Plan: | Teersdijk e.o. |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0296.BGBTeersdijkeo-OW01 |
De gemeente Wijchen wil een nieuw bestemmingsplan gaan opstellen voor het gebied dat wordt ingesloten door de spoorlijn Wijchen – Nijmegen (noordrand), de A73 (oostrand), de N324 (zuidrand) en de Teersdijk (westrand).
Het gebied valt in de huidige situatie nog binnen verschillende bestemmingsplannen. Voor het westelijke gedeelte van het gebied geldt dat deze nog binnen de bestemming "Bedrijventerrein - 1" is gelegen. De gemeente is hier, op basis van haar ruimtelijke en functionel;e programmering, voornemens deze besrijfsbestemming weg te nemen omdat er al lange tijd geen zicht is op realisatie. Omdat er in het gebied diverse woningen zijn gelegen (die onder het overgangsrecht vallen) is het gewenst het bestemmingsplan ter plaatse te herzien en de woningen positief te bestemmen conform het feitelijke en legale gebruik. Zodoende krijgt men rechtszekerheid en is het in het vervolg makkelijker om bijvoorbeeld een woning uit te breiden of om nieuwe bijgebouwen te realiseren.
Om de bestaande woningen te bestemmen conform het feitelijke gebruik, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld. Daarnaast worden in het gebied 2 nieuwe, vrijstaande woningen gerealiseerd.
Binnen het gebied wordt ook een AZC voorzien. Voor het AZC wordt separaat een procedure voor tijdelijke omgevingsvergunning bouwen en gebruik doorlopen, waarvoor een ruimtelijke onderbouwing met onderzoeken wordt uitgewerkt. De realisatie van het AZC maakt dus geen deel uit van voorliggend plan.
De planlocatie bevindt zich in het oosten van het stedelijk gebied van de kern Wijchen, tegen de grens met de gemeente Nijmegen. In het noorden wordt de planlocatie begrenst door de spoorbaan Nijmegen - 's Hertogenbosch. In het zuiden grenst de locatie aan de provinciale weg N324 (Graafseweg) en in het oosten aan de A73. In het westen grenst de planlocatie aan verschillende horecagelegenheden, welke geen onderdeel uitmaken van het plangebied. De locatie wordt ontsloten door de Nieuweweg of de Van Rosenburgweg.
Afbeelding: luchtfoto met planlocatie aanduiding (bron: Pdok.nl)
Het bestemmen van de feitelijke situatie en de toevoeging van twee vrijstaande woningen wordt gerealiseerd middels een herziening van het bestemmingsplan. De voorliggende toelichting maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Teersdijk e.o.' en vormt de juridisch - planologische onderbouwing van het initiatief.
De planologische situatie van het plangebied is vastgelegd in twee verschillende bestemmingsplannen. Beide worden hieronder toegelicht. Ook geldt er een parapluplan voor de locatie.
Het meest westelijke gedeelte is gelegen binnen het vigerende bestemmingsplan "Bedrijventerrein Oost" zoals vastgesteld door de gemeente Wijchen op 28 november 2008. Hieronder is een uitsnede van de verbeelding opgenomen.
Afbeelding: uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Bedrijventerrein Oost" ter hoogte van het plangebied
Voor het gedeelte van het plangebied dat binnen dit vigerende bestemmingsplan valt, gelden de volgende bestemmingen:
Het voornemen voor dit gedeelte van het bestemmingsplan is om de bestaande woonbestemming te herbegrenzen. Daarnaast moet de bestemming "Verkeer" grotendeels vervallen.
Het oostelijke gedeelte van het plangebied is gelegen binnen het vigerende bestemmingsplan "Bijsterhuizen" zoals vastgesteld door de gemeente Wijchen op 28 juni 2013. Hieronder is een uitsnede van de verbeelding opgenomen.
Afbeelding: uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Bijsterhuizen" ter hoogte van het plangebied
Voor het plangebied gelden de volgende enkelbestemmingen:
Verder gelden er de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie 1", "Waarde - Archeologie 2", "Waarde - Archeologie 3" en "Waterstaat - Waterstaatkundige functie".
Binnen het plangebied is één bouwvlak opgenomen, met de daarbij behorende maatvoeringsregels ten aanzien van bebouwingspercentage en maximum bouwhoogte. Op het meest westelijke gedeelte ligt een functieaanduiding voor een bedrijf van categorie 2.
Daarnaast is op het plandeel bedrijventerreinen een correctieve herziening uit 2019 van toepassing. De verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein en de behoefte aan goede beheermogelijkheden vragen voortdurend om het monitoren van de bestaande regeling. De aanleiding van deze correctieve herziening is ook het gevolg van het monitoren van de bestaande en gewenste ontwikkelings- en beheer mogelijkheden. Geconstateerd is dat er regelingen in het plan zijn opgenomen, die in het kader van een doelmatig gebruik, aanpassing c.q. aanvulling behoeven.
Dit plan leidt tot het wegbestemmen van de reservering waterberging: de reservering is niet meer noodzakelijk. Deze eerder opgenomen reservering was bedoeld voor een deel van het bestaande bedrijventerrein Bijsterhuizen dat reeds geheel ontwikkeld is en waarbij de waterberging in voldoende mate gerealiseerd is. Deze reservering is daarom niet langer nodig. Omdat ook jn onderhavig plangebied wordt afgezien van het realiseren van bedrijventerrein (de bestemming is nu ruim 10 jaar onbenut gebleven) wordt de feitelijke situatie weer positief bestemd. Om de feitelijke situatie van de bestaande woningen juridisch-planologisch vast te leggen, is het noodzakelijk de vigerende bestemmingsplannen ter plaatse te herzien.
De locatie is ook gelegen binnen het plangebied van het "Parapluplan Cultuurhistorie Wijchen". Hieronder is een uitsnede van de verbeelding van dit plan opgenomen.
Afbeelding: uitsnede verbeelding "Parapluplan Cultuurhistorie Wijchen" ter hoogte van het plangebied
Voor het plangebied geldt enkel de dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorisch waardvol gebied". Deze dubbelbestemming voorziet in de bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden en koppelt een omgevingsvergunningenstelsel aan het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden. Inhoudelijk vormt dit parapluplan geen belemmering voor het planvoornemen.
Om de feitelijke situatie van de bestaande woningen en de twee toe te voegen vrijstaande woningen juridisch-planologisch vast te leggen, is het noodzakelijk de vigerende bestemmingsplannen ter plaatse te herzien.
Daarnaast moet rekening worden gehouden met hetgeen is opgenomen in het "Parapluplan Cultuurhistorie Wijchen". Dit beleid is daarom in voorliggend plan overgenomen.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting vormt de ruimtelijke onderbouwing van het initiatief en is als volgt opgebouwd:
De planlocatie ligt aan de rand van het stedelijk gebied van Wijchen. In het noorden en het westen grenst het gebied aan het Industrieterrein Bijsterhuizen en bedrijventerrein Wijchen Oost. Qua schaalgrootte heeft bedrijventerrein Wijchen Oost een kleinere korrelgrootte ten opzichte van de ruim opgezette gebouwen in Bijsterhuizen. Ongeacht het schaalverschil vormen de beide terreinen ruimtelijk een aaneengesloten bebouwingstructuur.
Versimpelde stedenbouwkundige structuur
Omvangrijke bouwmassa aan de noordzijde van het spoor (bron: Google streetview)
De planlocatie bevindt zich in het rivierengebied tussen de Waal en de Maas. Door de nabijheid van de stuwwal bij Nijmegen is er in Wijchen en de omgeving een zeer afwisselend landschap ontstaan. Wijchen is gelegen op een dekzandrug. Dit is een verhoging in het landschap gevormd door windafzettingen van zand. Het zand van de stuwwal bij Nijmegen werd afgezet en hoopte zich op in de rivierbedden, waardoor de hogere zandgronden in het gebied zijn ontstaan. Deze drogere en hogere delen werden als eerst bewoond waarop ook de infrastructuur en akkers zijn aangelegd.
Ten noorden en zuiden van Wijchen zijn de komgebieden gelegen. Dit zijn open gebieden waar lange doorzichten mogelijk zijn. De komgronden ten noorden van het plangebied zijn ontstaan door het ontwateren van het landschap. Eerst werden de weteringen gegraven om vervolgens de Broekbossen ontwateren door middel van watergangen. Dit resulteerde in een landschap bestaande uit een menging van strokenverkaveling en kleinschalige blokverkaveling. Door toedoen van de ruilverkaveling is dit kleinschalige landschap verdwenen en zo ontstond de blokverkaveling. De ruimtelijk vormgevende elementen in dit landschap zijn voornamelijk lijnbeplantingen en enkele grotere bospercelen.
De planlocatie maakt onderdeel uit van een overgangsgebied tussen de hogere dekzandruggen en de lagere en jongere komgronden. Deze overgangsgebieden bestaan uit terrasvlaktes die overblijfselen zijn van de Pleistocene rivierenstelsels.
Versimpelde landschapsstructuur Open en gesloten landschappen
Het overgrote deel van de dekzandruggen, die niet bebouwd zijn, zijn in de huidige situatie inmiddels bebost. Hierdoor heeft het gebied een meer gesloten karakter. In dit bosgebied bevindt zich het recreatiegebied de Berendonck en de natuurgebieden Overasseltse- en Hatertsevennen. Deze bestaan overwegend uit berken en dennenbossen met restanten van eikenhakhout. Daarnaast zijn in dit gebied heiden en vennen ontstaan. De vennen in dit gebied worden gevoed door regenwater en zijn hierdoor geologisch erg zeldzaam.
