Plan: | Bijsterhuizen fase 7 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0296.BTBHfase7-VGBP |
het bestemmingsplan Bijsterhuizen fase 7 van de gemeente Wijchen;
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0296.BTBHfase7-VGBP met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
aanbevelingen van het CROW (Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek) voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
een gebouw waarin meerdere bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten en met een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 250 m² zijn gevestigd. Als onderdeel van een bedrijfsverzamelgebouw worden mede gemeenschappelijke voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, entree- en vergaderruimten begrepen;
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
Besluit van 4 juli 1994, houdende uitvoering van het hoofdstuk Milieu-effectrapportage van de Wet milieubeheer, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van dit plan;
Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
Besluit externe veiligheid inrichtingen van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer;
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
de grens van een bouwvlak;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit;
een groothandelsbedrijf in trucks (vrachtwagens) waarbij in alle gevallen sprake is van een combinatie met een reparatiebedrijf voor trucks (vrachtwagens;
Besluit van 5 januari 1993, houdende uitvoering van de hoofdstukken 1 en 8 van de Wet milieubeheer en hoofdstuk V van de Wet geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van dit plan;
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden;
waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin;
een bedrijf waarvoor, doordat er binnen het bedrijf een activiteit wordt of kan worden uitgeoefend welke in kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 wordt genoemd, een Milieu-effectrapport moet worden opgesteld danwel ingevolge de Wet milieubeheer een beoordeling dient plaats te vinden of een milieu-effectrapport moet worden opgesteld;
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft;
onder maaiveld;
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces;
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Bevi;
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;
Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van deze planherziening;
Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
Wet van 29 augustus 1991 , (Stb. 1991, nr. 439), tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
de perceelsgrens die zich haaks of nagenoeg haaks bevindt op de zijde waar zich de hoofdingang bevindt.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
het percentage van het bouwperceel voor zover gelegen binnen het 'bouwvlak' dat met gebouwen mag worden bebouwd;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals, verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1.
Nieuwe activiteiten uit kolom 1 van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 zijn niet toegestaan.
De perceelbreedte van de gronden bedraagt minimaal 50 m.
Bedrijven dienen op eigen terrein in hun eigen parkeerbehoefte en ruimte voor laden en lossen te kunnen voorzien. Van toepassing hierbij is de CROW-publicatie 'ASVV 2012, Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom'.
Buitenopslag, alsmede buitenuitstalling ter verkoop is niet toegestaan, met dien verstande dat:
In afwijking van het bepaalde in 3.1.1 onder b zijn zelfstandige kantoren toegestaan uitsluitend in een bedrijfsverzamelgebouw.
Bedrijfspercelen mogen maximaal voor 80 % worden verhard (terreinverharding en bouwwerken).
Internetverkoop is toegestaan, met dien verstande dat:
Op de gronden als bedoeld in 3.1 zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming.
Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
Voor reclame-uitingen gelden de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder e. teneinde de afstand tot de perceelsgrenzen te verkleinen tot minimaal 3 m, met in achtneming van de volgende regels;
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en in aanvulling op het bepaalde van Artikel 8 van deze regels, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken voor;
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.1, voor het toestaan van bedrijven in dezelfde categorie als de op grond van de bepalingen in 3.1.1 onder a. toegestane bedrijfsactiviteiten die niet zijn opgenomen in de als bijlage toegevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten met inachtneming van de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder g teneinde een centraal afhaalpunt voor internetverkoop toe te staan, met inachtneming van de volgende bepalingen:
De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen en overeenkomstig de in 4.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 4.1.1.
Nieuwe activiteiten uit kolom 1 van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 zijn niet toegestaan.
Risicovolle inrichtingen en geluidzoneringsplichtige bedrijven zijn niet toegestaan.
Bedrijven dienen op eigen terrein in hun eigen parkeerbehoefte en ruimte voor laden en lossen te kunnen voorzien. Van toepassing hierbij is de CROW-publicatie 'ASVV 2012, Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom'.
Voor buitenopslag gelden de volgende regels:
Bedrijfspercelen mogen maximaal voor 80 % worden verhard (terreinverharding en bouwwerken).
Internetverkoop is toegestaan, met dien verstande dat:
Op de gronden als bedoeld in 4.1 zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming.
Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
Voor reclame-uitingen gelden de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 onder d. teneinde de afstand tot de perceelsgrenzen aan één zijde te verkleinen, met in achtneming van de volgende regels;
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en in aanvulling op het bepaalde van Artikel 8 van deze regels, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken voor;
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.1 teneinde bedrijven toe te staan in dezelfde categorie als de op grond van de bepalingen in 4.1.1 onder a. toegestane bedrijfsactiviteiten die niet zijn opgenomen in de als bijlage toegevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten met inachtneming van de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 onder f teneinde een centraal afhaalpunt voor internetverkoop toe te staan, met inachtneming van de volgende bepalingen:
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals bermen, schouwpaden en beschoeiing, één en ander met inachtneming van de Keur van het Waterschap.
Op de gronden als bedoeld in 5.1 zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming.
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 3,5 m bedragen.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
In aanvulling op de regels inzake situering van bouwwerken als bedoeld in 'Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels' van dit bestemmingsplan is het oprichten van ondergrondse bouwwerken toegestaan met dien verstande, dat:
In aanvulling op de regels inzake situering van bouwwerken als bedoeld in 'Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels' van dit bestemmingsplan is het oprichten van bouwwerken toegestaan ten algemene nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer bedraagt dan 50 m3 en de hoogte ervan niet meer dan 3,5 m.
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en in aanvulling op de elders in deze regels opgenomen gebruiksregels , wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken voor;
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit plan afwijken voor:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit plan voor het oprichten van één algemene reclamemast, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit plan voor het oprichten van een antennemast voor de mobiele telecommunicatie, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduidingen 'wetgevingzone - afwijkingsgebied' afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 en 4.2.2 teneinde een grotere bouwhoogte toe te staan, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders zijn ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd, om het bestemmingsplan te wijzigen voor de vestiging van M.e.r.-(beoordelings)plichtige bedrijven, indien uit een milieueffectrapportage op grond van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 is gebleken dat de betreffende vestiging of uitbreiding geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.
Burgemeester en wethouders zijn ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd, om het bestemmingsplan te wijzigen voor de vestiging van bedrijven in een hogere bedrijfscategorie dan op grond van dit bestemmingsplan is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
Burgemeester en wethouders zijn ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd, om het bestemmingsplan te wijzigen voor de vestiging van risicovolle inrichtingen, met inachtneming van de volgende regels:
Bij het stellen van nadere eisen overeenkomstig een in dit plan opgenomen nadere eisen regeling nemen burgemeester en wethouders het bepaalde in afdeling 3.4 Awb in acht.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in 12.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 12.1.1 met maximaal 10%.
Het bepaalde in 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 12.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in 12.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde in 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Bijsterhuizen fase 7.