Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Aalst, M. Baksstraat 2
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0297.AALBP20220004-VS01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Aalst, M. Baksstraat 2' met identificatienummer NL.IMRO.0297.AALBP20220004-VS01 van de Gemeente Zaltbommel;
 
1.2 aan huis verbonden beroepen:
het in een woning met bijbehorende gebouwen beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, zulks met behoud van de woonfunctie van de betreffende woning (zie Bijlage 1 bij de regels Aan huis gebonden beroepen);
 
1.3 aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten:
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke – geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen – bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend (zie Bijlage 1 Aan huis gebonden beroepen);
 
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur op de illustratie bij de beheersverordening, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.6 achtergrens bouwvlak:
een van de openbare weg en/of fiets- en voetpad afgekeerde grens van het bouwvlak;
 
1.7 archeologische waarde:
terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar alle vóór tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;
 
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.9 bebouwingspercentage:
het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
 
1.10 begane grond:
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;
 
1.11 bestaand:
bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een verleende bouwvergunning en/of omgevingsvergunning;
 
gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en ook aanwezig mocht zijn op grond van het voorafgaande planologische regime.
 
1.12 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
 
1.13 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.14 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
1.15 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensdzulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
 
1.16 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.17 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of opde grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
 
1.18 bouwvlak:
de geometrisch bepaalde planobjecten die als zodanig zijn genoemd in de regels;
 
1.19 bouwwijze:
de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, te weten vrijstaand halfvrijstaand of aaneengebouwd, waarbij:
 
onder “vrijstaand” wordt verstaan dat de hoofdgebouw van een woning niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;
onder “halfvrijstaand” wordt verstaan dat de hoofdgebouw van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw is begrensd;
onder “aaneengebouwd” wordt verstaan dat de hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdgebouwen, die naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdgebouwen begrensd, met uitzondering van de hoofdgebouwen die de aldus gevormde rij beëindigen;
onder "gestapeld" wordt verstaan dat het hoofdgebouw uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
onder patiowoning wordt verstaan: een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevels van belendende, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing.
 
1.20 dak:
een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk;
 
1.21 carport:
een overdekte stallingsruimte voor personenauto's, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak.
 
1.22 dakterras:
buitenruimte gelegen boven de goothoogte of boeiboordhoogte van een (deel van een) gebouw,
 
1.23 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.24 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.25 kap:
een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 20° en ten hoogste 75°;
 
1.26 ondergeschikt bouwdeel:
een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een liftopbouw, reclame-uitingen, technische installaties zoals een koelmotor of antenne, een dakvenster, een balkon, een luifel, een galerij, schoorsteen en een bloemenvenster, met uitzondering van een erker c.q. een uitgebouwd gedeelte van een gebouw (ter uitbreiding van het grondoppervlak op de begane grond).
 
1.27 overige bouwwerken:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.28 overkapping:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde met maximaal één gesloten wand;
 
1.29 plat dak:
een dak met een dakhelling van minder dan 20°;
 
1.30 prostitue(e):
degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.31 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.32 raamprostiutie:
een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins vanuit een gebouw de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor publiek besloten ruimte plaatsvinden;
 
1.33 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.34 tuin:
het gebied binnen de bestemming wonen voorzover niet gelegen binnen het bouwvlak en de aanduiding bijgebouwen;
 
1.35 veiligheidsvoorzieningen:
voorzieningen en /of installaties ten behoeve van het bestrijden van calamiteiten, zoals: blusleidingen, opstelplaatsen voor de brandweer, vluchtroutes in en rondom gebouwen, bepompbaar oppervlaktewater, brandkranen e.d.;
 
1.36 verdiepingen:
de bouwlagen van een gebouw gelegen boven de begane grondlaag;
 
1.37 voorgevel:
een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw;
 
1.38 voorgevelrooilijn:
de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;
 
