direct naar inhoud van Regels
Plan: Bijsterhuizen fase 7
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0296.BTBHfase7-VGBP

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Bijsterhuizen fase 7 van de gemeente Wijchen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0296.BTBHfase7-VGBP met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 ASVV:

aanbevelingen van het CROW (Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek) voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bedrijfsverzamelgebouw:

een gebouw waarin meerdere bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten en met een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 250 m² zijn gevestigd. Als onderdeel van een bedrijfsverzamelgebouw worden mede gemeenschappelijke voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, entree- en vergaderruimten begrepen;

1.8 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.9 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.10 Besluit milieu-effectrapportage 1994:

Besluit van 4 juli 1994, houdende uitvoering van het hoofdstuk Milieu-effectrapportage van de Wet milieubeheer, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van dit plan;

1.11 Besluit omgevingsrecht:

Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.12 bestaand (bebouwing en gebruik):
  • bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 Bevi:

Besluit externe veiligheid inrichtingen van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer;

1.16 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 geluidzoneringsplichtige bedrijven:

bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

1.27 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 groothandelsbedrijf in trucks (vrachtwagens)

een groothandelsbedrijf in trucks (vrachtwagens) waarbij in alle gevallen sprake is van een combinatie met een reparatiebedrijf voor trucks (vrachtwagens;

1.29 Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer:

Besluit van 5 januari 1993, houdende uitvoering van de hoofdstukken 1 en 8 van de Wet milieubeheer en hoofdstuk V van de Wet geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van dit plan;

1.30 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden;

1.31 landschappelijke waarde:

waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin;

1.32 M.E.R-(beoordelings)plichtige bedrijven:

een bedrijf waarvoor, doordat er binnen het bedrijf een activiteit wordt of kan worden uitgeoefend welke in kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 wordt genoemd, een Milieu-effectrapport moet worden opgesteld danwel ingevolge de Wet milieubeheer een beoordeling dient plaats te vinden of een milieu-effectrapport moet worden opgesteld;

1.33 omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.34 onzelfstandige kantoren:

een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft;

1.35 peil:
  • a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst, en voor andere bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. voor bouwwerken onder het maaiveld: het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw;
1.36 ondergronds:

onder maaiveld;

1.37 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces;

1.38 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.39 risicovolle inrichting:

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Bevi;

1.40 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.41 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

1.42 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.43 Wet geluidhinder:

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van deze planherziening;

1.44 Wet milieubeheer:

Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.45 Wet ruimtelijke ordening:

Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.46 Woningwet:

Wet van 29 augustus 1991 , (Stb. 1991, nr. 439), tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.47 zijdelingse perceelsgrens

de perceelsgrens die zich haaks of nagenoeg haaks bevindt op de zijde waar zich de hoofdingang bevindt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage:

het percentage van het bouwperceel voor zover gelegen binnen het 'bouwvlak' dat met gebouwen mag worden bebouwd;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven voorzover deze voorkomen in categorie 2 t/m 3.2 van de als bijlage opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van risicovolle inrichtingen en geluidzoneringsplichtige bedrijven en met dien verstande dat;
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.2", bedrijven tot en met categorie 4.2 zijn toegestaan;
  • b. onzelfstandige kantoren;
  • c. bedrijfsverzamelgebouwen; in afwijking van het bepaalde onder a. zijn hier tevens categorie 1 bedrijven toegestaan;
  • d. interne ontsluitingswegen als onderdeel van de ontsluitingsstructuur van het bedrijventerrein;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals, verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1.

a M.e.r.-(beoordelings)plichtige bedrijven

Nieuwe activiteiten uit kolom 1 van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 zijn niet toegestaan.

b Perceelsbreedte

De perceelbreedte van de gronden bedraagt minimaal 50 m.

c Parkeervoorzieningen

Bedrijven dienen op eigen terrein in hun eigen parkeerbehoefte en ruimte voor laden en lossen te kunnen voorzien. Van toepassing hierbij is de CROW-publicatie 'ASVV 2012, Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom'.

d Buitenopslag

Buitenopslag, alsmede buitenuitstalling ter verkoop is niet toegestaan, met dien verstande dat:

  • 1. ter plaatse van groothandelsbedrijven in trucks (vrachtwagens) buitenopslag in de vorm van stalling van trucks (vrachtwagens) is toegestaan.
e Zelfstandige kantoren

In afwijking van het bepaalde in 3.1.1 onder b zijn zelfstandige kantoren toegestaan uitsluitend in een bedrijfsverzamelgebouw.

f Verhardingsoppervlak

Bedrijfspercelen mogen maximaal voor 80 % worden verhard (terreinverharding en bouwwerken).

g Internetverkoop

Internetverkoop is toegestaan, met dien verstande dat:

  • 1. er geen uitstalling ten behoeve van de verkoop plaatsvindt;
  • 2. er geen showroom en/of verkoopruimte aanwezig is;
  • 3. geen mogelijkheid aan personen wordt geboden voor het afhalen van goederen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in 3.1 zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming.

3.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het 'bouwvlak';
  • b. met betrekking tot het bebouwingspercentage geldt het volgende:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het aangeduide bebouwingspercentage niet worden overschreden;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'minimum bebouwingspercentage terrein (%)' dient te worden voldaan aan het aangegeven minimum bebouwingspercentage;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet minder en niet meer bedragen dan aangegeven;
  • d. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 7,5 m voor bedrijfspercelen aansluitend aan de wegen N326/A326 en de A73; de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt voor de overige bedrijfspercelen minimaal 3 m;
  • e. in afwijking van het voorgaande mogen bestaande afwijkingen worden gehandhaafd.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • b. de bouwhoogte van masten en palen buiten het 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat masten en palen, niet zijn toegestaan langs de wegen N326 en de A73 en de hiernaar gesitueerde bouwgrens of het verlengde daarvan;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag, zowel binnen als buiten het bouwvlak, niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van overkappingen maximaal 4 m mag bedragen;
  • d. in aanvulling op en / of in afwijking van het bepaalde onder a tot en met c, gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van reclame-uitingen eveneens de bepalingen als opgenomen in 3.2.4.
3.2.4 Reclame-uitingen

Voor reclame-uitingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. reclamezuilen zijn niet zijn toegestaan langs de wegen N326/A326 en de A73 en de hiernaar gesitueerde bouwgrens of het verlengde daarvan;
  • b. reclamezuilen en/of overige vrijstaande reclametekens zijn niet toegestaan voor zover deze zichtbaar zijn vanuit de weg N326/A326;
  • c. overige vrijstaande reclametekens zijn toegestaan binnen het 'bouwvlak' met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt;
  • d. haakse gevelreclame is niet toegestaan;
  • e. voor bedrijfsverzamelgebouwen geldt dat:
    • 1. per bedrijfsverzamelgebouw maximaal één voor de gevestigde bedrijven gezamenlijke reclamezuil of vrijstaand reclameteken is toegestaan met een maximale hoogte van 3 m en een maximaal reclameoppervlak van 3 m2;
    • 2. overige reclame-uitingen, waaronder haakse gevelreclame niet is toegestaan.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Omgevingsvergunning afstand tot perceelsgrenzen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder e. teneinde de afstand tot de perceelsgrenzen te verkleinen tot minimaal 3 m, met in achtneming van de volgende regels;

  • a. de onderlinge afstand tussen gebouwen bedraagt minimaal 15 m;
  • b. de bedrijfsvoering van nabijgelegen bedrijven mag niet worden belemmerd;
  • c. er mag geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met naburige gronden verbonden belangen.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en in aanvulling op het bepaalde van Artikel 8 van deze regels, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken voor;

