidingsbesluit wordt bepaald dat een herziening van het bestemmingsplan voor het perceel Krangstraat 3c wordt voorbereid en dat in die herziening zal worden vastgelegd dat op dit perceel geen bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 3.1 en hoger kunnen plaatsvinden. Tevens is in het voorbereidingsbesluit vermeld dat het niet is toegestaan om het bestaande planologische gebruik te wijzigen in gebruik dat niet past in agrarisch verwante bedrijven en aan het buitengebied gebonden bedrijven in milieucategorie 1 en 2. Hiermee wil de gemeente voorkomen dat bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 3.1 en hoger kunnen worden gestart. Dit voorbereidingsbesluit eindigt na één jaar.

Ontwerpbestemmingsplan Bruchem, Krangstraat 3c

Nu de duur van het voorbereidingsbesluit ten einde loopt wil de gemeente voor 18 juli 2023 onderhavig bestemmingsplan voor de locatie Bruchem, Krangstraat 3c in procedure brengen. Hiermee blijft het voorbereidingsbesluit gelden tot het moment waarop het bestemmingsplan ter voorbereiding waarvan het besluit is genomen, in werking treedt. In dit bestemmingsplan worden de toegestane bedrijfsactiviteiten beperkt tot bedrijfsactiviteiten in milieucategorieën 1 en 2.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft de bedrijfslocatie die gelegen is aan de Krangstraat 3c. De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 7.150 m² en de gronden staan kadastraal bekend als gemeente Kerkwijk, sectie S, nr. 812.

Navolgende afbeeldingen tonen globaal de ligging en begrenzing van het plangebied:

afbeelding "i_NL.IMRO.0297.BGBBP20230006-OW01_0001.jpg"

Globale ligging plangebied (rode stip, Bron: Street Smart, Cyclomedia)

afbeelding "i_NL.IMRO.0297.BGBBP20230006-OW01_0002.png"

Globale begrenzing plangebied (rode omkadering)

Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding.

1.3 Geldend(e) bestemmingsplan(nen)

Het plangebied maakte aanvankelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Bruchem, Krangstraat (Veldzicht) tussen 3b en 7'. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter op 2 februari 2022 bij wijze van voorlopige voorziening geoordeeld dat bovengenoemd bestemmingsplan voor de onderhavige bedrijfslocatie nog niet in werking is getreden (ECLI:NL:RVS:2022:302). Dit betekent dat het bestemmingsplan ‘Buitengebied Zaltbommel’ (vastgesteld op 27 juni 2013 en onherroepelijk geworden op 17 september 2014) op het plangebied van toepassing is. Tevens hebben de voorbereidingsbesluiten 'hyperscale datacenters' (vastgesteld op 9 november 2022), 'Bruchem, Krangstraat 3c' (vastgesteld op 14 juli 2022) en 'hotels en pensions Zaltbommel' (vastgesteld op 2 november 2017) ook betrekking op dit gebied. Ook geldt er een aantal parapluplannen: het 'Parapluplan Parkeren' (vastgesteld op 14 juni 2018), de 'Parapluherziening verkamering woningen' (vastgesteld op 5 november 2020) en het 'Paraplubestemmingsplan kleinschalige opwekking windenergie' (vastgesteld op 16 december 2021). Daarnaast is het plangebied voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'.

Het plangebied heeft een bedrijfsbestemming met een bouwvlak van circa 2.500 m2. Een bedrijfswoning is niet toelaatbaar. Het huidige bedrijf 'Opleidingscentrum met kantoor- en vergaderfunctie' is toegelaten alsmede agrarische verwante bedrijven en aan het buitengebied gebonden bedrijven. Binnen het bouwvlak is 984 m2 bebouwing toegestaan, gebaseerd op de bestaande bebouwing. Agrarisch verwante bedrijven zijn gericht op het leveren van diensten en goederen aan agrarische bedrijven zoals het bewerken, vervoeren en/of verhandelen van agrarische producten en bedrijven die zich richten op een combinatie van agrarische- en zorgfuncties. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn (loon)werkbedrijven, veehandelsbedrijven, dierenklinieken voor grootvee, groothandels in agrarische gewassen en zorgboerderijen. Aan het buitengebied gebonden bedrijven zijn door hun aard of activiteiten functioneel aan het buitengebied gebonden. Voorbeelden van aan het buitengebied gebonden bedrijven zijn een hoveniersbedrijf, paardenpension/ -stalling, kennel/ dierenasiel en hondensportaccommodatie. In de regelgeving is geen maximum milieucategorie van de VNG gekoppeld.

