Plan: | Sluisstraat 8, Hernen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0296.BGBSluisstraat8-VG01 |
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Sluisstraat 8, Hernen" van de gemeente Wijchen.
Op het adres Sluisstraat 8 ten westen van de kern Hernen staat de bebouwing van een voormalig agrarisch bedrijf, met onder meer een boerderijgebouw, een bakhuis en enkele stallen/schuren. De bedrijfsactiviteiten zijn al geruime tijd geleden beëindigd. In het vigerende bestemmingsplan is het perceel echter nog als agrarisch bouwvlak opgenomen.
De familie Sommerdijk wenst de voormalige agrarisch bedrijfswoning als burgerwoning en het bakhuis te renoveren en in gebruik te nemen als burgerwoning. Daarbij zullen de voormalige agrarische opstallen gesloopt worden. Omdat deze activiteiten niet kunnen plaatsvinden op basis van het vigerende bestemmingsplan, is herziening aan de orde.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend. Het plangebied omvat het vigerende agrarische bouwvlak en de nieuwe woonpercelen.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Bergharen, sectie E, nummers 747 (gedeeltelijk) en 769 (ged.). De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 6200 m². De gronden zijn eigendom van de familie Sommerdijk.
Ter plaatse van het plangebied vigeren de bestemmingsplannen:
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de geconsolideerde verbeelding van beide plannen. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
Het plangebied ligt in de bestemming 'Agrarisch met waarden - 2', waarbinnen onder meer de uitoefening van een agrarisch bedrijf is toegestaan en waarbij bedrijfsgebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak gerealiseerd mogen worden. Daarnaast is binnen deze bestemming behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en ecologische waarden en karakteristieke landschapstypen voorzien.
Voorts geldt ter plaatse van een groot deel van het plangebied een archeologische dubbelbestemming. Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' moeten activiteiten in de bodem met een diepte van meer dan 0,3 meter vooraf worden gegaan van een archeologisch onderzoek. Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geldt die verplichting bij activiteiten met een oppervlakte van meer dan 120 m². Voor beide gevallen geldt dat de verplichting niet geldt binnen 2,5 meter van bestaande fundering.
Voor de gehele gemeente is tevens het bestemmingsplan "Parapluplan Cultuurhistorie Wijchen" van toepassing, vastgesteld door de gemeenteraad op 3 mei 2017. Dit bestemmingsplan regelt de bescherming van de middelhoge en hoge cultuurhistorische waarden. Dit bestemmingsplan bevat echter geen nadere regels voor onderhavig plangebied.
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse met een beschrijving van het plangebied en zijn directe omgeving. Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van het plangebied in zijn directe omgeving weer.
PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING
Het plangebied is onderdeel van het buitengebied ten westen van Hernen en ligt op de overgang van het open agrarische landschap van de Binnen- & Buitengeest en het halfopen landschap van het natuurgebied rondom Kasteel Hernen. In de omgeving van het plangebied ligt de overgang ter hoogte van de Sluisstraat.
Het perceel van initiatief ligt tussen de Sluisstraat en de Hernense Leijgraaf in. De Sluisstraat betreft een historisch landbouwweggetje, dat ter hoogte van het plangebied overgaat in een zandpad. Ten zuiden van het plangebied liggen twee woonpercelen.
Binnen het plangebied staat een historisch boerderijgebouw waarin de bedrijfswoning is gevestigd. Het gebouw is met riet gedekt en staat evenwijdig aan de straat.
Direct ten noordwesten van het boerderijgebouw staat een oud 'bakhuis' met een oppervlakte van circa 150 m². In feite zijn het twee kleinere gebouwtje die tegen elkaar zijn aangebouwd. Het gebouw heeft de laatste decennia dienst gedaan als stal en verkeert inmiddels in een verminderde bouwkundige staat.
Voorts staan er op het perceel diverse stallen en schuren, behorende bij het voormalige agrarisch bedrijf. Deze gebouwen hebben een gezamenlijke oppervlakte van circa 440 m².
