direct naar inhoud van Regels
Plan: Zaltbommel, Ketelsteeg 16 en 16B
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0297.BGBBP20220023-OW01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Zaltbommel, Ketelsteeg 16 en 16B' met identificatienummer NL.IMRO.0297.BGBBP20220023-OW01 van de gemeente Zaltbommel;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan het buitengebied gebonden bedrijven

bedrijven die door hun aard of activiteiten functioneel aan het buitengebied gebonden zijn. Voorbeelden van aan het buitengebied gebonden bedrijven zijn een hoveniersbedrijf, paardenpension/ -stalling, kennel/ dierenasiel en hondensportaccommodatie;

1.4 aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de (bedrijfs)woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend. Detailhandel, niet zijnde ondergeschikte detailhandel, behoort niet tot een aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit;

1.5 aan huis verbonden beroepen

het in een (bedrijfs)woning met bijbehorende gebouwen beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, zulks met behoud van de woonfunctie als hoofdfunctie van de betreffende woning;

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.9 agrarisch verwant bedrijf

bedrijven die gericht zijn op het leveren van diensten en goederen aan agrarische bedrijven zoals het bewerken, vervoeren en/of verhandelen van agrarische producten en bedrijven die zich richten op een combinatie van agrarische- en zorgfuncties. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn (loon)werkbedrijven, veehandelsbedrijven, dierenklinieken voor grootvee, groothandels in agrarische gewassen en zorgboerderijen;

1.10 arbeidsmigrant

personen die hun vaste woon-, of verblijfplaats in een ander Europees land dan Nederland hebben en op grond van een EU-paspoort of tewerkstellingsvergunning legaal in Nederland werkzaam zijn;

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bed and breakfast

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed & breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;

1.13 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die bedoeld is voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.14 bestaand:
  • a. t.a.v. bebouwing:
    bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde en vervolgens verleende vergunning;
  • b. t.a.v. gebruik:
    het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan; huifkarren worden hier mede onder begrepen;

1.25 dak

een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk;

1.26 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending, alsmede webshops, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;

1.27 dienstverlening

dienstverlening met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, hypotheekverstrekker, postkantoor, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede door naar aard en uitstraling overeenkomstige activiteiten;

1.28 duurzame energievoorziening

voorziening ten behoeve van het opwekken van energie uit duurzame energiebronnen zoals windkracht, waterkracht en zonlichten en mest en biomassa. Onder duurzame energievoorziening wordt onder meer verstaan windmolens, -turbines en -wokkels, zonnecollectoren en –panelen;

1.29 extensieve dagrecreatie

recreatief medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen en vissen, onder extensieve dagrecreatie vallen geen gemotoriseerde sporten;

1.30 extensieve recreatiepunten

voorzieningen of bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van extensieve dagrecreatie, zoals het gebruik van bedrijfsruimten voor natuureducatie, visvijver, fietsen- en kanoverhuur, boerengolf en het proeven van streekproducten op de boerderij;

1.31 extensieve verblijfsrecreatie

die vormen van recreatie gericht op verblijf buiten de eigen woning, waarbij ten minste één overnachting plaats vindt in een recreatief nachtverblijf en waarbij in het algemeen het beleven van rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is. Voorbeelden zijn kampeerboerderijen, pensions en bed and breakfast;

1.32 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf, waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengingsvermogen van de grond waarover het bedrijf beschikt bij de bedrijfsvoering;

1.34 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 horecabedrijf

de horecabedrijven zijn in drie categorieën te onderscheiden:

categorie 1:

vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt: café, bars, dancings, discotheken en nachtclubs;

categorie 2:

vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak logies en/of maaltijden worden aangeboden en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt: restaurants, hotels, pensions;

categorie 3:

vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar mogelijk kleinere etenswaren worden verstrekt, zoals broodjeszaken, cafetaria's, ijssalons, eethuisjes, lunchrooms, automatiek, internetcafés;