  • a. woondoeleinden;
  • b. zelfstandige kantoren, anders dan op grond van deze regels is toegestaan;
  • c. detailhandel, waaronder detailhandel in volumineuze goederen, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
  • d. productiegebonden detailhandel is toegestaan met inachtneming van het volgende:
    • 1. de oppervlakte bedraagt maximaal 10 % van de bedrijfsvloeroppervlakte;
    • 2. de totale oppervlakte mag per bedrijf niet meer dan 100 m2 bedragen.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Omgevingsvergunning andere bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.1, voor het toestaan van bedrijven in dezelfde categorie als de op grond van de bepalingen in 3.1.1 onder a. toegestane bedrijfsactiviteiten die niet zijn opgenomen in de als bijlage toegevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de aard, uitstraling, milieubelasting en ruimtelijke impact van de onder a. en b. genoemde bedrijven vergelijkbaar is met de met de op grond van de bepalingen in 3.1.1 onder a. toegestane bedrijfsactiviteiten;
  • b. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats;
  • d. geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en nieuwe activiteiten van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 zijn niet toegestaan;
  • e. aanvrager onderbouwt zijn verzoek tot het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in de aanhef van dit artikel met betrekking tot de sub a tot en met d aangegeven onderwerpen.
3.5.2 Omgevingsvergunning centraal afhaalpunt internetverkoop

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder g teneinde een centraal afhaalpunt voor internetverkoop toe te staan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de locatie wordt gesitueerd ten zuiden van de N326/A326 op een gemeten afstand van maximaal 600 m over de weg gerekend vanaf het Palkerplein of het zuidelijke ontsluitingspunt vanaf de Nieuweweg;
  • b. de locatie wordt gesitueerd aan een voor het gemotoriseerde verkeer doorgaande weg;
  • c. er mag geen onevenredige verkeersdruk ontstaan binnen de interne ontsluitingsstructuur van het bedrijventerrein;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.

Artikel 4 Bedrijventerrein - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven voorzover deze voorkomen in categorie 2 t/m 4.2 van de als bijlage opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van risicovolle inrichtingen en geluidzoneringsplichtige bedrijven en met dien verstande dat;
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.1", uitsluitend bedrijven t/m categorie 3.1 zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2", uitsluitend bedrijven t/m categorie 3.2 zijn toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.1", uitsluitend bedrijven t/m categorie 4.1 zijn toegestaan;
  • b. onzelfstandige kantoren;
  • c. interne ontsluitingswegen als onderdeel van de ontsluitingsstructuur van het bedrijventerrein;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen en overeenkomstig de in 4.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

4.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 4.1.1.

a M.e.r.-(beoordelings)plichtige bedrijven

Nieuwe activiteiten uit kolom 1 van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 zijn niet toegestaan.

b Risicovolle inrichtingen en geluidzoneringsplichtige bedrijven

Risicovolle inrichtingen en geluidzoneringsplichtige bedrijven zijn niet toegestaan.

c Parkeervoorzieningen

Bedrijven dienen op eigen terrein in hun eigen parkeerbehoefte en ruimte voor laden en lossen te kunnen voorzien. Van toepassing hierbij is de CROW-publicatie 'ASVV 2012, Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom'.

d Buitenopslag

Voor buitenopslag gelden de volgende regels:

  • 1. buitenuitstalling ter verkoop is uitsluitend toegestaan binnen het 'bouwvlak' en uitsluitend achter de voorgevel en het verlengde hiervan;
  • 2. ter plaatse van groothandelsbedrijven in trucks (vrachtwagens) is buitenopslag in de vorm van stalling van trucks (vrachtwagens) toegestaan;
  • 3. overige buitenopslag is uitsluitend toegestaan op een afstand van minimaal 50 m uit de grens met de bestemming 'Verkeer';
  • 4. in afwijking van het bepaalde onder 3. is buitenopslag toegestaan achter gebouwen tussen het verlengde van de zijgevels.
e Verhardingsoppervlak

Bedrijfspercelen mogen maximaal voor 80 % worden verhard (terreinverharding en bouwwerken).

f Internetverkoop

Internetverkoop is toegestaan, met dien verstande dat:

  • 1. er geen uitstalling ten behoeve van de verkoop plaatsvindt;
  • 2. er geen showroom en/of verkoopruimte aanwezig is;
  • 3. geen mogelijkheid aan personen wordt geboden voor het afhalen van goederen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in 4.1 zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming.