Het perceel rondom het boerderijgebouw en het bakhuis is ingericht als erf. Ten noordwesten ligt een moestuin. De overige delen van het plangebied zijn in gebruik als weide.
In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen.
Het plan omvat de volgende ontwikkelingen:
Sloop agrarische bedrijfsgebouwen
De voormalige agrarische bedrijfsgebouwen - bestaande uit een veestal, een werkschuur en het meest vervallen deel van het bakhuis - worden gesloopt. Deze gebouwen hebben een gezamenlijke oppervlakte van circa 500 m².
Hergebruik boerderijgebouw als burgerwoning
Een gedeelte van het boerderijgebouw is thans in gebruik als bedrijfswoning. Deze woning zal de functie van burgerwoning gaan krijgen. Voorliggend bestemmingsplan staat onder voorwaarden een eventuele uitbreiding van de woning toe.
Gebruik bakhuis als burgerwoning
Zoals vermeld wordt een deel va het bakhuis gesloopt. Het overige deel van het bakhuis wordt hersteld, deels herbouwd en uitgebreid in westelijke richting. Het gebouw wordt vervolgens in gebruik genomen als burgerwoning met inpandige berging.
De nieuwe burgerwoning heeft een oppervlakte van circa 150 m², een goothoogte van circa 2,8 meter en een bouwhoogte van circa 6,5 meter.
Verkeersgeneratie
Het plan omvat de beëindiging van een agrarisch bedrijf en het toevoegen van een burgerwoning. De verkeersgeneratie zal per saldo gelijk blijven of zelfs iets afnemen.
Ontsluiting
Beide woningen worden rechtstreeks op de Sluisstraat ontsloten via de bestaande inritten. Gezien de beperkte intensiteiten is dit verkeerskundig aanvaardbaar.
Parkeren
Per woning zijn twee parkeerplaatsen nodig die op eigen terrein moeten worden aangelegd. Het terrein biedt voldoende ruimte om deze te realiseren.
Bijlage 1 bevat het landschapsplan.
De woonpercelen direct rondom de boerderij en het bakhuis worden ingericht als tuin. Hier wordt de bestaande beplanting grotendeels behouden. Enkele coniferen zullen worden verwijderd om een meer gebiedseigen landschapsbeeld te verkrijgen. De tuinen worden onder andere ingericht met sierbeplanting, gazons en erfverharding ten behoeve van parkeren. De tuin bij de boerderijwoning wordt omzoomd door een haag. De tuin bij de bakhuiswoning zal niet worden omgeven met hagen om hier de relatie met het omliggende landschap te versterken.
Het perceel ten westen en zuiden van de woonpercelen wordt ingericht als een landschapstuin met verspreide groepen van struik- en boombeplanting op grasland. Hierbij is aansluiting gezocht met het bestaande landschappelijke beeld ten zuiden van het perceel. Dit halfopen landschap past in het 'oude oeverwallenlandschap' zoals is beschreven in het regionale Landschapsontwikkelingsplan (LOP) 2006. De geplande bosjes zijn tevens een versterking van de ecologische verbindingszone (evz) langs de Hernense Leigraaf ten westen van het plangebied. Dit resulteert in kansrijke biotopen voor verschillende soorten flora en fauna.
Centraal in deze landschapstuin wordt een boomgaard met hoogstamfruit aangeplant. Van oudsher komen in dit landschapstypen veel boomgaarden voor. Hier worden inheemse fruitsoorten zoals appel, peer, kers en pruim geteeld.
Vanuit de woningen en vanaf de Sluisstraat zijn tussen de bosjes en de fruitbomen doorzichten op het achterliggende landschap behouden. Hierdoor ontstaat een interessant en gebiedseigen landschapsbeeld. De waterloop de Hernense Leigraaf blijft vanuit de woningen en de tuinen zichtbaar, evenals het open agrarische landschap. De toe te passen boomsoorten, zoals es, eik en iep en struiksoorten als lijsterbes, meidoorn, sleedoorn en vlier, zijn allen streekeigen. Ook de fruitsoorten komen van oudsher in deze streek voor. Bij de halfopen landschapstuin zal sprake zijn van extensief beheer om een zoveel mogelijk natuurlijk beeld te krijgen. De boomgaard vraagt een intensiever beheer.