1.36 huishouden

een persoon of groep personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling;

1.37 landschappelijke inpassing

inpassing van (agrarische) bebouwing door middel van (hoog)opgaande beplanting met een schaal en een type vegetatie die eigen zijn aan het gebied waarin zij is gelegen;

1.38 loonwerkbedrijf

een binnen de agrarische sector werkzaam bedrijf dat beschikt over gespecialiseerde machines en vakmensen die tegen betaling ter beschikking worden gesteld;

1.39 maatschappelijke voorzieningen

een voorziening ten behoeve van sociale, religieuze of culturele aard dan wel een voorziening ten dienste van onderwijs, sport en gymnastieklokaal alsmede een overheidsdienst met een openbaar karakter;

1.40 mobiel kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan (niet zijnde stacaravan);

1.41 nevenactiviteit

een bedrijfsmatige activiteit die voorziet in een aanvulling van het inkomen van de agrariër, waarbij de activiteit in ruimtelijk, functioneel en economisch opzicht ondergeschikt blijft aan het aanwezige agrarische bedrijf;

1.42 ondersteunende horeca

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte heeft ingericht voor het verstrekken en consumeren van drank en etenswaren;

1.43 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.44 overkapping

een voor mensen toegankelijke, overdekte en met maximaal 2 wanden - die al dan niet deel uitmaken van de constructie - omsloten ruimte. De overkapping wordt aangemerkt als een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.45 paardenbak

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

1.46 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.47 parkeervoorziening

gelegenheid tot parkeren ten behoeve van motorvoertuigen, met uitzondering van garages;

1.48 peil
  • voor gebouwen grenzend aan een weg, de kruin van de weg ter plaatse van het gebouw;
  • voor dijkwoningen: de bestaande gemiddelde hoogte van het maaiveld op het punt waar deze grenst aan de gevel die is gericht naar de weg;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
  • indien in of op het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil ter plaatse;
1.49 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.50 plaatsgebonden kampeermiddel

kampeermiddelen, zijnde bouwwerken ten behoeve van recreatief verblijf, die met het doel worden geplaatst op een plek te blijven staan of langer dan acht maanden op een kampeerterrein zijn geplaatst of niet langer te verplaatsen zijn. Onder plaatsgebonden wordt in ieder geval verstaan een chalet, stacaravan, tenthuisje en trekkershut;

1.51 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.52 relatie

ter plaatse van de aanduiding 'relatie' wordt de verbinding aangegeven tussen twee of meer afzonderlijk begrensde bouwvlakken of bestemmingsvlakken, inclusief de daaraan toegekende aanduidingen waarmee die bouwvlakken of bestemmingsvlakken één vlak vormen;

1.53 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privéhuis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.54 teeltondersteunende voorzieningen

gebouwde of aangelegde voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water).

Daarbij kan een onderscheid gemaakt worden in:

  • Lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
  • teeltondersteunende voorzieningen tot en met 1,5 meter hoogte ter voldoening aan een tijdelijke teeltbehoefte met een maximum van 6 maanden. Waaronder in ieder geval folies en lage tunnels zijn begrepen;
  • Lage permanente teeltondersteunende voorzieningen
  • teeltondersteunende voorzieningen tot en met 1,5 meter hoogte ter voldoening aan een jaarrond behoefte. Waaronder in ieder geval containerteelt is begrepen;
  • Hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
  • teeltondersteunende voorzieningen tot een hoogte van maximaal 6 meter ter voldoening aan een tijdelijke teeltbehoefte met een maximum van 6 maanden. Hieronder zijn in ieder geval begrepen: wandel- en regenkappen, menstoegankelijke tunnels en hagelnetten;
  • Hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen:
  • teeltondersteunende voorzieningen tot een hoogte van maximaal 6 meter ter voldoening aan een jaarrond behoefte. Hieronder zijn in ieder geval begrepen: ondersteunende kassen, stellingen;
  • Overige teeltondersteunende voorzieningen:
  • voorzieningen tot een hoogte van 6 meter als vraatnetten en boomteelthekken bestaande uit een permanente constructie waar tijdelijk netten overheen geplaatst kunnen worden;
1.55 verdiepingen

de bouwlagen van een gebouw gelegen boven de begane grondlaag;