Het doel van onderhavig bestemmingsplan is om de bedrijfsactiviteiten in het plangebied conform het voorbereidingsbesluit 'Bruchem, Krangstraat 3c' van 14 juli 2022 planologisch te beperken. Hiervoor is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0297.BGBBP20230006-OW01_0003.png"

Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan met globale begrenzing plangebied (rode omkadering)

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit meerdere onderdelen: een verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven en regels waarin de bepalingen voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de regels het juridische bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord. De toelichting kan globaal opgedeeld worden in vier delen.

Inleiding en gebiedsvisie
In hoofdstuk 1 zijn de aanleidingen en het kader voor de planherziening beschreven. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie van het plangebied.

Verantwoording
Hoofdstukken 3 en 4 geven de achtergronden, toelichting en motivatie op de gemaakte keuzen weer die uiteindelijk hebben geleid tot de uitgewerkte planopzet. In dit planonderdeel worden onder meer het (beleids)kader en de milieuaspecten uiteengezet.

Juridische planbeschrijving
In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet beschreven. Doel is een nadere onderbouwing te geven wat met het plan wordt beoogd en hoe de instrumenten regels en verbeelding hierbij worden gehanteerd.

Uitvoerbaarheid
Het laatste deel (hoofdstuk 6) gaat in op de financieel-economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Bestaande situatie

In het plangebied bevindt zich een bedrijfslocatie/loods. Ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan 'Buitengebied, Zaltbommel' in 2013 is op verzoek van de eigenaar van het perceel Krangstraat 3c in Bruchem een bedrijfsbestemming opgenomen om een opleidingscentrum met kantoor en vergaderfunctie (milieucategorie 2) mogelijk te maken. De huidige huurder van de bedrijfslocatie geeft echter aan de bedrijfslocatie sinds 2018-2019 in drukke perioden (mede) te gebruiken voor bedrijfsactiviteiten die vallen in milieucategorie 3.1, te weten het ombouwen van landbouwmachines waarbij ook slijpactiviteiten (in de buitenlucht) plaatsvinden. Of er daadwerkelijk bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 3.1 plaatsvinden wordt door de gemeente betwist. Uit diverse locatiebezoeken in juni 2021, mei 2022 en juli 2022 van de Omgevingsdienst Rivierenland (ODR) is niet gebleken dat deze activiteiten plaatsvinden. Dit is tevens onderwerp van geschil in de beroepszaak die momenteel loopt tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Bruchem, Krangstraat (Veldzicht) tussen 3b en 7'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0297.BGBBP20230006-OW01_0004.png"

Bovenaanzicht van de bedrijfslocatie/loods aan de Krangstraat 3c te Bruchem.

2.2 Toekomstige situatie

Het doel van onderhavig bestemmingsplan is om - ten behoeve van realisatie van woningbouw ten oosten van het plangebied - binnen het plangebied agrarisch verwante bedrijven en aan het buitengebied gebonden bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 en een opleidingscentrum met kantoor- en vergaderfunctie mogelijk te maken. Onder voorwaarden is een bedrijf in milieucategorie 3.1 mogelijk, maar dit mag geen negatieve effecten hebben op het naastgelegen woningbouwplan en de bestaande burgerwoning aan de Krangstraat 2b.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Nationaal beleid

3.1.1 Nationale omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), waarin het Rijk een lange termijn visie geeft op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt keuzes te maken. Bij de afweging van keuzes wordt bij voorkeur gekozen voor slimme combinaties van functies, wordt uitgegaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden en worden beslissingen niet uitgesteld of doorgeschoven.

De nationale belangen en opgaven waarop het Rijk wil sturen en richting wil geven, komen samen in de volgende vier prioriteiten:

  • Ruimte maken voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden;
  • Steden en regio's sterker en leefbaarder maken
  • Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

Planspecifiek
De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met de prioriteiten uit de NOVI. De NOVI vormt geen belemmering voor dit plan.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) borgt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen die deel uitmaken van het geldende nationale ruimtelijke beleid, zoals beschreven in de SVIR. In het Barro, ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 14 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in provinciaal beleid en gemeentelijke bestemmingsplannen. Dat betekent dat het Barro voor de opgenomen onderwerpen regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

Planspecifiek
Voor onderhavig plangebied zijn geen specifieke doelstellingen geformuleerd. Het Barro is niet specifiek van toepassing op het plangebied.