1.39 woning:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 de dakhelling
de helling van het (deel van) het dak en het horizontale vlak;
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
de hoogte in meters van de druiplijn, de bovenkant van de goot, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel, gemeten vanaf peil;
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer en de buitenzijden (van gevels, (en/of het hart van de scheidsmuren) daken en dakkapellen);
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
de hoogte in meters van het hoogste punt van een bouwwerk, gemeten vanaf peil, met dien verstande, dat bij de meting van de bebouwingshoogte van een gebouw schoorstenen, lichtkoepels balkonhekken en dergelijke aan een gebouw ondergeschikte bouwdelen buiten toepassing blijven;
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
de oppervlakte van een bouwwerk door middel van loodrechte projectie van het dakvlak; indien en voorzover het overstek kleiner is dan 0,5 m, gelden, in afwijking van het voorgaande, de buitenkant van de muren als bebouwde oppervlakte;
 
2.6 peil
voor dijkwoningen, de kruin van de dijk;
voor overige gebouwen, waarvan de hoofdtoegang aan een weggrenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
3.1.1 Algemeen
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. woningen met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, groenvoorziening, parkeervoorzieningen, paden e.d.;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
3.1.2 Aan huis verbonden beroepen
Gebruik van een deel van de woning en/of het bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits: 
  1. de woonfunctie als overwegende functie gehandhaafd blijft;
  2. de te gebruiken oppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep aan huis niet meer bedraagt dan 30 m².
3.1.3 Aan huis verbonden bedrijf
Het gebruik van een deel van de woning en/of het bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf is uitsluitend toegestaan indien de omgevingsvergunning als bedoeld in 3.6.1 is verleend.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming, zoals woningen in de vorm van hoofdgebouwen met bijbehorende bouwwerken, alsmede overige bouwwerken.
3.2.2 Hoofdgebouw
Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels: 
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal;
  3. de voorgevel van een hoofdgebouw mag uitsluitend in de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens worden opgericht;
  4. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  5. het totaal bebouwd oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan het op de verbeelding opgenomen maximum bebouwingspercentage.
3.2.3 Maatvoering aangebouwde bijbhorende bouwwerken
Voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: 
  1. aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter dan wel maximaal 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  4. het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerk is toegestaan, indien en voor zover het hekwerk dient als een afscheiding voor een dakterras en indien het hekwerk niet hoger is dan 1 m.
  5. het totaal bebouwd oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan het op de verbeelding opgenomen maximum bebouwingspercentage.
3.2.4 Bouwen voor de voorgevel
In afwijking van het bepaalde in artikel 3 lid 2.4 sub a is een aangebouwd bijbehorend bouwwerk buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan mits: 
  1. het bijbehorende bouwwerk een diepte heeft die niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  2. het bijbehorende bouwwerk een breedte heeft die niet meer bedraagt dan 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  3. het bijbehorende bouwwerk een hoogte heeft die niet meer mag bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  4. het bijbehorende bouwwerk aan de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd.
3.2.5 Maatvoering vrijstaande bijbehorende bouwwerken
Voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: 
  1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  3. de afstand van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot enig ander gebouw op het bouwperceel, bedraagt minimaal 1 m te bedragen, met dien verstande dat dit niet geldt voor bestaande vrijstaande bijbehorende bouwwerken.
  4. het totaal bebouwd oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan het op de verbeelding opgenomen maximum bebouwingspercentage.
3.2.6 Bouwen onder peil
Het bouwen onder peil (kelder) is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
3.2.7 Maatvoering overige bouwwerken
Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels: 
  1. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag buiten de aanduiding 'bouwvlak' niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 1 m mag bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' niet meer bedragen dan 4 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen;
  3. in afwijking van het gestelde onder a en b zijn vlaggenmasten toegestaan met een bouwhoogte die niet meer mag bedragen dan 8 m.
  4. het totaal bebouwd oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan het op de verbeelding opgenomen maximum bebouwingspercentage.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Omgevingsvergunning goot- en/of bouwhoogte
Het bevoegd gezag is bevoegd om af te wijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.3 sub b en artikel 3 lid 2.3 sub c, teneinde de goot- en/of bouwhoogte te verhogen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal de op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw aangeduide goot- en bouwhoogte;
  2. indien de goot- en bouwhoogte gelijk zijn aan die van het hoofdgebouw dan mag het bijbehorende bouwwerk in afwijking van artikel 3 lid 2.3 sub a in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
Tot een met deze beheersverordening strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor: 
  1. het gebruik van ruimten binnen een woning en/of bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  2. het gebruik van de in deze bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Omgevingsvergunning aan huis verbonden bedrijfsactiviteit
Het bevoegd gezag is bevoegd om af te wijken van het bepaalde in artikel 3 lid 4.1 sub a, teneinde binen een woning en/of bijbehorend bouwwerk de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 
  1. de woonfunctie dient als overwegende functie gehandhaafd te blijven;
  2. het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en mag geen afbreuk doen aan het karakter van de buurt;
  3. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot een onevenredige parkeerdruk;
  4. (detail)handel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;
  5. de te gebruiken oppervlakte ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf mag maximaal 30 m² bedragen.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
 