1.56 verkooppunt motorbrandstoffen

detailhandel in motorbrandstoffen en de daarbij behorende dienstverlening;

1.57 vloeroppervlak

totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen;

1.58 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf, dat duurzaam werkgelegenheid biedt aan ten minste één volledige arbeidskracht die een hoofdberoep, hoofdbestaan en volledige dagtaak in het bedrijf vindt (afhankelijk van het aantal dieren, aard van de gewassen, de hoeveelheid grond en inrichting van het bedrijf), waarbij de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is;

1.59 voormalig agrarische bedrijfswoning

een bedrijfswoning zoals bedoeld in artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.60 voorzieningen van openbaar nut

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals tranformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie en waterhuishoudkundige voorzieningen;

1.61 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie, en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.;

1.62 wonen

het huisvesten van een huishouden in een woning/wooneenheid;

1.63 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat uitsluitend mag worden gebruikt voor de huisvesting van één huishouden;

1.64 wooneenheid

een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat uitsluitend mag worden gebruikt voor de huisvesting van één huishouden;

1.65 zorg- of begeleidingsafhankelijke woning

twee of meerdere personen, die geen huishouden vormen, maar in een situatie of traject afhankelijk van zorg- en begeleiding, zoals bedoeld in de Woonzorgvisie, voor een bepaalde periode of regulier gezamenlijk in een woning of woonvorm wonen, waarbij iedereen minimaal beschikt over een eigen onzelfstandige wooneenheid (kamer) en er sprake is van een aantal gemeenschappelijke voorzieningen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. paddenstoelenteelt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paddenstoelenteelt';
  • c. aan huis verbonden beroepen;
  • d. nevenactiviteiten;
  • e. extensieve dagrecreatie;
  • f. voet- en fietspaden;

inclusief de daarbij behorende:

  • g. agrarische gronden;
  • h. toegangswegen, -paden en overig verblijfsgebied;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen, waaronder landschappelijke inpassing;
  • k. duurzame energievoorzieningen;
  • l. voorzieningen van openbaar nut;
  • m. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen;

Het aantal bedrijfswoningen mag per agrarisch bedrijf niet meer bedragen dan 1, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximaal aantal bedrijfswoningen’.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden, mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en voorts met inachtneming van de volgende regels.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat bestaande gebouwen zoals schuilgelegenheden en veldschuren buiten het bouwvlak eveneens zijn toegestaan, waarvan de oppervlakte met maximaal 10% mag worden vergroot;
  • b. de maatvoering van een gebouw dient te voldoen aan de eisen die in de navolgende tabel zijn gesteld:
    Functie van een gebouw   Goothoogte in m   Bouwhoogte in m   Oppervlakte in m2  
    Agrarisch bedrijfsgebouw   6   12    
    Duurzame energievoorziening     12    
    Bedrijfswoning   6,5   11    
    Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning en voormalige bedrijfswoning   3,5   6,5   100  
  • c. in afwijking en aanvulling op de in sub c genoemde maatvoering, mag het aantal bouwlagen van gebouwen ten behoeve van huisvesting van arbeidsmigranten niet meer bedragen dan twee.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. lage tijdelijke, lage permanente en overige teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van duurzame energievoorzieningen mag niet meer dan 12 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte voor palen en masten mag niet meer dan 7 m bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder a mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd:
    • 1. lage tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Overschrijding van bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak waarbij de oppervlakte van de overschrijding niet meer dan 20% van de oppervlakte van het bouwvlak mag bedragen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. overschrijding van een bouwvlak door gebouwen niet mogelijk is voor zover binnen het bouwvlak gebouwen in gebruik zijn voor niet-agrarische opslag of nevenactiviteiten;
  • b. de totale oppervlakte van het bouwvlak niet meer dan 1,5 ha bedraagt;
  • c. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond en de oppervlakte van het bestaande bouwvlak ten minste 0,5 ha bedraagt;
  • d. rekening wordt gehouden met de omliggende waarden en omliggende functies;
  • e. indien sprake is van bouw van veestallen, er wordt aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura2000-gebied, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstelling van het Natura2000-gebied.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Nevenactiviteiten