Met deze geplande landschappelijke inrichting is sprake van een aanzienlijke kwaliteitsimpuls voor het landschap.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en de ecologische hoofdstructuur.
Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde. Derhalve is geen toetsing aan het Barro nodig.
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Projecten die minder dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.
Conclusie
Een toetsing aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking is gezien de omvang van het plan niet van toepassing.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het plan wordt aan deze twee nota's getoetst.
De Omgevingsvisie Gelderland heeft de status van structuurvisie. In de omgevingsvisie zijn twee hoofddoelen vervat die bijdragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven:
Om de hoofddoelen te kunnen bereiken is onder meer een vitaal buitengebied van belang. Het behoud van levendigheid en een verbetering van de kwaliteit van wonen, werken en vrijetijdsbesteding zijn hiervoor voorwaarde, rekening houdend met grote verschuivingen door schaalvergroting in de land- en tuinbouw. Ontwikkeling van 'nieuwe rood' in het buitengebied moeten gepaard gaan met een kwaliteitsverbetering in het gebied.
Door schaalvergroting zullen kleinere agrarische bedrijven beëindigd worden. Een alternatieve invulling van de vrijkomende locatie is dan nodig. Onderhavig plan voorziet in het hergebruik van een voormalige agrarische bedrijfslocatie voor wonen. De kwaliteitsverbetering bestaat uit het slopen van de oude bedrijfsgebouwen en behoud van enkele karakteristieke panden.
Conclusie
Het plan past binnen de Omgevingsvisie Gelderland.
De Omgevingsverordening Gelderland stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.
Groene ontwikkelingszone
Het plangebied is onderdeel van de Groene ontwikkelingszone (GO). Binnen de GO kunnen nieuwe kleinschalige ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, mits:
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een aantal ontwikkelingen die tot versterking leiden van de GO, zoals:
Woningbouwprogramma
In de omgevingsverordening is opgenomen dat: "nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts [worden] toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave voor wonen voor de betreffende regio".
Sinds 2015 hanteert de provincie Gelderland het Kwalitatief Woonprogramma niet meer, maar een 'woonagenda' waarin gemeenten in de verschillende regio's onderling hun woningbouwprogramma afstemmen, zie paragraaf 4.3.3.
Conclusie
Het plan voldoet aan de Omgevingsverordening Gelderland.
Door de voortschrijdende ontwikkelingen in de agrarische sector, zoals schaalvergroting, zijn veel ondernemers noodgedwongen te stoppen met het uitoefenen van hun bedrijf of met nevenactiviteiten aanvullende inkomsten te verwerven. De "Notitie functieverandering buitengebied" van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen (augustus 2007) bevat de regionale beleidsinvulling voor functieverandering van vrijkomende (agrarische) bedrijfsgebouwen in het buitengebied. De beleid is door de verschillende gemeenten in de regio overgenomen.
In algemene zin geldt dat functieverandering naar wonen kan plaatsvinden bij volledige beëindiging van de bedrijfsmatige activiteiten. In veel gevallen is het goed mogelijk op de plaats van vrijkomende bebouwing nieuwe woonfuncties toe te voegen. Indien de bestaande bebouwing voor wonen wordt hergebruikt, is het uitgangspunt dat maximaal twee woongebouwen ontstaan en tenminste 50% van de bebouwing wordt gesloopt. Het regionaal beleid stelt geen voorwaarden aan het aantal woningen dat per woongebouw wordt gerealiseerd.
De provincie geeft in het Streekplan aan, dat in ruil voor de mogelijkheid tot hergebruik of functieverandering een tegenprestatie moet worden geleverd die bijdraagt aan de kwaliteit van het buitengebied - een zogenaamde verevening.
