Plan: | Bedrijventerrein Oost aanvulling 2013 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0296.BTOOaanvulling2013-VGBP |
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals, paden, verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1.
Nieuwe activiteiten uit kolom 1 van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 zijn niet toegestaan.
Bedrijven dienen op eigen terrein in hun eigen parkeerbehoefte kunnen voorzien. Van toepassing hierbij is de CROW-publicatie ASVV 2004, 'Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom', waarbij de in de publicatie aangegeven maximale norm dient te worden gehanteerd.
Voorts dient het laden en lossen op eigen terrein plaats te vinden.
Buitenopslag, alsmede buitenuitstalling ter verkoop is niet toegestaan op gronden gelegen buiten het bouwvlak. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - autohandel' is buitenopslag overal toegestaan echter uitsluitend in de vorm van auto's, onderdeel uitmakend van de handelsvoorraad.
Ter plaats van de aanduiding "pad" dient er ruimte te worden gereserveerd voor de aanleg en instandhouding van een pad met een openbare functie.
Binnen deze bestemming dient te worden voorzien in minimaal 200 m3 aan waterbergende voorzieningen.
Op de gronden als bedoeld in 3.1 zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming.
Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en de situering en omvang van parkeervoorzieningen indien dit noodzakelijk is ten behoeve van:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder d. teneinde de afstand tot de perceelsgrenzen te verkleinen, met in achtneming van de volgende regels;
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 onder a. voor het toestaan van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van met in achtneming van de volgende regels;
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken voor;
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.1, voor het toestaan van bedrijven;
met inachtneming van de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.1 onder a. voor de vestiging van risicovolle inrichtingen, met inachtneming van de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder b. teneinde in afwijking van de CROW-publicatie 'ASVV 2004, Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom', een parkeernorm van 1 parkeerplaats per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlak toe te staan in het geval de bedrijfsuitvoering zich hoofdzakelijk richt op opslag van goederen of op een volautomatisch productieproces dan wel een voornamelijk machinale verwerking.