Onderhavig plangebied ligt noordelijk van de Berendonck en wordt verder alzijdig ingesloten door stedelijk gebied. het gebied kent momenteel ook de stedelijke bestemmingen Bedrijven en Verkeer. Ondanks dat zijn er nog beperkt landschappelijke kenmerken aanwezig. vooral in de vorm van enkele kleine weidepercelen. Ondanks de binnenstedelijke ligging, wordt in dit plan toch voor de weidepercelen een agrarische bestemming opgenomen, die grondgebonden gebruik toestaat en ook hobbymatige paardenhouderij.
Binnen de planlocatie staan enkele vrijstaande woningen, welke afwijkend georiënteerd ogen ten opzichte van de omliggende bebouwing. Echter volgt de oriëntatie op deze locatie de oude verkavelingsstructuur en is deze georiënteerd in het verlengde van Woeziksestraat. De Woeziksestraat kent een noord-zuid oriëntatie, terwijl de nieuwere (boven-)regionale verkeersaders een oost-westelijke oriëntatie hebben. Onderstaande afbeelding verbeeldt dit.
In de huidige situatie betreft de planlocatie een agrarisch gebied dat aan de noord, zuid- en oostzijde wordt begrensd door grote infrastructurele verbindingen. Aan de oostzijde is opgaande beplanting op het talud van de A73 aanwezig, die de snelweg aan het zicht ontneemt. Verder staan buiten de planlocatie meerdere bospercelen. Deze behoren tot de omliggende recreatiegebieden of tot de landschappelijke inpassing van de A73. Aan de zuidzijde is er een bomenrij die de Van Rosenburgweg begeleidt. Binnen de planlocatie zijn enkele solitaire bomen aanwezig en is de Teersdijk gedeeltelijk voorzien van laanbeplanting. Tot slot zijn er binnen het plangebied diverse watergangen aanwezig die langs de randen begroeid zijn met riet.
Landschapsstructuur planlocatie
Op de locatie worden, behoudens twee te realiseren nieuwe vrijstaande woningen, geen nieuwe functies of bebouwingsmogelijkheden geschapen. Het voorliggende bestemmingsplan is overwegend een conserverend bestemmingsplan, dat de huidige (feitelijke) situatie vastlegt. In de huidige situatie liggen de aanwezige burgerwoningen binnen een bedrijfsbestemming. Dit is niet wenselijk, omdat bij alle ontwikkelingen (zoals bijvoorbeeld het bouwen van een bijgebouw) moet worden bekeken of deze onder het overgangsrecht vallen. Met een nieuw bestemmingsplan, waarin de feitelijke situatie is bestemd, biedt meer rechtszekerheid voor de eigenaren en/of bewoners en zorgt voor een beter toetsingskader voor de gemeente en omgevingsdienst bij concrete aanvragen. Daarnaast is in ruil voor het wegnemen van de bedrijfsbestemming met bouwvlak op die locatie een tweetal vrijstaande woningen bestemd, die functioneel en ruimtelijk hier goed inpasbaar zijn.
De locatie is gelegen binnen twee aparte bestemmingsplannen. Hieronder wordt kort toegelicht welke onderdelen van de vigerende plannen moeten worden herzien om de huidige, feitelijke situatie en de te realiseren twee vrijstaande woningen vast te leggen.
Het meest westelijke gedeelte is gelegen binnen het vigerende bestemmingsplan "Bedrijventerrein Oost" zoals vastgesteld door de gemeente Wijchen op 28 november 2008. Voor het gedeelte van het plangebied dat binnen dit vigerende bestemmingsplan valt, gelden de volgende bestemmingen:
Om de huidige situatie vast te leggen, wordt de bestaande woonbestemming herbegrensd. Daarnaast vervalt de bestemming "Verkeer".
Het oostelijke gedeelte van het plangebied is gelegen binnen het vigerende bestemmingsplan "Bijsterhuizen" zoals vastgesteld door de gemeente Wijchen op 28 juni 2013. Voor het plangebied gelden de volgende enkelbestemmingen:
Verder gelden er de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie 1", "Waarde - Archeologie 2", "Waarde - Archeologie 3" en "Waterstaat - Waterstaatkundige functie".
Om de feitelijke situatie van de bestaande woningen juridisch-planologisch vast te leggen, krijgen de bestaande woningen de bestemming "Wonen", zoals die ook voor de twee nieuw te realiseren woningen wordt toegekend. De overige gronden krijgen passende, conserverende bestemmingen (agrarische percelen, watergang en verkeersruimte).
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is door het Rijk opgesteld. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 wordt hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen en richting geven. Hiervoor worden vier prioriteiten onderscheiden:
Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het rijk de volgende drie afwegingsprincipes:
Verduurzaming is het meest urgent in de meest milieubelaste en kwetsbare gebieden, zoals nabij waardevolle natuurgebieden (bijv. met een grote culturele waarde) en grondwaterbeschermings-gebieden, bij gebieden waar de concentratie van bedrijven groot is of waar bedrijven dicht op bewoond gebied zijn gesitueerd.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen met het oog op een goede ruimtelijke ordening. Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Dit betreft onder meer het Nationale Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Deze ontwikkeling is niet gelegen in of nabij een gebied waarin het Rijk een nationaal belang heeft aangewezen. Het Barro heeft daarom geen consequenties voor het planvoornemen.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is per juli 2017 op onderdelen gewijzigd. In artikel 3.1.6 van het Bro is de 'motivering duurzame verstedelijking' opgenomen. Deze ladder stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De motivering duurzame verstedelijking richt zich op substantiële veranderingen en bouwplannen, die qua aard en omvang zodanig zijn, dat voor mogelijke leegstand elders gevreesd zou kunnen worden. Het doel is om overbodige bouwplannen (kantoren, woningen) te voorkomen en hergebruik te stimuleren.
Per 1 juli 2017 is een aantal wijzigingen op de eerdere ladder van kracht geworden. Op basis van deze gewijzigde tekst geldt in het geval dat het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dat de toelichting een beschrijving dient te bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling, de zogeheten Laddertoets.
Voor woningbouwplannen geldt dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is. De Laddertoets moet alleen worden uitgevoerd indien deze stedelijke ontwikkeling ook 'nieuw' is. Het planvoornemen betreft enkel het vastleggen van een bestaande situatie. Netto vindt er geen toename van wooneenheden plaats binnen het plangebied. Hiermee is de planontwikkeling officieel niet Ladderplichtig volgens de ladder duurzame verstedelijking.
Op 19 december 2018 hebben de Provinciale Staten de omgevingsvisie van de provincie Gelderland vastgesteld. De omgevingsvisie is op 1 maart 2019 in werking getreden. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is een structuurplan van de provincie Gelderland, met als doel een gaaf Gelderland te behouden en te ontwikkelen voor de toekomst. Daarbij staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.
In de omgevingsvisie is een zevental ambities opgenomen. Deze omvatten, in grote lijnen, de volgende onderwerpen:
Omgevingsvisie Gaaf Gelderland: Woon- en leefomgeving
Op het gebied van Woon- en leefomgeving hanteert de Provincie Gelderland de volgende kernbegrippen: dynamisch, divers en duurzaam. Binnen het hoofdstuk Woon- en leefomgeving is opgenomen dat de Provincie streeft naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat dat weet te anticiperen op ontwikkelingen. Hieruit vloeit de ambitie voort binnen Gelderland een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag te realiseren; voor ieder een passende, duurzame woning.
In voorliggend geval krijgen bestaande woningen weer de bestemming "Wonen" en worden twee vrijstaande woning toegevoegd op basis van deze bestemming. Het betreft - behoudens de twee nieuwe woningen - een reparatie van de juridisch-planologische situatie.
Het plangebied is verder niet gelegen binnen overige invloedsferen van de Omgevingsvisie. Gelet op vorenstaande is het planvoornemen in lijn met de woonvisie zoals vastgesteld in de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland.
De Omgevingsverordening Gelderland is vastgesteld door Provinciale Staten op 24 september 2014 en in werking getreden op 18 oktober 2014. De Omgevingsverordening is voor het laatst geactualiseerd in januari 2023. Voorliggende ontwikkeling zal moeten voldoen aan de regels in de Omgevingsverordening.
De Omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal.
De voorliggende ontwikkeling ligt niet binnen een Nationaal Landschap, de Romeinse Limes, de Groene Ontwikkelingszone (GO), het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Hollandse Waterlinie. De locatie maakt ook geen deel uit van een ganzenfoerageergebied of beschermingsgebied natte landnatuur.
Planspecifiek
In de omgevingsverordening is zijn sectorale bepalingen opgenomen met betrekking op nieuwe woonlocaties (artikel 2.2.1.1). In voorliggend geval worden er twee nieuwe woningen toegevoegd en enkel de bestaande woningen krijgen een passende bestemming. In de verordening zijn geen bepalingen opgenomen met betrekking op bestaande woningen. De twee toe te voegen woningen passen binnen de regionale afspraken. Derhalve past het initiatief binnen de provinciale kaders die worden gesteld in de Omgevingsverordening Gelderland.
De volgende Werkafspraken uit het Strategisch Kompas Wijchen 2035 zijn voor onderhavig plan (en dan de toevoeging van twee vrijstaande woningen) het meest relevant:
2.1 Woningbouwopgave en versnelling
Een gezonde woningmarkt met een woningtekort van 2% in 2030. Daarom zetten we conform de provinciaal bestuurlijke afspraak in op de bouw van minimaal 33.000 woningen tot en met 2030 . En richting 2040 zo'n 55.000 woningen. Circa 20.000 van deze woningen worden gerealiseerd in 3 grootschalige NOVEX-woningbouwlocaties: Nijmegen Stationsgebied, Nijmegen Kanaalzone en de Spoorzone Arnhem Oost en 17.000 woningen in de 17 andere focusgebieden.