Analyse
Voorliggend bestemmingsplan omvat de (planologische) beëindiging van een agrarisch bedrijf en de sloop van meer dan 50% van de agrarische bedrijfsgebouwen. De voormalige bedrijfswoning krijgt de functie van burgerwoning, en een karakteristiek bijgebouw wordt hergebruikt als burgerwoning.
Middels de sloop van de agrarische bedrijfsgebouwen en het behoud van een karakteristiek gebouw wordt voorzien in de benodigde verevening
Conclusie
Het plan past binnen het functieveranderingsbeleid in het buitengebied.
De Structuurvisie Wijchen geeft een overzicht van de verwachte ontwikkelingen binnen de gemeente Wijchen voor de komende tien jaar. De gemeente gaat uit van een compacte groei en het benutten van de potenties van bestaand stedelijk gebied zonder daarbij de bestaande kwaliteit aan te tasten, in combinatie met een vitaal platteland en sterke kleine kernen.
De structuurvisie gaat niet rechtstreeks in op de nieuwbouw van enkele woningen in het buitengebied. In meer algemene zin wordt ook in de structuurvisie onderkent dat het belang van de agrarische sector in de gemeente afneemt en wordt er ruimte geboden voor een alternatieve invulling.
Onderhavig plan omvat een nieuwe invulling van een vrijkomende agrarische bedrijfslocatie.
Conclusie
Het plan past binnen het beleid van de Structuurvisie Wijchen.
De Woonvisie 2025 "Thuis in Wijchen" (juni 2017) geeft richting aan het wonen in de gemeente Wijchen. Daarbij gaat het zowel om de 'harde' kant (de aantallen en typen woningen) als de 'zachte' kant (hoe wordt bijgedragen aan de leefbaarheid). Er gelden twee speerpunten:
Analyse
Voorliggend bestemmingsplan omvat het toevoegen van één woning aan het buitengebied. Het plan heeft vanwege zijn beperkte omvang nauwelijks invloed op de genoemde speerpunten. Belangrijk is te constateren dat het gaat om een particulier initiatief voor eigen gebruik. De woning kan gerealiseerd worden naar de eigen wensen, waarbij tevens rekening gehouden zal worden met de verkoopbaarheid in de toekomst. Er wordt dus aan beide speerpunten voldaan.
Vooruitlopend op de vaststelling van de woonvisie heeft het college op 21 juni 2016 (16.3145) besloten om het plan Sluisstraat 8 mee te nemen in het woningbouwcontingent voor 2016.
Conclusie
Het plan past binnen de Woonvisie 2025 "Thuis in Wijchen".
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Amitec BV uit Uden een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend en asbest bodemonderzoek (NEN 5740, incl. NEN 5707), Project: Sluisstraat 8 te Hernen" (3 juli 2017, nr. 17.727-NEN.01). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 2.
Amitec concludeert dat er op basis van de onderzoeksresultaten géén nader onderzoek noodzakelijk is en er vanuit milieuhygiënisch oogpunt géén belemmeringen bestaan voor het huidige gebruik en voor voorgenomen bestemmingsplanwijziging van het perceel.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
In de omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven gevestigd, die een milieutechnische invloed hebben op de nieuwe woningen.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.
Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes). Daaruit valt op te maken dat in de omgeving van het plan geen risicovolle activiteiten worden uitgevoerd. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
De nieuwe woning binnen het plangebied betreft een nieuw geurgevoelig object. Het plan ligt echter op grote afstand van veehouderijen. Er zal geen sprake zijn van geurhinder.
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
De nieuwe woning betreft een nieuw geluidgevoelig object.
Verkeerslawaai
Het plangebied ligt formeel gezien binnen de onderzoekszone van de Sluisstraat. De straat heeft een doodlopend karakter, waardoor de verkeersintensiteiten zeer laag zijn. Het gaat daarbij om maximaal enkele tientallen motorvoertuigbewegingen per etmaal. Er is bovendien sprake van lage snelheden vanwege de ligging nabij een haakse bocht en de overgang van verharde weg naar zandpad. Aangenomen mag worden dat de gevelbelasting van de nieuwe woning aan de voorkeursgrenswaarde voldoet. In het kader van het bestemmingsplan is geen onderzoek nodig.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.