4.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het 'bouwvlak';
  • b. met betrekking tot het bebouwingspercentage geldt het volgende:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het aangeduide bebouwingspercentage niet worden overschreden;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'minimum bebouwingspercentage terrein (%)' dient te worden voldaan aan het aangegeven minimum bebouwingspercentage;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet minder en niet meer bedragen dan aangegeven;
  • d. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m;
  • e. in afwijking van het hierboven bepaalde mogen bestaande afwijkingen worden gehandhaafd.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het "bouwvlak" mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • b. de bouwhoogte van masten en palen buiten het “bouwvlak” mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag, zowel binnen als buiten het bouwvlak, niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van overkappingen maximaal 4 m mag bedragen;
  • d. in aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde onder a tot en met c, gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van reclame-uitingen de bepalingen als opgenomen in 4.2.4.
4.2.4 Reclame-uitingen

Voor reclame-uitingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. vrijstaande reclametekens zijn toegestaan binnen het 'bouwvlak' met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt;
  • b. haakse gevelreclame is niet toegestaan.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Omgevingsvergunning afstand tot perceelsgrenzen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 onder d. teneinde de afstand tot de perceelsgrenzen aan één zijde te verkleinen, met in achtneming van de volgende regels;

  • a. de veiligheid mag niet onevenredig worden aangetast; hiertoe wordt de commandant van de plaatselijke brandweer gehoord;
  • b. de bedrijfsvoering van nabijgelegen bedrijven mag niet worden belemmerd;
  • c. er mag geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met naburige gronden verbonden belangen.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en in aanvulling op het bepaalde van Artikel 8 van deze regels, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken voor;

  • a. woondoeleinden;
  • b. zelfstandige kantoren;
  • c. detailhandel, waaronder detailhandel in volumineuze goederen, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
  • d. productiegebonden detailhandel is toegestaan met inachtneming van het volgende:
    • 1. de oppervlakte bedraagt maximaal 10 % van de bedrijfsvloeroppervlakte;
    • 2. de totale oppervlakte mag per bedrijf niet meer dan 100 m2 bedragen.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Omgevingsvergunning andere bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.1 teneinde bedrijven toe te staan in dezelfde categorie als de op grond van de bepalingen in 4.1.1 onder a. toegestane bedrijfsactiviteiten die niet zijn opgenomen in de als bijlage toegevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de aard, uitstraling, milieubelasting en ruimtelijke impact van de onder a. en b. genoemde bedrijven vergelijkbaar is met de met de op grond van de bepalingen in 4.1.1 onder a. toegestane bedrijfsactiviteiten;
  • b. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats;
  • d. geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en nieuwe activiteiten van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 zijn niet toegestaan;
  • e. aanvrager onderbouwt zijn verzoek tot het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in de aanhef van dit artikel met betrekking tot de sub a tot en met d aangegeven onderwerpen.
4.5.2 Omgevingsvergunning centraal afhaalpunt internetverkoop

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 onder f teneinde een centraal afhaalpunt voor internetverkoop toe te staan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de locatie wordt gesitueerd ten zuiden van de N326/A326 op een gemeten afstand van maximaal 600 m over de weg gerekend vanaf het Palkerplein of het zuidelijke ontsluitingspunt vanaf de Nieuweweg;
  • b. de locatie wordt gesitueerd aan een voor het gemotoriseerde verkeer doorgaande weg;
  • c. er mag geen onevenredige verkeersdruk ontstaan binnen de interne ontsluitingsstructuur van het bedrijventerrein;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.

Artikel 5 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het beheer en het onderhoud van de watergangen en/of retentievoorzieningen;
  • b. wateraan- en afvoer en waterberging;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals bermen, schouwpaden en beschoeiing, één en ander met inachtneming van de Keur van het Waterschap.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in 5.1 zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 3,5 m bedragen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Ondergronds bouwen

In aanvulling op de regels inzake situering van bouwwerken als bedoeld in 'Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels' van dit bestemmingsplan is het oprichten van ondergrondse bouwwerken toegestaan met dien verstande, dat:

  • a. ondergronds bouwen, met inbegrip van inritten en hellingbanen, uitsluitend is toegestaan binnen het 'bouwvlak';
  • b. alleen ondergronds mag worden gebouwd waar bovengrondse bebouwing aanwezig is;
  • c. de verticale diepte maximaal 5 m mag bedragen.
7.2 Nutsvoorzieningen