Ophoging van de woningproductie van 3.300 naar zo'n 3.700 woningen per jaar; onder andere door inzet op flexwoningen en ruimte voor alternatieve woonvormen.
Beter benutten van de bestaande voorraad als (onderbelichte) kans voor het verminderen van de woningnood en het optimaal benutten van de gebouwde omgeving bij de groei van het aantal kleinere huishoudens, als kans voor het vergroten van leefkwaliteit in bestaande wijken, en voor het realiseren van de ambities van de verstedelijkingsstrategie 'meer landschap meer stad'.
Doordat we vergrijzen en ontgroenen en individualiseren zijn er andere woningen en meer woningen nodig. Er is nu een tekort aan geschikte woningen om al deze huishoudens te kunnen huisvesten. Denk o.a. aan meer starterswoningen voor jongeren, meer 1-persoonswoningen en meer levensloopbestendige woningen, meergeneratiewoningen, woonzorg-combinaties voor onder meer ouderen. Dit alles zowel in koop als huur. Flexibele woonvormen kunnen ook een uitkomst bieden. Denk aan tijdelijke woningen of woningen die aangepast kunnen worden, bijvoorbeeld van 2 kleine woningen 1 maken. Op dit moment zijn er, in vergelijking met gemiddeld in Nederland, weinig kleine woningen in de gemeente Wijchen aanwezig. Dit past bij de groeikern die Wijchen in een bepaalde periode is geweest. Maar dit betekent dat ons huidige aanbod niet goed aansluit bij de toekomstige ontwikkelingen naar meer éénpersoonshuishoudens. De opgave die er ligt heeft nadrukkelijk niet alleen betrekking op nieuwbouwwoningen maar ook op bestaande woningen en wijken.
We hebben nu maar ook op de lange termijn een opgave als het gaat om het huisvesten van bijzondere doelgroepen zoals arbeidsmigranten, spoedzoekers (mensen waarvoor op zeer korte termijn huisvesting noodzakelijk is), vergunninghouders (statushouders) en kwetsbare groepen (uitstroom uit maatschappelijke opvang en jeugdhulp). Ons huidig woningaanbod is hiervoor niet passend en/of toereikend. En we moeten blijven aansluiten bij de (veranderende) vraag en dat in een moeilijke woningmarkt.
Beoordeling
In Wijchen zet de Strategisch Kompas op het behalen van de woningbouwopgaven door de bouw van Wijchen-West, Huurlingsedam, Kraanvogel en Tussen Kasteel en Wijchens Meer. Deze planning loopt op dit moment.
De planlocatie maakt deel uit van het oostelijke deel van het stedelijk gebied van Wijchen. Met het planvoornemen worden er binnen deze dorpsrand twee nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Zo wordt er met het planvoornemen bijgedragen aan de realisatie van een gedifferentieerd woningaanbod.
Het planvoornemen draagt bij aan het realiseren van verschillende ambities uit dit Strategisch Kompas Wijchen 2035. Het planvoornemen is in lijn met de Stragisch Kompas Wijchen 2035.
Op 29 mei 2009 is de Structuurvisie Wijchen 2009 vastgesteld. In deze visie wordt een doorkijk gegeven naar de gewenste ontwikkeling van Wijchen. In deze structuurvisie worden de aspecten bodem en water, natuur, landschap, cultuurhistorie en archeologie, wonen, bedrijvigheid, landbouw, recreatie, verkeer en milieu behandeld. Deze structuurvisie geeft een overzicht van de verwachte ontwikkelingen binnen de gemeente Wijchen voor een periode van tien jaar.
De gemeente gaat uit van een compacte groei en het benutten van potenties van bestaand stedelijk gebied zonder daarbij de bestaande kwaliteit aan te tasten, in combinatie met een vitaal platteland en sterke kleine kernen. De planlocatie maakt deel uit van de zone 'bestaand stedelijk gebied'. De Structuurvisie staat alleen nieuwe woningbouwlocaties toe, als er sprake is van kwaliteitsverbetering of transformatie. Dit geldt zowel voor Wijchen als voor de kleinere kernen.
Ten aanzien van nieuwe woningbouwprojecten in het stedelijk gebied zal een zeer zorgvuldige afweging plaats moeten vinden. Bestaande kwaliteiten (zoals de groenstructuur en de essentiële open ruimtes rondom de woonkernen) mogen niet zomaar opgeofferd worden ten behoeve van woningbouw. Indien er sprake is van transformatie of herstructurering van bestaande locaties dan liggen er kansen voor nieuwe woningbouwprojecten.
Binnen de Structuurvisie Wijchen wordt er tevens gesproken over een structurele aanpak van het tekort aan huisvesting voor jongeren, starters en ouderen op korte termijn door deze groepen voorrang te geven in de verschillende woningbouwprogramma's.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan geeft een maatwerkinvulling binnen het gebied waar transformatie of herstructurering kan worden toegepast voor het realiseren van nieuwe woningbouwprojecten, nu de bestemming voor het eerder beoogde bedrijventerrein wordt weggenomen.
Door de herbestemming van de bestaande locatie worden twee nieuwe woningen mogelijk gemaakt. De bestaande kwaliteiten blijven hiermee behouden en zelfs versterkt. Het planvoornemen versterkt de bestaande lintstructuur om het huidige straatbeeld te verbeteren. De bestaande waarde wordt hierdoor niet opgeofferd.
Het initiatief past daarmee binnen de Structuurvisie Wijchen.
De Woonvisie Gemeente Wijchen 2025 is opgesteld in februari 2017 als kader dat richting geeft aan ontwikkelingen die Wijchen raken op het gebied van woonmilieu. In deze visie wordt omschreven waar de gemeente moet bijsturen, afremmen of juist versnellen om haar doelen op het gebied van wonen te bereiken
Op het gebied van het gemeentelijk woonmilieu zijn doelen geformuleerd voor een woningaanbod in balans. Zo wil de gemeente Wijchen voor starters, jonge gezinnen, (vitale) senioren en mensen met een zorgvraag meer mogelijkheden op de woningmarkt. Dit vraagt om speciale aandacht voor de woonwensen van deze groepen, maar ook om het aanpassen van het huidige aanbod op deze wensen.
De gemeente vindt het belangrijk dat er aandacht is voor innovatie en vernieuwing in haar visie op wonen om in te spelen op de veranderende woningvraag in de komende jaren. Hierbij ziet de gemeente dat het aantal een- en tweepersoonshuishoudens de komende tijd toeneemt door trends zoals vergrijzing en de toename van alleenstaanden. Meer één- en tweepersoons huishoudens betekent een grotere vraag naar kleinere woningen, iets wat vooralsnog veel ontbreekt in de gemeente.
Beoordeling
Het planvoornemen zorgt per saldo voor twee nieuwe, maar kleine wooneenheden die levensloopbestendig kunnen worden ingericht. Het realiseren van kleine woonheden is een wens van de gemeente die naar voren kwam in de voorbereidende fase. Kleine wooneenheden behoren tevens tot de behoefte van de gemeente. Het planvoornemen is hiermee in lijn met de transitie naar een woningmarkt met kleinere woningen, bedoeld voor een brede doelgroep. Door de levensloopbestendige inrichting voorziet het plan in toekomst mogelijk in de woonbehoefte van mensen met een zorgvraag.
Hiermee past het planvoornemen binnen de Woonvisie Gemeente Wijchen 2025.
De gemeentelijke Beleidsvisie is vastgesteld op 28 januari 2021 en schetst de hoofdlijnen van het verkeers- en vervoersbeleid voor een periode van tien jaar. Daarnaast wordt sinds 25 oktober 2016 het Parkeerbeleidsplan gemeente Wijchen gehanteerd. Het parkeerbeleidsplan is op 10 mei 2016 vastgesteld en aangevuld en opnieuw vastgesteld in 2020.
Een belangrijk aandachtsveld is het parkeren. In de parkeerbehoefte wordt voorzien door een passend aanbod van parkeerruimte.
Beoordeling
Gezien de ligging van onderhavige locatie, de goede bereikbaarheid van voorzieningen en openbaar vervoer en de doelgroepen waarvoor gebouwd wordt, wordt er binnen het plangebied voorzien in 12 parkeerplaatsen; 2 per woning en 6 bij de praktijk. Daarnaast zijn er op eigen terrein informeel parkeermogelijkheden op de ruime toeritten bij de woningen.
In paragraaf 5.8 Verkeer en parkeren wordt verder ingegaan op het bovenstaande.
De toevoeging van een woonbestemming voor twee extra woningen is planologisch een nieuwe ontwikkeling die als zodanig getoetst wordt door de gemeente. Daarvoor is het KPI-beleid van de gemeente Wijchen van toepassing.
De gemeente Wijchen gebruikt een puntensysteem voor kleinschalige planinitiatieven (KPI) om te beoordelen of het initiatief kans maakt. Door de kwaliteit van het plan te meten aan de hand van verschillende aspecten, kan de gemeente dus bepalen of het plan voldoende potentieel heeft om verder te gaan in de procedure.
Het initiatief is getoetst aan de toetsingscriteria die gelden voor kleinschalig woningbouwinitiatieven. Op thema's 1 tot en met 4 dienen minimaal 4 punten te worden gehaald. Hieraan wordt voldaan; er worden 4 punten of wellicht meer punten behaald. Daarnaast moet op thema 5 minimaal 2 punten worden gehaald. Ook dit is mogelijk. In geen geval komt het verzoek uit op de 'score' XXX, die het initiatief niet aanvaardbaar zou maken. Hieronder is de toetsing van het initiatief aan de KPI beleid nader toegelicht.
Thema 1: puntentabel ruimtelijke kwaliteit
1.1. Locatie binnen de bebouwde kom. (Bordje bebouwde kom is niet altijd de wettelijk bebouwde kom)
Antwoord: ja, de locatie is gelegen binnen de bebouwde kom;
2 punten
1.2. Locatie gelegen in een historisch bebouwingslint, kernrand of een woongebied (bebouwingscluster) in een buurtschap, maar buiten de bebouwde kom.
Antwoord: nee.
1.3. Locatie gelegen buiten de bebouwde kom
Antwoord: nee.
1.4.Locatie gelegen binnen het landschapspark
Antwoord: nee.
Thema 2: puntentabel duurzaam ruimtegebruik
Functieveranderingsbeleid
Duurzaam ruimtegebruik als u een agrarische bestemming met waarde (-1, -2, of -3) of een bedrijfsbestemming omzet naar wonen, en u sloopt daarbij alle op het perceel aanwezige bedrijfsmatige (agrarische) bebouwing?
Antwoord: nee.
Transformatie of herbestemming van bestaand gebouw
Duurzaam ruimtegebruik omdat u een bestaand gebouw gaat gebruiken als woning en/of het gebouw omzet naar de bestemming wonen?
Antwoord: nee.
Transformatie of herbestemming van bestaand gebouw
Duurzaam ruimtegebruik omdat u een bestaande woning splitst in twee woningen waarbij de beide woningen ieder minimaal 300 m³ inhoud hebben?
Antwoord: nee.
Thema 3: puntentabel passende ontwikkeling
3.1 Een passende ontwikkeling, omdat uw initiatief bijdraagt aan de verbetering van de woon- en leefkwaliteit voor de omgeving van uw initiatief.
Antwoord: nee.
3.2 Geen passende ontwikkeling, want u voegt een extra woning toe binnen de bestemming 'agrarisch zonder waarden'?
Antwoord: nee; de locatie is binnen de bebouwde kom gelegen en dient als binnenstedelijk gebied beschouwd te worden, waarbij over een veel groter oppervlak dan de beoogde woningen een bedrijfsbestemming wordt wegbestemd.
3.3 Geen passende ontwikkeling omdat u in een woonwijk een bestaand bijgebouw afsplitst van de woning om dat gebouw te gaan gebruiken als woning? (verdichting van de wijk, dit komt de ruimtelijke kwaliteit van de wijk niet ten goede).
Antwoord: nee, dit initiatief behelst nieuwbouw. De beoogde bebouwingsdichtheid in het plangebied is overigens passend in de wijk en in het straatbeeld van de Huurlingsedam.
3.4 Geen passende ontwikkeling omdat u een woning wilt realiseren achter een bestaande woning waardoor altijd recht van overpad nodig is om de nieuwe woning te bereiken? (dit is tweede lijns bebouwing, een stedenbouwkundig ongewenste ontwikkeling).
Antwoord: nee, er wordt alleen voorzien in eerstelijns bebouwing die aansluit bij de korrel, maat en diversiteit van de lintbebouwing.
Voor een optimale ruimtelijke inpassing is nadere afstemming nodig met de gemeente over een goede aansluiting op de kadastrale scheiding tussen gemeentegrond en gronden van initiatiefnemers.
Thema 4: puntentabel behoefte
4.1 Voorziet in de behoefte, de woning(en) wordt levensloopbestendig, met alle primaire voorzieningen (o.a. badkamer en slaapkamer) op de begane grond.
Antwoord: ja, de nieuw toe te voegen woningen worden levensloopbestendig gerealiseerd.
2 punten
4.2 Voorziet in behoefte omdat u een gelijkvloerse woning (seniorenwoning) bouwt tot maximaal 100 m² vloeroppervlakte (begane grond) met een dak tot max. 7,5 meter hoog en maximaal 450 m³ inhoud?
Antwoord: nee.
4.3 Voorziet in de behoefte, omdat u een woning splitst waarna de afgesplitste woning een starterswoning is.
Antwoord: nee.
Tabel: puntentabel Duurzaamheid
Omdat initiatiefnemers eerst van de gemeente willen vernemen of de gemeente op stedenbouwkundig niveau en planologisch zal instemmen met dit verzoek, zijn er nog geen bouwplannen uitgewerkt waarmee kan worden aangetoond welke duurzaamheidsaspecten zullen worden uitgevoerd. Maar op voorhand staat vast dat de vereiste 2 punten eenvoudig zullen worden behaald.
Conclusie
In beginsel past deze totaalontwikkeling binnen de planologische mogelijkheden van het KPI-beleid. Om dem goede ruimtelijke inpassing te illustreren, wordt er verwezen naar bijlage XXX bij deze toelichting.
Vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening' dient er voldoende ruimtelijke scheiding te zijn tussen hinderveroorzakende (o.a. bedrijven) en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Voorgaande moet op twee manieren getoetst worden. Enerzijds wordt er gekeken of het perceel zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of het perceel kwetsbaar is voor hinder. Voor het toetsen van deze ruimtelijke scheiding is de VNG-publicatie 'Handreiking Bedrijven- en milieuzonering' leidend. In deze publicatie zijn voor verschillende soorten bedrijven richtafstanden opgenomen betreffende geluid, geur, gevaar en stof.
Het plan bestaat uit het bestemmen van de bestaande, feitelijke situatie en twee nieuwe woningen. De woningen zijn geen hinderveroorzakende objecten, maar zij zijn wel aan te merken als gevoelige objecten. Daarom dient ter plekke van de woningen een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd te worden. Bovendien mag het planvoornemen niet leiden tot een belemmering in de bedrijfsvoering voor omliggende bedrijven. De VNG systematiek gaat uit van richtafstanden in een rustige woonwijk. Die luiden als volgt:
- categorie 1 bedrijf: 10 meter;
- categorie 2 bedrijf: 30 meter;
- categorie 3.1 bedrijf: 50 meter.
Echter in een druk gebied, zoals rond de Teersdijk, waar gemengd wonen, bedrijvigheid en drukke infrastructuur voorkomen, kan ieder afstandsstap met 1 categorie worden verkleind, wat leidt tot de volgende richtafstanden:
- categorie 1 bedrijf: 0 meter;
- categorie 2 bedrijf: 10 meter;
- categorie 3.1 bedrijf: 30 meter.
De ontwikkelingen vinden plaats in het gemengde gebied Teersdijk. De omgeving van het plangebied betreft grotendeels bedrijven, die mogelijk een hinderveroorzakende functie betreffen.
Nabij de planlocatie zijn de volgende bedrijven gelegen met bijbehorende richtafstanden bij een gemengd gebied:
Adres | Bedrijf | Grootste afstand gemengd gebied | Afstand tot dichtsbijzijnde woning | |
Teersdijk 45 | Café Old Dutch | 0 (geluid) | 12 | |
Graafseweg 985 | Café Petit Restaurant Teersdijk | 0 (geluid) | 15 | |
Bijsterhuizen 3142 | DHL health care DC | 10 (geluid) | 65 | |
Bijsterhuizen 3029 | Molco Car Parts | 10 (geluid) | 60 |
Milieuzonering omliggende bedrijven
Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering vormt voor het planvoornemen, omdat de werkelijke afstand tussen de bedrijven en de woningen altijd groter is dan de richtafstanden. Daarnaast zullen de bestaande en de twee nieuw te realsieren woningen de bedrijvigheid en de bestaande milieuruimte niet belemmeren.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) te worden onderzocht of sprake is van geluidsoverlast, in het bijzonder in verband met verkeer, spoor of bedrijven. In de Wet geluidhinder is bepaald dat ten aanzien van zogenaamde 'geluidsgevoelige objecten' wettelijke eisen gelden ten aanzien van de maximale belasting.
Het planvoornemen voorziet in het positief bestemmen van de bestaande, feitelijke situatie. Daarnaast worden er 2 nieuwe woningen voorzien. Er worden daarmee nieuwe geluidsgevoelige objecten gerealiseerd., waarvoor voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan een akoestisch onderzoek benodigd is.
Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor het planvoornemen maar dat wel een hogere grenswaardeprocedure doorlopen dient te worden voor de twee nieuwe woningen. Het (ontwerp) besluit is als bijlage 1 toegevoegd bij deze toelichting.
Een spoorweg, aangegeven op de kaart als bedoeld in artikel 106, eerste lid van de Wet geluidhinder, heeft een zone die zich uitstrekt vanaf de as van de spoorweg tot de breedte aan weerszijden van de spoorweg, gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf. De ruimte boven en onder de spoorweg behoort conform artikel 1.4 van het Besluit geluidhinder tot de zone. In de Regeling zonekaart spoorwegen geluidhinder is de zonekaart als bedoeld in artikel 106 van de Wet geluidhinder opgenomen. De zonebreedte varieert van 25 tot maximaal 100 meter.
De locatie ligt binnen de geluidszone van de spoorweg. In het kader van een nader akoestisch onderzoek wordt de geluidbelasting op de gevel (gevelbelasting) berekend ten gevolge van het omliggende (spoor)wegennet voor het jaar 2020 + 10 jaar na realisatie en getoetst aan de normstelling uit de Wet geluidhinder.
Voor de spoorlijn Nijmegen Dukenburg – Wijchen geldt dat de voorkeursgrenswaarde voor railverkeerslawaai van 55 dB op meerdere locaties wordt overschreden. Op het merendeel van de beoordelingspunten wordt naar verwachting de maximale ontheffingswaarde echter niet overschreden. Derhalve is het mogelijk om een beschikking hogere waarde aan te vragen bij de gemeente indien er overwegende bezwaren zijn de geluidbelasting door overdrachts- en bronmaatregelen terug te brengen.
Nader onderzoek zal nog wel worden gedaan naar de mogelijkheid om overdrachtsmaatregelen (tuinscherm) toe te passen. Op een aantal beoordelingspunten wordt namelijk waarschijnlijk zonder overdrachtsmaatrgelen de maximale ontheffingswaarde van 68 dB voor nieuwbouw in stedelijk gebied overschreden. De geluidbelasting op de gevels terugbrengen door maatregelen is daarom wellicht mogelijk. Als dat evenwel niet afdoende is, kunnen de betreffende geveldelen als "dove gevel" conform artikel 1b, lid 4 van de Wet geluidhinder uit worden gevoerd en kan het plan alsnog gerealiseerd worden.
In het kader van het onderzoek naar wegverkeerlawaai worden de geluidseffecten van de wegen N324, de Nieuweweg, de Graafseweg (ventweg) , Weg van Berendonck en Woeziksestraat onderzocht. De geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de N324, Nieuweweg, Graafseweg (ventweg) en Weg van Berendonck overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB veelal niet. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB voor nieuwbouw in stedelijk gebied wordt echter naar verwachting nergens overschreden.
De geluidsbelasting vanuit het spoortraject en vanaf de Woeziksestraat is zodanig , dat de maximale ontheffingswaarde wellicht wordt overschreden. De geluidbelasting op de gevels terugbrengen door maatregelen aan spoor of weg is niet mogelijk c.q. wenselijk maar wellicht is wel toepassing van een tuinscherm achter de woningen mogelijk. Voor het overige worden maxiamle ontheffingswaarden niet overschreden.
Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor het planvoornemen maar dat wel een hogere grenswaardeprocedure doorlopen dient te worden voor de twee nieuwe woningen. Het (ontwerp) besluit is als bijlage XXX toegevoegd bij deze toelichting.
Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" (Bevi), het "Besluit externe veiligheid transportroutes" (Bevt) en het "Besluit externe veiligheidbuisleidingen" (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.
Het voornemen bestaat uit het positief bestemmen van de bestaande situatie. Er worden twee woningen toegevoegd.
In het kader van externe veiligheid moet worden beoordeeld of het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen.
Middels een korte Quickscan is beoordeeld of de genoemde risicobronnen mogelijk een belemmering vormen voor de invulling van het plangebied. Uit deze Quickscan blijkt het volgende:
Transport over het water: Het plangebied bevindt zich niet binnen een invloedsgebied van een waterweg waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Een verantwoordingsplicht is derhalve niet aan de orde.
Transport over de weg: Het plangebied ligt niet binnen een plaatsgebonden risicocontour of PAG van wegen in de omgeving. Op basis van de afstand is het niet noodzakelijk de hoogte van het groepsrisico kwantitatief vast te stellen.
Wel ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van toxische stoffen van de A73. De risico’s als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over de A73 (toxisch scenario) moeten worden meegenomen in een stdandaard verantwoording van het groepsrisico.
Transport over het spoor: Het plangebied bevindt zich op circa 60 meter van de spoorlijn Den Bosch Diezeburg aansl. – Nijmegen. Het plangebied ligt binnen een risicocontour of PAG. Doordat het plangebied binnen een afstand van 200 meter ligt, vormt de hoogte van het groepsrisisco een aandachtspunt.
Doordat het plangebied binnen het invloedsgebied van deze spoorlijn ligt, moeten de risico's als volg van het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor (toxisch scenario) worden meegenomen in een standaard verantwoording van het groepsrisico.
Buisleidingen: Het plangebied bevindt zich niet binnen een 1% letaliteitsafstand of invloedsgebied van een buisleiding waardoor transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Een verantwoordingsplicht is derhalve niet aan de orde.
Inrichtingen: Het plangebied ligt niet binnen een veiligheidsafstand of invloedsgebied van een risicovolle inrichting in de omgeving van het plangebied. Een verantwoordingsplicht is derhalve niet aan de orde.
Conclusie: Er is, vanwege de ligging in het invloedsgebied van de spoorlijn Nijmegen - Den Bosch een standaard verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk om aan te tonen dat sprake is van een aanvaardbare situatie met betrekking tot externe veiligheid. Deze is hieronder opgenomen.
Verantwoording groepsrisico
Het plan ligt in het invloedsgebied groepsrisico van twee risicobronnen. Conform vigerende wetgeving moet de gemeente hierdoor het groepsrisico verantwoorden. Meer specifiek gaat het om de wettelijke verplichting op grond van Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) artikel 7 en 9 vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Betuweroute. Omdat het plan op meer dan 200 meter van deze transportroutes ligt, hoeft enkel ingegaan te worden op de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.
Bestrijdbaarheid
Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om de effecten ten gevolge van het incident te beperken. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden dicht bij de bron. De mate van bestrijdbaarheid wordt vooral bepaald door de veiligheidsvoorzieningen en het aantal aanwezigen dicht bij de risicobron. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.
Zelfredzaamheid
Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS palen) en NL-Alert. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid zijn voldoende.
Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Voor de ontwikkelingen
In voorliggend geval is er sprake van een functiewijziging, om de bestaande situatie vast te leggen in het bestemmingsplan. Dit betekent dat de gronden al in gebruik zijn voor de 'nieuwe' functie. Derhalve is de bodem niet nader onderzocht. Uitzondering hierop vormt de toevoeging van de twee vrijstaande woningen. Hiervoor zal voor vaststelling van het bestemmingsplan een afgerond bodemonderzoek beschikbaar zijn, waaruit dan moet blijken dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de realisatie van de twee woningen. Vooralsnog zijn er geen feitelijkheden bekend die zouden leiden tot een vermoeden van (ernstige) bodemvervuiling.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Met de Wet geurhinder en veehouderij geldt één toetsingskader voor vergunningplichtige veehouderij in de gehele gemeente. Voor niet vergunningverplichte veehouderijen en overige agrarische niet vergunningplichtige bedrijven is het Activiteitenbeluit het toetsingskader.
De Wet geurhinder en veehouderij bevat normen en afstanden die bedrijven moeten aanhouden ten opzichte van geurgevoelige objecten. Daarnaast geeft de Wet geurhinder en veehouderij gemeenten de beleidsvrijheid om maatwerk te leveren dat is afgestemd op de ruimtelijke en milieuhygiënische feiten en omstandigheden in een concreet gebied en de gewenste (toekomstige) ruimtelijke inrichting.
Het planvoornemen voorziet in het toevoegen van woningen, zijnde geurgevoelige objecten. Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van geuremissiebronnen, zo blijkt uit een quickscan op dit aspect. Een nadere toetsing is daarom niet nodig.
Het aspect geur vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
In hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wm), zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen. Dit hoofdstuk staat ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Het doel van titel 5.2 Wm is om de mens te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.
Wanneer een project aangeduid kan worden als 'Niet in betekenende mate bijdragen' aan de luchtverontreiniging (NIBM), vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid van een bestuursorgaan ex artikel 5.16 Wm. In het besluit NIBM wordt gesteld dat een project NIBM is wanneer een activiteit maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarde bijdraagt aan de concentraties fijnstof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 µg/m3 voor zowel PM10 als NO2.
In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat een plan tot 1500 woningen bij één ontsluitingsweg niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijnstof en stikstofdioxide in de lucht.
Voorliggend project betreft het vastleggen van een bestaande situatie in een nieuw bestemmingsplan en de toevoeging van twee vrijstaande woningen, wat betekent dat de luchtkwaliteit ter plaatse niet zal veranderen.
Voor de planologische procedure dient te worden vastgelegd dat de voorgenomen ontwikkeling uitvoerbaar is binnen de geldende natuurwetgeving. In de wetgeving op het gebied van natuurbescherming wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden en beschermde soorten.
Er dient aannemelijk te worden gemaakt dat het plan geen negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van Europees beschermde Natura2000-gebieden en het provinciaal natuurnetwerk (Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone).
De onderzoekslocatie is niet gelegen binnen de grenzen, of in de directe nabijheid van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, Rijntakken, bevindt zich op circa 7 kilometer afstand ten noorden van de onderzoekslocatie.
Als een (bouw)project significant negatieve effecten veroorzaakt op stikstofgevoelige habitattypen en soorten in een Natura2000-gebied als gevolg van stikstofemissie of andere effecten is een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist (zie artikel 2.7 en 2.8 van de Wet natuurbescherming).
In voorliggend geval worden er twee nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Derhalve is de stikstofemissie in de bouwfase en gebruiksfase nader onderzocht. Zie bijlage2.
Uit de AERIUS-berekening die is bijgevoegd blijkt dat er geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie. De berekende toename voor de Rijntakken en andere beschremde gebieden is bepaald op minder dan 0,00 mol/ha/jaar. Daarbij is voor de gebruiks- en realisatiefase een worst-case benadering gekozen: de emissies die het resultaat zijn van de bouw en het gebruik van de woningen zullen naar verwachting lager zijn als waarvan is uitgegaan in de berekeningen omdat er tegelijkertijd agrarische grond aan het gebruik wordt onttrokken, daar waar nu nog bemesting plaats heeft. De afname is daarom waarschijnlijk groter dan berekend.
Daarnaast blijkt uit de gegevens uit Aerius Monitor en de Natuurdoelanalyse voor de Rijntakken dat stikstofdepositie geen knelpunt voor het Natura2000-gebied de Rijntakken. Uit de Natuurdoelanalyse uit mei 2023 voor de Rijntakken blijkt dat voor de habitattypen in de omgeving van het plangebied (binnen 25 km) de uitgevoerde en geprogrammeerde maatregelen zorgen voor het tegengaan van verslechtering van habitattypen en leefgebieden én borgen dat het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen (voor zover het uitbreiding of verbetering betreft) binnen bereik is en blijft.
Significante negatieve effecten t.g.v. stikstofdepositie op Natura2000-gebieden zijn daarmee met zekerheid uit te sluiten. Vanwege de afstand geldt dat ook voor andere effecten (verdroging, verstoring e.d.). Het aspect stikstof en de bescherming van Natura2000-gebieden vormt geen belemmering voor het voornemen.
Bij ontwikkelingen moet worden onderzocht of er beschermde soorten aanwezig zijn, die negatieve effecten ondervinden van de ontwikkelingen. Voor vaststelling van het bestemmingsplan zal er uit een quickscan flora en fauna moeten blijken dat er geen verbodsbepalingen worden overtreden met dit initiatief.
De verkeersafwikkeling in het gebied zal niet veranderen ten opzichte van de bestaande situatie. De Teersdijk vormt de centrale ontsluiting van het plangebied. Via de Teersdijk kan men snel de Graafseweg en de Nieuweweg bereiken.
Het aantal verkeersbewegingen in het plangebied zal niet substantieel veranderen, want dit bestemmingsplan voorziet vooral in het bestemming van de feitelijke, bestaande situatie. De toevoeging van twee vrijstaande woningen leidt tot een verkeerstoename van gemiddeld 18 motorvoertuigbewegingen per etmaal.
Het parkeren zal, net als in de huidige situatie plaatsvinden op eigen terrein. Het parkeerbeleidsplan gemeente Wijchen is van kracht. Gezien de ruime opzet van het plangebied is niet te verwachten dat er een tekort ontstaat aan parkeerplaatsen.
De gehanteerde parkeernormering voor nieuwe woningen betreft 2 parkeerplaatsen per wooneenheid op eigen terrein en 0,3 parkeerplaats per wooneenheid voor bezoekers in openbaar gebied. Om de buurt te ontlasten is ervoor gekozen om de parkeerplaatsen voor het bezoekersparkeren (2x 0,3 = 0,6) van de woningen ook op eigen terrein te realiseren en wel bij iedere woning meerdere parkeermogelijkheden. Gezien de doelgroep en aard van de woningen, is voor de bestaande en de nieuwe vrijstaande woningen voorzien in 2 vaste parkeerplaatsen op eigen terrein en opritten waarop aanvullend 2 auto's of meer geparkeerd kunnen worden. Bij iedere woning is aldus parkeergelegenheid voor 4 of meer auto's op eigen terrein, waarmee aan de parkeerbehoefte bij iedere woning wordt voldaan.
Als wettelijk toetsingskader In Europees verband is het 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk in situ te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta uit 1992. In de Wamz is vastgelegd dat Rijk, provincies en gemeenten in ruimtelijke plannen rekening houden met het aspect 'archeologie'. De wet beoogt het archeologische erfgoed in hoofdzaak in situ te beschermen.
Ter plaatse van de twee te realiseren woningen gelden archeologische dubbelbestemmingen, die ertoe leiden dat voorafgaand aan de bouw eerst archeologisch onderzoek dient plaats te vinden. In voorliggend geval wordt verder in hoofdzaak de feitelijke, bestaande situatie bestemd. Dit betekent dat er geen sprake zal zijn van bouwactiviteiten, waarbij er een gevaar bestaat voor het verstoren van aanwezige archeologische waarden.
Ter bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden, worden de archeologische dubbelbestemmingen conform het actuele archeologiebeleid van de gemeente Wijchen overgenomen in voorliggend plan. Zodoende wordt verzekerd dat, indien er (bouw-)activiteiten plaatsvinden, er onderzoek wordt uitgevoerd.
Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) heeft de gemeente Wijchen besloten om samen met de gemeenten Beuningen, Druten en Heumen een beleidsnota cultuurhistorie op te stellen. Deze beleidsnota is de planologische borging van cultuurhistorische waarden binnen de Gemeente Wijchen in de vorm van het 'Parapluplan Cultuurhistorie Wijchen'.
Dit parapluplan voegt een dubbelbestemming toe aan het vigerend bestemmingsplan: 'Waarde - Cultuurhistorisch waardevol gebied'. Op de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Wijchen is het plangebied aangeduid met een hoge en lage cultuurhistorische waarde. Onderstaand is een uitsnede van deze kaart opgenomen.
Uitsnede kaart cultuurlandschappelijke waardering (Parapluplan Cultuurhistorie Wijchen)
In een gebied van hoge waarde geldt een aanvullende regeling voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. Dit is eerder toegelicht in 1.4.3 "Parapluplan Cultuurhistorie Wijchen".
Dit parapluplan wordt beleidsneutraal overgenomen in dit nieuwe bestemmingsplan, door de dubbelbestemming over te nemen. De twee toe te voegen woningen zullen deel uitmaken van een historisch bebouwingslint. De nieuwbouw zal zich dan ook voegen naar de historische karakteristieken.
Een onderdeel van het "Parapluplan Cultuurhistorie Wijchen" is de 'Inventarisatiekaart van cultuurlandschappen, landschapselementen en bouwkunst'. Om de waardevolle elementen in het plangebied te identificeren is deze kaart gehanteerd. Hieronder is een uitsnede opgenomen.
Afbeelding: uitsnede van de Inventarisatiekaart van cultuurlandschappen, landschapselementen en bouwkunst.
In het plangebied zijn de volgende elementen aangeduid:
Voor zover noodzakelijk worden de aanwezige elementen beschermd. Elementen zoals waardevolle bomen worden aangeduid op de verbeelding behorende tot dit bestemmingsplan.
In de afbeeldingen onder aan deze paragraaf worden de veranderingen in het landschap tussen 1850 en 2020 weergeven. Op de kaart van 1850 is te zien dat het gebied rondom de planlocatie bebost was. Daarnaast vormt de Smalle steeg een noord zuid verbinding door het plangebied . Op de kaart van 1900 is te zien dat het beboste gebied langzaam aan het afnemen is. Tevens is in deze periode de spoorlijn tussen Nijmegen en 's Hertogenbosch aangelegd. Deze ontwikkeling doorsneed het landschap en fragmenteerde de verkavelingsstructuur binnen het plangebied. Ook werd de Smalle Steeg doorkruist, maar de verbinding tussen noord en zuid bleef behouden en was door de bomenlaan ruimtelijk waarneembaar. Na de spoorlijn volgde de ontwikkeling van de provinciale weg N324, de Graafseweg. In 1950 vormde deze een tweede doorsnijding van het landschap en de verkavelingsstructuur. Daarnaast is nagenoeg de gehele bosstructuur in de omgeving verdwenen.
In 1975 zijn de eerste ontwikkelingen van het bedrijventerrein in Wijchen Oost te zien. Deze ontwikkelingen zijn in 1990 afgerond. Ook is rond 1990 het recreatiegebied de Berendonck ontwikkeld, waarmee de beplanting ten zuiden van de planlocatie is teruggebracht. Verder is rond deze periode de A73 aangelegd en is te zien dat de kleinschaligheid van de verkavelingsstructuur verdwenen is. Deze creëerde een oost en west verdeling in het landschap en vormt de oostelijke begrenzing van Wijchen en de planlocatie. Tot slot is op de kaart van 1990 te zien dat Nijmegen en Wijchen naar elkaar toe beginnen te groeien. Op de kaart van 2000 is te zien dat de ontwikkeling van industrieterrein Bijsterhuizen is begonnen. Daarnaast is Woezik in deze periode aan het verdichten. In 2015 is te zien dat de historische Smalle steeg is verdwenen door de laatste uitbreiding van Bijsterhuizen. In de huidige situatie heet deze de Korte Smalle Steeg en is samen met de bebouwingsoriëntatie en de watergang het enige overgebleven relict van het oude cultuurlandschap.
Afbeelding: de ontwikkeling van de planlocatie door de jaren heen (bron: topotijdreis.nl)
Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het aspect cultuurhistorie geen belemmeringen oplevert voor het planvoornemen. De twee toe te voegen vrijstaande woningen zijn goed inpasbaar binnen de historische structuur van de lintbebowuing en zullen aansluiten bij de kenmerken hiervan.
Door het plangebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen die een planologische bescherming genieten (zie paragraaf 5.3). Er is dus op dat gebied geen sprake van (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden. Het aspect leidingen vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Op basis van de wet op de ruimtelijke ordening (Wro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de watertoets verplicht bij o.a. bestemmingsplannen, inpassingsplannen, projectbesluiten en omgevingsvergunningen afwijking bestemmingsplan. Voor overige plannen, zoals een structuurvisie, dient een watertoets te worden uitgevoerd op basis van het Nationaal Bestuursakkoord Water. Het Bro regelt de verplichte waterparagraaf in de plantoelichting (art 3.1.6 Bro) en het vooroverleg met de waterbeheerder (art 3.1.1 Bro).
De watertoets is bedoeld om ruimtelijke plannen en besluiten meer waterbestendig te maken, doordat waterbelangen van gemeente, waterschap en eventueel andere waterbeheerders vroegtijdig en expliciet worden meegewogen. In het ruimtelijk plan moet voldoende rekening zijn gehouden met de waterhuishouding en -voorzieningen.