4.2 Bouwregels
4.2.1 Omgevingsvergunning bouwen
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, moet - alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend - voor deze gronden voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 30 m² door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin: 
  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  3. Het overleggen van een rapport is niet noodzakelijk indien de werkzaamheden die samenhangen met het bouwen niet dieper dan 30 cm beneden het maaiveld plaatsvinden.
4.2.2 Voorwaarden
Indien uit het in artikel 4 lid 2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen: 
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.2.3 Weigeren
Indien uit het in artikel 4 lid 2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 4 lid 2.2 genoemde voorwaarden (in, naar het oordeel van het bevoegd gezag, voldoende mate) veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
 
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: 
  1. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt;
  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt;
  6. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  7. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  8. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  9. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm
  10. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt.
4.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 4 lid 3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: 
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uit- gevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.3.3 Archeologisch onderzoek
De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin: 
  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
4.3.4 Voorwaarden
Voor zover de in artikel 4 lid 1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden van de gronden, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning: 
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen,
  3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.3.5 Verlening
De omgevingsvergunning voor een werk, niet zijnde een bouwwerk, of werkzaamheden kan slechts worden verleend, indien de archeologische waarden door de in artikel 4 lid 1  genoemde werken en werkzaamheden zullen worden verstoord, zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 4 lid 3.4 genoemde voorwaarden (in, naar het oordeel van het bevoegd gezag, voldoende mate) veilig te stellen.
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
6.1 Ondergeschikte bouwdelen
6.1.1 Overschrijding bouw- en bestemmingsgrenzen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, regenpijpen, stoeptreden, luifels, installaties, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,0 m bedraagt.
 
6.1.2 Overschrijding bouwhoogte
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen is overschrijding van de bouwhoogte toegestaan door ondergeschikte bouwdelen, als gevelversieringen, ventilatiekanalen, installaties, regenpijpen, liftkokers e.d., mits de overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte niet meer dan 1,0 m bedraagt.
 
6.1.3 Nul op de meter
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden bouwdelen ten behoeve van de isolatie van gebouwen, zoals genoemd in de bijlage bij de regels (stroomversnelling Nederland), buiten beschouwing gelaten.
 
6.2 Afwijkingsregeling
In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en overige bouwwerken gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, het volgende:
  1. indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en overige bouwwerken de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, voorzover niet reeds op grond van een andere bepaling van deze beheersverordening vergunning voor het afwijken kan worden verleend, door middel van het verlenen van een vergunning, afwijken van de in deze beheersverordening voorgeschreven maatvoering, afmetingen, en percentages tot niet meer dan 10% van die maatvoering, afmetingen en percentages, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat.
Artikel 8 Overige regels
8.1 Parkeren
Er moet voorzien zijn in voldoende parkeergelegenheid. Bij de beoordeling of sprake is van voldoende parkeergelegenheid wordt de gemeentelijke parkeernota gehanteerd en aanvullend, voor zowel maatvoering als normering, de meest actuele versie van het ASVV van CROW. Als er geen gemeentelijke parkeernota is vastgesteld, vindt de beoordeling in zijn geheel plaats op basis van de meest actuele versie van de ASVV van CROW.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
9.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
9.1.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van artikel 9 lid 1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 9 lid 1 met maximaal 10 %.
 
9.1.3 Uitzonderingen op het overgangsrecht bouwwerken
artikel 9 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
9.2 Overgangsrecht gebruik
9.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
9.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 9 lid 2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
9.2.3 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 9 lid 2.1 , na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
9.2.4 Uitzonderingen op het overgangsrecht gebruik
artikel 9 lid 2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van bestemmingsplan 'Aalst, M. Baksstraat 2'