direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Heikampseweg 6 Alverna - Hoefweg 3 Batenburg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0296.BGBHeikampseweg6-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

Aan de Heikampseweg (ongenummerd) aan de rand van Alverna bevindt zich een agrarisch perceel zonder bebouwing. De eigenaar is voornemens op dit perceel een vrijstaande woning te realiseren. Deze ontwikkeling wordt mogelijk door het slopen van de voormalige agrarische bebouwing op het perceel aan de Hoefweg 3 in Batenburg door middel van verevening. De woning aan de Hoefweg 3 blijft behouden.

Deze ontwikkeling is strijdig met het geldende bestemmingsplan. Omdat het initiatief gewenst is en passend is op de locatie, wordt medewerking verleend aan deze ontwikkeling. In dit document wordt dit toegelicht en gemotiveerd waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied bestaat uit twee locaties. Het perceel Heikampseweg (ongenummerd) bevindt zich aan de rand van het dorp Alverna en staat kadastraal bekend onder gemeente Wijchen, sectie C, nr. 2215. Het perceel waar de agrarische bebouwing gesloopt wordt ligt aan de Hoefweg 3 ten noorden van het dorp Batenburg. Bijgevoegde afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving. Het perceel aan de Heikampseweg is aangegeven met een rode pijl en het perceel aan de Hoefweg met een blauwe pijl.

afbeelding "i_NL.IMRO.0296.BGBHeikampseweg6-VG01_0002.png"

Ligging slooplocatie (blauwe pijl) en bouwlocatie (rode pijl)

1.3 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de bestaande situatie en van het plan. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 wordt de haalbaarheid van het project getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Ook wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische opzet van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de wijze hoe burgers en andere belanghebbenden betrokken zijn bij het plan (maatschappelijke uitvoerbaarheid). Hierin zijn de uitkomsten van inspraak, vooroverleg en zienswijzen opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het initiatief

In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.

2.1 Huidige situatie

Het perceel aan de Heikampseweg bevindt zich tussen de Heikampseweg 4 en 10 aan de rand van Alverna. De Heikampseweg en de omgeving van het perceel betreft een woongebied met uitsluitend woningen. Aan de oostzijde van het perceel bevinden zich agrarische gronden. Het perceel is momenteel in gebruik als weiland. Het perceel is omzoomd door houtwallen. Doordat er op deze plek geen bebouwing staat, in tegenstelling tot de andere percelen aan deze straat, vormt de locatie momenteel een opening in het bestaande lint. Op navolgende afbeelding is de huidige situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0296.BGBHeikampseweg6-VG01_0003.png"

Luchtfoto van het plangebied aan de Heikampseweg in Alverna (bron: Google Maps)

Het perceel aan de Hoefweg bevindt zich in het buitengebied van Wijchen even ten noorden van Batenburg. Op het perceel staat een voormalig agrarisch bedrijf. De bedrijfswoning is al langere tijd in gebruik en bestemd als burgerwoning. De voormalige agrarische bedrijfsgebouwen omvatten circa 774 m² en 752 m² erfverharding/mestplaten en zijn al geruime tijd niet meer in gebruik als zodanig. De percelen in de omgeving betreffen voornamelijk voormalige agrarische bedrijven die eveneens omgevormd zijn tot woonpercelen afgewisseld met agrarische graslanden en enkele agrarische bedrijven. Op navolgende afbeelding is de huidige situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0296.BGBHeikampseweg6-VG01_0004.png"

Luchtfoto van het plangebied aan de Hoefweg 3 bij Batenburg (bron: Google Maps)

2.2 Toekomstige situatie

Voorliggend initiatief maakt de bouw van een vrijstaande woning mogelijk. De nieuwbouw is een logische aanvulling op de bestaande bebouwing langs de Heikampseweg. Langs deze weg bevinden zich hoofdzakelijk grote percelen met individueel vormgegeven vrijstaande woningen. Door in voorliggend plangebied eveneens een vrijstaande woning te realiseren wordt aangesloten bij de bebouwing in de omgeving. Daarnaast blijft het doorzicht op het achterliggende open landschap behouden door de centrale plaatsing van de woning op het perceel en het realiseren van de garage/berging in de kelder waardoor het perceel vrij blijft van bebouwing.