Voor dit bestemmingsplan is twee maal een digitale watertoets uitgevoerd. de eerste toets, die bijgevoegd is als bijlage 3 bij deze toelichting, betreft het conserverende deel van het bestemmingsplan. Uit deze toets blijkt dat het waterschap geen belang heeft bij deze procedure. Voor de twee te realiseren woningen is separaat een toets uitgevoerd. Deze is als bijlage 4 toegevoegd. Hieruit blijkt dat er voor dit onderdeel een normale overlegprocedure benodigd is. Deze procedure zal gedurende de bestemmingsplanprocedure worden doorlopen.
De waterparagraaf beschrijft de wijze waarop rekening is gehouden met de eventuele gevolgen van het ruimtelijk plan voor de waterhuishouding en vice versa. Onderdeel hiervan is een beschrijving van beleidsuitgangspunten en regelgeving, waterhuishoudkundige situatie en –opgaven, meest geschikte oplossingen (motiveren) en de ruimtelijke consequenties daarvan. In de waterparagraaf is tevens het advies van de waterbeheerder verwerkt.
Het plangebied is gelegen ten oosten van het centrum van de kern Wijchen. Het maaiveld varieert qua hoogte, maar ligt op circa 7 meter +NAP. Het plangebied bestaat uit diverse bodemtypen. Van west naar oost betreft het Loopodzolgronden; grof zand (gcY30), Poldervaaggronden; zware zavel (KRn2g) en Poldervaaggronden; klei (KRn8).
Het plangebied ligt in het peilvlak BLM026. De gemiddeld hoogste grondwaterstand GHG is 6,4 m +NAP. De gemiddeld laagste grondwaterstand GLG is circa 5,7 m +NAP (bron: bodemdata.nl). In het plangebied is één A-watergang gelegen (code W002196) met de daarbij behorende beschermingszone. Ook is er een C-watergang gelegen binnen het plangebied (code W002194).
Uitsnede legger Waterschap Rivierenland van het plangebied
Hemelwater wordt in de huidige situatie geïnfiltreerd op de onverharde, agrarische gronden. Water dat niet geïnfiltreerd kan worden, wordt afgevoerd naar het bestaande gemengde rioolsysteem, evenals het afvalwater.
Gemeentelijk waterbeleid
Het gemeentelijk waterbeleid is gericht op het voorkomen, beperken of tot een aanvaardbaar risico terugbrengen van wateroverlast en schade aan milieu en volksgezondheid. In de Strategische waternota Wijchen zijn thema's en uitgangspunten voor duurzaam waterbeheer omschreven. Het Gemeentelijk rioleringsplan beschrijft de gemeentelijke zorgplicht voor rioolwater, hemelwater en grondwater. In het kader van de watertoets wordt een vertaalslag gemaakt naar de concrete plansituatie.
Zorgplicht afvalwater
Een perceeleigenaar moet het huishoudelijk afvalwater of het bedrijfsafvalwater op de openbare riolering lozen (Besluit lozing afvalwater huishoudens art. 7 en 10 en Activiteitenbesluit art. 2.1 en 2.2). Als dit niet mogelijk (doelmatig) is, zorgt de perceeleigenaar voor een zo milieuvriendelijk mogelijke manier van verwerking of verwijdering van het afvalwater. De gemeente heeft voor zover doelmatig een zorgplicht voor de inzameling en transport van stedelijk afvalwater dat binnen de gemeente vrijkomt (zie Wm art 10.33).
Zorgplicht hemelwater
Een perceeleigenaar is zelf verantwoordelijk voor het verwerken van het hemelwater op het eigen terrein of voor het eventueel lozen van hemelwater op oppervlaktewater. Als dit niet mogelijk is zorgt de gemeente voor het inzamelen, transporteren en verwerken van het hemelwater, mits doelmatig (Waterwet art. 3.5).
Zorgplicht grondwater
Een perceeleigenaren is zelf verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen op eigen terrein om structurele nadelige gevolgen van grondwater voor de aan de grond gegeven bestemming te voorkomen of beperken. Als dit niet mogelijk is treft de gemeente maatregelen in openbaar gebied, voor zover doelmatig en geen verantwoordelijkheid van provincie of waterschap (Waterwet art 3.6).
Zorgplicht oppervlaktewater (waterschap)
De gemeente valt binnen het beheersgebied van Waterschap Rivierenland. Voor lozing op oppervlaktewater (A-, B- en C-water) heeft de perceeleigenaar een vergunning van het waterschap nodig (Waterwet art. 6.2). Een perceeleigenaar (of aanliggende perceeleigenaar) is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van oppervlaktewater (B- en C-water volgens de legger van het waterschap) dat op eigen terrein ligt. Het waterschap draagt zorg voor het onderhoud van A-watergangen. Voor ingrepen of activiteiten in of nabij watergangen danwel in of nabij een waterkering heeft een perceeleigenaar een Keur-ontheffing van het waterschap nodig.
Beleidsuitgangspunten
De gemeente streeft naar integrale inpassing van het watersysteem in de leefomgeving en afstemming op de gebruiksfuncties in het gebied. De ruimtelijke ontwikkeling mag geen nadelige gevolgen hebben voor de waterhuishouding en vice versa. De waterhuishoudkundige situatie moet in overeenstemming zijn met het beoogde grondgebruik.
Water is mede-ordenend bij de ruimtelijke ontwikkeling (juiste functie op de juiste plaats), waarbij tevens rekening is gehouden met de ruimteclaim van waterhuishoudkundige voorzieningen. Wateropgaven zijn gekoppeld aan andere gebiedsopgaven, zoals voor openbaar groen, welzijn, volkshuisvesting, verkeer/vervoer en energie.
Gevolgen van/voor het plan
In het plan worden geen aanpassingen gemaakt aan het bestaande watersysteem. Uitgangspunt is dat het hemelwater op eigen terrein wordt verwerkt. Dit geldt ook voor de nieuw toe te voegen woningen. Het verhard oppervlak hiervan blijft onder 500 m2 waardoor geen watercompensatie nodig is. Wel zal water op eigen terrein worden verwerkt (zie hierna).
De ruimtelijke ontwikkeling heeft geen nadelige gevolgen voor de waterhuishouding en de waterhuishouding heeft geen nadelige gevolgen voor de ruimtelijke ontwikkeling.
Beleidsuitgangspunten
De gemeente streeft naar schoon water en waterbodems die voldoen aan gestelde kwaliteitseisen en het behoud van (natte) natuurwaarden en biodiversiteit. Verontreiniging van grond- en oppervlaktewater wordt voorkomen en de waterkwaliteit zo mogelijk verbeterd.
Schoon hemelwater mag rechtstreeks in bodem of op oppervlaktewater worden geloosd. Verontreiniging van hemelwater voorkomen, o.a. door toepassing van niet-uitlogende materialen (Dubo-bepalingen) en door beperking van toepassing van lood, koper, zink en zacht pvc. Verontreinigd hemelwater alleen lozen via een zuiverende voorziening.
De kwaliteit van oppervlaktewater moet zo mogelijk verbeterd worden door de aanleg van natuurvriendelijke oevers en een verbetering van de doorstroming. Het beheer mag geen verstoring geven van waterkwaliteit en biodiversiteit. Ecologisch natte zones of natte natuurwaarden moeten behouden worden of verder ontwikkeld worden door bijbehorende waterhuishoudkundige omstandigheden te beschermen of herstellen.
De gemeente streeft naar versterking van de belevingswaarde van water en daarmee het waterbewustzijn. Hierbij zijn water, waterhuishoudkundige elementen en cultuurhistorische structuren en landschapselementen herkenbaar verweven in de ruimtelijke inrichting en beleefbaar gemaakt. Waterstromen zichtbaar (bovengronds) afvoeren.
Gevolgen van/voor het plan
Voor de afvoer van afval- en hemelwater wordt gebruik gemaakt van de bestaande aansluitingen op het openbare rioolsysteem. De nieuwe woningen worden met de DWA hier ook op aangesloten. Hemelwater zal op eigen terrein infiltreren.
Beleidsuitgangspunten
De gemeente streeft naar een klimaatbestendige en waterrobuuste leefomgeving, anticiperend op hevigere perioden met hitte, neerslag en droogte. Bij ruimtelijke ontwikkelingen worden schadelijke effecten van klimaatverandering (wateroverlast en verdroging) voor het grondgebruik en vice versa beperkt of teruggebracht tot een acceptabel niveau. Waterhuishoudkundige voorzieningen zijn energiezuinig en duurzaam.
Er moet gekomen worden tot een klimaatadaptieve ruimtelijke inrichting, o.a. voor wat betreft bebouwing, wegen, groen en water. Ook is het uitgangspunt dat water bij hevige neerslag in de bebouwing terecht komt of afstroomt buiten het plangebied. De hoeveelheid verhard oppervlak tot een minimum beperken. Zorgdragen voor voldoende waterberging, tegen hemelwateroverlast en ter buffering van water in droge tijden (zie ook waterberging). Groenstructuren klimaatrobuust aanleggen voor wat betreft areaal, type beplanting en waterbergend vermogen.
Grondwateronttrekking (verdroging) beperken door hoogwaardige toepassing van drinkwater en het treffen van waterbesparende voorzieningen. Zo mogelijk hemelwater gebruiken voor laagwaardige toepassingen. Verder bij de ruimtelijke ontwikkeling rekening houden met de droogtegevoeligheid van de locatie en mogelijke bodemdaling die daardoor kan ontstaan.