In aanvulling op de regels inzake situering van bouwwerken als bedoeld in 'Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels' van dit bestemmingsplan is het oprichten van bouwwerken toegestaan ten algemene nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer bedraagt dan 50 m3 en de hoogte ervan niet meer dan 3,5 m.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en in aanvulling op de elders in deze regels opgenomen gebruiksregels , wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken voor;

  • a. het storten van puin en als opslag- of bergplaats van stoffen en/of materialen, werktuigen en gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of andere voorwerpen of onderdelen hiervan, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en/of realisering van de in het plan aangewezen bestemmingen;
  • b. seksinrichtingen en escortbedrijven en/of (straat)prostitutie.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit plan afwijken voor:

  • a. het toestaan van een vergroting van de bij recht in deze regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt, mits de afwijking niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  • c. het toestaan van een vergroting van de bij recht in deze regels gegeven hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.
9.2 Reclamemast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit plan voor het oprichten van één algemene reclamemast, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de reclamemast aansluitend aan het of in openbaar toegankelijk gebied worden geplaatst;
  • b. zorg wordt gedragen voor een ruimtelijk aanvaardbare inpassing, waarbij de reclamemast dusdanig wordt gesitueerd dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de aangrenzende bedrijven;
  • c. geen bezwaren bestaan uit een oogpunt van verkeersveiligheid;
  • d. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 30 m.
9.3 Antennemast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit plan voor het oprichten van een antennemast voor de mobiele telecommunicatie, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de antennemast is aantoonbaar noodzakelijk voor een adequaat dekkend netwerk voor mobiele telecommunicatie en site-sharing behoort aantoonbaar niet tot de mogelijkheden;
  • b. de antennemast is niet hoger dan noodzakelijk voor een adequaat dekkend netwerk voor mobiele telecommunicatie met een maximum van 40 m;
  • c. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de met naburige gronden verbonden belangen.
9.4 Grotere bouwhoogte 'wetgevingzone - afwijkingsgebied'

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduidingen 'wetgevingzone - afwijkingsgebied' afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 en 4.2.2 teneinde een grotere bouwhoogte toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte maximaal 40 m mag bedragen;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 Wijzigingsbevoegdheid M.e.r.-(beoordelings)plichtige bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd, om het bestemmingsplan te wijzigen voor de vestiging van M.e.r.-(beoordelings)plichtige bedrijven, indien uit een milieueffectrapportage op grond van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 is gebleken dat de betreffende vestiging of uitbreiding geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.

10.2 Wijzigingsbevoegdheid hogere bedrijfscategorie

Burgemeester en wethouders zijn ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd, om het bestemmingsplan te wijzigen voor de vestiging van bedrijven in een hogere bedrijfscategorie dan op grond van dit bestemmingsplan is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de aard, uitstraling, milieubelasting en ruimtelijke impact van die bedrijven is vergelijkbaar met de op grond van de bepalingen in dit bestemmingsplan toegestane bedrijfsactiviteiten;
  • b. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats;
  • d. geluidzoneringsplichtige bedrijven zijn niet toegestaan;
  • e. het bevoegd gezag wint, met betrekking tot de vraag of de bedrijven naar de aard, uitstraling, milieubelasting en ruimtelijke impact vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, advies in van een onafhankelijk terzake deskundige.
10.3 Wijzigingsbevoegdheid risicovolle inrichtingen

Burgemeester en wethouders zijn ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd, om het bestemmingsplan te wijzigen voor de vestiging van risicovolle inrichtingen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er wordt voldaan aan de wettelijke eisen met betrekking tot de externe veiligheid;
  • b. de omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat het bevoegd gezag schriftelijk advies heeft ingewonnen bij een onafhankelijk terzake deskundige.

Artikel 11 Algemene procedureregels

Bij het stellen van nadere eisen overeenkomstig een in dit plan opgenomen nadere eisen regeling nemen burgemeester en wethouders het bepaalde in afdeling 3.4 Awb in acht.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in 12.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 12.1.1 met maximaal 10%.

12.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
12.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 12.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

12.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 12.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Bijsterhuizen fase 7.