Plan: | De Passerot 18 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0296.BPdepasserot18-VG03 |
De aanleiding voor het opstellen van onderhavig bestemmingsplan is het voornemen van Talis om op deze voormalige intensieve veehouderijlocatie een drietal vrijstaande woningen te realiseren en de tuin van de woning aan de Passerot 16 te verruimen.
Aan De Passerot 18 te Wijchen is een voormalige agrarisch bedrijfslocatie gesaneerd. De eigenaar van het terrein – tevens initiatiefnemer Talis - is voornemens hier drie vrijstaande woningen op te richten. Dit naar aanleiding van de afstemming die heeft plaatsgevonden tussen Talis en de gemeente en nadat de Raad va State geen instemming kon geven aan het eerdere voornemen om 4 woningen te realiseren. Het bestemmingsplan dat hiervoor eerder werd vastgesteld, is vernietigd. Daarom is met dit plan hernieuwde vaststelling voorzien.
De locatie is eerder aangekocht en gesaneerd, met een grotere gebiedsontwikkeling in het vooruitzicht. Nu dit niet langer actueel is, is een verantwoorde herinvulling van de locatie noodzakelijk.
Op verzoek van de gemeente heeft Talis een visie laten uitwerken, voor het besproken programma van 3 woningen, op een wijze die aansluit bij de bestaande stedenbouwkundige en landschappelijke karakteristieken van de locatie. De visie is tot stand gekomen op basis van een keuze van een voorkeursmodel uit een voorafgaande modellenstudie. Hierover heeft eind 2018, begin 2019 afstemming plaatsgevonden met de omwonenden. De daarin besproken wensen en ideeën zijn, voor zover dat voor Talis mogelijk is, verwerkt in voorliggend bestemmingsplan.
Planvoornemen 3 nieuwe woningen en verruiming perceel Passerot 16
Om de ontwikkeling van de woningen en de verruiming van de tuin bij nummer 16 mogelijk te maken, is het onderhavige bestemmingsplan opgesteld.
De planlocatie ligt aan De Passerot, een weg in de dorpsrand van Wijchen. In de omgeving van de planlocatie staan oudere boerderijen gecombineerd met jongere bebouwing. Door de ‘verkleuring’ van dit stukje landelijk gebied naar karnrandzone, is in de omgeving een verhoogde bebouwingsdichtheid ontstaan. (Voormalige) boerderijen staan op ruime erven, de recentere woningen hebben soms kleine percelen. Het gebied is voor het overige kleinschalig en heeft een gemengd karakter, dat wordt bepaald door het agrarische en hobbymatige gebruik en de vele weiden, bospercelen, groensingels etc. De Passerot is een kleine enclave die wordt omsloten door de rijksweg A326 aan de noord- en westzijde, de belangrijkste invalswegen van Wijchen Randweg Noord (zuidzijde) en het Kavelpad (oostzijde).
De kadastrale percelen waar voorliggend bestemmingsplan op is gericht, zijn de percelen 2240 en 2241. De omvang van deze 2 percelen bij elkaar bedraagt 7991 m2. De planlocatie bevat tevens het perceel De Passerot 16 (aan de westzijde) en het plangebied grenst aan nummer 22 (aan de oostzijde). In het kader van voorliggend plan wordt een deel van de gronden verkocht aan de bewoners van Passerot 16. Het bestemmingsplan bevat een regeling voor bijgebouwen bij deze woning, zodat voor de bestaande woning met tuin en de toe te voegen gronden ook de woonbestemming gaat gelden.
Per 1 januari 2024 is van rechtswege het Omgevingsplan Gemeente Wijchen in werking getreden. Door de overgangsregelgeving, is daarmee automatisch het stelsel van de voormalige bestemmingsplannen tot Omgevingsplan geworden. De planlocatie maakt deel uit van diverse (voorheen) bestemmingsplannen. Het plan Buitengebied Wijchen (vastgesteld 31-01-2013) en het daaropvolgende facetplan Buitengebied herziening 2014 (vastgesteld 16-10-2014) zijn beide onherroepelijk en zijn samengevoegd tot het Geconsolideerde versie Buitengebied en herziening 2014 (23-02-2015). Daarin is de planlocatie bestemd als woonlocatie (bestemming wonen-1) en agrarisch gebruik. Tevens zijn archeologische dubbelbestemmingen (1 en 2) opgenomen waarmee mogelijk aanwezige archeologische resten zijn beschermd.
![]() |
Fragment verbeelding geconsolideerd bestemmingsplan buitengebied. |
Tevens geldt voor het gehele plangebied het Parapluplan Cultuurhistorie Wijchen, vastgesteld op 03-05-2017. De cultuurhistorisch waardevolle gebieden die in dit plan zijn bestemd, betreffen de gebieden die zijn opgenomen in de Cultuurhistorische waarderingskaart, zoals deze is opgenomen in de bijlage bij dit parapluplan, en zijn aangeduid als cultuurlandschappelijke waardering zeer hoog, hoog en middelhoog. De waardering van deze gebieden is gebaseerd op de beleidsnota 'Samen in verscheidenheid' en in Bijlage 2 bij de regels nader beschreven. Zowel archeologie als cultuurhistorie komen in deze plantoelichting nader aan bod.
Op dinsdag 13 november 2018 hebben de gemeente Wijchen en woningcorporatie Talis, tijdens een informatieavond aan de omwonenden het plan toegelicht voor de locatie De Passerot 18. Nadien, op dinsdag 11 december 2018, heeft er een gesprek plaats gevonden tussen de wethouder Geert Gerrits en een vertegenwoordiging van de omwonenden. Tijdens deze bijeenkomst heeft de wethouder een toelichting gegeven en is toegelicht dat Talis contact zal zoeken met de omwonenden om het gesprek aan te gaan over hoe de 4 woningen het best kunnen worden ingepast. Daarop heeft op dinsdag 15 januari 2019 het gesprek met de omwonenden een vervolg gekregen om te horen welke ideeën en wensen de omwonenden hebben met betrekking tot de invulling van de locatie met vier vrijstaande woningen.
Tijdens deze bijeenkomst zijn er geen wezenlijk nieuwe of afwijkende ideeën en wensen geuit met betrekking tot de invulling van de locatie Passerot 18 door de omwonenden. Wat de omwonenden wel naar voren wilden brengen is, dat er eerst door de gemeente Wijchen onderbouwd moet worden waarom er vier woningen op deze locatie mogen komen, zoals ook besloten is door het college, om in principe medewerking te verlenen aan het plan van Talis om de ontwikkeling van vier woningen op deze locatie mogelijk te maken en in afstemming met de direct omwonenden, aan de hand van de visie van Talis, het plan verder uit te werken. Tot slot heeft de Raad van State uitspraak gedaan over het vastgestelde bestemmingsplan. In dat kader is aangegeven dat er een nadere motivatie gevraagd wordt op o.a. dit aspect, dan wel dat het plan teruggeracht diende te worden naar 3 nieuwe woningen. Vervolgens heeft de Raad van State geoordeeld dat de realisatie van 4 nieuwe woningen te zeer afwijkt van het functieverandingsbeleid, waarna de gemeenteraad besloten heeft opnieuw voorliggend bestemmingsplan vast te stellen met 3 nieuwe woningen. In dat kader zijn onderstaande aspecten nog nader toegelicht.
Regionaal functieveranderingsbeleid
Voor het realiseren van nieuwe woningen in het buitengebied in ruil voor sanering van voormalige agrarische bebouwing geldt regionaal beleid. Dit beleid is vastgelegd in de 'Beleidsnota wonen en werken in het buitengebied' (februari 2005) van de gemeenten Beuningen, Druten, West Maas en Waal en Wijchen én in de 'Notitie functieverandering in het buitengebied' (oktober 2007) van de KAN-raad. De strekking van dit beleid is -onder andere- dat het mogelijk is om bij sloop van 750 m2 bedrijfsbebouwing één vrijstaande woning te realiseren. Als 1.500 m2 of meer aan bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, kunnen ter plaatse twee vrijstaande woningen worden gerealiseerd. Dit dan bovenop de reeds bestaande woontitel van de (voormalige) bedrijfswoning.
Op het perceel De Passerot 18 is ruim 2.500 m2 aan voormalige agrarische bebouwing gesloopt. Volgens de gemeenteraad is dit ruim voldoende en legitiem voor het in het plan voorziene aantal van 2 nieuwe woningen en een derde woning ter vervanging van de voormalige bedrijfswoning. Daarnaast past deze opzet stedenbouwkundig goed in de structuur van het gebied en doet een verdere afschaling van het plan in de vorm van minder woningen geen recht aan de aard en omvang van het plangebied.
Resumerend is er met de vaststelling van het bestemmingsplan 'De Passerot 18 in Wijchen' een locatiespecifieke afweging gemaakt die ertoe leidt dat een (planologische) toevoeging van 2 woningen, in overeenstemming met het regionale functieveranderingsbeleid, is gerechtvaardigd. De locatiespecifieke afweging is vanuit ruimtelijk, milieukundig en planologisch oogpunt passend en past ook binnen de overige uitgangspunten van de regelgeving en het beleid inzake de herontwikkeling van vrijkomende agrarische bedrijven.
In voorliggende toelichting wordt na dit inleidende hoofdstuk in hoofdstuk 2 het plangebied en het planvoornemen beschreven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleid van de verschillende overheden dat van toepassing is. In hoofdstuk 4 wordt de haalbaarheid van het plan getoetst aan de hand van milieu- en omgevingsaspecten. Ten slotte komen in het vijfde en zesde hoofdstuk de juridische vertaling in de regels en de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde.
Op het perceel aan de Passerot 18 was vroeger een konijnenfokkerij gevestigd. Dat bedrijf veroorzaakte veel overlast waardoor de gemeente zich in 2004 genoodzaakt zag het perceel te kopen en het bedrijf op te heffen. Dit mede om het gebied als woningbouwlocatie te kunnen ontwikkelingen aangezien de Passerot in de KAN woningbouwconcessie was aangewezen als woningbouwlocatie. Na aankoop door de gemeente is het perceel doorverkocht aan Talis, met als gezamenlijke intentie om hier woningbouw te realiseren. In 2009 heeft de gemeenteraad aangegeven open te staan voor een herontwikkeling in de vorm van maximaal 4 grondgebonden woningen en het college opdracht gegeven om met de belanghebbenden in overleg te gaan om draagvlak voor deze plannen te creëren (beslisnota Passerot 09RZ295).
Het nu voorliggende plan voorziet vanuit stedenbouwkundig oogpunt in een passende invulling. Op ambtelijk niveau zijn er al diverse gesprekken met Talis gevoerd. Na een grofmazige opzet is het plan van Talis uitgewerkt in onderhavig plan. Het perceel is bijna 8000 m2 groot en gaat ruimte bieden aan drie woningen. Deze woningen worden in een erfachtige opzet gerealiseerd. De erfachtige opzet bestaat uit een “hoofdgebouw” in de bocht, met daaromheen een tweetal “bijgebouwen”, die gezamenlijk het erf vormen. Een deel van het perceel zal op verzoek van de buren (Passerot 16) aan hen verkocht worden. Het nu voorliggende plan wordt door Talis ruimtelijk en exploitatie-technisch als haalbaar beschouwd.
De planlocatie bevindt zich in het landelijk gebied; het kernrandgebied van Wijchen. Aan de oost en zuidzijden hiervan liggen sportvelden en woonbuurten van Wijchen. De woonbuurten om de planlocatie heen zijn Achterlo, Noord en Woezik. De buurten Achterlo en Noord kennen een duidelijk planmatig ontworpen stempelstructuur. Deze buurten zijn dan ook wel wat ouder dan de buurt Woezik waar nabij het plangebied een bebouwingslint is gerealiseerd naar de wijk, met modernere woningen. Aan de grenzen van deze buurten liggen de hoofdwegen; de ruimtelijke structuurdragers op kernniveau. Deze wegen scheiden de buurten en de planlocatie van elkaar. Door de sterk zonerende werking van de hoofdwegen is het ruimtelijk beeld rond het plangebied De Passerot en de bebouwde gebieden aan de overzijde van de hoofdwegen sterk afwijkend en heeft de planlocatie en haar omgeving een meer groen beeld behouden.
Doordat het gebied rond De Passerot vrij kleinschalig is en direct grenst aan woongebieden, heeft het de karakteristieken aangenomen van een kernrandgebied. Daarin komen kleine agrarische percelen, bospercelen, andere groenelementen en bebouwde erven gemengd voor.
Tussen de oudere (voormalige) agrarische bedrijfserven komen ook meer recente woonpercelen voor. Het gebied is onderdeel van een landschappelijke zone waarin oudere rivierduincomplexen voorkomen. Als gevolg daarvan is ook rond De Passerot nog her en der een glooiing of hoogteverschil in het landschap aanwezig. De planlocatie is geheel vlak gelegen en is in het verleden bij de aanleg van de voormalige boerderij geheel geëgaliseerd.