Voor de nevenactiviteiten zoals bepaald in lid 3.1 onder d mag maximaal 25% van de totale vloeroppervlakte met een maximum van 350 m² van de bedrijfsgebouwen worden gebruikt ten behoeve van nevenactiviteiten in de vorm van agrarisch verwante bedrijven en aan het buitengebied gebonden bedrijven .

3.4.2 Aan huis verbonden beroep

De gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep op de in lid 3.1 bedoelde gronden mag, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van andere beroeps- en bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 3.5.2, niet meer dan 30 m² bedragen.

3.4.3 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gebouwen als binnenrijbaan;
  • b. het gebruik van de gronden als paardenbak;
  • c. het gebruik van permanente teeltondersteunende voorzieningen, uitgezonderd voor zover toegestaan;
  • d. het gebruik van ruimten binnen een bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • e. het gebruik van gronden voor fruitteelt en boomgaarden binnen een afstand van 50 m tot (bedrijfs)woningen inclusief tuinen en erven, sport- en recreatievoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen, uitgezonderd voor zover:
    • 1. het de vervanging van bestaande fruitteelt en boomgaarden betreft;
    • 2. geen gebruik wordt gemaakt van gewasbestrijdingsmiddelen, dan wel indien gewasbestrijdingsmiddelen worden toegepast wordt voorzien in een windcirkel en gebruik wordt gemaakt van driftarme spuitdoppen;
  • f. het gebruik van gronden voor het plaatsen van reclamezuilen en -borden, anders dan ten behoeve van de ter plaatse toegestane activiteiten;
  • g. wonen, anders dan ten behoeve van het agrarische bedrijf, in een voormalig agrarische bedrijfswoning;
  • h. paddenstoelenteelt met mestfermentatie.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Nevenactiviteiten
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 voor het (bij een in werking zijnd agrarisch bedrijf) toestaan van:
    • 1. kleinschalig kamperen tot maximaal 15 mobiele kampeermiddelen in het bouwvlak of direct aansluitend aan het bouwvlak in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, mits zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
    • 2. extensieve verblijfsrecreatie binnen gebouwen, zoals kampeerboerderij en bed and breakfast;
    • 3. horeca van categorie 3 ten dienste van extensieve dagrecreatie, zoals een theetuin;
    • 4. extensieve recreatiepunten;
    • 5. detailhandel in ter plaatse voortgebrachte producten tot maximaal 30 m²;
    • 6. bermverkoop van ter plaatse voortgebrachte producten tot maximaal 5 m²;
    • 7. zorg, zoals een zorgboerderij;
    • 8. kinderdagopvang;
    • 9. stalling van caravans, boten e.d.
  • b. Voor verlening van de onder a genoemde omgevingsvergunning gelden de volgende regels:
    • 1. voor zover de nevenactiviteiten binnen gebouwen plaatsvinden, niet meer dan 25% van de oppervlakte van de aanwezige gebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van nevenactiviteiten, tot een maximum van 350 m2, met dien verstande dat voor horeca niet meer dan 250 m2 van de oppervlakte van gebouwen mag worden gebruikt;
    • 2. bij de afweging worden in ieder geval de milieuhygiënische belangen betrokken;
    • 3. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein.
3.5.2 Aan huis verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.3 onder d, teneinde binnen een bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • a. de woonfunctie dient als overwegende functie gehandhaafd te blijven;
  • b. het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en mag geen afbreuk doen aan het karakter van de buurt;
  • c. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot onevenredige parkeerdruk;
  • d. (detail)handel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • e. de gebruiksoppervlakte ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf mag maximaal 30 m² bedragen.
3.5.3 Wonen in een voormalig agrarische bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.3 onder g, ten behoeve van het toestaan van wonen, anders dan ten behoeve van het agrarische bedrijf, in een voormalige agrarische bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen op het desbetreffende perceel niet toeneemt;
  • b. omliggende bedrijven niet worden belemmerd;
  • c. sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 3.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. de aanleg van een waterbassin.
  • b. heiwerkzaamheden binnen 20 meter van buisleidingen.
3.6.2 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 3.6.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. Hiertoe kan advies worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van een bouwwerk
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld én waarin in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  • b. Geen onderzoeksplicht naar archeologische waarden geldt in het geval van vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
  • c. Voor zover op basis van ander documentatiemateriaal onmiskenbaar vaststaat dat archeologische waarden niet zijn te verwachten (bijvoorbeeld als al onderzoek heeft plaatsgevonden, waaruit bleek dat er geen archeologische waarden aanwezig waren of dat toereikende maatregelen genomen konden worden om aanwezige waarden in de bodem te behouden), kan met instemming van het bevoegd gezag (veelal de gemeente) onderzoek achterwege blijven en bestaan vanuit de archeologie geen belemmeringen.
4.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in lid 4.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.2.3 Bouwverbod

