Type plan: | bestemmingsplan |
---|---|
Naam van het plan: | Wijchen - Zuid, Woordsesteeg |
Status: | vastgesteld |
Plan identificatie: | NL.IMRO.0296.BpWoordsesteeg-DFBP |
4.1 | Bestemmingsomschrijving | ||
De voor “Waarde - Archeologie” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden. | |||
4.2 | Bouwregels | ||
Op gronden met de bestemming “Waarde - Archeologie” mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, voor zover deze zijn toegestaan voor de andere voor deze gronden aangegeven bestemmingen, indien: | |||
a. | op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; | ||
b. | het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; | ||
c. | gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht; | ||
d. | het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 30m². | ||
4.3 | Nadere eisen | ||
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond worden behouden. | |||
4.4 | Afwijken van de bouwregels | ||
4.4.1 | Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Aan een vrijstelling kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden: | ||
a. | de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; | ||
b. | de verplichting tot het doen van opgravingen, | ||
of: | |||
c. | de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. | ||
4.4.2 | Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 4.4.1, kan alleen worden verleend indien uit een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de archeologische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze archeologische waarden kunnen en zullen worden veiliggesteld. | ||
4.4.3 | Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1, kunnen zij als voorwaarde stellen dat een rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. | ||
4.5 | Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden | ||
4.5.1 | Het is verboden binnen de gronden met de bestemming “Waarde - Archeologie” de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werk-zaamheden uit te voeren, zonder of in afwijking van een omgevings-vergunning: | ||
a. | het ophogen van de bodem met meer dan 2m; | ||
b. | grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage; | ||
c. | bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist; | ||
d. | het verlagen van het waterpeil; | ||
e. | het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten; | ||
f. | het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem; | ||
g. | het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; | ||
h. | het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen; | ||
i. | het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. | ||
4.5.2 | Het onder 4.5.1 vervatte verbod geldt niet: | ||
a. | voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30cm onder het bestaande maaiveld; | ||
b. | voor zover het uitsluitend werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van 30m²; | ||
c. | voor zover het uitsluitend werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk; | ||
d. | indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad; | ||
e. | indien het archeologisch erfgoed zodanig zal worden behandeld dat conservering in de bodem is gewaarborgd; | ||
f. | indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; | ||
g. | voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een vergunning in dit kader is verleend; | ||
h. | voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 4.4. | ||
4.5.3 | Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 4.5.1, kan alleen worden verleend indien uit een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de archeologische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze archeologische waarden kunnen en zullen worden veiliggesteld. | ||
4.5.4 | Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 4.5.1 winnen burgemeester en wethouders advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld. | ||
4.6 | Wijzigingsbevoegdheid | ||
Burgemeester en wethouders kunnen het plan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, wijzigen teneinde
de bestemming “Waarde - Archeologie” geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is. |