Onderhavig plan omvat per saldo de toevoeging van één woning en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.
Goed woon- en leefklimaat
Het plangebied ligt op grote afstand van autosnelwegen of andere wegen met een zeer hoge verkeersintensiteit. Aangenomen mag worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
Het gemeentelijke archeologiebeleid is overgenomen in de vigerende bestemmingsplan. Ter plaatse van onderhavig plangebied gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2'.
In beginsel moeten activiteiten in de bodem vooraf worden gegaan van een archeologisch onderzoek. Binnen de eerste dubbelbestemmingen geldt echter een vrijstelling voor bodemingrepen met een diepte van minder dan 30 cm onder het huidige maaiveld. Bij de tweede dubbelbestemming geldt bovendien een algemene vrijstelling voor bodemingrepen tot 120 m². Bodemingrepen binnen een afstand van 2,5 meter vanaf bestaande funderingen zijn eveneens vrijgesteld van onderzoek.
De archeologische dubbelbestemmingen zijn gebaseerd op een onderzoek dat in 2009 door RAAP is uitgevoerd. Uit het rapport volgt dat er geen noodzaak is tot archeologisch vervolgonderzoek, zolang er geen bedreigende bodemingrepen plaatsvinden.
Voorliggend plan omvat het slopen en bouwen van gebouwen. Dit geeft aanleiding het aspect archeologie nader te bezien. Er heeft daartoe een uitgebreid overleg plaatsgevonden tussen de initiatiefnemer en de gemeente (bevoegd gezag in het kader van archeologie). Daar is gevolgd dat:
In voorliggend bestemmingsplan zijn voorts de dubbelbestemmingen uit het vigerende bestemmingsplan overgenomen, waarmee eventueel aanwezige archeologische waarden in voldoen mate zijn beschermd. Het Programma van Eisen zal te zijner tijd in het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning worden overgelegd.
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Het plan tast geen waardevolle elementen aan.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:
Gebiedsbescherming
Staro Natuur en buitengebied heeft een onderzoek uitgevoerd naar de effecten van het plan op omliggende beschermde natuurgebieden: rapport "Quickscan flora en fauna, Sluisstraat 8 te Hernen" (mei 2017, nr. 17-0143).
Staro concludeert dat gezien de lokale aard van de plannen en de relatief grote afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied het is uit te sluiten dat negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden, en dat ten aanzien van het GNN en de GO de voorgenomen plannen geen significant negatief effect tot gevolg hebben op de kernkwaliteiten van het gebied.
Soortenbescherming
Staro heeft eveneens beoordeeld in hoeverre het plan van invloed is op beschermde soorten. De resultaten van dit onderzoek zijn eveneens in de genoemde quickscan opgenomen.
Staro concludeert dat er geen effecten op beschermde soorten te verwachten zijn, behoudens voor vogels in het geval van snoeiwerkzaamheden. Staro adviseert dan ook eventuele snoeiwerkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren.
Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.
Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de watertoets verplicht bij onder andere bestemmingsplannen, projectbesluiten en buitenplanse omgevingsvergunningen.
De watertoets is bedoeld om ruimtelijke plannen meer waterbestendig te maken, doordat waterbelangen tijdig en expliciet worden meegewogen. De haalbaarheid van het plan alsook de ruimtelijke consequenties wat betreft Water moeten zijn onderzocht en onderbouwd. Het Bro regelt de verplichte waterparagraaf in de plantoelichting (art. 3.1.6 Bro) en het overleg met de waterbeheerder (art. 3.1.1 Bro).
De waterparagraaf beschrijft de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het ruimtelijk plan voor de waterhuishouding. Indien aan de orde is tevens het advies van het waterschap in de waterparagraaf verwerkt. Onderdelen van de waterparagraaf zijn: beschrijving beleidsuitgangspunten, waterhuishoudkundige situatie (oude en nieuwe situatie), motivering van meest geschikte oplossingen en ruimtelijke consequenties daarvan.