Indien uit het in lid 4.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 4.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan kan de vergunning worden geweigerd.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde
4.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2 ' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • b. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • c. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • e. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter;
  • f. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter;
  • g. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter;
  • h. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter;
  • i. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter; waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt.
4.4.2 Uitzonderingen
  • a. Het in 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
  • b. Voor zover op basis van ander documentatiemateriaal onmiskenbaar vaststaat dat archeologische waarden niet zijn te verwachten (bijvoorbeeld als al onderzoek heeft plaatsgevonden, waaruit bleek dat er geen archeologische waarden aanwezig waren of dat toereikende maatregelen genomen konden worden om aanwezige waarden in de bodem te behouden), kan met instemming van het bevoegd gezag (veelal de gemeente) onderzoek achterwege blijven en bestaan vanuit de archeologie geen belemmeringen.

4.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor een werk, niet zijnde een bouwwerk, of werkzaamheden op grond van een bestemmingsplan, inpassingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit kan slechts worden verleend, indien door de in lid 4.4.1 enoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

4.4.4 Voorwaarden

Voor zover de in 4.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:

  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen,
  • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.4.5 Onderzoeksplicht

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin:

  • de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
4.4.6 Beoordelingscriteria

Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

4.5 Wijzigingsbesluit

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Overschrijden bouwgrenzen

Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouwgrenzen is niet van toepassing met betrekking tot:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen, liftopbouwen en schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, galerijen en luifels, erkers mits zij de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met niet meer dan 1,5 m overschrijden;
  • b. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
  • c. goten en ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen.
6.2 Ondergronds bouwen

Binnen het plangebied mag onder gebouwen ondergronds worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:

  • a. ondergrondse gebouwen gelegen buiten de buitenzijde van de gevels van de bovengrondse gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 m onder peil;
  • c. onder buitendijks gelegen gebouwen mag niet onder peil worden gebouwd;
  • d. onder plaatsgebonden kampeermiddelen (inclusief de daarbij behorende bergingen) mag niet onder peil worden gebouwd.
6.3 Parkeren
  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het planologisch uitbreiden of het planologisch wijzigen van de functie van gebouwen en gronden van de in artikel 2 genoemde plannen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein overeenkomstig de door burgemeester en wethouders vastgestelde beleidsregels met betrekking tot parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van de indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
  • b. burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a.:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- en stallingruimte wordt voorzien.
  • c. afwijken van de regels, als bedoeld onder b. is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
    • 2. de woon- en leefsituatie.
6.4 Laden en lossen
  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden van de in artikel 2 genoemde plannen wordt slechts verleend indien, bij een te verwachten behoefte qua laden en lossen, tijdens de aanvraag wordt aangetoond dat voorzien wordt in voldoende laad- en losgelegenheid op eigen terrein. Dit overeenkomstig de door burgemeester en wethouders vastgestelde eisen met betrekking tot laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van de indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning;
  • b. burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a.:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- en losruimte wordt voorzien.
  • c. afwijken van de regels, als bedoeld onder b. is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de situatie in de openbare ruimte;
    • 2. de woon- en leefsituatie.
6.5 Verbod

Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of, voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)

Als een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:

  • a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren of voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. als opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
  • d. voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie.
7.2 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)

Onder strijdig gebruik wordt in dit bestemmingsplan wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:

  • a. van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen, met uitzondering van het verkopen of ten verkoop aanbieden van:
    • 1. goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de functie die is toegelaten op het perceel;
    • 2. agrarische producten, afkomstig van en geteeld op het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf;
  • b. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen, voor permanente bewoning;
  • c. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting.
  • d. van bedrijfswoningen, voormalige agrarische bedrijfswoning, dienstwoningen, woningen en/of wooneenheden anders dan voor de huisvesting van één huishouden, waaronder in ieder geval wordt begrepen kamerverhuur en het gebruik voor zorg- en begeleidingsafhankelijke bewoning.
  • e. Het bepaalde onder d is niet van toepassing indien er sprake is van een op legale wijze tot stand gekomen gebruik door meer dan één huishouden, dan wel door een bestaande zorg- of begeleidingsafhankelijke woning.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Algemene afwijkingsregels
  • a. Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere regels van dit plan een omgevingsvergunning om af te wijken kan worden verleend, met een omgevingsvergunning afwijken voor:
    • 1. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregel- en drukstations, conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer zal bedragen dan 75 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer zal bedragen dan 4 m;
    • 2. het in geringe mate aanpassen van enig onderdeel van het plan, zoals een bouwgrens, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, waarbij de grenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
    • 3. het overschrijden van in deze regels genoemde maten en percentages, zoals goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte van gebouwen, bebouwingspercentages en afstanden tot een bouwperceelgrens, met niet meer dan 10%;
    • 4. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
    • 5. overschrijdingen van de maximale oppervlakte of de bestemmingsgrenzen door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, toegangen, lifthuizen en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
  • b. Een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder a kan niet worden verleend voor:
    • 1. gasdrukregel- en gasdrukmeetkastjes met een grotere inhoud dan 8 m3 en voor verkooppunten voor motorbrandstoffen.
8.2 Wonen in een zorg- of begeleidingsafhankelijke woning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor het huisvesten van wonen in de vorm van een zorg- of begeleidingsafhankelijke woning, mits dit in overeenstemming is met de 'Woonzorgvisie Bommelerwaard 2020-2024', die op 7 november 2019 is vastgesteld of haar de rechtopvolger van deze beleidsregel.

8.3 Huisvesting arbeidsmigranten
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor het huisvesten van arbeidsmigranten, niet zijnde geconcentreerde huisvesting, mits één en ander past binnen de gestelde randvoorwaarden en uitgangspunten die zijn gesteld in het 'Beleid huisvesting arbeidsmigranten gemeente Zaltbommel 2019', dat op 20 juni 2019 is vastgesteld of de rechtsopvolgers van deze beleidsregel.
  • b. Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kan het college van burgemeester en wethouders voorwaarden stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is:
    • 1. om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
    • 2. om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
    • 3. om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
    • 4. om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.

Artikel 9 Algemene procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet eerder genomen dan het moment nadat belanghebbenden gedurende twee weken, na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk zienswijzen tegen het voorgenomen besluit bij het college van burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 10 Overige regels

Voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Zaltbommel, Ketelsteeg 16 en 16B.