Plan: | Schaarsestraat ongenummerd te Bergharen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0296.BGBSCHAARSESTR-DFBP |
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
A. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
B. nevenactiviteiten;
C. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
D. extensief recreatief medegebruik;
E. doeleinden van openbaar nut;
F. tuin- en erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen, bosschages;
G. de opwekking van duurzame energie in de vorm van windenergie en zonnenergie alsmede
warmte-koude opslag;
H. geluidwerende voorzieningen;
I. behoud, beheer en herstel en/of ontwikkeling van de verschillende karakteristieke landschapstypen
en het waarborgen van de dynamiek daarbinnen;
J. het behoud, beheer en herstel van aardkundige waarden;
K. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden": het behoud, beheer en herstel van de
aanwezige cultuurhistorische en monumentale waarden van de gebouwen en de omgeving;
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen, tuinen en sloten, en
overeenkomstig de in 3.1.2. opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:
A. Agrarisch bouwvlak
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak” zijn agrarische bedrijfsgebouwen toegestaan, met
dien verstande dat ter plaatse van de figuur "relatie" sprake is van een koppeling van twee bouwvlakken.
De bouwvlakken met een dergelijke aanduiding worden, in het kader van de regels van dit
bestemmingsplan, aangemerkt als een enkel bouwvlak.
B. Type agrarisch bedrijf
Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" mag een grondgebonden agrarisch bedrijf worden
uitgeoefend. Voorts is -al dan niet in combinatie met een grondgebonden bedrijf- uitsluitend ter plaatse
van de onderstaande aanduidingen het daarbij behorende type agrarisch bedrijf toegestaan:
(gt): glastuinbouwbedrijf;
(iv): intensieve veehouderij;
(sa-ngg): niet-grondgebonden agrarisch bedrijf;
C. Nevenactiviteiten
Voor nevenactiviteiten gelden de volgende bepalingen:
1. nevenactiviteiten zijn toegestaan in de vorm van agrarisch verwante bedrijven, buitengebied
gebonden bedrijven en/of dagrecreatie;
2. maximaal 25% van de bebouwde oppervlakte van het agrarische bedrijf tot een maximum van 350
m² van de bedrijfsgebouwen, mag worden gebruikt voor een niet-agrarische nevenactiviteit;
3. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel in streekgebonden producten en
agrarisch gerelateerde producten in ondergeschikte vorm. Hiervoor geldt de volgende voorwaarde:
a. maximaal mag 100 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.
4. buitenopslag is niet toegestaan;
5. horeca is niet toegestaan;
D. Opslag
Inpandige opslag is toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
E. Landschappelijke waarden
De landschappelijke waarden worden gevormd door het open en grootschalige karakter van het gebied,
de regelmatige verkavelingspatronen en met name het contrast met de hoger gelegen, besloten
rivierduinen.
F. Extensief recreatief medebruik
De gronden gelegen binnen deze bestemming mogen worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik zijn beperkte recreatieve
voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering
e.d.
G. Duurzame energie
Het opwekken van duurzame energie is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie.
H. Tuin
Het inrichten en gebruiken van gronden als tuin is toegestaan binnen het agrarisch bouwvlak, en buiten
het agrarisch bouwvlak, voorover het gronden betreft, die onderdeel uitmaken van de bij de
bedrijfswoning behorende tuin dan wel voorzover het gronden betreft, direct grenzend aan de
bestemming Wonen.
I. Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 4 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als zodanig met Water
bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" mogen uitsluitend worden opgericht:
A. agrarische bedrijfsgebouwen;
B. teeltondersteunende voorzieningen met dien verstande, dat voor teeltondersteunende kassen het
bepaalde onder 3.2.3. geldt.
C. één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen per agrarisch bedrijf;
D. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten" is een bedrijfswoning niet toegestaan;
E. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch bedrijf;
F. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding- permanente teeltondersteunende
voorziening" zijn, in afwijking van het gestelde in a tot en met f, uitsluitend permanente
teeltondersteunende voorzieningen toegestaan.