Gevolgen van/voor het plan
Er vindt geen grondwateronttrekking plaats. Bij extreme buien, die vaker kunnen ontstaan door klimaatverandering, is er voldoende afwatering naar het eerder genoemde gemengde rioolstelsel en de onverharde, agrarische gronden. De openbare riolering van Wijchen is niet ontworpen op klimaatbuien. Dit betekent dat de eventuele afvoer van overtollig hemelwater van het particuliere terrein naar de openbare riolering nooit groter kan zijn dan de bui waarop de openbare riolering is ontworpen. Met andere woorden bij een klimaatbui blijft een deel van de neerslag op het particulierterrein.
Beleidsuitgangspunten
De gemeente streeft naar het vasthouden van gebiedseigen water door benutting van de natuurlijke bergingscapaciteit van bodem en oppervlaktewater. Natuurlijke grondwater- en oppervlaktewaterstanden worden beschermd of hersteld.
Hemelwater afkomstig van verharde oppervlakken zoveel mogelijk afkoppelen van de riolering met de voorkeursvolgorde: 1) Benutting, 2) Bodeminfiltratie binnen het gebied, 3) Berging binnen het gebied, 4) Vertraagde afvoer naar oppervlaktewater buiten het plangebied en 5) Afvoer naar riool.
Compenseren van het verlies aan waterberging, indien hemelwater direct of indirect wordt geloosd op oppervlaktewater. De compensatieplicht (Keur waterschap) houdt in dat de toename van verharding in het ruimtelijk plan moet worden gecompenseerd door aanleg van extra waterberging. Dit met een eenmalige uitzondering van 500 m2 (stedelijk gebied) en 1500 m2 (landelijk gebied) voor particulieren en kleine bedrijven. De compensatieplicht geldt niet in individuele gevallen als op een afstand van 100 m of meer van het oppervlaktewater wordt geïnfiltreerd (beleidsregels Keur artikel 5.16 toetsingscriterium 2).
Infiltratie- en bergingsvoorzieningen, zoals bodempassages en open water, moeten voldoende capaciteit hebben om het hemelwater te kunnen verwerken. En zodanig ruimtelijk ingepast (ruimtebeslag, ligging) dat adequaat functioneren is gewaarborgd.
Gevolgen van/voor het plan
Het plan voorziet in een beperkt toename van verharding. Infiltratie van regenwater zal plaatsvinden zoals dat in de huidige situatie plaatsvindt. Binnen het plangebied zal een minimale toename zijn van het oppervlakte bebouwing en verharding. Omdat de nieuwbouw (2 maal ca. 200 m2) geheel wordt voorzien van infiltratievoorzieningen op eigen terrein en de percelen samen ca. 1.500 m2 groot zullen zijn, is er voldoende ruimte voor infiltratiemogelijkheden.
De waterberging voor het afstromende hemelwater met infiltratiemogelijkheid wordt gerealiseerd in het plangebied. Zodoende worden hemelwater en vuilwater gescheiden afgevoerd. Omdat er met tussenkomst van infiltratiekoffers of wadis een aansluiting wordt gecreëerd met een overloop naar oppervlaktewater voor hemelwater, zal de natuurlijke waterhuishouding ter plaatse worden behouden.
Per saldo neemt de oppervlakte bebouwing en verharding in het plangebied ligt toe. Door het infiltreren op eigen terrein treedt er evenwel nauwelijks een wijziging op in de natuurlijke waterhuishouding. Gezien de ligging in de bestaande omgeving en te realiseren bebouwing, zal er ruim voldoende fysieke ruimte zijn in de tuinen om de bergings- en infiltratieopgave geheel op eigen terrein in te vullen.
De gemeente streeft naar een veilig watersysteem. Inrichting en beheer van het watersysteem op de planlocatie dient te zijn gericht op het voorkomen of beperken van risico's voor de volksgezondheid en veiligheid.
Risico's van optrekkend vocht primair beperken door ter plaatse van bebouwing te voorzien in voldoende ontwateringsdiepte en drooglegging. Of, als dit niet mogelijk is, door het treffen van maatregelen (bv. kruipruimtevrij bouwen, waterdicht bouwen). Een permanente verandering (verlaging) van grondwaterstanden is daarbij niet toegestaan. Voorts in het plan rekening houden met eventuele risico's van bodemdaling als gevolg van grondwaterstandsdaling (verdroging) of –fluctuatie (zie ook Klimaatverandering).
Inrichting en beheer van oppervlaktewater in bebouwd gebied afstemmen op potentieel verdrinkingsgevaar (veilige oevers). Bij de ruimtelijke inrichting rekening houden met locaties waar waterkwaliteit een gezondheidsrisico kan vormen (zoals bij overstorten en stilstaand water).
Gevolgen van/voor het plan
Met het voornemen worden nieuwe grondgebonden woningen mogelijk gemaakt. Het bouwpeil van alle gebouwen binnen het plangebied is gelegen boven het maaiveld. Het maaiveld wordt ten opzichte van de omgeving licht verhoogd. Gelet op wat gesteld is in paragraaf 5.12.2.1 kan hiermee voldaan worden aan de eisen voor veiligheid. Vanwege het ontbreken van oppervlaktewater is gezondheid hier geen knelpunt.
Het plan voorziet niet in overige activiteiten of veranderingen van het watersysteem. Derhalve zijn er geen veranderingen ten aanzien van watergezondheid en -veiligheid.
Het aspect waterhuishouding levert geen belemmeringen op voor de uitvoerbaarheid van het voornemen. Met het planvoornemen worden geen ruimtelijke ingrepen gedaan die een negatief effect hebben op de waterhuishouding.
Formeel overleg met de Waterschap Rivierenland in het kader van de watertoets is volgens de nieuwe beleidslijn van het Waterschap verplicht indien toename verharding > 500 m2 (stedelijk gebied) en >1500 m2 (landelijk gebied). Hierop volgt een wateradvies van de waterbeheerder. Het advies van de waterbeheerder dient in de waterparagraaf te worden opgenomen. In overige gevallen kan het ruimtelijke plan (i.c. waterparagraaf) ter kennisneming worden toegezonden aan het waterschap.
Algemeen
Op 21 februari 2011 heeft de wetgever het Besluit milieueffectrapportage en het Besluit omgevingsrecht gewijzigd. De belangrijkste wijziging is onder andere: het meer in overeenstemming brengen van het Besluit m.e.r. met de Europese richtlijn m.e.r. Hierbij hebben onder andere de zogenaamde drempelwaarde voor activiteiten een indicatief karakter gekregen.
Met deze wijziging is bepaald dat voor activiteiten die op de bij het besluit m.e.r. behorende C- en D lijst zijn opgenomen, áltijd aandacht aan m.e.r. geschonken dient te worden. Hierbij dient te worden bepaald of een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. In algemene zin komt het erop neer dat voor activiteiten die behoren tot de C-lijst een m.e.r.-plicht volgt en voor activiteiten op die op de D-lijst zijn vermeld volgt óf een m.e.r.-beoordelingsplicht óf een motivering dat een m.e.r.(beoordeling) niet noodzakelijk is. Hierbij is de bij de activiteit behorende drempelwaarde onder andere van belang. Om te bepalen of een activiteit m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig is, conform het aangepaste Besluit m.e.r., is het type plan en het soort ontwikkeling van het plan van belang, zoals opgenomen in de Structuurvisie Ruimte (SVIR).
Toetsing plan
Voorliggend bestemmingsplan heeft als doel de bestaande, feitelijke situatie vast te leggen en twee woningen extra mogelijk te maken. Er vinden geen wezenlijke (bouw-)activiteiten plaats. Dit betekent dat er milieukundig geen veranderingen plaatsvinden. Derhalve is er geen sprake van MER-plicht.
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. De toelichting bevat een motivatie en verantwoording van de keuzes die gemaakt zijn.
Het plan voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Hiermee is het plan digitaal uitwisselbaar conform de laatste standaarden.
Conform de doelstellingen van dit plan zijn bestemmingen toegevoegd die overeen komen met de feitelijke situatie. De agrarische gronden krijgen een agrarische bestemming. Vor de wegen is een bestemming verkeer opgenomen. voor de te bestemmen watergang die diagonaal door het plangebied loopt, is een waterbestemming toegekend.
De bestaande en nieuwe woningen in het gebied hebben een woonbestemming die aansluit bij de standaarden van de gemeente Wijchen. Voor de bestaande woningen richt deze bestemming zich op behoud van het bestaande met enige ontwikkelruimte. Voor de nieuwe woningen is meer exact de plaats en omvang van de woningen vastgelegd, met een maximale inhoudsmaat van 600 m3 en een bouwvlak waarbinnen de woning gerealiseerd dient te worden.
Daarnaast zijn specifieke regelingen opgenomen binnen wonen en agrarisch om daarmee het hobbymatig houden van paarden te bestemmen.
Met archeologische dubbelbestemmingen, ook conform de standaard systematiek van de gemeente Wijchen, zijn de mogelijk aanwezige archeologische waarden beschermd.
Dit plan betreft voornamelijk een conserverend plan. De plankosten hiervoor zijn gedekt door de algemene budgetten die de gemeente voor actualisaties heeft gereserveerd. Voor realisatie van de twee vrijstaande woningen worden nog afspraken gemaakt met de betreffende eigenaren.
Omgevingsdialoog
De gemeente heeft individuele gesprekken gevoerd met de eigenaren en bewoners van het plangebied. Alle bewoners hebben aangegeven dat zij een positieve bestemming willen voor hun woning. Met dit bestemmingsplan wordt hierin voorzien. Aan overige wensen is waar mogelijk tegemoet gekomen.
Zienswijzen
Deze paragraaf wordt ingevuld voor vaststelling van het bestemmingsplan.