De gemeentelijke waternota omvat thema's en uitgangspunten voor een meer duurzaam waterbeheer binnen de gemeente Wijchen. Deze zijn in paragraaf 5.3.4 aangegeven. In het kader van de watertoets moet een vertaalslag worden gemaakt naar de concrete plansituatie. Tevens beschikt de gemeente over een gemeentelijk rioleringsplan, waarin de gemeente invulling geeft aan haar zorgplicht voor rioolwater, hemelwater en grondwater. Het gemeentelijk waterbeleid is met name gericht op het voorkomen, beperken of tot een aanvaardbaar risico terugbrengen van wateroverlast en schade aan milieu en volksgezondheid.
De gemeente heeft een zorgplicht voor de inzameling en transport van stedelijk afvalwater dat binnen de gemeente vrijkomt (zie Wet milieubeheer art. 10.33 en Waterwet art. 3.4). Hemelwater dient door perceeleigenaren op eigen terrein te worden verwerkt, tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd. In dat geval treedt de gemeentelijke zorgplicht voor inzameling en verwerking van overtollig hemelwater in werking (Waterwet art. 3.5). Wat betreft grondwater heeft de gemeente een zorgplicht bij het treffen van maatregelen in openbaar gebied om structurele gevolgen van grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming te voorkomen danwel beperken, tenzij dit niet doelmatig is of een verantwoordelijkheid van provincie of waterschap (Waterwet art. 3.6).
De gemeente Wijchen valt binnen het beheergebied van Waterschap Rivierenland. Het Waterschap geeft in het kader van de Waterwet een vergunning af in geval van lozing van afvalwater op oppervlaktewater (Waterwet art. 6.2) en in het kader van de Keur een ontheffing voor ingrepen in/nabij watergangen en waterkeringen. Daarnaast verzorgt de waterbeheerder het onderhoud van A-watergangen.
Geohydrologie en grondwatersysteem
Het plangebied is gesitueerd in het landelijk gebied. De maaiveldhoogte bedraagt circa 7 meter +NAP. De bodem bestaat voornamelijk uit (lichte) klei. De gemiddeld hoogste grondwaterstand GHG is 40 tot 80 cm onder maaiveld.
Oppervlakte- en afvalwatersysteem
In of direct langs het plangebied ligt geen oppervlaktewater. De Hernense Leijgraaf ten westen van het plangebied betreft een A-watergang (A-093618). Op deze watergang is de Keur van toepassing.
Het plangebied is aangesloten op de openbare drukriolering in de Sluisstraat.
Ecosysteem
Het plangebied ligt niet in het Nationaal Natuurnetwerk of in een bijbehorende beschermingszone.
Wateroverlast en volksgezondheid
Inrichting en beheer van het waterhuishoudkundig systeem op de locatie dient te zijn gericht
op het voorkomen van wateroverlast voor wegen en bebouwing en voorkomen van schade
aan volksgezondheid door bijvoorbeeld vochtige kruipruimten, stilstaand water en onveilige
oevers.
Zoals vermeld bedraagt de GHG 40 tot 80 cm onder maaiveld. De locatie van de nieuwe woning ligt op het hoogste gedeelte binnen het gebied met dezelfde grondwatertrap. Er mag derhalve worden geconcludeerd dat de grondwaterstand ter plaatse van de nieuwe woning circa 80 cm onder maaiveld bedraagt. Het bouwpeil (vloerpeil begane grond) ligt normaal gesproken 20 tot 30 centimeter boven het maaiveld. Daarmee is sprak van voldoende drooglegging (ten minste 1 meter). Het bouwplan omvat voorts geen kelder of andere vorm van ondergronds bouwen.
Afkoppeling en waterberging
De gemeente streeft naar het vasthouden van gebiedseigen water door benutting van de
natuurlijke bergingscapaciteit van bodem en oppervlaktewater. Transport van schoon
hemelwater via de riolering moet worden vermeden.