Voor het bouwen t.b.v. glastuinbouw geldt het volgende:
A. ter plaatse van de aanduiding "glastuinbouw", mag de bebouwde oppervlakte aan glasopstanden
eenmalig worden vergroot met maximaal 20% van de bestaande bebouwde oppervlakte, mits de
uitbreiding in zijn geheel ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" kan worden gerealiseerd;
B. op bouwvlakken zonder de aanduiding "glastuinbouw", mag de bebouwde oppervlakte aan
glasopstanden die als nevenactiviteit worden gebruikt, eenmalig worden vergroot met maximaal
20% van de bestaande bebouwde oppervlakte, mits de uitbreiding in zijn geheel ter plaatse van de
aanduiding "bouwvlak" kan worden gerealiseerd en met dien verstande dat de bebouwde
oppervlakte van nieuw op te richten glasopstanden niet meer mag bedragen dan 200 m²;
C. de bebouwde oppervlakte van teeltondersteunende kassen binnen het bouwvlak, mag niet meer
bedragen dan 1000 m².
De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak is als
volgt:
Voor de inhoud van bedrijfswoningen geldt het volgende:
de inhoud van de woning niet meer bedragen dan 750 m3
Aanvullend gelden voor herbouw van een woning de volgende voorwaarden:
A. de herbouw vindt grotendeels plaats op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten van de
woning;
B. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van
de woning;
C. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning
wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning.
Voor het oprichten van bouwwerken buiten het bouwvlak geldt het volgende:
A. uitsluitend mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming worden
opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat het oprichten van
sleufsilo's niet is toegestaan;
B. ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een
maximale hoogte van 2 m;
C. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan met een hoogte die niet meer mag
bedragen dan 3 m, alsmede permanente constructiepalen ten behoeve van de (tijdelijke
teeltondersteunende) hagelnetten met een hoogte van maximaal 6 m;
D. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan;
E. paardenbakken buiten het bouwvlak, zijn niet toegestaan.
Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de vormgeving, omvang en situering van
bebouwing op een bouwvlak, indien en voor zover er sprake is van een zodanige toename van
gebouwen, dat het bouwvlak voor minimaal 50% bebouwd wordt. De nadere eisen worden gesteld
teneinde te voorkomen dat er sprake is van een onevenredige aantasting van de ruimtelijke kwaliteit.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in 3.2.6 teneinde de toegestane inhoud van de woningen te vergroten, mits voldaan wordt aan
de volgende voorwaarden:
A. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 1000 m3;
B. de welstandcommissie wordt expliciet betrokken bij het besluit om al dan niet medewerking te
verlenen aan de genoemde omgevingsvergunning;
C. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, dat wordt onderbouwd en
gevisualiseerd in een terrein-/ beplantingsplan;
D. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder
geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
E. het plan mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende
agrarische bedrijven.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in 3.2.4 onder c, teneinde de oppervlakte aan teeltondersteunende kassen te vergroten, mits
aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
A. het toestaan van teeltondersteunende kassen mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van
de karakteristiek van onderhavige gronden, zoals omschreven in 3.1;
B. de kassen kunnen uitsluitend worden toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
C. de kassen dienen teeltondersteunend te zijn; dat betekent dat de kassen worden opgericht ten
dienste van een vollegrond tuinbouwbedrijf;
D. de kassen mogen niet hoger zijn dan 10 m en de bebouwde oppervlakte van teeltondersteunende
kassen mag per agrarisch bedrijf niet meer bedragen dan 1500 m².
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in 3.2.8 teneinde buiten het bouwvlak de oprichting van een schuilstal mogelijk te maken, mits
aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
A. de schuilstal dient noodzakelijk te zijn in het kader van dierenwelzijn;
B. de schuilstal mag worden gesitueerd op een solitair gelegen weiland; dit betekent dat de schuilstal
niet mag worden gesitueerd op een perceel direct grenzend aan een agarisch bouwvlak, een
woonbestemming of ander niet-agrarische bestemming (m.u.v. de bestemmingen bos en natuur);
C. de oppervlakte van de schuilstal mag niet meer bedragen dan 30 m²;
D. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
E. bij een schuilstal in de vorm van een hooischelf mag de hoogte van de onderbouw niet meer
bedragen dan 2,5 m en de nokhoogte niet meer dan 6 m;
F. de schuilstal wordt landschappelijk ingepast; dit betekent dat bij de situering zoveel mogelijk
aansluiting dient te worden gezocht bij bestaande landschapselementen, perceelsafscheidingen of
aangrenzende bebouwing;
G. de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in 3.1.2 genoemde
waarden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in 3.2.3 teneinde ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" de oprichting van 1 kleine windturbine ten behoeve van (aanvullende) stroomverziening op het betreffende perceel mogelijk te
maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
A. de ashoogte van de kleine windturbine mag niet meer bedragen dan 15 m;
B. de tiphoogte van de kleine windturbine mag niet meer bedragen dan 20 m;
C. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder
geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
D. de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in 3.1.2 genoemde
waarden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in 3.2.7, teneinde verplaatsing of herbouw van een woning buiten de bestaande
bebouwingscontour of fundamenten toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
d. er dient op enig punt aansluiting plaats te vinden op de bestaande funderingen; dit betekent dat de
nieuwe situering van de te herbouwen woning in ieder geval dient aan te sluiten op de voormalige
situering.
e. in afwijking van het bepaalde onder a. is het toegestaan de woning volledig buiten de bestaande
fundamenten of bebouwingscontour te situeren, indien:
- dit vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid noodzakelijk is; of
- dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt wenselijk is;
a. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig en milieukundig aanvaardbaar;
b. door de herbouw wordt het landelijk karakter niet onevenredig aangetast;
c. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden
geschaad.
In aanvulling op het bepaalde van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
A. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt binnen het bouwvlak;
B. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf en/of ten behoeve van de toegestane nevenactiviteit dan wel uitsluitend betrekking heeft op (agrarische) producten van het eigen bedrijf en/of de toegestane nevenactiviteit;
C. detailhandel, behoudens het bepaalde in 3.1.2 onder c;
D. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
E. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
F. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
G. het bewonen van bedrijfsruimte;
H. het inpandig bedrijfsmatig houden van dieren, anders dan op de begane grondlaag van agrarische
bedrijfsgebouwen;
I. de huisvesting van tijdelijke werknemers;
J. het plaatsen van teeltondersteunende voorzieningen (niet zijnde een bouwwerk) buiten het bouwvlak, met uitzondering van lage/tijdelijke voorzieningen in de vorm van afdekfolie en insectengaas;
K. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6contour hebben die de aanduiding "bouwvlak"overschrijdt.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.1 onder j ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen teneinde toe te staan dat de daarbij behorende 10-6 risicocontour de aanduiding "bouwvlak" overschrijdt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
A. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
B. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
C. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, dat wordt onderbouwd en gevisualiseerd in een terrein-/ beplantingsplan.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan ten behoeve van het toestaan van minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
A. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan op gronden gelegen op of direct grenzend aan het agrarisch bouwvlak, tot maximaal 100 m uit het (agarisch) bouwvlak gerekend vanaf de achtergrens en/of zijdelingse grens van het bouwvlak , of direct grenzend aan de bestemming wonen, tot maximaal 100 m uit de bestemmingsgrens van de bij de minicamping behorende woning, gemeten vanaf de achtergrens / zijdelingse grens van het bestemmingsvlak Wonen;
B. de minicamping dient gesitueerd te zijn op een afstand van minimaal 100 m van (het bestemmingsvlak van) de woning van derden;
C. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans);
D. er zijn maximaal 25 kampeerplaatsen per minicamping toegestaan;
E. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan binnen het agrarisch bouwvlak, met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 50 m2, en een maximale hoogte van 6 m; de voorzieningen worden, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing, of anders aansluitend aan de bestaande bebouwing;
F. het inrichten van een recreatieruimte/kantine is toegestaan, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
G. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. De initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren landschapsplan en realisatie overeenkomst te overleggen;
H. de voorziening is uitsluitend toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
I. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
J. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
K. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
L. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
M. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder c teneinde een bed & breakfastvoorziening voor maximaal 8 personen in maximaal 4 kamers toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
A. deze nevenactiviteit is enkel in de (bedrijfs)woning en de daarbij behorende bijgebouwen toegestaan;
B. de nevenactiviteit is ondergeschikt van aard;
C. de voor bed & breakfast gebruikte oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m²;
D. permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
E. er wordt een nachtregister bijgehouden;
F. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
G. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
H. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
I. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
J. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.1 onder e en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
A. een dergelijke bewoning is aantoonbaar nodig vanuit een oogpunt van mantelzorg. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hieromtrent advies aan een onafhankelijk terzake deskundige instantie;
B. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
C. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen; met dien verstande dat de maximale oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen niet meer dan 120 m² mag bedragen;
D. er dient gebruik te worden gemaakt van het dichtst bij de hoofdwoning gelegen bijgebouw, tenzij op grond van doelmatigheidsmotieven een ander op het perceel gelegen bijgebouw/bedrijfsgebouw meer geschikt is;
E. de afhankelijke woonruimte dient te worden bewoond door degene(n) die de zorg nodig heeft/ hebben;
F. de voorziening dient te voldoen aan de eisen van het bouwbesluit;
G. zakenrechtelijke splitsing is niet toegestaan;
H. de afhankelijke woonruimte mag geen eigen perceelsontsluiting hebben;
I. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder c teneinde een grotere vloeroppervlakte ten behoeve van inpandige statische opslag toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.1 onder j ten behoeve van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.1 onder k ten behoeve van het plaatsen van teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 3.7.4. opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
Het onder 3.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
A. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
B. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanleg- of omgevingsvergunning is verleend;
C. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
D. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
De in 3.7.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in
In onderstaand schema zijn de omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden opgenomen en is per werk/werkzaamheid aangegeven wat de criteria voor verlening van de omgevingsvergunning is. Voor alle onderstaande werken en werkzaamheden geldt dat het werk of de werkzaamheid noodzakelijk dient te zijn in het kader van het gebruik conform de bestemming.
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van
vergroting en/of vormverandering van een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
A. bouwvlakken van agrarische bedrijven mogen per wijzigingsplan met maximaal 50% worden vergroot, met dien verstande dat een vergroting tot 1,5 ha in elk geval wordt toegestaan en de oppervlakte van het bouwvlak na vergroting nooit groter mag zijn dan 2,5 ha;
B. in afwijking van het bepaalde onder a. is vergroting van het bouwvlak, voorzover gelegen binnen de kernrandzone, uitsluitend toegestaan tot een oppervlakte van 1,5 ha. Een kernrandzone is het gebied binnen een zone van 200 m van de grens van het bestemmingsplan voor zover deze grenst aan de kernen van de gemeente Wijchen;
C. de vergroting en/of vormverandering noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen op het agrarisch bouwblok; een en ander dient te worden onderbouwd met een op de vergroting of vormverandering gericht bedrijfsplan;
D. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
E. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
F. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
G. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
H. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing met als voorwaarde, dat bij uitbreiding tot 1,5 ha minimaal 10% van de vergrootte oppervlakte van het bouwvlak en bij uitbreiding tot een omvang tussen 1,5 en 2,5 ha minimaal 15% van de oppervlakte van het bouwvlak dient te worden aangewend ten behoeve van de landschappelijke inpassing. (voor de landschappelijke inpassing mogen ook gronden worden gebruikt gelegen direct aangrenzend aan het betreffende agrarisch bouwvlak). De initiatiefnemer dient een door burgemeester en wethouders goed te keuren landschapsplan en realisatie-overeenkomst te overleggen;
I. ter plaatse van de aanduiding "glastuinbouw" geldt, in aanvulling op het bepaalde in a tot en met h, dat de uitbreiding van het bouwvlak uitsluitend is toegestaan, wanneer de uitbreiding zich verdraagt met de water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygienische kwaliteiten van het gebied. De in 3.2.4 toegestane oppervlakte glasopstanden mag niet worden vergroot;
J. de vergroting mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
K. indien de vergroting van het bouwvlak noodzakelijk is voor de plaatsing van permanente teeltondersteunende voorzieningen, nemen burgemeester en wethouders de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-permanente teeltondersteunende voorziening" op.
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een agrarische bedrijfsvorm, niet zijnde een intensieve veehouderij, naar een intensieve veehouderij of intensieve veehouderijtak, door middel van het aanduiden van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" met de aanduiding “intensieve veehouderij” mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
A. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
B. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
C. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
D. omschakeling is niet toegestaan binnen een kernrandzone. Een kernrandzone is het gebied binnen een zone van 200 m van de grens van het bestemmingsplan voor zover deze grenst aan de kernen van de gemeente Wijchen;
E. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
F. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. De initiatiefnemer dient hiertoe een door burgemeester en wethouders goed te keuren landschapsplan en realisatie overeenkomst te overleggen;
G. de omschakeling mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000- gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000- gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.