Wel is het plangebied op basis van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) gelegen binnen een 'radar verstoringsgebied', te weten het radarverstoringsgebied Herwijnen. Aangezien objecten met een grote hoogte aanleiding kunnen geven tot verstoring van het radarbeeld, is de maximale toegestane hoogte 113 m boven N.A.P. De locatie ligt op circa 2 m boven N.A.P. Er wordt met onderhavig plan geen bebouwing hoger dan 111 m mogelijk gemaakt. Zodoende vormt het radar verstoringsgebied geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerde 'ladder voor duurzame verstedelijking' is als procesvereiste vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet in de toelichting een onderbouwing opgenomen worden van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. De ladder worden in artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:

'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'

In het kader van de duurzame ladder wordt ten aanzien van de definitie van bestaand stedelijk gebied de definitie uit de Bro gehanteerd: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.' Volgens de nota van toelichting bij het Bro moet worden bekeken of door het benutten van leegstaande verstedelijkingsruimte in bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien in de behoefte. Zoals ook volgt uit onder andere de uitspraak met het nummer 201303578/1/R4 kunnen, naar het oordeel van de Raad van State, planologische mogelijkheden waarvan nog geen gebruik is gemaakt, als leegstaande verstedelijkingsruimte worden aangemerkt. Een dergelijke locatie wordt gezien als onderdeel van het bestaand stedelijk gebied.

Planspecifiek
In casu is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het gaat om een reeds bestaande bedrijfslocatie in het buitengebied. De enige verandering die optreedt is dat de toegestane bedrijfsactiviteiten worden beperkt tot activiteiten van agrarisch verwante bedrijven en aan het buitengebied gebonden bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 en een opleidingscentrum met kantoor- en vergaderfunctie. Onder voorwaarden is een bedrijf in milieucategorie 3.1 mogelijk.

3.1.4 Conclusie

In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Algemeen

Op 19 december 2018 hebben Provinciale Staten van Gelderland de 'Omgevingsvisie Gaaf Gelderland' vastgesteld. De bijbehorende geconsolideerde 'Omgevingsverordening Gelderland (januari 2023)' dateert van 21 december 2022.

In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid en in de Omgevingsverordening de regels en afspraken om de opgaven uit de Omgevingsvisie te realiseren. De Omgevingsvisie en -verordening zijn dynamische instrumenten. Doordat wetten veranderen of door de komst van nieuwe initiatieven, kijkt de provincie twee keer per jaar of de plannen moeten worden aangepast.

3.2.2 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De wereld verandert ingrijpend en er komt veel op de inwoners van Gelderland af. Het energievraagstuk, klimaatverandering, uitputting van grondstoffen, kwetsbare biodiversiteit, digitalisering, internationalisering. Deze zaken vragen stevige antwoorden en oplossingen als investering in de toekomst. Met de schaarse ruimte en de vele uiteenlopende belangen en inzichten gaat dit niet vanzelf. We moeten samen keuzes maken over de voorliggende vraagstukken en de betekenis daarvan voor de inrichting van Gelderland. In onderling overleg zoeken naar synergie, samenhang en uitruilmogelijkheden. Daarom zet de provincie een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.

Om Gelderland voor mensen en bedrijven aantrekkelijk te houden, is de kwaliteit van de leefomgeving van groot belang, zoals goed bereikbare voorzieningen, aansprekende evenementen, unieke cultuurhistorie, inspirerende culturele voorzieningen en een mooie natuur. Ook goed wonen hoort daarbij. Gelderland heeft op woongebied een bijzondere positie met uiteenlopende stedelijke en landelijke woonkwaliteiten. Om het landschap open, groen en het voorzieningenniveau op peil te houden en leegstand te voorkomen, is bouwen binnen bestaand verstedelijkt gebied het vertrekpunt. De provincie geeft de voorkeur aan het benutten van bestaande gebouwen en het concentreren van bebouwing. Pas als er geen andere goede mogelijkheden zijn, kan er aan de randen van steden of dorpen uitgebreid worden.

De dynamiek op de woningmarkt is groot. Mensen worden ouder, wonen steeds langer alleen en zelfstandig, worden steeds meer energiebewust en zijn mobieler dan vroeger, waardoor ze ook meer en makkelijker verhuizen. Het grootste deel van de woningen die in 2050 in Gelderland nodig zijn, staat er al. Maar deze woningen zijn niet klaar voor de toekomst en moeten aangepast of vervangen worden. Voor de provincie staat een goede balans tussen de vraag en aanbod van woningen in verschillende prijscategorieën voorop, ook voor specifieke doelgroepen.

Planspecifiek
De Omgevingsvisie doet geen specifieke uitspraken die van belang zijn voor voorliggende ontwikkeling. De Omgevingsvisie vormt dan ook geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.

3.2.3 Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening vormt de juridische doorwerking in regels van het beleid uit de Omgevingsvisie. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening.

Planspecifiek
De Omgevingsverordening bevat geen (instructie)regels die van belang zijn voor voorliggende ontwikkeling. De Omgevingsverordening vormt dan ook geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.

3.2.4 Conclusie

In het plangebied zijn geen provinciale belangen in het geding.

 

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Bommelerwaard

De gemeenteraad heeft op 20 oktober 2022 de omgevingsvisie Bommelerwaard vastgesteld. In de omgevingsvisie staan de volgende thema's centraal:

  • Klimaat, duurzaamheid en landschap;
  • Landbouw, economie, toerisme en cultuurhistorie;
  • Wonen, welzijn en voorzieningen;
  • Milieu, gezondheid en leefbaarheid.

Op het gebied van Wonen, welzijn en voorzieningen is kernopgave 9: 'We hebben kwalitatief goede woningen voor alle doelgroepen in een goed woonklimaat / Een kwantitatief en kwalitatief verantwoorde groei van woningaanbod.'

De gemeente vindt het belangrijk dat de eigen inwoners plezierig wonen, alleen, samen of met een gezin. Jong en oud, met en zonder zorg of begeleiding en wat de achtergrond ook is. Centraal staat het behouden en versterken van een aantrekkelijk woonklimaat in de Bommelerwaard. De gemeente vindt het van belang dat de kernwaarden en identiteit van de gemeente en de kernen in stand worden houden. De gemeente blijft een aantrekkelijk gebied om in te wonen, te werken en te recreëren, door en profiteert daarbij van de ligging tussen stedelijke gebieden én de landschappelijke waarden van de Bommelerwaard. Binnen die dynamische regionale context ziet de gemeente de woonkernen als een ‘beschermde en aangename omgeving’, waar het leven nog dorps is en van waaruit stedelijke voorzieningen goed bereikbaar zijn. Dat is de kwaliteit die de gemeente haar inwoners en de regio te bieden heeft, als onderdeel van een veelkleurig palet aan woon- en leefmilieus in de regio.

Planspecifiek
Het doel van onderhavig bestemmingsplan is om - specifiek ten behoeve van realisatie van woningbouw ten oosten van het plangebied - binnen het plangebied agrarisch verwante bedrijven en aan het buitengebied gebonden bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 en een opleidingscentrum met kantoor- en vergaderfunctie mogelijk te maken. Onder voorwaarden is een bedrijf in milieucategorie 3.1 mogelijk, maar dit mag geen negatieve effecten hebben op het naastgelegen woningbouwplan en de bestaande burgerwoning aan de Krangstraat 2b. Het doel van het bestemmingsplan sluit daarmee aan op kernopgave 9 van de omgevingsvisie.

3.4 Conclusie

Het plan is passend binnen c.q. niet strijdig aan het beleid van de verschillende overheden.

Hoofdstuk 4 Milieu- & omgevingsaspecten

4.1 Verkeer & parkeren

Regelgeving

Functies die op basis van een ruimtelijk plan worden toegestaan kunnen tot wijzigingen in verkeerstromen en tot een andere parkeervraag leiden in vergelijking met functies die op basis van de bestaande planologische regeling zijn toegestaan. Omwille van een goede ruimtelijke ordening moet onderzocht worden of het wegennet deze intensiteiten voldoende aankan en of er geen onaanvaardbare parkeerdruk ontstaat.

Planspecifiek
Het gaat in de onderhavige situatie om een reeds bestaande bedrijfslocatie waar de bedrijfsactiviteiten als gevolg van dit bestemmingsplan (conform de daadwerkelijke situatie) worden teruggebracht tot milieucategorie 1 en 2. Dit leidt niet tot extra vervoersbewegingen dan wel een extra parkeerbehoefte.

De aspecten 'verkeer' en 'parkeren' vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.2 Bodem

Regelgeving
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in verband met de uitvoerbaarheid van een project rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid. Bij functiewijzigingen moet worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie. Op grond van de Woningwet en de Bouwverordening moet voor elke individuele bouwlocatie aangetoond worden dat de bodem geschikt is voor de beoogde bebouwing, alvorens een omgevingsvergunning verleend kan worden.

Planspecifiek
Het gaat in de onderhavige situatie om een reeds bestaande bedrijfslocatie waar de bedrijfsactiviteiten als gevolg van dit bestemmingsplan (conform de daadwerkelijke situatie) worden teruggebracht tot milieucategorie 1 en 2. Dit leidt niet tot een verslechtering van de bodemgesteldheid en er wordt geen bodemgevoelig gebouw mogelijk gemaakt.

Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.3 Geur

Regelgeving
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). De Wgv biedt gemeenten de mogelijkheid om afwijkende geurnormen vast te stellen voor (delen van) het grondgebied. Op deze wijze kan de gemeente een geurhinderbeleid vaststellen dat is afgestemd op de plaatselijke situatie.

Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit gebracht. In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen. Voor de veehouderijen is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv. Dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelasting geldt en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden.

Planspecifiek
Het gaat in de onderhavige situatie om een reeds bestaande bedrijfslocatie waar de bedrijfsactiviteiten als gevolg van dit bestemmingsplan (conform de daadwerkelijke situatie) worden teruggebracht tot milieucategorie 1 en 2. Derhalve wordt geen nieuwe geurgevoelige functie mogelijk gemaakt.

Het aspect 'geur' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.4 Geluid

Regelgeving
Belangrijke basis voor de ruimtelijke afweging van het aspect geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). De Wgh beperkt zich daarbij tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, gezondheidszorggebouwen en kinderdagverblijven.

Planspecifiek
Het gaat in de onderhavige situatie om een reeds bestaande bedrijfslocatie waar de bedrijfsactiviteiten als gevolg van dit bestemmingsplan (conform de daadwerkelijke situatie) worden teruggebracht tot milieucategorie 1 en 2. Derhalve wordt geen nieuwe geluidgevoelige functie mogelijk gemaakt.

Het aspect 'geluid' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.5 Luchtkwaliteit

Regelgeving
Op 15 november 2007 is de wijziging van de Wet milieubeheer in werking getreden. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als aannemelijk kan worden gemaakt dat aan één of meerdere van de hiervoor geldende criteria wordt voldaan.

Planspecifiek
Het gaat in de onderhavige situatie om een reeds bestaande bedrijfslocatie waar de bedrijfsactiviteiten als gevolg van dit bestemmingsplan (conform de daadwerkelijke situatie) worden teruggebracht tot milieucategorie 1 en 2. Derhalve vindt geen verslechtering van de luchtkwaliteit plaats.


Het aspect 'luchtkwaliteit' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.6 Milieuzonering

Regelgeving
Wanneer ruimtelijke ontwikkelingen in de directe omgeving van inrichtingen en/of bedrijven worden gerealiseerd, zal een milieukundig onderzoek uit moeten wijzen in hoeverre er sprake is van mogelijke beperkingen ten gevolge van de aanwezige inrichtingen en of bedrijven. Maar ook andersom moet aandacht worden besteed aan de rechten van de aanwezige inrichtingen en/of bedrijven. Het is immers niet de bedoeling dat nieuwe ontwikkelingen de huidige bedrijfsvoering in de directe omgeving zullen beperken. Datzelfde geldt uiteraard ook voor de situatie dat inrichtingen en/of bedrijven wijzigen in de nabijheid van bestaande gevoelige functies.

Via de milieuwetgeving wordt milieuhinder zoveel mogelijk voorkomen. Alle bedrijven en inrichtingen die in potentie hinder zouden kunnen veroorzaken, moeten een vergunning hebben in het kader van de Wet milieubeheer of moeten middels een melding aantonen dat zij aan de hierin gestelde richtwaarden kunnen voldoen. De gestelde richtwaarden zijn veelal vertaald in minimale afstanden tussen de inrichtingen waar activiteiten plaatsvinden en de milieugevoelige functies in de directe omgeving. Behalve van de aard en omvang van een bedrijf of inrichting, is deze mede afhankelijk van de omgevingskarakteristiek. Voor een rustige woonomgeving gelden andere afstanden (strengere eisen) dan voor bijvoorbeeld drukke woonwijken of een gemengd gebied.

Voor het vaststellen van de genoemde minimum richtafstanden tussen inrichtingen en milieugevoelige functies worden in de regel de lijsten zoals deze zijn opgenomen in de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' gebruikt. Bedrijven zijn in de VNG-handreiking ingedeeld in een aantal categorieën met bijbehorende gewenste richtafstanden tot milieugevoelige functies. De categorieën geven de zwaarte van bedrijvigheid en mogelijke milieuhinder weer. De richtafstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0297.BGBBP20230006-OW01_0005.jpg"

Richtafstanden VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'

Voorgaande tabel geeft een overzicht van de richtafstanden voor verschillende bedrijfscategorieën ten opzichte van een woonwijk en gemengd gebied. Indien de richtafstand niet wordt overschreden, kan verdere toetsing voor het aspect in beginsel achterwege blijven: inpassing is dan mogelijk. Indien niet aan de richtafstanden wordt voldaan, is een nadere beschouwing dan wel onderzoek nodig.

Planspecifiek
De omgeving van het plangebied kan worden gekenmerkt als gemengd gebied. Er is immers sprake van lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarisch en andere bedrijvigheid. In de omgeving van het plangebied zijn agrarische bedrijven, een autohandel, kwekerij en kinderdagverblijf aanwezig en enkele burgerwoningen.

Het gaat in de onderhavige situatie om een reeds bestaande bedrijfslocatie waar de bedrijfsactiviteiten als gevolg van dit bestemmingsplan (conform de daadwerkelijke situatie) worden teruggebracht tot milieucategorie 1 en 2. Dit wordt gedaan om de woningbouwlocatie ten westen van het plangebied mogelijk te maken. Met het terugbrengen van de bedrijfsactiviteiten tot milieucategorie 1 en 2 wordt de richtafstand beperkt tot max. 10 m. De bedrijfsbestemming is op een afstand van 11 m gelegen vanaf de dichtstbijzijnde woningen die mogelijk worden gemaakt op basis van het bestemmingsplan 'Bruchem, Krangstraat (Veldzicht) tussen 3b en 7'.* Tussen het bedrijf en de nieuwe woningen wordt de afstand van 11 m gewaarborgd door een groenstrook van 5 m, in eigendom van het bedrijf, en een groenstrook met watergang van 6 m, in eigendom van de ontwikkelaar van de woningbouwlocatie. Voor de volledigheid is het bouwvlak van het bedrijf nog van vorm veranderd, wordt een deel van het terrein uitgesloten voor (buitenopslag)activiteiten en zal een deel van de achtertuinen van de nieuwe woningen worden aangemerkt als zijnde ‘niet voor bewoning geschikt’, dat wil zeggen dat er bijvoorbeeld geen mantelzorgunit kan worden gerealiseerd. Daarmee wordt zelfs een bewoningsvrije zone gegarandeerd van 30 in plaats van 10 m tussen de loods en nieuwe woningen. Dit is nodig mocht er alsnog een afwijkingsprocedure worden gevolgd voor bedrijvigheid in milieucategorie 3.1. In het akoestisch onderzoek dat dan nodig zal zijn, zal blijken of eventueel de bestaande burgerwoning Krangstraat 3b en de hiernaast gelegen geprojecteerde nieuwe woning belemmerend zullen zijn.

* Volledigheidshalve dient opgemerkt te worden dat het bestemmingsplan 'Bruchem, Krangstraat (Veldzicht) tussen 3b en 7' voor zover dit ziet op de percelen waaraan de bestemming Wonen-1 is toegekend waarvan de bouwvlakken zijn gelegen binnen een zone van 30 m van de grens van de bedrijfsbestemming aan de Krangstraat 3c is geschorst als gevolg van een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:302).

Het aspect 'milieuzonering' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.7 Externe veiligheid

Regelgeving
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid rondom externe veiligheid is vastgelegd in circulaires, regelingen, AMvB's en wetten.

Planspecifiek
Het gaat in de onderhavige situatie om een reeds bestaande bedrijfslocatie waar de bedrijfsactiviteiten als gevolg van dit bestemmingsplan (conform de daadwerkelijke situatie) worden teruggebracht tot milieucategorie 1 en 2. Derhalve wordt geen nieuw (beperkt) kwetsbaar object mogelijk gemaakt.

Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.8 Waterhuishouding

Regelgeving
Een watertoets is een essentieel onderdeel van ieder ruimtelijk plan en is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke belangen. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.


De watertoets, die wettelijk is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening, is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan en het voorkomen van waterproblemen, zoals wateroverlast en verdroging. De watertoets verplicht tot het opnemen van een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Dit hoofdstuk geeft daar uitvoering aan.

Het waterbeleid is per overheidsniveau in de onderstaande beleidsdocumenten verankerd:

  • Europees beleid: Kaderrichtlijn Water;
  • Rijksbeleid: Nationaal Waterplan, Waterbeheer 21e eeuw, Nationaal Bestuursakkoord Water, Waterwet;
  • Provinciaal waterbeleid: Omgevingsvisie- en verordening;
  • Waterschapsbeleid: Waterbeheerprogramma 2022 - 2027 Versterken, verbinden, vergroenen;
  • Gemeentelijk waterbeleid: Water en Rioleringsplan Bommelerwaard 2017-2021

Planspecifiek
Het gaat in de onderhavige situatie om een reeds bestaande bedrijfslocatie waar de bedrijfsactiviteiten als gevolg van dit bestemmingsplan (conform de daadwerkelijke situatie) worden teruggebracht tot milieucategorie 1 en 2. Er wordt geen extra verharding mogelijk gemaakt. Derhalve spelen hier geen waterhuishoudkundige belangen.

Het aspect 'waterhuishouding' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.9 Ecologie

Regelgeving
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De Wnb kent drie algemene beschermingsregimes waarin de voorschriften van de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn en twee verdragen (Bern en Bonn) zijn geïmplementeerd en waarin aanvullende voorschriften zijn gesteld voor de dier- en plantensoorten die niet onder die specifieke voorschriften vallen, maar wel bescherming behoeven. Per beschermingsregime is bepaald welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag. Onder de Wnb geldt een zorgplicht voor alle in het wild levende dieren. De zorgplicht houdt in dat werkzaamheden, die nadelig kunnen zijn voor dieren en planten, in redelijkheid zo veel mogelijk worden nagelaten of maatregelen genomen om onnodige schade aan dieren en planten te voorkomen.

Planspecifiek
Het gaat in de onderhavige situatie om een reeds bestaande bedrijfslocatie waar de bedrijfsactiviteiten als gevolg van dit bestemmingsplan (conform de daadwerkelijke situatie) worden teruggebracht tot milieucategorie 1 en 2. Derhalve spelen hier geen ecologische belangen.

Het aspect 'ecologie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.10 Archeologie & cultuurhistorie

Regelgeving
In artikel 3.1.6 lid 5 van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat in de toelichting van een ruimtelijk plan ten minste een beschrijving wordt opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Met deze wetswijziging wordt de huidige Monumentenwet 1988 opgesplitst: een gedeelte (dat ziet op de fysieke leefomgeving) zal opgaan in de Omgevingswet, het overige gedeelte is opgenomen in de nieuwe Erfgoedwet. De bedoeling is dat in de Erfgoedwet een betere integratie met verschillende soorten erfgoed komt.

Het Besluit ruimtelijke ordening en de Erfgoedwet schrijven niet voor in welke mate met archeologie rekening moet worden gehouden. De gemeente heeft wat dit betreft beleidsvrijheid en kan het archeologische belang afwegen ten opzichte van andere belangen, de belangen van de burger en van de gemeente.

Planspecifiek
Het gaat in de onderhavige situatie om een reeds bestaande bedrijfslocatie waar de bedrijfsactiviteiten als gevolg van dit bestemmingsplan (conform de daadwerkelijke situatie) worden teruggebracht tot milieucategorie 1 en 2. Derhalve spelen hier geen archeologische dan wel cultuurhistorische belangen.

Het aspect 'archeologie & cultuurhistorie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.11 Leidingen

Regelgeving
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens moet rond dergelijke leidingen rekening worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgastransportleiding met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.

Planspecifiek
Het gaat in de onderhavige situatie om een reeds bestaande bedrijfslocatie waar de bedrijfsactiviteiten als gevolg van dit bestemmingsplan (conform de daadwerkelijke situatie) worden teruggebracht tot milieucategorie 1 en 2. Derhalve spelen hier geen belangen wat betreft leidingen.

4.12 Vormvrije MER-beoordeling

Regelgeving
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'.

De consequentie van de nieuwe regeling is dat in elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die beneden de drempelwaarden vallen uit de D-lijst, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

Planspecifiek
Uit voorgaande analyse volgt dat de inhoud van dit bestemmingsplan geen belangrijke nadelige gevolgen heeft voor de verschillende milieuaspecten. Een verdere m.e.r.-beoordeling wordt zodoende niet noodzakelijk geacht.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. 

In deze paragraaf worden de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, de Wabo en andere bestemmingsplannen van de gemeente. Voor het bouwen is verder het Besluit omgevingsrecht (Bor) van belang. In het Bor zijn onder andere regels voor vergunningsvrije bouwwerken opgenomen.

Hieronder wordt de opbouw en dergelijke van de regels kort toegelicht.

5.1.1 Inleidende regels

Begrippen 
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Wijze van meten 
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

5.1.2 Bestemmingsregels

In het tweede hoofdstuk komen de bestemmingen aan de orde.

Bestemmingsomschrijving 
Bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals bedrijven, wonen, centrum etc. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.

Bouwregels 
In de bouwregels worden voor alle hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de van toepassing zijnde bouwregels gesteld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding.

Specifieke gebruiksregels
In deze bepaling wordt genoemd wat strijdig gebruik is binnen de specifieke bestemming.

5.1.3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel 
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene gebruiksregels
In deze bepaling wordt genoemd wat in ieder geval verboden gebruik is, welke regels gelden voor parkeren en welke regels voor laden en lossen.

Algemene afwijkingsregels
Deze bepaling bevat een afwijkingsmogelijkheid van de in de regels gegeven maten met betrekking tot het bouwen.

Algemene wijzigingsregels 
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.

5.1.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsregels 
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bouwregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan, mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

5.2 Bestemmingsplan

In het plangebied komen de volgende (dubbel)bestemmingen voor:

Artikel 3 Bedrijf
Ingevolge deze bestemming zijn enkel bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 1 en 2 toelaatbaar, mits in principe agrarisch verwant of aan het buitengebied gebonden. Bouwregels, voor zover relevant, worden overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. Er is geen bedrijfswoning mogelijk en daarmee is een regeling voor bijbehorende bouwwerken evenmin nodig. Met een afwijkingsvergunning kan maatwerk worden geboden. Via een aanduiding wordt vastgelegd dat buitenopslag op een deel van het terrein wordt uitgesloten.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 3
Ter borging van de mogelijk aanwezige archeologische waarden in de bodem is in voorliggend bestemmingsplan de archeologische dubbelbestemming overgenomen uit het geldende bestemmingsplan, voor zover uit het archeologisch onderzoek blijkt dat deze gehandhaafd moet blijven.

5.3 Handhaving

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving ligt bij de gemeente. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de duurzame bescherming van mens en omgeving te waarborgen. Binnen het kader van het bestemmingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening en de Woningwet. Bij overtreding van deze regelgeving moet gedacht worden aan bouwen zonder omgevingsvergunning voor het bouwen, bouwen in afwijking van een verleende vergunning, het handelen zonder of in afwijking van een noodzakelijke vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en voor werkzaamheden (de vroegere aanlegvergunning) en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of een afwijking.

Er zijn twee vormen handhaving te onderscheiden:

  • preventieve handhaving;
  • repressieve handhaving.

Preventieve handhaving bestaat uit actief toezicht door of namens de gemeente door bijvoorbeeld regelmatige controles op de uitvoering van vergunningen en regelmatige gebiedscontroles. Vervolgens worden in het kader van preventieve handhaving duidelijke en maatschappelijk geaccepteerde regels opgesteld en aandacht besteed aan communicatie en voorlichting.

Repressieve handhaving bestaat uit de aanwending van publiekrechtelijke middelen bij geconstateerde overtredingen, zoals het opleggen van een dwangsom of het uitoefenen van bestuursdwang. Daarnaast is het mogelijk strafrechtelijke middelen toe te passen en privaatrechtelijk actie te ondernemen bij inbreuk op het eigendomsrecht van de gemeente. Repressieve handhaving heeft als primaire doel een einde te maken aan een specifieke overtreding van de Wro of de Woningwet. De handhaafbaarheid van een bestemmingsplan is met name afhankelijk van het draagvlak van de regels onder de burgers en van de duidelijkheid van de regels.

Vertaling naar bestemmingsregeling
In dit bestemmingsplan is aangesloten bij de actuele maatschappelijke behoefte voor wat betreft bouwen en gebruik. Vervolgens is via het opnemen van diverse flexibiliteitsbepalingen (algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingen) in voldoende mate ingespeeld op eventuele toekomstige ontwikkelingen. De verbeelding, de regels en de toelichting zijn, tot slot, zodanig op elkaar afgestemd dat interpretatieproblemen en problemen met betrekking tot de uitvoering zo veel mogelijk worden voorkomen, en dus handhavingssituaties worden voorkomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Aan de uitvoering van dit bestemmingsplan zijn geen kosten verbonden. Ook worden er geen bouwplannen in de zin van het Bro mogelijk gemaakt. De economische haalbaarheid staat hiermee vast.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Overleg
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) staat dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moet plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het kader van het vooroverleg wordt het plan onder andere besproken worden met de volgende partijen:

  • Provincie Gelderland;
  • Waterschap Rivierenland.

Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn wordt een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling een zienswijze op het plan in te dienen. Ook worden de stukken met de kennisgeving aan de eerder genoemde diensten en instanties toegezonden (artikel 3:13 Awb) en wordt aangegeven waar de stukken te vinden zijn.

Te zijner tijd zullen eventueel ingediende zienswijzen hier of in een separate nota van een gemeentelijke reactie worden voorzien.

Na de termijn van terinzagelegging moet de gemeenteraad beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan.

Tegen het besluit tot vaststelling staat, voor belanghebbenden, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking waarna tot planrealisatie kan worden overgegaan.