![]() |
Luchtfoto situatie 2005 (voor sanering van de veehouderij) |
Het plangebied bestaat momenteel uit allerlei restanten van het voormalige agrarische bedrijf, waaronder de fundamenten van de voormalige bedrijfsbebouwing en verhardingsplaten.
Doordat de locatie de afgelopen jaren slechts beperkt is onderhouden, maakt het momenteel een verwilderde indruk. Er is spontaan beplanting gaan groeien en 3 volwassen tamme-kastanjebomen zijn bij de sanering van het agrarische bedrijf blijven staan. Er is geen boomeffectanalyse gedaan op de gezondheid van de bomen en de bomen hebben ook geen monumentaal karakter (ze zijn nog relatief jong), maar 2 van de drie bomen blijven behouden, evenals de singelaanplant aan de westzijde. De te vervallen boom is al laag bij de grond breed vertakt en zal op termijn uitscheuren onder eigen gewicht. Deze wordt dan ook niet behouden.
Aan de wegzijde is het perceel open. Vroeger stond hier een hoge struikhaag. Deze is verwijderd bij de sanering van de bebouwing. Aan de overige perceelsranden staan deels nog hagen, als afscherming naar aangrenzende tuinen. Tevens staan aan de perceelsrand met De Passerot 22 op de grens hogere struiken en bomen.
Op de 2 kadastrale percelen 2240 en 2241 worden drie vrijstaande woningen opgericht. De woningen worden individueel en als samenhangend cluster ingepast in de bestaande karakteristieken van het gebied (de planlocatie en de directe omgeving). Vanwege de afstemming op de omgeving wordt rekening gehouden met de 2 aangrenzende burgerwoningen De Passerot 16 (waar een deel van de gronden aan worden toegevoegd) en 22. Gezien de relatief geringe omvang van het woonperceel van De Passerot 16 wordt aan de zijkant en achterzijde van dat woonperceel grond toegevoegd aan de tuin, zo is tussen de bewoners en Talis overeengekomen.
![]() |
Stedenbouwkundig plan |
In dit plan wordt een nieuw boerenerf gecreëerd, waarbij primair de woningen een ruimtelijke relatie met elkaar aangaan, zoals dat ook op een boerenerf aanwezig is. Op het erf is een cluster van 3 woningen aanwezig. De meest naar de weg geschoven woning is het hoofdhuis, de overige 2 woningen zijn qua vormgeving en presentatie meer bescheiden en richten zich vooral naar elkaar. De woningen zijn gericht op een gezamenlijk erf met een collectieve erftoegangsweg. Naast De Passerot 16 is de hoofdwoning – een grotere woonboerderij – voorzien die zich zowel naar de weg als naar de naastgelegen erftoegang richt. Naast De Passerot 22 is één van de drie ondergeschikte woningen voorzien, met daar achter, op het erf de andere woning.
De hoofdwoning tegenover de Passerot 15 wordt georiënteerd op De Passerot en op de aangrenzende erftoegang. De woning heeft daarmee feitelijk 2 voorgevels en richt zich naar het omliggende landschap. Het bijbehorende erfgedeelte bij deze woning (de tuin) is ruim en maakt het mogelijk dat op eigen terrein een landschappelijk element zoals een boomgaard kan worden toegepast, die eventueel een privaat tuingedeelte aan het zicht onttrekt. In de inrichtingstekening is daarvoor een suggestie aangegeven.
De andere 2 woningen worden georiënteerd op het gezamenlijke erf. Deze woningen vormen samen een “erfje”. Van belang is dan ook dat de woningen worden vormgegeven als een samenhangende eenheid; van één familie. De vormgeving en architectuur kan daarbij verwantschap hebben met agrarische bebouwing en verwijzen naar de woonboerderij, de schuur en andere agrarische bouwvolumes. Het bij de woningen behorende beeldkwaliteitplan is verder toegelicht in Bijlage 1 bij deze toelichting (beeldkwaliteitsplan De Passerot, Pouderoyen Compagnons, februari 2024).
Tuinen en erven
Omdat voor de beeldvorming het primaat ligt bij een gezamenlijk erf, is het wenselijk om bij de verdere planuitwerking aandacht te hebben voor een dergelijke uitstraling. Midden in de planlocatie wordt een gezamenlijk erf voorzien, dat ruimtelijk de verschillende woningen op het erf bindt tot samenhangende eenheid. Deze gezamenlijke gebruiksruimte geeft aansluiting naar de individuele erven en vormt een informeel ingerichte ruimte, waar auto's kunnen draaien en bezoekers kunnen parkeren. Door te kiezen voor een eenduidige haag aan de buitenzijde van de locatie en ook een gezamenlijke en gelijke toepassing van eventuele erfverharding, wordt het samenhangende beeld van het Boerenerf bevestigd. Daaraan onderschikt is er ruimte voor een individuele tuininrichting bij iedere woning, die bij voorkeur verwantschap heeft met de meer klassieke boerentuinen.
Ontsluiting en parkeren
De hoofdwoning is door middel van een eigen oprit ontsloten aan De Passerot. De overige 2 woningen zullen door middel van een oprit aan een gezamenlijk erf met de erftoegangsweg worden ontsloten aan De Passerot. De woningen beschikken over minimaal 2 parkeerplaatsen op eigen terrein, bij voorkeur op een ruimtelijk ondergeschikte plek op het erf (naast of achter de woningen). Daarnaast is op het gezamenlijke erf informeel gelegenheid voor bezoekersparkeren op daartoe geschikte open ruimte. Het is vanwege het erfkarakter niet wenselijk deze ruimte in te delen met parkeervakken en rijbanen.
Landschappelijke inpassing
In dit plan is het erf als geheel een in het landschap passend cluster dat geen aanvullende inpassing vraagt. De open en landschappelijke inrichting voegt zich als vanzelfsprekend in het gebied en de hiërarchie van woonboerderij als hoofdmoment en ruimtelijk daaraan gelieerde bijgebouwen (de overige woningen) vormt een leesbaar concept. De toevoeging van landelijke hagen, een kleine weide of gaard versterkt het landschappelijke beeld.
Omdat op de planlocatie slechts één burgerwoning is bestemd en het merendeel van de gronden een agrarische perceelsbestemming heeft, kan het plan voor de 3 woningen en uitbreiding van het perceel bij nummer 16 binnen het bestemmingsplan niet gerealiseerd worden. Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken dient het bestemmingsplan te worden herzien, waarbij conform de standaarden in het buitengebied van Wijchen aan de nieuwe woonpercelen gelijke rechten worden toegekend als aan bestaande woningen in het buitengebied, in dit geval specifiek bestemd als 'Wonen-1'. Al in hoofdstuk 1 aangegeven, wordt de bestemmingsplanprocedure verder afgerond onder de werking van de WRO, zoals overgangsrechtelijk is bepaald.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is door het Rijk opgesteld. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 wordt hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen en richting geven. Hiervoor worden vier prioriteiten onderscheiden:
Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het rijk de volgende drie afwegingsprincipes:
Verduurzaming is het meest urgent in de meest milieubelaste en kwetsbare gebieden, zoals nabij waardevolle natuurgebieden (bijv. met een grote culturele waarde) en grondwaterbeschermingsgebieden, bij gebieden waar de concentratie van bedrijven groot is of waar bedrijven dicht op bewoond gebied zijn gesitueerd.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen met het oog op een goede ruimtelijke ordening. Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Dit betreft onder meer het Nationale Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Onderhavige ontwikkeling is niet gelegen in of nabij een gebied waarin het Rijk een ander nationaal belang heeft aangewezen. Derhalve heeft het Barro geen consequenties voor voorliggend plan.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is per juli 2017 op onderdelen gewijzigd. In artikel 3.1.6 van het Bro is de 'motivering duurzame verstedelijking' opgenomen. Deze ladder stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De motivering duurzame verstedelijking richt zich op substantiële veranderingen en bouwplannen, die qua aard en omvang zodanig zijn, dat voor mogelijke leegstand elders gevreesd zou kunnen worden. Het doel is om overbodige bouwplannen (kantoren, woningen) te voorkomen en hergebruik te stimuleren.
Per 1 juli 2017 zijn een aantal wijzigingen op de eerdere ladder van kracht geworden. Op basis van deze gewijzigde tekst geldt in het geval dat het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dat de toelichting een beschrijving dient te bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling.
Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient de toelichting, aanvullend op de beschrijving van de behoefte tevens een motivering te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien. Daarbij kunnen de beschikbaarheid en geschiktheid van de ontwikkelingsmogelijkheden in bestaand stedelijk gebied een rol spelen.
Conform jurisprudentie kan worden gesteld dat er met de toevoeging van twee wooneenheden (twee reeds bestemde woningen en toe te voegen 2 woonbestemmingen) geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Dit op basis van de uitspraak van de Raad van State (16 september 2015, 201501297/1/R4) dat bij een toevoeging van 11 woningen geen sprake is van stedelijke ontwikkeling. Een nadere toetsing aan de motivering duurzame verstedelijking is derhalve niet noodzakelijk.
Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
Op 19 december 2018 hebben de Provinciale Staten de omgevingsvisie van de provincie Gelderland vastgesteld. De omgevingsvisie is op 1 maart 2019 in werking getreden. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is een structuurplan van de provincie Gelderland, met als doel een gaaf Gelderland te behouden en te ontwikkelen voor de toekomst. Daarbij staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.
In de omgevingsvisie is een zevental ambities opgenomen. Deze omvatten, in grote lijnen, de volgende onderwerpen:
De provincie Gelderland geeft invulling aan voorgenoemde ambities door de zogenoemde 'DOE-principes':
Ruimtelijk beleid
Het provinciaal belang is gelegen in het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit. De klimaatbestendigheid wordt vergroot, de mogelijkheden om zonne- en windenergie op te wekken zijn in kaart gebracht en de natuur- en landschappelijke kwaliteit blijft behouden. De provincie zet zich in voor vitale steden en dorpen en voor een duurzame verstedelijking, gericht op versterking van de stedelijke netwerken, gecombineerd met aandacht voor de vitaliteit van kleine kernen en dorpen.
De kwalitatieve regionale opgave voor wonen is van provinciaal belang, net als het belang dat bij locaties met een bovenlokaal ontwikkelpotentieel die potenties benut worden. Het beleid voorziet in provinciale kaders voor het terugdringen van leegstand en overcapaciteit in gemeentelijke plannen en voor zorgvuldige locatie-afwegingen op regionaal niveau, waarbij de ladder voor duurzame verstedelijking wordt ingezet.
Voor wonen en werken geldt een regionale aanpak die gericht is op een gezonde en veilige woonomgeving, waarin mensen zich met elkaar verbonden voelen en die goed bereikbaar is en goede voorzieningen heeft.
Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik
De provincie verwacht van gemeenten dat zij bij grotere initiatieven nagaan of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling die afgewogen moet worden. Als de nieuwe situatie qua omvang (aantallen woningen of oppervlaktes) of qua effecten (milieuhinder, verkeersaantrekkende werking e.d.) dusdanig is dat de aard van het betreffende buitengebied qua karakter verandert, is er sprake van een grootschalige ontwikkeling. In die gevallen is een afweging op grond van de Gelderse Ladder voor duurzaam ruimtegebruik aan de orde en dient de behoefte voor de ontwikkeling aangetoond te worden.
Er is hier geen sprake van een grootschalige ontwikkeling, hetgeen betekent dat er geen nadere toetsing aan de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik noodzakelijk is.
Natuur- en landschapsbeleid
De planlocatie is niet gelegen binnen het 'Gelderse natuurnetwerk', de 'Groene Ontwikkelingszone', een 'weidevogelgebied' of een 'rustgebied voor winterganzen' (zie onderstaande uitsnede).
![]() |
Uitsnede Omgevingsvisie Gaaf Gelderland themakaart Natuur- en landschapsbeleid |
Omgevingsverordening provincie Gelderland
De Omgevingsverordening provincie Gelderland, geepubliceerd op 27-12-2023, is in werking getreden per 02-01-2024.
De Omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal.
In het plangebied bevinden zich geen natuurwaarden (niet gelegen binnen het Gelderse natuurnetwerk) of landschapswaarden (niet gelegen binnen een nationaal landschap of provinciaal waardevol open gebied), waarvoor een provinciale planologische bescherming is opgenomen.
De woningbouw (toevoeging van 2 woningen naast de 2 reeds bestemde woontitels) dient te passen binnen de in regionaal verband vastgelegde woningbouwafspraken (zie daarvoor het gemeentelijk beleid). Hieraan wordt voldaan.
De juridische regeling van onderhavig bestemmingsplan leidt niet tot strijdigheid met de provinciale beleidsuitgangspunten. |
In de Omgevingsvisie voor Wijchen (februari 2024) leggen we vast hoe we onze gemeente ook in 2035 een fijne plek laten zijn om te wonen, werken, recreëren, leven en genieten. De omgevingsvisie gaat over de fysieke leefomgeving en de leefbaarheid van de gemeente. Maar ook over nieuwe ontwikkelingen zoals woningbouw, bereikbaarheid, een gezonde omgeving, ruimte om te ontmoeten en duurzame energie. De omgevingsvisie heeft ook raakvlakken met het sociale domein. De inrichting van de fysieke omgeving heeft namelijk invloed op hoe gezond inwoners zich voelen (fysiek en mentaal) en welke mogelijkheden er zijn om te ontmoeten, bewegen en recreëren. Omdat al deze aspecten raakvlak hebben met de fysieke leefomgeving, en dus elkaar ook kunnen beïnvloeden, is het belangrijk om deze integraal uit te werken in een omgevingsvisie. In de omgevingsvisie bekijken we deze onderwerpen in samenhang met elkaar en beschrijven de belangrijkste punten van het beleid voor een langere periode.
Speerpunt 1 in de omgevingsvisie is "Voldoende woningen". In 2035 is het goed wonen in Wijchen, omdat de mogelijkheden aansluiten bij de wensen en behoeften van onze inwoners. Er zijn voldoende betaalbare en geschikte woningen voor alle inwoners, van jong tot oud. En inwoners hebben volop de mogelijkheid hun eigen woning aan te passen of binnen de gemeente te verhuizen naar een woning die hen past. Er is ruimte voor inwoners met een laag inkomen en met een hoog inkomen.
De leefomgeving met het landschap en het sterke groenblauwe netwerk is een belangrijk onderdeel van de leef- en vestigingskwaliteit van Wijchen. Deze kwaliteit willen we blijven versterken. Ook in combinatie met de opgaven op het gebied van wonen en werken, is het groenblauw raamwerk een belangrijke onderlegger. Hier zoeken we naar kansen waar de opgaven elkaar kunnen versterken. Zodat er in onze gemeente op een fijne manier gewoond, gewerkt kan worden met daarbij ook extra ruimte voor natuur en recreatie.
In de Woondeal 2.0 hebben partijen het streven om 33.000 woningen van 2022 tot en met 2030 toe te voegen; dit betekent een ophoging van de realisatie van nu 3.300 woningen per jaar naar zo’n 3.700 woningen per jaar. Op dit moment is er voor de periode tot en met 2030 voldoende plancapaciteit van minimaal 48.000 woningen, waarvan 13.800 woningen harde plancapaciteit. Deze plancapaciteit ligt geleidelijk boven 130% van de geambieerde nieuwbouw van 33.000 woningen. Daarmee is er in theorie voldoende plancapaciteit en zijn er mogelijkheden om eventueel een grotere productie te realiseren ten behoeve van een toenemende woningbehoefte. Voor de gemeente Wijchen geldt een te realiserenwoningen bruto opgave van 2.080 woningen.
De Woondeal 2.0 richt zich primair op:
Beoordeling
Het planvoornemen voorziet voornamelijk in het realiseren van de eerste en derde ambitie van de Woonagenda Subregio Nijmegen. Door lokaal in te spelen op de woningbehoefte wordt invulling gegeven aan de wens om nieuw woningaanbod te realiseren.
Daarnaast wordt er door bewoning van de te realiseren grondgebonden woningen gezorgd voor ruimte op de woningvoorraad. Zodoende zorgt het planvoornemen voor een duurzaam en flexibel woningvoorraad. Verder wordt het met het planvoornemen aangesloten op het karakter binnen de Passerot in de vorm van gebiedsontwikkeling.
Hiermee past het plan binnen de ambities, die worden gesteld in de Woondeal Subregio Nijmegen.
Na een interactief proces is in het Strategisch kompas een overzicht van de volgende zes speerpunten opgenomen:
Beoordeling
In Wijchen zet de Strategisch Kompas op het behalen van de woningbouwopgaven door de bouw van Wijchen-West, Huurlingsedam, Kraanvogel en Tussen Kasteel en Wijchens Meer. Deze planning loopt op dit moment.
Met het planvoornemen worden er binnen de kernrandzone van Wijchen op een saneringslocatie twee nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Zo wordt er met het planvoornemen bijgedragen aan de realisatie van een gedifferentieerd woningaanbod en er wordt bijgedragen aan de verbetering van de stedenbouwkundige en ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid in de Passerot.
Het planvoornemen draagt bij aan het realiseren van verschillende ambities uit dit Strategisch Kompas Wijchen 2035. Het planvoornemen is in lijn met de Stragisch Kompas Wijchen 2035.
De gemeentelijke Beleidsvisie is vastgesteld op 28 januari 2021 en schetst de hoofdlijnen van het verkeers- en vervoersbeleid voor een periode van tien jaar. Daarnaast wordt sinds 25 oktober 2016 het Parkeerbeleidsplan gemeente Wijchen gehanteerd. Het parkeerbeleidsplan is op 10 mei 2016 vastgesteld en aangevuld en opnieuw vastgesteld in 2020.
Een belangrijk aandachtsveld is het parkeren. In de parkeerbehoefte wordt voorzien door een passend aanbod van parkeerruimte.
Gezien de ligging van onderhavige locatie, de goede bereikbaarheid en de ruimte die er is om op eigen perceel parkeerplaatsen in te richten (zie voorgaand hoofdstuk) is het plan binnen de beleisdoelen realiseerbaar.
van voorzieningen en openbaar vervoer en de doelgroepen waarvoor gebouwd wordt, wordt er binnen het plangebied voorzien in 12 parkeerplaatsen; 2 per woning en 6 bij de praktijk. Daarnaast zijn er op eigen terrein informeel parkeermogelijkheden op de ruime toeritten bij de woningen.
In paragraaf wordt verder ingegaan op het bovenstaande.
In de Strategische Visie Wijchen, die in 2007 is vastgesteld, is voor de gemeente een instrument waarmee vorm en inhoud wordt gegeven aan de verdere ontwikkeling van Wijchen in de komende jaren.
De belangrijkste ambities voor 2025 zijn:
Dit bestemmingsplan maakt een ontwikkeling mogelijk van 2 extra woningen op een VAB-locatie in de kernrandzone van Wijchen. Het voornemen verbetert de leefbaarheid; een verbetering die reeds is ingezet bij de keuze het agrarische bedrijf ter plaatse te beëindigen. Het voornemen past hiermee binnen de Strategische Visie Wijchen 2025. |
Op 29 mei 2009 is de Structuurvisie Wijchen 2009 vastgesteld. In deze visie wordt een doorkijk gegeven naar de gewenste ontwikkeling van Wijchen. In deze structuurvisie worden de aspecten bodem en water, natuur, landschap, cultuurhistorie en archeologie, wonen, bedrijvigheid, landbouw, recreatie, verkeer en milieu behandeld.
Deze structuurvisie geeft een overzicht van de verwachte ontwikkelingen binnen de gemeente Wijchen voor een periode van tien jaar. De gemeente gaat uit van een compacte groei en het benutten van potenties van bestaand stedelijk gebied zonder daarbij de bestaande kwaliteit aan te tasten, in combinatie met een vitaal platteland en sterke kleine kernen.
De planlocatie maakt deel uit van de zone 'gemengde functies buitengebied'. Binnen deze gebieden is – zoals in de gebiedstypering is opgesloten – de mogelijkheid om tot functiemenging te komen. Daarbij is de transformatie van voormalige agrarische bedrijfslocaties naar wonen een prima invulling om verpaupering te voorkomen en nieuwe dynamiek te geven aan het gebied.
![]() |
Kaart Structuurvisie Wijchen |
Dit bestemmingsplan geeft een maatwerkinvulling binnen het gebied waar functiemenging wordt voorgestaan. Aangesloten wordt bij de karakteristieken van het gebied en de kernrandzone. Het initiatief past daarmee binnen de Structuurvisie Wijchen. |
Met de ontwikkeling van het plan wordt rekening gehouden met de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. Volgens deze nota heeft het gebied Passerot 18 het 'toetsingsniveau: Bijzonder'.
Gezien de cultuurhistorisch waarde van het gebied, de oude verkavelingen en de beeldbepalende gebouwen is dit gebied aangemerkt als gebied met bijzondere welstandstoets. Op grond hiervan is door de initiatiefnemer een beeldkwaliteitsplan (BKP) opgesteld voor de herontwikkeling van Passerot 18.
Het BKP brengt de ruimtelijke kwaliteit van het gebied in beeld. Het laat zien dat architectuur, stedenbouw en cultuurhistorie belangrijke aspecten van onze leefomgeving zijn en hoe we hier in dit gebied mee om willen gaan. Verder wordt het BKP gebruikt om te bepalen of een bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand. Uiteraard wordt het BKP verankerd in de gemeentelijke Welstandsnota (Nota Ruimtelijke Kwaliteit).
Het BKP maakt deel uit van het bestemmingsplan ( Bijlage 1 bij deze toelichting).
Een bestemmingsplan dat nieuwe woningen mogelijk maakt moet volgens de Omgevingsverordening Gelderland passen binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda. In dit geval de Woonagenda Subregio Nijmegen en omstreken 2017-2027. In deze agenda is een aantal afspraken opgenomen waaraan bestemmingsplannen voor nieuwe woningen moeten voldoen. Voldoet een dergelijk plan niet aan deze afspraken, dan is voor realisatie daarvan onder meer instemming van Gedeputeerde Staten vereist.
In de Woonagenda is afgesproken dat bij de onderbouwing van nieuwe woningbouwplannen (kwalitatief en kwantitatief) gemeenten in ieder geval in een onderbouwing moeten aangeven hoe het plan zich verhoudt tot/bijdraagt aan:
Ad. 1.
Het woningbouwplan aan De Passerot 18 in Wijchen past binnen ambitie 2 'Diversiteit versterken' van de Woonagenda. Om te voorkomen dat we alleen 'meer van hetzelfde' krijgen, willen we ook kansen benutten om nieuwe woonmilieus en woonvormen te ontwikkelen, zodat de subregio een breed aanbod aan kwaliteit kan blijven aanbieden aan huidige en nieuwe inwoners.
Dit plan voorziet in het toevoegen van woningen in een landelijk woonmilieu en is daarmee in lijn met deze kwalitatieve ambitie. Daarnaast past het woningbouwplan binnen de noodzaak om de woningbouw te versnellen. Dit is één van de thema's uit de Woonagenda. De totale woningbouwopgave in de gemeente Wijchen is momenteel globaal 2.370 woningen (1.500 plus 870 extra op twee versnellingslocaties). Voorliggend plan past bij dit thema.
Inmiddels is de Woonagenda Subregio Nijmegen en omgeving 2017-2027 opgevolgd door de versie voor de periode 2020-2030. Het woningbouwplan aan De Passerot 18 in Wijchen past ook binnen deze versie van de Woonagenda. Er wordt namelijk gewerkt vanuit vier thema's, waarbij voorliggend woningbouwplan vooral past binnen het thema 'Verantwoord versnellen'. Hierbij gaat het om de hoognodige versnelde toevoeging van woningen om het relatief hoge woningtekort in de regio aan te pakken. Maar ook om ruimte te bieden aan specifieke woonmilieus, zoals landelijk wonen. Het plan past daarmee ook binnen de huidige Woonagenda.
Ad. 2.
In de woonvisie zijn de woonwensen en het thuisgevoel van Wijchenaren vertaald naar de woningvoorraad en de leefomgeving van Wijchen in de toekomst. De Woonvisie geeft aan dat het behouden en versterken van de diversiteit, herkenbaarheid en eigenheid (identiteit) binnen een wijk belangrijk is.
De in voorliggend bestemmingsplan voorgestelde bebouwing sluit qua aantal, dichtheid en omvang nauw aan bij de aanwezige bebouwing in de omgeving en kan bovendien een impuls geven aan de verbetering c.q. versterking van de leefbaarheid in dit gebied. De invulling van onderhavige locatie, met naast de reeds bestemde twee vrijstaande woningen nog twee in de omgeving passende vrijstaande woningen, sluit bovendien aan bij het (beperkte) segment van landelijk wonen; de meest geëigende invulling van deze voormalige agrarische bedrijfslocatie. Daarnaast leent de grootte van de woningen zich ervoor om levensloopbestendige woningen te realiseren, waarmee ook aan de kwalitatieve woningbouwopgave invulling kan worden gegeven.
Ad. 3.
De Primos-prognose is input voor het regionale woningmarktonderzoek, dat weer als bouwsteen dient voor de Woonagenda. Het meest recente woningmarktonderzoek is het Woningmarktonderzoek 2019 Regio Arnhem-Nijmegen. Hierin is een duidelijke behoefte aan extra woningen geconstateerd, die enerzijds voortkomt uit de huishoudensgroei en anderzijds uit een woningtekort. Daarmee past voorliggend woningbouwplan binnen genoemde prognose en analyse.
Het woningbouwplan aan De Passerot 18 in Wijchen is al sinds jaren opgenomen in de gemeentelijke woningbouwmonitor met alle woningbouwplannen die in ontwikkeling zijn. Het plan maakt daarmee al jaren onderdeel uit van de Wijchense plancapaciteit.
Genoemd woningbouwplan levert een bijdrage aan de versnelling van de woningbouw, voegt een nieuw woonmilieu toe (landelijk wonen) en bevordert de doorstroming op de woningmarkt. Kortom, alle volkshuisvestelijke seinen staan op groen om dit plan snel te realiseren.
Uit het bovenstaande volgt dat het woningbouwplan aan De Passerot 18 in Wijchen voldoet aan de Woonagenda. Daarmee is van een situatie als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, van de Omgevingsverordening Gelderland geen sprake.
Het voornemen past binnen het beleid van de verschillende overheidslagen.
In Europees verband is als wettelijk toetsingskader het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.
Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta uit 1992. De Wamz is in zijn geheel opgenomen in de Monumentenwet 1988 (Mw art. 38 t/m 60). In de Wamz is vastgelegd dat Rijk, provincies en gemeenten in ruimtelijke plannen rekening houden met het aspect 'archeologie'. De wet beoogt het archeologische erfgoed in hoofdzaak in situ te beschermen.
Om de bescherming op gemeentelijk niveau te borgen heeft de gemeente Wijchen een beleidsadvieskaart opgesteld. Deze kaart is de onderlegger voor het gemeentelijk archeologisch beleid en vormt het toetsingsinstrument voor archeologie bij ruimtelijke ontwikkelingen, bouwplannen en andere bodemverstoringen.
Uit de gemeentelijke beleidsadvieskaart blijkt dat het grootste deel van het plangebied een hogere archeologische verwachting kent. Er geldt dan ook een verplichting voor archeologisch onderzoek. Dit onderzoek is uitgevoerd door Bureau voor Archeologie (zie Bijlage 2 bij de toelichting, Rapport 764, De Passerot, Wijchen, gemeente Wijchen: een bureau- en inventariserend veldonderzoek in de vorm van boringen in de verkennende fase).
Het onderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met de richtlijnen van de KNA, protocollen 4002 en 4003. In het kader van het onderzoek zijn kaarten, databases en literatuur geraadpleegd om te komen tot een gespecificeerde archeologische verwachting van het gebied.
Het plangebied ligt op een rivierduin dat is gevormd aan het einde van de laatste IJstijd, of aan het begin van het Holoceen. Het booronderzoek bevestigt dat het natuurlijke bodemmateriaal bestaat uit rivierduinafzettingen. De top van het bodemprofiel bestaat uit een humeus zandpakket van 60 tot 110 cm dik met een donkere of zwarte kleur en antropogene bijmengingen. In het opgeboorde materiaal zijn fragmenten aardewerk aangetroffen die vermoedelijk deels prehistorisch en deels middeleeuws zijn. Deze fragmenten wijzen erop dat in de ondergrond resten van een huisplaats of nederzetting aanwezig kunnen zijn. De bovenste humeuze laag bevat op verschillende plaatsen fragmenten baksteen en daarnaast glas en kalkmortel. Het glas en de baksteenfragmenten wijzen in ieder geval op verstoringen, die mogelijk samenhangen met 20e eeuwse bouw- en sloopwerkzaamheden.
In het centrale en oostelijke deel van het plangebied ligt onder de eerste bodem nog een humeuze laag waarvan de top ligt tussen 145 cm-mv (boorprofiel 4) en 120 cm-mv (boorprofiel 7). Dit wordt geïnterpreteerd als een begraven bodem. Bureau voor Archeologie adviseert grondwerkzaamheden dieper dan 60 cm onder het huidige maaiveld te vermijden in die plandelen waar niet eerder bebouwing stond. Dit betekent dat ter plaatse van twee bouwvlakken het huidige maaiveld moet worden opgehoogd om schade aan archeologische resten te vermijden. Als dat niet mogelijk is, adviseert Bureau voor Archeologie een proefsleuvenonderzoek op deze locaties uit te laten voeren. Indien kelders bij de nieuwbouw zijn voorzien, wordt aanbevolen ook een derde nieuwbouwvlak op te hogen of nader te laten onderzoeken aangezien sprake kan zijn van begraven bodems onder de huidige vloerplaat.
De gemeente Wijchen als bevoegd gezag neemt dit advies over. Op het noordwestelijke en het centraal oostelijke perceel, percelen A en C op het kaartje (fig. 28 in het archeologisch rapport, zoals ook hieronder aangegeven), is vervolgonderzoek nodig bij graafwerkzaamheden dieper dan 60 cm onder het huidige maaiveld voor de bouw van de woningen en hiervoor benodigde infrastructuur, eventuele bijgebouwen en andere substantiële bodemverstorende zaken als bijvoorbeeld een zwembad.
Omdat dit onderoek is uitgevoerd voor toen nog het voornemen om 4 woningen te realiseren, kan in relatie tot voorliggend bestemmingsplan worden geconcludeerd dat ter plaatse van aanduiding C geen woning meer wordt voorzien.
![]() |
Onderzoeksvoorstel (afb 28 uit het archeologisch onderzoek) |
In geval van de aanleg van een kelder is ook op het noordoostelijke perceel (perceel B op het kaartje) vervolgonderzoek nodig. Om versnippering van archeologische informatie te voorkomen moet het vervolgonderzoek in één keer alle te onderzoeken percelen binnen dit plangebied omvatten en niet per perceel afzonderlijk worden uitgevoerd. Dat betekent dat het vervolgonderzoek in een vroeg stadium, vóór de fase van het aanvragen van de omgevingsvergunningen, moet worden gedaan.
Dit onderzoek is met grote zorgvuldigheid uitgevoerd. Het is echter nooit uit te sluiten dat bij de graafwerkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen op plaatsen en dieptes waar die niet worden verwacht. Eventuele archeologische resten is men verplicht te melden bij de Minister van OCW in overeenstemming met de Erfgoedwet uit 2015. In dit geval wordt aangeraden om contact op te nemen met de gemeente Wijchen.
Gelet op vorenstaande geldt dat het aspect archeologie geen belemmering vormt voor onderhavig plan. Vooralsnog zijn de archeologische dubbelbestemmingen uit het vigerende bestemmingsplan overgenomen in voorliggend plan. Evenwel kan, onder voornoemde voorwaarden in het archeologisch onderzoek, de bouwactiviteit worden toegestaan. De voorwaarden en beperkingen gelden voor de bouwvlakken en voor de aan te leggen infrastructuur (kabels/leidingen, etc.).
Per 1 januari 2012 is de Modernisering Monumentenzorg in werking getreden. In een bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, rekening is gehouden. Ook de facetten historische bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.
In het 'Parapluplan Cultuurhistorie Wijchen' (vastgesteld, 3 mei 2017), onderdeel van het Omgevingsplan Gemeente Wijchen, is voor de onderhavige locatie de dubbelbestemming 'Waarde – Cultuurhistorisch waardevol gebied' opgenomen. Hierin is geregeld dat de aangewezen gronden mede zijn bestemd voor het behoud, beheer en versterking van de cultuurhistorische waarden.
Vroeger was Passerot, naast Woezikrot en Dorpsrot, een van de kernen van Wijchen, maar het grootste deel is al opgeslokt door de uitbreiding van Wijchen in Achterlo en Noord. Het is nu een mooi, groen, eiland. Ondanks eerdere plannen, heeft in deze omgeving geen grootschalige woningbouw plaatsgevonden.
In de Nota Ruimtelijke Kwaliteit van de gemeente is over De Passerot het volgende opgenomen: In de rand van Wijchen Noord, tussen Randweg Noord en de rijksweg A326 ligt een driehoekig open landelijk gebied met een gebogen lint waaraan enkele historische boerderijensembles zijn gelegen. Het gebied bestaat uit zeer oude cultuurgronden die nog steeds voor een groot deel als agrarische grond worden gebruikt. Het gebied is al 7000 jaar bewoond.
Gezien de cultuurhistorische waarde van het gebied, de oude verkavelingen en de beeldbepalende gebouwen is dit gebied aangemerkt als gebied met bijzondere welstandstoets.
Momenteel zijn in deze omgeving nog enkele waardevolle oude boerderijen aanwezig. Het agrarische karakter is nog altijd herkenbaar en in evenwicht met de toegevoegde woonbebouwing. Het inmiddels grotendeels gesaneerde agrarische erf binnen onderhavige locatie vormde een duidelijke dissonant in de landschappelijke en historische omgeving. Vandaar dat de verwijdering van de bebouwing en vervanging door in schaal en omvang minder omvangrijke bouw van enkele woningen voor de cultuurhistorische signatuur van het gebied een gunstige ontwikkeling is.
De woningbouw is als een samenhangend erf ontworpen, geïnspireerd op de clusters van bebouwing op boerenerven, zoals die in het landelijk gebied veelvuldig voorkomen. De transformatie van agrarische bedrijfslocatie naar woonlocatie gaat gepaard met respect voor de cultuurhistorische waarden en belangen in de omgeving.Gelet op vorenstaande geldt dat het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt voor onderhavig plan.
Door het plangebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen die een planologische bescherming kennen. Er is op dat gebied derhalve geen sprake van bijbehorende (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden op dit punt.Het aspect leidingen vormt geen belemmering voor het plan.
Vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening' dient voldoende ruimtelijke scheiding te zijn tussen hinderveroorzakende (o.a. bedrijven) en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Hiervoor worden de afstanden uit de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als maatgevend beschouwd. Bovenstaande moet op twee manieren getoetst worden. Enerzijds wordt er gekeken of het perceel zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of het perceel kwetsbaar is voor hinder.
Mogelijke hinder als gevolg van de ontwikkeling
De realisatie van 3 woningen, waarvan er 1 bestemd is en 2 worden toegevoegd en de verruiming van het woonperceel bij De Passerot 16 in oostelijke en zuidelijke richting, zal geen directe milieuhinder veroorzaken naar de omgeving. De realisatie is het gevolg van een beëindiging van een intensieve veehouderij, wat per saldo een gunstig milieueffect heeft naar de gemengde omgeving en naar de natuurwaarden in de omgeving.
Het indirecte effect als gevolg van verkeer van en naar de woningen is dusdanig gering dat dit niet leidt tot onevenredige of onaanvaardbare belasting op de omgeving.
Ook wordt de agrarische bedrijfsvoering van het nabijgelegen agrarische bedrijf aan de Passerot niet belemmerd door de realisatie van de woningen. Dit omdat de bestaande woning aan de Passerot 16 dichterbij het bedrijf ligt dan de toe te voegen 3 woningen en deze bestaande woning daardoor dus reeds een maatgevende belemmering vormt voor de agrarische bedrijfsvoering. De uitbreiding van de tuin bij De Passerot 16 is niet richting het bedrijf gesitueerd, waardoor de afstand tot hindergevoelige functies niet zal wijzigen. Bij de paragraaf over het aspect geur is dit nader toegelicht.
Mogelijke hinder vanuit de omgeving op de ontwikkeling
Binnen de onderhavige ontwikkeling is sprake van de oprichting van 3 nieuwe woningen, waarvan er 1 reeds bestemd is. Wonen is een hindergevoelige functie. In de directe nabije omgeving van het plangebied liggen geen hinderveroorzakende bedrijven. De direct omliggende functies betreffen bestaande woonfuncties. Daarmee zijn er geen bedrijven die de oprichting van de woningen belemmeren.
De verschillende omliggende functies kennen richtafstanden volgens de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. Bedrijven of functies binnen de bebouwde kom van Wijchen vormen geen belemmering omdat deze reeds te midden van woningen zijn gelegen en daardoor een beperkt omgevingseffect hebben. Noordelijk van de planlocatie (noordelijk van de rijksweg) is een hovenier bestemd, met een kortste afstand tot het plangebied van meer dan 250 meter. Ook deze afstand is ruim voldoende om een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen.
Het agrarische bedrijf aan de Passerot is een niet intensieve bedrijfsvorm met rundvee. Bij dierensoorten waarvoor een vaste afstand geldt (zoals rundvee), is dan volgens de Wet geurhinder en veehouderij (en het Activiteitenbesluit) 50 meter tot het bouwvlak bij situaties buiten de bebouwde kom voldoende. Het plangebied ligt buiten de contour van de geldende norm, zodat sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat. Zuidelijk van de planlocatie, aan Egelpad 15, is een bestemmingsplan in procedure voor toevoeging van 2 woningen, maar dit heeft geen effect op de milieuzoneringen over en weer.Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen verdere belemmering voor onderhavig plan.
Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik.
Door Sweco is een “Verkennend bodem- en asbestonderzoek “ (projectnummer: 362762, referentienummer: SWNL0229795, gedateerd 27 juli 2018) uitgevoerd voor de locatie De Passerot 18 te Wijchen. Hieruit bleek dat op onderdelen vervolgonderzoek noodzakelijk is. Dit is tevens verricht. Het “Nader bodemonderzoek asbest naar de omvang van de verontreiniging en aanvullend bodemonderzoek naar zink” ( Bijlage 3 bij de toelichting, projectnummer: 362762, referentienummer: SWNL0232811, gedateerd 16-10-2018) bevat de volgende gebundelde conclusies voor de planlocatie.
Op de locatie is sprake van een sterke verontreiniging met asbest. Verdeeld over het terrein zijn hotspots (B01, B02, F01 en G01) aanwezig met een gecombineerde oppervlakte van circa 70 m2 waar de grond sterk verontreinigd is met asbest. De verontreiniging is aanwezig tot 0,5 m -mv. De verontreiniging valt onder de Wet bodembescherming.
Uit de risicobeoordeling blijkt dat sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging met locatiespecifieke risico's. Bij grondroerende werkzaamheden dient instemming van het bevoegd gezag verkregen te worden (BUS-procedure) en dient gewerkt te worden volgens de veiligheidsklasse 'Zwart niet-vluchtig' en 'Grijs' (zie voor de ligging bijlage 2 van het aanvullend onderzoek), zoals omschreven in de CROW 400.
Voorafgaand aan de werkzaamheden, dient een veiligheidsplan te worden opgesteld en goedgekeurd door een Hogere Veiligheidskundige. De uitvoering dient te worden verricht onder milieukundige begeleiding door een BRL7000 erkende aannemer.
Omdat voor zink geen sprake is van een ernstig geval, is de gemeente bevoegd gezag en kan worden volstaan met het indienen van een Plan van Aanpak (PvA) bij de gemeente/omgevingsdienst. De uitvoering dient te worden verricht onder milieukundige begeleiding door een BRL7000 erkende aannemer.
Aanbevolen wordt om een BUS-melding op te stellen voor de sanering van de asbestverontreiniging en deze samen met een PvA voor de zink verontreiniging gelijktijdig in te dienen bij provincie Gelderland en Omgevingsdienst Regio Nijmegen. De beoordeling van het nadere bodemonderzoek van 16-10-2018 door de omgevingsdienst is bijgevoegd als Bijlage 12 bij de toelichting.
Vanwege het tijdsverloop in de procedure, is een "Actualisatie vooronderzoek De Passerot te Wijchen" (Rapportnummer: AMV240278.002.R1/ROE, Datum: 11 september 2024) uitgevoerd, zie ook Bijlage 13 bij deze toelichting. Op basis van het verrichte onderzoek kan het volgende worden gesteld.
Uit de voorhanden zijnde historische informatie en tijdens de uitgevoerde veldinspectie zijn geen aanwijzingen aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van mogelijke bodemverontreinigingen en/of bodembedreigende activiteiten, welke ontstaan zouden zijn na het eerder door Sweco uitgevoerd onderzoek. Het is daarom aannemelijk dat de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van de locatie in de periode vanaf het eerder uitgevoerde nader bodemonderzoek asbest, projectnr. 362762, d.d. 16 oktober 2018 tot nu voor zover dit te beoordelen is, niet is gewijzigd.
De conclusie blijft dan ook:
Geconcludeerd kan worden dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan, maar dat wel, voorafgaand aan het opleveren van de bouwkavels, een sanering zal dienen plaats te vinden conform de daarvoor geldende wet- en regelgeving.
Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen.
Toetsingskaders zijn het "Besluit externe veiligheid inrichtingen” (Bevi), het "Besluit externe veiligheid transportroutes" (Bevt) en het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.
Door Windmill is het aspect externe veiligheid nader onderzocht (zie Bijlage 4 bij de toelichting, Quickscan externe veiligheid, Rapportnummer: 20191010-POU007-RAP-EXT-QS 1.0). Hieruit blijkt dat voor het aspect 'Transport over de weg en het spoor' een (beperkte) verantwoording van het groepsrisico dient plaats te vinden.
Tevens dient de invloed van twee buisleidingen irt het plan op de hoogte van het groepsrisico kwantitatief inzichtelijk te worden gemaakt met behulp van het rekenprogramma Carola. Tevens dienen de risico's als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen meegenomen te worden in een verantwoording van het groepsrisico.
Berekeningen
Door Windmill Milieu en Management is vervolgens een inventarisatie uitgevoerd van de externe veiligheidsrisico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen (zie Bijlage 5 bij de toelichting). Het plangebied ligt binnen de 1%-letaliteitsafstand van twee buisleidingen. Onderzocht is of de buisleidingen een belemmering vormen voor de planontwikkeling. Tevens is bepaald welke effecten de plannen hebben op de hoogte van het groepsrisico van de betreffende buisleidingen. De berekening heeft overeenkomstig de voorschriften plaatsgevonden met het rekenprogramma CAROLA.
Zowel de huidige als de toekomstige situatie is berekend. Uit de berekening volgt dat ter hoogte van het plangebied geen plaatsgebonden 10-6-risicocontour van de buisleidingen A-524-deel-1 en A-533-deel-1 wordt berekend. Het plangebied ligt wel binnen de 1% letaliteitsafstand voor externe veiligheid van deze buisleidingen, zodat de invloed van het plan op de hoogte van het groepsrisico voor deze buisleiding is bepaald.
Voor de buisleidingen geldt dat de oriëntatiewaarde van de hoogte van het groepsrisico zowel vóór als ná planrealisatie niet wordt overschreden. Uit de berekening van de hoogte van het groepsrisico zowel vóór als ná planrealisatie blijkt dat de planrealisatie niet leidt tot een rekenkundige toename van de hoogte van het groepsrisico voor deze buisleiding. Het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen vormt derhalve geen belemmering voor de planrealisatie.
In artikel 12 lid 3 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen juncto artikel 8 van de Regeling externe veiligheid buisleidingen is opgenomen wanneer sprake is van het verantwoorden van het groepsrisico. In onderhavige situatie is sprake van een beperkte verantwoordingsplicht. Voor een verantwoording van het groepsrisico moet door het bevoegd gezag advies worden gevraagd bij de regionale brandweer/Veiligheidsregio.
Verantwoording groepsrisico
Ten behoeve van de verantwoording toename groepsrisico is een notitie uitgewerkt door Windmill (zie Bijlage 6 bij de toelichting). In deze notitie zijn elementen aangedragen inzake de verantwoording van het groepsrisico. Aspecten in de verantwoording die bij alle risicobronnen van toepassing zijn, zijn zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchten.
Binnen het plangebied worden geen functies voorzien die specifiek bedoeld zijn voor minder zelfredzame personen. Dit betekent dat het uitgangspunt is dat personen zich bij een eventuele dreigende situatie zelfstandig in veiligheid kunnen brengen.
De mogelijkheden voor ontvluchting van het gebied, de ontvluchting van gebouwen en de schuilmogelijkheden in gebouwen worden bij de onderscheidenlijke risicobronnen beschouwd aangezien deze afhankelijk zijn van het ongevalsscenario.
In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de zelfredzaamheid kan worden verbeterd door maatregelen zoals een waarschuwings- en alarmeringssysteem en risicocommunicatie (hoe te handelen bij een incident, gebaseerd op het eerder genoemde scenario). In geval van een calamiteit is het van levensbelang dat de aanwezigen tijdig gewaarschuwd worden.
De beheersbaarheid en bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om haar taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Zie verderop in deze paragraaf waarin de projectspecifieke zaken zijn toegelicht.
Als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A73, A326 en het spoor ligt de planlocatie binnen het invloedsgebied van toxische vloeistoffen (spoor en A326), toxische gassen (A73) en brandbare gassen (A326). Binnen het plangebied dient derhalve rekening te worden gehouden met de volgende aspecten.
Het beste advies bij het vrijkomen van een toxische wolk als gevolg van een incident op de weg is schuilen, mits ramen, deuren en ventilatie kunnen worden gesloten. Om personen goed te kunnen beschermen tegen de effecten van een giftige gaswolk dienen ramen en deuren dan ook goed gesloten te kunnen worden. Aanwezige luchtbehandelingsinstallaties moeten met één handeling zijn uit te schakelen. Het plan voorziet in de nieuwbouw van woningen. Aan nieuwe woningen worden hoge eisen gesteld aan kierdichtheid. Indien desalniettemin bij een toxische wolk wordt besloten het gebied te ontruimen, is het van belang dat personen haaks op de wolk kunnen vluchten. Hiervoor is het nodig dat er haaks op elkaar staande vluchtwegen beschikbaar zijn, die van de bron af gericht zijn. De bestaande wegen rond het plangebied zijn geschikt om haaks op een wolk vanaf de A73, de A326 of het spoor te kunnen vluchten.
Binnen het invloedsgebied van een BLEVE-scenario is vluchten het uitgangspunt, waarbij gerealiseerd dient te worden dat indien daadwerkelijk een BLEVE dreigt, de vluchttijd bijzonder kort is. In geval van een calamiteit is een vroegtijdige alarmering van levensbelang om ervoor te zorgen dat de aanwezigen veilig kunnen vluchten.
De mogelijkheden om op eigen kracht te kunnen vluchten nemen toe door (nood)uitgangen en vluchtroutes zoveel mogelijk loodrecht van de weg af te richten. Op die manier worden vluchtende personen afgeschermd door de bebouwing zelf.
Bij een ongeval met toxische gassen en vloeistoffen kan de brandweer, afhankelijk van de stofintensiteit en het groeiscenario, optreden door de gaswolk neer te slaan of te verdunnen/op te nemen met water. Hiertoe dienen voldoende bluswatervoorzieningen nabij de risicobron aanwezig te zijn.
De inrichting van het plangebied heeft geen invloed op de bereikbaarheid en de bluswatervoorzieningen ter plaatse van de risicobron.
Het maatgevende ongevalsscenario voor een hoge druk aardgasleiding is een fakkelbrand, die na een beschadiging van een buisleiding ontstaat als gevolg van een ontsteking. In onderhavige situatie is sprake van een beperkte verantwoordingsplicht voor de buisleiding. Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied voor externe veiligheid van buisleidingen A524-deel-1 en A533-deel-1. De buisleidingen zijn gesitueerd aan de noordwestzijde van het plangebied op een afstand van circa 320 meter. Het ondrzoek is gedaan met als uitgangspunt dat in het plangebied 4 woninge worden gerealiseerd. Daarmee zou het aantal personen binnen het invloedsgebied toenemen met 4,8 personen in de dagperiode en 9,6 personen in de nachtperiode. Omdat er inmiddels uitgegaan wordt van 1 woning minder, kan worden geconcludeerd dat het aantal verblijvende personen ook lager zal zijn dan eerder geraamd, wat de veiligheidsrisicos verkleint.
Voor de bestrijding van een calamiteit is de inrichting van het gebied van belang. Bij een dreigende breuk van een hogedruk aardgasleiding richt de brandweer zich op het veilig stellen van het effectgebied en het voorkomen van een ontsteking. Als uitstroming plaats vindt, zal Gasunie de leiding inblokken. Afhankelijk van het systeem en de afstand tot de breuk kan het enkele uren duren voor de leiding is leeg gelopen. In geval van een directe ontsteking kunnen hulpdiensten door de enorme hittestraling de fakkel beperkt benaderen om gewonden te helpen. De fakkel zelf kan niet door de brandweer worden geblust. Er dient te worden gewacht tot het ingeblokte leidingdeel leeg is gelopen.
Naast het tijdig aanwezig zijn met voldoende materieel is tevens de bereikbaarheid in algemene zin en de specifieke risicolocatie cruciaal. De aspecten 'bereikbaarheid calamiteit' en de '(primaire en secundaire) bluswatervoorziening' speelt hierin een rol.
Binnen het invloedsgebied van de aardgastransportleidingen is vluchten de beste optie. Wat betreft een fakkelbrand na leidingbreuk geldt dat het zich snel kan ontwikkelen.
Zelfredzaamheid is mogelijk, mits ontvluchting uit gebouwen en omgeving op een juiste manier mogelijk is. Vluchten kan dan alleen maar via een route buiten het ´zicht´ van de fakkel. Vluchtroutes moeten personen direct van de calamiteit wegleiden. Er zijn voldoende vluchtwegen aanwezig om van de leidingen af te vluchten.
Bovengenoemde punten ten aanzien van bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid zijn voor advies aan de regionale brandweer/Veiligheidsregio voorgelegd. De aanvullende adviezen die hierop zijn afgegeven, zijn hierna weergegeven.
Erfopzet met keerlus
Door Aelmans ROM is een 'Akoestisch onderzoek berekening gevelbelasting De Passerot 16 te Wijchen' uitgevoerd ( Bijlage 7 bij de toelichting, Rapportnummer: M182726.002.001/JME, 6 augustus 2024). Dit onderzoek richt zich op de nieuw te realiseren woningen. De Passerot 16 is een bestaande, niet te wijzigen woning, die geen onderzoek behoeft. Voor de nieuw te realiseren woningen zijn de volgende conclusies uitgewerkt.
Wet geluidhinder
Uit de toets in het kader van de Wet geluidhinder kunnen de volgende conclusies worden getrokken.
De geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de wegen Donkerstraat, Egelpad, Kavelpad, Klapstraat en Randweg Noord overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op geen enkele gevel van het bouwplan.
Ten gevolge van de gezoneerde weg De Passerot wordt op bouwvlak 1 (gevel noord en west) de voorkeursgrenswaarde zijnde 48 dB overschreden met maximaal 2 dB. Ten gevolge van de gezoneerde weg A326 wordt de voorkeursgrenswaarde zijnde 48 dB overschreden:
- op bouwvlak 1 met maximaal 4 dB;
- op bouwvlak 2 met maximaal 1 dB;
- op bouwvlak 3 met maximaal 1 dB.
De maximale ontheffingswaarde van 63 dB voor nieuwe woningen in stedelijk gebied én 53 dB ten gevolge van de A326 wordt echter nergens overschreden. Derhalve is het mogelijk om een beschikking hogere waarde aan te vragen bij de gemeente indien er overwegende bezwaren zijn de geluidbelasting door bron- en overdrachtsmaatregelen terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde.
Het toepassen van stiller wegdek (bronmaatregel) of het aanleggen van een geluidwal of geluidscherm (overdrachtsmaatregelen) om de geluidbelasting terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde ontmoet overwegende bezwaren van stedenbouwkundige en financiële aard. Derhalve wordt onderbouwd verzocht hogere waarde te verlenen conform artikel 110a, lid 5 van de Wet geluidhinder. Deze onderbouwing is uitgewerkt in paragraaf 4.2. Het Ontwerpbesluit hogere waarden in toegevoegd als Bijlage 14.
PM vervangen door definitief besluit
Cumulatie
Wet geluidhinder
Ter bepaling van de gecumuleerde waarde dient de totale geluidbelasting (exclusief aftrek artikel 110g Wet geluidhinder) te worden berekend van alle zoneplichtige wegen. Dit betekent dat in onderhavige situatie formeel gesproken de cumulatieve geluidbelasting enkel bepaald dient te worden voor de wegen A326 en De Passerot. Daar de geluidbelasting exclusief correctie artikel 110g Wet geluidhinder hoger is dan 53 dB is formeel een aanvullend onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevel noodzakelijk.
Goede ruimtelijke ordening
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de cumulatie bepaald inclusief alle gemodelleerde geluidbronnen. Daar maatregelen aan de bron en overdrachtsmaatregelen op overwegende
bezwaren stuiten, dient de oplossing gezocht te worden in geluidwerende maatregelen in de gevel.
Karakteristieke geluidwering van de gevel
Aangezien op bouwvlak 1 en bouwvlak 2 de cumulatieve geluidbelasting hoger is dan 53 dB dient er een nader onderzoek te worden uitgevoerd ter bepaling van de geluidwering van de gevels. Bij toepassing van de juiste geluidwerende materialen en maatregelen (conform dat nader onderzoek) is een binnenniveau van 33 dB en daarmee een aanvaardbaar woon- en leefklimaat geborgd. Op bouwvlak 3 en bouwvlak 4 is de gecumuleerde geluidbelasting lager dan 53 dB en is geen aanvullend onderzoek naar de geluidwering van de gevels noodzakelijk.
Op basis van de akoestische onderzoeken kan worden geconcludeerd, dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op het aspect wegverkeerslawaai. Aangezien de cumulatieve geluidbelasting op bouwvlak 1 en 2 hoger is dan 53 dB dient er een nader onderzoek te worden uitgevoerd ter bepaling van de geluidwering van de gevel. Bij toepassing van de juiste geluidwerende materialen en maatregelen (conform dat nader onderzoek) is een binnenniveau van 33 dB en daarmee een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gewaarborgd. Deze toetsing is evenwel pas aan de orde bij de aanvraag omgevingsvergunning, activiteit bouwen. |
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Met de Wet geurhinder en veehouderij geldt één toetsingskader voor vergunningplichtige veehouderijen in de hele gemeente. Voor niet vergunningplichtige veehouderijen en overige agrarische niet vergunningplichtige bedrijven is het Activiteitenbesluit het toetsingskader.
De Wet geurhinder en veehouderij bevat normen en afstanden die bedrijven moeten aanhouden ten opzichte van geurgevoelige objecten. Daarnaast geeft de Wet geurhinder en veehouderij gemeenten de beleidsvrijheid om maatwerk te leveren dat is afgestemd op de ruimtelijke en milieuhygiënische feiten en omstandigheden in een concreet gebied en de gewenste (toekomstige) ruimtelijke inrichting.
Ten aanzien van de beoordeling of sprake is van een goed woon- en leefklimaat wordt onderscheid gemaakt tussen de voorgrondbelasting en achtergrondbelasting. De voorgrondbelasting betreft de geurbelasting van individuele veehouderij op een geurgevoelig object. De achtergrondbelasting betreft de gebiedsbelasting: cumulatieve geurbelasting in een gebied als gevolg van de aanwezige veehouderijen.
Voorgrondbelasting
Zoals door de Omgevingsdienst reeds is getoetst en aangegeven, zal de afstand tussen het bouwvlak van het agrarisch bedrijf aan de Passerot en de geprojecteerde nieuwbouwvlakken van de 3 nieuwe woningen in onderhavig plan meer bedragen dan 50 meter. Door de aard en omvang van de ontwikkeling zal blijvend geen spraken zijn van een “bebouwde kom-situatie” als bedoeld in de bestendige jurisprudentie over dit onderwerp. Zie bijvoorbeeld 201606207/1/A1 Datum van uitspraak: woensdag 15 november 2017:
“Onder verwijzing naar haar uitspraak van 20 juni 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BW8839), overweegt de Afdeling dat het begrip bebouwde kom volgens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet geurhinder en veehouderij kan worden omschreven als het gebied dat door aaneengesloten bebouwing overwegend een woon- en verblijffunctie heeft en waarin veel mensen per oppervlakte-eenheid ook daadwerkelijk wonen of verblijven. De grens van de bebouwde kom wordt niet bepaald door de Wegenverkeerswetgeving, maar evenals in de ruimtelijke ordening door de aard van de omgeving.”
Bij dierensoorten waarvoor een vaste afstand geldt (zoals rundvee), is dan volgens de Wet geurhinder en veehouderij (en het Activiteitenbesluit) 50 meter tot het bouwvlak bij situaties buiten de bebouwde kom voldoende. Het plangebied ligt dus buiten de contour van de geldende norm, zodat in principe sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat.
Achtergrondbelasting
De achtergrondbelasting betreft de gebiedsbelasting: cumulatieve geurbelasting in een gebied als gevolg van de aanwezige veehouderijen. Ten aanzien van de achtergrondbelasting kan op basis van de zeer beperkte aanwezigheid van veehouderijbedrijven in de directe omgeving worden gesteld dat sprake is van een acceptabel achtergrondsniveau voor geur.
Qua cumulatie van geur is ook een “goed” woonklimaat aanwezig, zo heeft de Omgevingsdienst bepaald.Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat sprake is van een aanvaardbaar klimaat in het kader van geur. Derhalve vormt het aspect geur geen belemmering voor onderhavig plan.
In hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wmb), zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen. Dit hoofdstuk staat ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Het doel van titel 5.2 Wmb is om de mensen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.
Indien een project aangeduid kan worden als Niet in betekende mate (NIBM) vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid van een bestuursorgaan ex artikel 5.16 Wmb.
In het besluit NIBM (niet in betekenende mate) wordt gesteld dat een project NIBM is wanneer het aannemelijk is dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat een plan tot 1.500 woningen niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijn stof en stikstofdioxide in de lucht. Onderstaande berekening bevestigd dat de toename ruimschoots onder de NIBM-grens blijft, uitgaande van een bestemminswijziging waarbij 4 woningen bestemd worden, waar er reeds twee bestemd waren (per saldo 2 woningen toename, uitgaand van 10 vervoersbewegingen per woning per etmaal).
Onderhavige planontwikkeling is aan te merken als NIBM. Uitgaande van de achtergrondconcentraties die gelden binnen de gemeente en het feit dat de ontwikkeling niet is gelegen bij knelpunten ten aanzien van de luchtkwaliteit, kan gesteld worden dat de luchtkwaliteit voldoet aan de normen die gesteld zijn in de Wmb. De Wmb staat derhalve de realisering van de woningen niet in de weg.Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor onderhavig plan.
Het Rapport quickscan natuurwaarden De Passerot, Wijchen, rapportnummer 26333.001, versienummer D1, 26 augustus 2024, zoals bijgevvoegd als Bijlage 8 bij deze toelichting, bevat de volgende conclusies met betrekking tot de soortenbescherming.
Soortenbescherming
Op basis van de onderhavige quickscan natuurwaarden is mogelijk een vergunning en daar bijbehorende maatregelen/voorschriften noodzakelijk ten aanzien van de gewone grootoorvleermuis, kleine marterachtigen (bunzing, hermelijn en wezel), steenmarter en teunisbloempijlstaart. Om dit te bevestigen dan wel uit te sluiten is voorafgaand aan de voorgenomen werkzaamheden aanvullend ecologisch onderzoek noodzakelijk. Een aanvullende nestinspectie in het bladerloze seizoen dient duidelijkheid te geven omtrent de noodzaak tot aanvullend onderzoek naar roofvogels (boomvalk, buizerd, havik, ransuil, sperwer en wespendief).
Daarnaast zijn maatregelen ten aanzien van algemene broedvogels, egel, konijn en haas nodig. Ten aanzien van algemene broedvogels dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen uitgevoerd te worden. Globaal kan voor het broedseizoen de periode maart tot half augustus worden aangehouden. Ten aanzien van de potentieel op de onderzoekslocatie te verwachten egel, konijn en haas dient rekening gehouden te worden met de specifieke zorgplicht door maatregelen op te nemen in een ecologisch werkprotocol.
Voor overige beschermde soorten zijn overtredingen ten aanzien van de Omgevingswet op basis van het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde. Wel dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht.Ten aanzien van Natura 2000-gebieden, het Natuurnetwerk Nederland en beschermde houtopstanden worden geen bezwaren voorzien in de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden op de onderzoekslocatie.
Conclusie ten aanzien van bestemmingsplanwijziging
Met betrekking tot de voorgenomen bestemmingsplanwijziging voorziet Econsultancy geen bezwaren voor het verkrijgen van een (mogelijk noodzakelijke) vergunning. Hoewel als gevolg van voorgenomen bestemmingsplanwijziging nader onderzoek noodzakelijk is, voorzien wij geen bezwaren voor het verkrijgen van een vergunning op het gebied van natuurbescherming onder de Omgevingswet. Wij achtten het realistisch en aannemelijk dat overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van natuurbescherming onder de Omgevingswet middels mitigerende en (voor zover deze nodig zouden zijn) compenserende maatregelen volledig te voorkomen zijn en wel op eigen terrein én binnen het project. Dit omdat er een ruim opgezette verkaveling wordt bestemd met veel tuinruimte, waarbij zowel aan de gebouwen als in de tuinen voldoende ruimte is voor mogelijk mitigerende maatregelen voor de soorten waar nader onderzoek naar nodig is. De uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan staat aldus niet ter discussie.
Gebiedsbescherming
Aanleiding voor deze paragraaf over stikstof in reatie tot gebiedsbescherming is de situatie die is ontstaan na de uitspraak van de Raad van State op 29 mei 2019, waarin zij heeft geoordeeld dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet meer als basis mag worden gebruikt voor toestemming voor activiteiten in het kader van de Wet natuurbescherming, zoals een vergunning of een melding. Ook de "standaard grenswaarde" die in het PAS was opgenomen, kan nu niet meer worden gebruikt. Zo waren veel woningbouwprojecten tot voor kort voor het aspect stikstof vergunningsvrij en was ook een melding vaak niet nodig, omdat de extra stikstofemissies beperkt waren en de depositie onder de grenswaarde lag. Nu de landelijke grenswaarde onder de PAS niet meer kan worden gebruikt, is een stikstofbeoordeling en mogelijk ook een vergunning Wet natuurbescherming voor heel veel activiteiten nodig. Voor elke toename in stikstofneerslag boven de 0,00 mol/ha/jaar, hoe klein dan ook, is een onderbouwing nodig.
Na de PAS uitspraak van mei 2019 is de Wet Stikstofreductie en Natuurherstel in werking getreden op 1 juli 2021. Deze wijzigde de Wet natuurbescherming en de Omgevingswet op een aantal punten, waaronder een partiële vrijstelling voor de bouwsector van de natuurvergunningplicht als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid Wnb, welke werd opgenomen in artikel 2.9a Wnb.
Over deze omstreden bouwvrijstelling is op 2 november 2022 door de Raad van State uitspraak gedaan in de zaak betreffende het ondergrondse CO2-opslagproject Porthos. Het college heeft geoordeeld dat de stikstof die in de bouwfase vrijkomt niet buiten beschouwing mag worden gelaten. Effectief betekent dit dat de bouwvrijstelling geschrapt is en de juridische situatie teruggedraaid is naar het wettelijk kader vóór 1 juli 2021. Dit houdt in dat de regels van de PAS uitspraak van mei 2019 zoals hierboven beschreven weer het vigerend wettelijk kader vormen.
Op basis van dit bouwplan zijn ten aanzien van het aspect stikstof verschillende fasen te onderscheiden:
1. Realisatiefase: tijdelijke effecten ten gevolge van bouw- en aanlegactiviteiten;
2. Gebruiksfase: effecten voor onbepaalde tijd na ingebruikname van de nieuwbouw.
Navolgend worden de stikstofrelevante activiteiten per fase beschreven.
De meest nabijgelegen Natura-2000 gebieden liggen op circa 6,56 km (zie navolgend beeld). De bouw van drie woningen leidt in de bouwfase (worst case) eenmalig tot een uitstoot van 15 kg NOx, wat bij de gegeven afstand geen berekenbare depositie levert groter dan 0,00 mol/ha/jr. Ook zal het verkeerseffect geen berekenbare toename geven. Er is geen vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming noodzakelijk. De berekeningen in Aerius zijn bijgevoegd als Bijlage 9 en Bijlage 10 .
![]() |
Ligging plangebied t.o.v. Natura 2000 gebied Rijntakken
Het planvoornemen kan worden uitgevoerd met inachtneming van de hiervoor benoemde uitvoeringsmaatregelen voor de bescherming van flora en fauna op soortniveau. Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat op basis van een worst case scenario doorrekening significant negatieve effecten kunnen worden uitgesloten op de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000 gebieden. Dit niet alleen vanwege de berekende stikstofdepositie, maar ook omdat ander effecten zoals lichtm geluid, trillingen etc. op dergelijke grote afstanden van bechermd gebied uitgesloten kunnen worden. Het planvoornemen is hierdoor niet vergunningsplichtig in het kader van de Wet Natuurbescherming.
De gemeentelijke Beleidsvisie is vastgesteld op 28 januari 2021 en schetst de hoofdlijnen van het verkeers- en vervoersbeleid voor een periode van tien jaar. Daarnaast wordt sinds 25 oktober 2016 het Parkeerbeleidsplan gemeente Wijchen gehanteerd. Het parkeerbeleidsplan is op 10 mei 2016 vastgesteld en aangevuld en opnieuw vastgesteld in 2020.
Verkeer
Het verkeerseffect als gevolg van de bestemmingswijziging betreft naast de reeds bestemde 2 woningen, waarvan 1 nog te realiseren woning, een toevoeging van 2 woningen. In totaal is de verkeersgeneratie die verwacht mag worden bij deze extra woningen ca. 30 autobewegingen per etmaal, verdeeld over de dag en verdeeld over aan- en wegrijden in twee richtingen (in hoofdzaak waarschijnlijk in oostelijke richting).
Dergelijke geringe verkeersaantallen gaan op in het heersende verkeersbeeld en zullen niet leiden tot significante wijzigingen in de verkeersintensiteiten.
Voor een goede aansluiting van de woonpercelen op de openbare weg is reeds rekening gehouden met een voldoende ruime en open erftoerit, in de bestaande binnenbocht van de Passerot, zodat er overzicht is voor de weggebruikers bij het in- en uitrijden van het erf. De erftoegangen zijn na afstemming met de omwonenden centraal in het plangebied geprojecteerd, op ruime afstand van de bestaande, belendende erven. De ontsluiting van De Passerot 16 wijzigt niet; deze woning behoudt zijn eigen ontsluiting.
Parkeren
Het parkeerbeleidsplan omvat vele verschillende onderdelen rondom parkeren. Voor onderhavige specifieke ontwikkeling is van belang dat bij de woningen op eigen terrein voldoende parkeervoorzieningen worden gerealiseerd conform de gemeentelijke parkeernorm.
Dit sluit aan bij het primaire gemeentelijke uitgangspunt, dat elk gebied, voorziening, complex, bedrijf of instelling in de eigen parkeerbehoefte dient te voorzien. Daarbij is het belasten van omliggende gebieden met parkeerdruk door een plaatselijk tekort ongewenst.
Om te kunnen bepalen hoeveel parkeerplaatsen nodig zijn in een gegeven situatie heeft het CROW kencijfers opgesteld. Voor het bepalen van een parkeerbalans, wordt de parkeernorm berekend aan de hand van parkeerkencijfers, rekening houdend met de eigenschappen en kenmerken van een locatie en de functie van de bebouwing.
Als uitgangspunt is vastgelegd om de maximale parkeernormen te gebruiken, rekening houdend met de verstedelijkingsgraden en parkeren op eigen terrein. Ook in een toekomstige situatie moet dit mogelijk zijn, indien het pand een andere eigenaar of functie krijgt. Er mag geen nadelig gevolg ontstaan dat het parkeren en / of laden en lossen in de openbare ruimte plaats vindt.
Tevens dienen deze parkeerplaatsen via eigen terrein te bereiken te zijn zonder gebruik te moeten maken van aangrenzend terrein of openbare groenvoorzieningen.
Het CROW heeft algemene parkeerkencijfers ontwikkeld (CROW-publicatie 317 ten tijde van de vaststelling van het parkeerbeleid, inmiddels geactualiseerd in de publicatie van december 2018) waarvoor een gemeente vertaalslag gemaakt moet worden. Indien binnen de planlocatie per woning op eigen terrein wordt voorzien in 3 parkeerplaatsen, dan wordt voldaan aan de norm (woningen vrijstaand, duur, buiten bebouwde kom). Daarnaast kan worden geconstateerd dat de percelen dusdanig ruim worden en lange toeritten krijgen, dat er ook voor incidenteel bezoekersparkeren voldoende ruimte is binnen het plangebied.Gelet op vorenstaande vormen de aspecten verkeer en parkeren geen belemmering voor de beoogde planontwikkeling.
Wettelijk kader
Op basis van de wet op de ruimtelijke ordening (Wro) en besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de watertoets verplicht bij o.a. bestemmingsplannen, inpassingsplannen, projectbesluiten en omgevingsvergunningen afwijking bestemmingsplan. Voor overige plannen, zoals een structuurvisie, dient een watertoets te worden uitgevoerd op basis van het Nationaal bestuursakkoord water. Het Bro regelt de verplichte waterparagraaf in de plantoelichting (art 3.1.6 Bro) en het vooroverleg met de waterbeheerder (art 3.1.1 Bro).
Watertoets
De watertoets is bedoeld om ruimtelijke plannen en besluiten meer waterbestendig te maken, doordat waterbelangen vroegtijdig en expliciet worden meegewogen. In een ruimtelijk plan moet voldoende rekening zijn gehouden met water en watervoorzieningen.
Het beoogde ruimtegebruik mag immers geen negatieve gevolgen hebben voor de waterhuishoudkundige situatie en vice versa. Dit moet zijn onderzocht en onderbouwd in de waterparagraaf van bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing. Overigens betreft de watertoets niet alleen het belang van de waterbeheerder, maar ook het gemeentelijk waterbelang.
Waterparagraaf
De waterparagraaf beschrijft de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het ruimtelijk plan voor de waterhuishouding. Indien aan de orde is tevens het advies van het waterschap (of resultaat van de digitale watertoets) in de waterparagraaf verwerkt. Onderdelen van de waterparagraaf zijn: beschrijving beleidsuitgangspunten, waterhuishoudkundige situatie (oude en nieuwe situatie), motivering van meest geschikte oplossingen en ruimtelijke consequenties daarvan.
Geomorfologie en grondwatersysteem
De gemiddelde maaiveldhoogte op het perceel bevindt zich rond 10 meter boven NAP (bron: AHN). Tot circa 5 meter beneden maaiveld bestaat de bodem uit (matig) fijn dekzand van de Formatie van Boxtel (bodemtype informatiebron:www.dinoloket.nl).
Hieronder wordt tot circa 45 meter beneden maaiveld (matig) grof zand aangetroffen van achtereenvolgens de Formatie van Kreftenheye en de Formatie van Peize. Hieronder bevindt zich een scheidende (zandige) kleilaag van de Formatie van Waalre.
Uit het bodem- en asbestonderzoek uit 2004 (Verkennend bodem- en asbestonderzoek De Passerot 18 te Wijchen, Ecopart B.V., 13596/7, juli 2004) blijkt dat de freatische grondwaterstand wordt aangetroffen rond 1,7 m-mv. Tijdens het bodemonderzoek is de gehele huidige onderzoekslocatie onderzocht. Hierbij zijn geen verontreinigingen in de grond en het grondwater aangetoond.
Grondwater
De gemiddelde grondwaterstand bevindt zich op ÷5,70 m+NAP en de gemiddeld hoogste grondwaterstand op ÷6,40 m+NAP. Het maaiveld varieert volgens het Actuele Hoogtebestand Nederland (AHN) van 9,80 m+NAP (noordzijde) tot 10,30 m+NAP (zuidzijde).
Hemelwater
Het hemelwater werd niet op de riolering geloosd, maar binnen het plangebied verwerkt (in de bodem geïnfiltreerd).
Oppervlakte- en afvalwatersysteem
Binnen het plangebied komt geen oppervlaktewater voor. Dit vanwege de lage grondwaterstanden en goede doorlatendheid van de bodem.
Het oorspronkelijke woongebouw De Passerot 18 was aangesloten op de openbare drukriolering (zie navolgende afbeelding). De aansluiting De Passerot 16 blijft onveranderd.
![]() |
Ecosysteem
De planlocatie ligt niet in of nabij de Ecologische hoofdstructuur (Gelders natuurnetwerk); natte natuur heeft hier geen bijzondere waarde en het plangebied is niet gelegen in een beschermingszone voor natte natuur.
Waterbeleid
In de Strategische waternota van de gemeente Wijchen zijn de thema's en uitgangspunten voor duurzaam waterbeheer omschreven. Deze zijn ook onder punt 3 samengevat. In het kader van de watertoets moet een vertaalslag worden gemaakt naar de concrete plansituatie. Tevens beschikt de gemeente over een Gemeentelijk rioleringsplan GRP, waarin de gemeente invulling geeft aan haar zorgplicht voor rioolwater, hemelwater en grondwater. Het gemeentelijk waterbeleid is met name gericht op het voorkomen, beperken of tot een aanvaardbaar risico terugbrengen van wateroverlast en schade aan milieu en volksgezondheid.
Zorgplichten
De gemeente heeft een zorgplicht voor de inzameling en transport van stedelijk afvalwater dat binnen de gemeente vrijkomt (zie Wmb art 10.33). Hemelwater dient door perceeleigenaren op eigen terrein te worden verwerkt, tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd. In dat geval treedt de gemeentelijke zorgplicht voor inzameling en verwerking van overtollig hemelwater in werking (Waterwet art 3.5).
Wat betreft grondwater heeft de gemeente een zorgplicht bij het treffen van maatregelen in openbaar gebied om structurele gevolgen van grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming te voorkomen danwel beperken, tenzij dit niet doelmatig is of een verantwoordelijkheid van provincie of waterschap (Waterwet art 3.6).
Waterschap
De gemeente Wijchen valt binnen het beheersgebied van Waterschap Rivierenland. Het Waterschap geeft in het kader van de Waterwet een vergunning af voor lozing van afvalwater op oppervlaktewater (Waterwet art 6.2) en in het kader van de Keur een ontheffing voor ingrepen in/nabij watergangen en waterkeringen. Daarnaast verzorgt de waterbeheerder het onderhoud van A-watergangen.
3.1 Wateroverlast en volksgezondheid
Beleidsuitgangspunten
Inrichting en beheer van het waterhuishoudkundig systeem op de locatie dient te zijn gericht op het voorkomen van wateroverlast voor wegen en bebouwing en voorkomen van schade aan volksgezondheid door bijvoorbeeld vochtige kruipruimten, stilstaand water en onveilige oevers.
Gevolgen voor het plan
Aan de ontwaterings- of droogleggingseisen wordt voldaan gezien de lage grondwaterstanden. In geval van ondergronds bouwen of onderkeldering moet in het bouwplan rekening worden gehouden met eventuele grondwateroverlast. Consequenties van ondergronds bouwen voor het grondwaterregime in de directe omgeving worden niet verwacht gezien de lokale situatie van natuurlijke infiltratie en afstroom, die ongewijzigd zal blijven.
3.2 Afkoppeling en waterberging
Beleidsuitgangspunten
De gemeente streeft naar het vasthouden van gebiedseigen water door benutting van de natuurlijke bergingscapaciteit van bodem en oppervlaktewater. Transport van schoon hemelwater via de riolering moet worden vermeden.
Hemelwater wordt zoveel mogelijk afgekoppeld van het rioleringsstelsel met de voorkeursvolgorde: 1. Benutting, 2. Bodeminfiltratie, 3. Vertraagde afvoer naar en berging in oppervlaktewater, 4. Afvoeren via rioolstelsel. Uitgangspunt bij nieuwbouw is aanleg van gescheiden HWA- en DWA-afvoer (hemelwater- en droogweerafvoer).
Hemelwater dient in beginsel op eigen perceel te worden verwerkt. Wanneer hemelwaterberging niet op eigen perceel kan plaatsvinden en direct of indirect op het oppervlaktewater wordt geloosd, dan is het plan compensatieplichtig op grond van het waterschapsbeleid. De compensatieplicht houdt in dat de toename van verharding in het ruimtelijk plan moet worden gecompenseerd door aanleg van extra waterberging. Dit met een eenmalige uitzondering van 500 m2 (stedelijk gebied) en 1500 m2 (landelijk gebied) voor particulieren en kleine bedrijven. In alle gevallen moet het adequaat functioneren van de infiltratie- of bergingsvoorziening voor hemelwater zijn gewaarborgd.
Gevolgen voor het plan
Op grond van de hierboven genoemde grondwaterstanden in combinatie met de maaiveldpeilen kan worden geconcludeerd dat het plangebied voldoet aan de vereiste ontwateringsdiepte (GHG = 1,00 m onder toekomstig vloerpeil begane grond).
Hemelwater afkomstig van verharde oppervlakken, zoals daken, terreinen en wegen, binnen het plangebied zal worden geïnfiltreerd in de bodem. Door de lage grondwaterstanden en goede infiltratie-eigenschappen van de zandige bodem zijn op eigen terrein (ruime percelen) goede infiltratiemogelijkheden.
De benodigde ruimte en locatie van infiltratie- of bergingsvoorzieningen is nader bepaald aan de hand van een inschatting van het bebouwde en verharde oppervlak. De voorzieningen worden voldoende gedimensioneerd en op de juiste plek aangelegd om overlastsituaties te voorkomen, zoals water op straat. Dit ook bij hevige buien. Verontreiniging van grond- en oppervlaktewater wordt voorkomen (zie Waterkwaliteit). Rekening wordt gehouden met klimaatbestendig bouwen bij de uitvoering van de plannen.
Voor plannen met een toename aan verharding kan de vuistregel van 436 m³ per hectare verharding worden gebruikt bij bui T=10+10% en 664 m³ bij bui T=100+10%, mits er geen complicerende zaken als kwel aan de orde zijn. Om hemelwater op een juiste wijze te laten infiltreren in de bodem, worden de volgende infiltratievoorzieningen aangelegd:
3.3 Waterkwaliteit
Beleidsuitgangspunten
De gemeente streeft naar een goede waterkwaliteit, die voldoet aan gestelde eisen. Van belang is dat zo min mogelijk vervuilende stoffen worden toegevoegd aan grond- en oppervlaktewatersysteem. Alleen schoon hemelwater wordt direct afgevoerd naar bodem of oppervlaktewater.
Verontreiniging van hemelwater afkomstig van daken wordt primair voorkomen door toepassing van niet-uitlogende materialen, zoals omschreven in de Dubo-bepalingen, maar ook door beperking van de toepassing van lood, koper, zink en zacht pvc.
Verontreinigd hemelwater afkomstig van daken en andere verharde oppervlakken wordt alleen afgevoerd via een zuiverende voorziening, zoals een bodempassage. Afvalwater wordt op doelmatige wijze afgevoerd via de riolering.
Gevolgen voor het plan
Het huidige rioolsysteem bestaat uit drukriolering, waarop alleen afvalwater van de woningen wordt aangesloten. De Passerot 16 blijft ongewijzigd aangesloten. De drukriolering loost op de vrij vervalriolering van Heilige Stoel. Volgens het Basisrioleringsplan kern Wijchen (integraal onderdeel van het Gemeentelijk Rioleringsplan 2018-2022) is het drukriool van het gebied Passerot uitgelegd op het afvalwater van 27,5 inwoners. De gemeentelijke inschatting is dat de restcapaciteit voldoende is voor de beoogde toe te voegen woonfuncties (3 woningen), aangezien er hiervoor ook al bebouwing stond die aangesloten was op de drukriolering. Overigens worden op deze locatie niet de te doen gebruikelijke mogelijkheden voor bed & breakfast of minicamping bij burgerwoningen toegestaan, waardoor er bij de aansluiting op het riool ook geen rekening gehouden moet worden met de bijbehorende capaciteitsvraag.
3.4 Natte natuurwaarden
Beleidsuitgangspunten
De gemeente streeft naar behoud van natuurwaarden en biodiversiteit. Natuurlijke grondwaterstanden worden behouden; de (natte) natuurwaarden sluiten hierop aan.
Bouwplan en toekomstige beheer van de planlocatie geven geen verstoring van de vereiste (grond)waterkwaliteit en -kwantiteit. Bij aanleg van open water moet worden gestreefd naar aanleg van natuurvriendelijke (en veilige) oevers. Het beheer mag geen verstoring geven van waterkwaliteit en biodiversiteit.
Gevolgen voor het plan
Van belang is dat natuurlijke grondwaterstanden worden beschermd danwel hersteld. Door afkoppeling en infiltratie van (schoon) hemelwater wordt de waterbalans zo min mogelijk verstoord. Hierbij moet rekening worden gehouden met de kwaliteit van het te infiltreren hemelwater (zie Waterkwaliteit). Per saldo zal het verhard oppervlak op de locatie (door sanering bebouwing en verhardingen) afnemen waardoor verdeeld over het plangebied water op een meer natuurlijke manier kan infiltreren.
3.5 Drinkwaterbesparing
Beleidsuitgangspunten
Drinkwaterverspilling dient te worden voorkomen. Gebruik van hoogwaardig drinkwater dient zoveel mogelijk te worden beperkt tot hoogwaardige toepassingen. Zo mogelijk wordt hemelwater gebruikt voor laagwaardige toepassingen.
Gevolgen voor het plan
Bij de concrete uitwerking van de aanvraag activiteit bouwen kan hieraan invulling worden gegeven, bijvoorbeeld door de toepassing van waterbesparende (sanitaire) voorzieningen.
3.6 Beleving van water
Beleidsuitgangspunten
De gemeente streeft naar versterking van de belevingswaarde van water. Cultuurhistorisch waardevolle watergebonden elementen zijn herkenbaar in het landschap aanwezig. Water en watergebonden elementen worden zo mogelijk gevisualiseerd.
Gevolgen voor het plan
Omdat open water van nature niet thuis hoort in dit gebied, zal hier ook niet naar worden gestreefd. Afkoppelen van hemelwater van daken en wegen bij voorkeur zichtbaar maken, bv. door aanleg van gootjes.
4. Overwegingen en conclusie
Overwegingen
Gezien de terreinhoogte en grondwaterstanden wordt voldaan aan de ontwateringseisen. Hemelwater wordt op eigen terrein bewerkt en niet afgevoerd naar riolering en/of oppervlaktewatersysteem, waardoor de noodzaak voor compenserende waterberging komt te vervallen. Gezien het zeer beperkte ruimtebeslag worden de waterhuishoudkundige voorzieningen nader uitgewerkt in de bouwplanfase. In de tuinen bij de woningen is daartoe voldoende ruimte.
Conclusie
Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor de waterhuishouding.
5. Overleg met waterbeheerder
Voor alle ruimtelijke plannen geldt dat een digitale watertoets moet worden uitgevoerd door de initiatiefnemer(www.digitalewatertoets.nl). Dit resulteert in een wateradvies van het waterschap. Wanneer sprake is van een relevant waterschapsbelang, moet het wateradvies worden uitgewerkt in de waterparagraaf. In sommige gevallen is een nader overleg met de waterbeheerder noodzakelijk. Initiatieven in het buitendijkse gebied moeten worden afgestemd met Rijkswaterstaat. Ook het advies van deze waterbeheerder moet, voor zover aan de orde, in de waterparagraaf worden meegenomen.
![]() |
Uitsnede toetsingslagen; conclusie geen waarden van belang
De waterparagraaf is tot stand gekomen op basis van de gemeentelijke waternota en nadere afstemming met de waterbeheerders gemeente en waterschap in het kader van de watertoets. De rapportage digitale watertoets en de samenvatting zijn als Bijlage 11 opgenomen bij deze toelichting. Voor het verdere proces is het van belang om de accountmanager van het waterschap te betrekken bij het plan en rekening te houden met de in dit document aangegeven uitgangspunten en adviezen. Dit kan middels het regulier vooroverleg bestemmingsplan tussen gemeente en waterschap. De reacties van de gemeente op voorliggende waterparagraaf zijn verwerkt in dit plan.
Na het lezen van de toelichting en het beoordelen van de verbeelding van het ontwerp bestemmingsplan heeft het waterschap geen grote aandachtspunten en het waterschap heeft eerder aangegeven in te kunnen stemmen met het voorgelegde plan met daarin nog een vierde nieuwe woning. Wel wil het waterschap nog meegeven dat de voorkeur uit gaat naar infiltratie in bovengrondse voorzieningen (wadi's) boven ondergrondse voorzieningen. Bovengrondse voorzieningen zijn ook robuuster en maken het water zichtbaar en geven met de hoogteverschillen een verrassend effect in het landschap.
Realisatie van onderhavig plan leidt niet tot negatieve effecten op de aspecten met betrekking tot de waterhuishouding. Het aspect water vormt derhalve geen belemmering voor het voorgenomen initiatief.
De economische uitvoerbaarheid komt geheel voor risico van initiatiefnemende partij Talis. Uit door Talis overlegde gegevens blijkt afdoende dat het plan economisch haalbaar kan worden geacht. De plan- en procedurekosten voor dit bestemmingsplan worden door Talis voldaan. Tussen de gemeente Wijchen en Talis wordt een realisatieovereenkomst gesloten, voorafgaand aan de bestemmingsplanprocedure. Hierin worden onder andere het kostenverhaal (onder andere van de eventuele aanleg/wijziging van openbare voorzieningen) en het verhaal van eventuele planschade vastgelegd. Tussen Talis en de eigenaren van De Passerot 16 is overeenstemming bereikt over de grondoverdracht.
Met ingang van 14 mei 2020 heeft het ontwerpbestemmingsplan “De Passerot 18 in Wijchen” en de daarop betrekking hebbende stukken voor iedereen zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze termijn zijn er twee schriftelijke zienswijzen ingediend, die zijn samengevat en van een reactie zijn voorzien in de zienswijzennota. Deze maakt deel uit van het vaststellingsbesluit. Het bestemmingsplan is als gevolg van de zienswijzen ongewijzigd vastgesteld en in de toelichting is een aanvulling opgenomen in de slotalinea over de waterparagraaf.
Bij besluit van 24 september 2020 heeft de raad van de gemeente Wijchen het bestemmingsplan vastgesteld. Tegen de vaststelling is beroep aangetekend bij de Raad van State door een eigenaar van een aangrenzend perceel. Hierop heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak een tussenuitspraak gedaan met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht(202006599/1/R4, datum uitspraak: 20 april 2022).
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State draagt hierin de raad van de gemeente Wijchen op:
Naar aanleiding van die uitspraak en de besluitvorming in de gemeenteraad die hierop is gevolgd, alsmede de vernietiging van het vastgestelde plan door de Raad van State, is voorliggende toelichting aangevuld met het aangepaste uitgangspunt van 3 woningen in plaats van 4 woningen en is het bestemmingsplan opnieuw in 2024 vastgesteld.
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. De toelichting bevat een motivatie en verantwoording van de keuzes die gemaakt zijn.
Het plan voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Hiermee is het plan digitaal uitwisselbaar conform de laatste standaarden.
Het voorliggende bestemmingsplan omvat de bestemming Wonen. Deze is ontleend aan en afgestemd op de planregels van het bestemmingsplan 'Geconsolideerde versie Buitengebied en herziening 2014'. Door op de verbeelding bouwvlakken op te nemen, is de plaats van de nieuwe woningen vastgelegd.
De bestemming 'Tuin' komt in het bestemmingsplan Buitengebied niet voor, maar is opgenomen om daarmee duidelijk een zone aan de weg te bestemmen die uitsluitend als voortuin kan worden benut. Een voldoende recent bestemmingsplan waarin de bestemming 'Tuin' is opgenomen, is het bestemmingsplan 'Huurlingsedam 28 Wijchen' (vastgesteld op 24-10-2010), waaruit de tuinbestemming is overgenomen.
Tevens zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde – Cultuurhistorisch waardevol gebied', 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen, zodat deze vigerende regeling van toepassing blijft. De archeologische dubbelbestemmingen uit het vigerende plan zijn overgenomen, ondanks dat het archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat onder enkele voorwaarden gebouwd kan worden zonder beschadiging van archeologische waarden.