Het plan omvat de sloop van circa 500 m² gebouwen en de uitbreiding met circa 50 m². Per saldo is er sprake van een flinke afname van het verhard oppervlak.
Het hemelwater vanaf het dak van het bakhuis zal op het eigen terrein worden opgevangen en geïnfiltreerd in de bodem. Er wordt geen hemelwater via het riool of via oppervlaktewater afgevoerd.
De beide woningen zullen blijven lozen op de bestaande openbare drukriolering in de Sluisstraat.
Waterkwaliteit
De gemeente streeft naar een goede waterkwaliteit, die voldoet aan gestelde eisen. Van
belang is dat zo min mogelijk vervuilende stoffen worden toegevoegd aan grond- en
oppervlaktewatersysteem. Alleen schoon hemelwater wordt direct afgevoerd naar bodem of
oppervlaktewater.
Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis worden in principe geen uitlogende materialen toegepast.
Natte natuurwaarden
De gemeente streeft naar behoud van natuurwaarden en biodiversiteit. Natuurlijke
grondwaterstanden worden behouden; de (natte) natuurwaarden sluiten hierop aan. Bouwplan
en toekomstige beheer van de planlocatie geven geen verstoring van de vereiste
(grond)waterkwaliteit en -kwantiteit.
De afname van de oppervlakte aan gebouwen heeft een gunstig effect op de grondwaterhuishouding. Het hemelwater wordt ter plaatse geïnfiltreerd.
Drinkwaterbesparing
Drinkwaterverspilling dient te worden voorkomen. Gebruik van hoogwaardig drinkwater dient
zoveel mogelijk te worden beperkt tot hoogwaardige toepassingen. Zo mogelijk wordt
hemelwater gebruikt voor laagwaardige toepassingen.
Het plan omvat de toevoeging van een woning. Bij de uitwerking van het bouwplan wordt beoordeeld in hoeverre drinkwaterbesparende voorzieningen toegepast kunnen worden.
Beleving
De gemeente streeft naar versterking van de belevingswaarde van water. Cultuurhistorisch
waardevolle watergebonden elementen zijn herkenbaar in het landschap aanwezig. Water en
watergebonden elementen worden zo mogelijk gevisualiseerd.
Het plangebied omvat geen cultuurhistorisch waardevol water.
Het overleg met Waterschap Rivierenland zal plaatsvinden in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro. De resultaten daarvan zullen te zijner tijd aan het dossier worden toegevoegd.
De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft twee aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond: is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd: zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initiatief gedekt.
Het plan voorziet in de (planologische) beëindiging van een agrarisch en het toevoegen van één woning. Het plan voorziet in de behoefte van de grondeigenaren en heeft vanwege zijn omvang geen (of hooguit een zeer beperkte) invloed op de woningmarkt
Kostenverhaal
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.
Gemeentelijke grondexploitatie
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Agrarisch met waarden - 2 (artikel 3)
De gronden die thans in het agrarisch bouwvlak liggen, maar niet tot de nieuwe woonbestemming gaan behoren, behouden de bestemming 'Agrarisch met waarden - 2'. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de verwijdering van het bouwvlak, waardoor ter plaatse geen (agrarische bedrijfs)bebouwing meer is toegestaan.
Wonen - 1 (artikel 4)
Het bestaande boerderijgebouw en de nieuwe woning in het bakhuis worden elk in een bestemmingsvlak 'Wonen - 1' opgenomen. De (relevante) planregels zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan.
Waarde - Archeologie 1 en 2 (artikelen 5 en 6)
De archeologische dubbelbestemmingen uit het vigerende bestemmingsplan zijn in voorliggend bestemmingsplan overgenomen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 7)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels (artikel 8)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van ondergeschikte bouwdelen en afwijkende maatvoering van bestaande gebouwen. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument.
Algemene gebruiksregels (artikel 9)
In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt, waaronder het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder voldoende parkeergelegenheid.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 10)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Slotregel (artikel 11)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn: