direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden - 1
Plan: Buitengebied, VAB-locatie Boskant-Zandbergseweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0296.BGBvablocboskzandb-VG01

Artikel 3 Agrarisch met waarden - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor "Agrarisch met waarden - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de aardkundige, cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van het kleinschalige karakter;
  • d. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. doeleinden van openbaar nut;
  • g. erfbeplanting en tuinen;
  • h. behoud, beheer en herstel en/of ontwikkeling van de verschillende karakteristieke landschapstypen en het waarborgen van de dynamiek daarbinnen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder sloten, en overeenkomstig de in 3.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:

a Cultuurhistorische en landschappelijke waarden

Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Dit houdt in dat het beleid is gericht op behoud en ontwikkeling van de historische verkavelingstructuur en kleinschaligheid van het landschap. Daarnaast dienen de binnen het gebied voorkomende reliefrijke bodem, kronkelende wegen, het door bos en heide ontstane besloten karakter en voorkomende landschapselementen te worden gehandhaafd.

b Aardkundige waarden

Gestreefd wordt naar behoud en bescherming van aardkundige waarden. Dit houdt in dat de aan het gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het aanwezig zijn van bijzondere aardkundige verschijnselen zoals dalglooiingen, steilranden en bodemovergangen, dienen te worden beschermd.

c Extensief recreatief medebruik

Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

d Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 4 m vanaf de insteek van de watergang die de zuidelijke planbegrenzing vormt zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden in de vorm van natuurvriendelijke oevers.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de in 3.1 beschreven doeleinden.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt het volgende:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2 m, met dien verstande dat het oprichten van sleufsilo's, carports en overkappingen niet is toegestaan;
  • b. ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale hoogte van 2 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Omgevingsvergunning afwijking maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 teneinde het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere hoogte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het betreffende bouwwerk niet in strijd is met de in 3.1 genoemde waarden;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken voor:

  • a. paardenbakken;
  • b. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  • c. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
  • d. detailhandel,
  • e. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
  • f. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • g. het plaatsen van teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van lage/tijdelijke voorzieningen in de vorm van afdekfolie en insectengaas.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Omgevingsvergunning teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder j ten behoeve van het plaatsen van teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de teeltondersteunende voorzieningen zijn noodzakelijk ten behoeve van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het plaatsen van teeltondersteunende voorzieningen leidt niet tot een onevenredige aantasting van de karakteristiek van onderhavige gronden, zoals omschreven in 3.1.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: :

  • a. het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2 met uitzondering van verhardingen voor perceelsontsluitingen als genoemd onder 3.1.2 onder ;
  • c. het aanplanten van houtopstanden danwel het vellen of rooien van houtgewas;
  • d. het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • e. het afgraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
  • f. het aanbrengen van hoge (voorzover het geen bouwwerken betreft) tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
  • g. het wijzigen van de perceelsindeling zoals die door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven;
  • h. het graven en dempen van waterpartijen en watergangen.
3.6.2 Uitzonderingen

Het onder 3.6.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het op de bestemming gerichte beheer en ontwikkeling van de gronden, gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van de aardkundige, cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden en behoud, herstel en ontwikkeling van het kleinschalige karakter;
  • b. de aanleg van een natuurvriendelijke oever langs de watergang die de zuidelijke planbegrenzing vormt;
  • c. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
  • d. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • e. welke betreffen het normale agrarische gebruik, landschapsonderhoud en/of landschapsbeheer.
3.6.3 Voorwaarden

De in 3.6.1. bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige belangen en waarden als opgenomen in 3.1.1 en nader gedetailleerd in 3.1.2.