De bouwmassa van de nieuwe woning is zodanig dat deze in het straatbeeld wordt opgenomen. De architectonische uitwerking sluit ook aan op de woningen in de omgeving. De woningen langs de Heikampseweg hebben een dorpse uitstraling met bakstenen (deels gestucte) huizen met kappen die afwisselend bedekt zijn met dakpannen en riet. De nieuwe woning is voorzien van stucwerk en een rieten kap. De woning kent een vloeroppervlak van circa 110 m². Het perceel wordt voorzien van een inrit aan de zuidzijde waar tevens de benodigde parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Meer over het aspect parkeren in paragraaf 4.4. Tenslotte is het streven diverse duurzaamheidsmaatregelen toe te passen zoals Nul op de meter- woningen (NOM), meer hierover in paragraaf 2.3.

Het perceel aan de Heikampseweg is omzoomd door houtwallen. De bestaande houtwallen worden versterkt met mantelzoom vegetatie en de zijden die nog geen houtwal hebben zullen daarvan worden voorzien. In totaal worden er ca. 50 bomen geplant.

Navolgende afbeeldingen geeft de toekomstige situering op het perceel, het aanzicht van de woning, en een impressie van de woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0296.BGBHeikampseweg6-VG01_0005.jpg"

Situering van de nieuwe woning op het perceel aan de Heikampseweg (Bron: Veekens Bouwkundig teken- en adviesburo)

afbeelding "i_NL.IMRO.0296.BGBHeikampseweg6-VG01_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0296.BGBHeikampseweg6-VG01_0007.png"

Aanzichten en doorsnede nieuwe woning aan de Heikampseweg (Bron: Veekens Bouwkundig teken- en adviesburo)

afbeelding "i_NL.IMRO.0296.BGBHeikampseweg6-VG01_0008.jpg"

Impressies nieuwe woning aan de Heikampseweg, v.l.n.r. vooraanzicht en achteraanzicht (Bron: Veekens Bouwkundig teken- en adviesburo)

Hoefweg 3

Op het perceel aan de Hoefweg 3 wordt circa 774 m² aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing (schuren) gesloopt en 752 m² aan erfverharding/mestplaten verwijderd. In de bijlage 1 van de Regels staat aangegeven welke schuren gesloopt gaan worden. De eigenaar van dit perceel stelt de bouwrechten uit de sloop van deze bebouwing ter beschikking van de initiatiefnemer om te komen tot verevening waarmee de nieuwe woning aan de Heikampseweg kan worden gerealiseerd. Om de sloop te garanderen, wordt een anterieure overeenkomst tussen de initiatiefnemer en de gemeente gesloten waarin is opgenomen dat de agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt moet zijn 1 jaar na vaststelling van voorliggend bestemmingsplan. Deze termijn is tevens opgenomen als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van voorliggend bestemmingsplan.

De woning op dit perceel blijft behouden, waarbij de landschappelijke inpassing behouden en versterkt wordt. In bijlage 2 van de Regels is deze landschappelijke inpassing aangegeven en net als de sloop voorwaardelijk verplicht. De bestemming op de locatie is al wonen, de bouw van nieuwe bebouwing na sloop van de bestaande bebouwing is niet toegestaan conform het bestemmingsplan. De huidige bebouwing is aanwezig onder het overgangsrecht.

2.3 Duurzame stedenbouw

In een duurzame leefomgeving wordt bewust omgegaan met energie, klimaat, grondstoffen, ruimte, water en groen. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn een logisch moment om de verschillende aspecten van duurzame stedenbouw vanaf het begin in de planvorming mee te nemen.

Bouwbesluit

Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe woningen en utiliteitsgebouwen. De maat voor energiezuinigheid heet Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Voor woningen geldt sinds 2015 een Energie Prestatie Coëfficiënt van 0,4 op gebouwniveau. Vanaf 2020 wordt deze verlaagd richting een coëfficiënt dichter bij de nul. Vanaf 2020 moeten alle nieuwe gebouwen voldoen aan de BENG-eisen. Dit is rijksbeleid, waarbij BENG staat voor Bijna EnergieNeutrale Gebouwen.

Kansen

Bij de herinrichting van een perceel en bij nieuwbouw liggen kansen om duurzaamheid te verbeteren. Het energieneutraal maken van een gebouw kan beter bij de bouw dan achteraf. Nieuwbouw biedt de kans om meteen voor een duurzame wijze van verwarming te kiezen, maar ook andere duurzaamheidsaspecten zijn bij nieuwbouw relatief eenvoudig te realiseren, zoals het opwekken van duurzame energie. Het is van belang de kansen voor het opwekken van duurzame energie te benutten om de gestelde toename van duurzaam opgewerkte energie te behalen. Sinds 01-07-2018 moeten nieuwe woningen gasloos worden gebouwd. Daarnaast kan bij de inrichting van de buitenruimte rekening worden gehouden met water- en hittestress. Het aanplanten van groen is goed voor de klimaatbestendigheid, omdat het bijdraagt aan het verminderen van de hittestress en het verbeteren van het watervasthoudend vermogen van het gebied.

Planspecifiek

Bij de realisatie van de woning aan de Heikampseweg wordt gebruik gemaakt van diverse duurzaamheidsmaatregelen. De woning wordt gebouwd door middel van de houtskelet bouwmethode. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van duurzaam en volledig recyclebaar basismateriaal (hout), waarmee de Co2 uitstoot tijdens het bouwproces wordt gereduceerd en de woning is voorzien van een hoge isolatiewaarde. Daarnaast worden gasloos gebouwd door het toepassen van een cv met luchtwarmtepomp toegepast, PV-zonnepanelen en een zonneboiler. Bij de isolatie van de woning wordt gekozen voor tripple beglazing, kozijnen en ramen met dubbele kierdichting en extra isolatie in de vloer, wanden en dak met een Rc van 6.0 m² KW.

Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen voorgenoemden maatregelen uitwerkt zijn, ook ten aanzien van natuurinclusief bouwen zullen dan praktisch ingevuld zijn.

Ter plaatse van de Hoefweg wordt uitsluitend de voormalige agrarische bebouwing gesloopt. Bij de sloop van de bebouwing worden de materialen zorgvuldig gescheiden en afgevoerd. Bouwmaterialen die in goede staat verkeren zullen hergebruikt worden bij andere bouwprojecten.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Gebiedsgericht

De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de ecologische hoofdstructuur), de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.

In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.

In de SVIR worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.

Ladder duurzame verstedelijking

Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is 'duurzame verstedelijking'. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).

De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."

Per 01 juli 2017 is de ladder voor duurzame verstedelijking herzien. Bij de herziening zijn onder meer de drie afzonderlijke 'treden' van de ladder losgelaten en is het begrip 'actuele regionale behoefte' gewijzigd in 'behoefte'. Nieuw is dat de laddertoets bij flexibele plannen kan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van een wijzigings- of uitwerkingsplan.

Planspecifiek

Gebiedsgericht

Het plangebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden van de SVIR en het Barro. Er zijn geen specifieke randvoorwaarden voor dit plan.

Ladder duurzame verstedelijking

Voorliggend initiatief omvat de sloop van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing aan de Hoefweg 3 en de bouw van één nieuwe vrijstaande woning aan de Heikampseweg. Uit jurisprudentie blijkt dat er pas vanaf 12 woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 3.1.6. Bro. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is niet nodig.

3.2 Provinciaal beleid

Algemeen

In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (december 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid. Op 24 september 2014 is door Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze is op 19 december 2018 geactualiseerd op basis van de nieuwe omgevingsvisie. De Omgevingsverordening is een uitwerking van de Omgevingsvisie en stelt regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De provincie wil de focus leggen op een duurzaam, verbonden en een economisch krachtig Gelderland. Door daarin te investeren wil de provincie werken aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal. Om dat te bereiken wordt de focus gelegd op zeven ambities op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en woon- en leefomgeving. Deze ambities worden hieronder kort samengevat:

  • Een versnelde energietransitie, gericht op forse vergroting van het aandeel duurzame energie en passend bij de Gelderse kwaliteiten;
  • Een op de toekomst toegerust beschermend klimaatbeleid;
  • Een voortvarend en innovatief circulair beleid;
  • Een stimulerend en beschermend beleid voor biodiversiteit;
  • Efficiënte, duurzame en innovatieve bereikbaarheid, toegesneden op de veranderende vraag;
  • Een duurzaam, dynamisch en toegankelijk economisch vestigingsklimaat, waar voor ondernemers en inwoners een sterke aantrekkingskracht vanuit gaat;
  • Een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen.

Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik

De provincie en partners gaan nieuwe ontwikkelingen bezien in samenhang met de bestaande voorraad. Als leidend principe wordt de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik gehanteerd. De juridische basis hiervoor is de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Omgevingsverordening Gelderland

De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

Planspecifiek

Artikel 2.2 van de omgevingsverordening stelt dat een bestemmingsplan alleen nieuwe woningen mogelijk kan maken indien deze passen in een vastgestelde regionale woonagenda. De huidige woonagenda voor Wijchen is de 'Woonagenda subregio Nijmegen en Omstreken 2017-2027'. Binnen deze woonagenda heeft de gemeente Wijchen de ruimte gekregen om 1.100 nieuwe woningen re realiseren. Hierbinnen is voldoende ruimte voor de extra woning in dit plan. Het plan past binnen deze woonagenda. Verder stellen de provinciale Omgevingsvisie en Omgevingsverordening geen specifieke eisen aan voorliggende locatie aan de Heikampseweg. Aan de Hoefweg vinden, behalve sloop van de voormalige bedrijfsgebouwen, geen ontwikkelingen plaats. Geconcludeerd wordt dat het initiatief past binnen het provinciale beleid.

3.2.1 Woonagenda subregio Nijmegen 2020-2030

Met de woonagenda leggen de samenwerkende gemeenten in de subregio Nijmegen (Berg en Dal, Beuningen, Druten, Heumen, Mook en Middelaar, Nijmegen en Wijchen) een gezamenlijke koers vast om tegemoet te komen aan de wonen opgaven voor de jaren 2020-2030. Het centrale doel is het zorgen voor een blijvend goed woon- en leefklimaat voor alle huidge en toekomstige inwoners van de subregio, met voldoende woningen, kwantitatief en kwalitatief voor iedereen die dat nodig heeft.

De kernkwaliteiten van de subregio Nijmegen bestaan uit, een diversiteit aan woonmilieus en woningtypen voor een diversiteit aan huishoudens in een groene omgeving met veel voorzieningen en met goede verbindingen met de rest van Nederland. De gemeenten proberen gezamenlijk de kracht van de subregio en de regio te versterken door verbeteringen te realiseren op de gebieden wonen en leefbaarheid, duurzaamheid, zorg en welzijn en werk, innovatie en onderwijs. De diversiteit aan woonmilieus is een van de sterke punten die wordt behouden en verder uitgebouwd. Deze woonagenda levert daaraan een bijdrage.

Thema's van de woonagenda

Voortbordurend op de thema's uit de vorige woonagenda, de Woondeal Regio Arnhem Nijmegen en de actualiteit pakken we in de Woonagenda subregio Nijmegen e.o. 2020-2030 de volgende thema's op:

  • Verantwoord versnellen: programmeren en afstemmen.
  • Bestaande woningvoorraad en betaalbaarheid.
  • Duurzaam en toekomstbestendig.
  • Huisvesting specifieke doelgroepen.

De woningbouwopgave voor Wijchen tot 2030 bedraagt 1.430 woningen.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Strategische visie en Structuurvisie Wijchen

In maart 2007 is de Strategische Visie Wijchen 2025 vastgesteld. In deze visie wordt een doorkijk gegeven naar de gewenste ontwikkeling van de gemeente Wijchen tot het jaar 2025. De visie richt zich op een viertal leidende thema's, te weten: bedrijvig Wijchen, sociaal sterk, duurzaam groen en de Wijchense identiteit.

Duurzaam en kwalitatief zijn ook sleutelwoorden voor de ontwikkeling van het buitengebied en de kleine kernen. De grote rijkdom aan natuur- en landschapswaarden vormt het uitgangspunt voor verdere ontwikkeling. Wijchen zet in op een beheerste groei van recreatie, verbrede landbouw, ontwikkeling van groene en blauwe diensten en vitale kernen. Er wordt een groene relatie tussen het stedelijk gebied met het buitengebied nagestreefd met zo weinig mogelijk barrières. De groen-blauwe relatie tussen de kern Wijchen en het omringende buitengebied wordt verbeterd teneinde groen en water tot in de kern te laten doorlopen.

In de Strategische visie 2025 zijn de belangrijkste 'groene' ambities als volgt verwoord:

  • 1. verdere ontwikkeling alleen met respect voor landschap, cultuurhistorie en natuur;
  • 2. meer ruimte voor water;
  • 3. duurzame inrichting;
  • 4. nieuwe ontwikkelingen worden getoetst aan hun bijdrage aan het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit.

De groene ambities zijn nader vorm gegeven in het gemeentelijke Groenstructuurplan kleine kernen (april 2004) en het Landschapsontwikkelingsplan (december 2006).

Structuurvisie Wijchen

De Structuurvisie Wijchen, die door de gemeenteraad op 9 juli 2009 is vastgesteld, betreft een doorvertaling van de strategische opgaven die zijn geformuleerd in de strategische visie Wijchen 2025. Uitgegaan wordt van een compacte groei en het benutten van de potenties van bestaand stedelijk gebied zonder daarbij de bestaande kwaliteit aan te tasten, in combinatie met een vitaal platteland en sterke kleine kernen.

De gemeente wil de komende 10 jaar onder meer:

  • 1. herstel hydrologie kwelgebieden in Oost Wijchen;
  • 2. ontwikkeling en versterking van de EVZ Heumen – Horssen;
  • 3. aanleg van landschapselementen en (erf)beplantingen, die passen bij het gebied;
  • 4. versterken van cultuurhistorische landschapselementen en patronen;
  • 5. nieuwe woningen in het buitengebied alleen in geval van functieverandering of landgoederen in het kader van de Natuurschoonwet;
  • 6. kleinschalige bedrijvigheid in het kader van verbreding van de landbouw in het buitengebied;
  • 7. ruimte voor versterking en ontwikkeling agrarische sector;
  • 8. behoud en versterking bestaande recreatie terreinen;
  • 9. extensieve recreatie in het landelijk gebied door een goede en aantrekkelijke ontsluiting;
  • 10. behoud en versterking van een goede woon- en leefomgeving.

Voor het aspect wonen worden met name het gebruik van bestaande bebouwing voor woonfuncties en het toevoegen van nieuwe landelijke woonmilieus onderscheiden. Een bebouwing met een grote landschappelijke meerwaarde is van belang voor het handhaven van sociale verbanden in het landelijk gebied. Voor de eigen bevolking is er gebrek aan passende woonruimte. Noodgedwongen verhuizen starters naar de omliggende dorpen of de verder weg gelegen steden. Hierdoor vergrijst de plattelandsbevolking, neemt de economische activiteit op het platteland af en gaat de leefbaarheid achteruit. Om deze ontwikkeling te keren worden meer woonfuncties toegestaan. Door deze ontwikkeling met ruimtelijk beleid te begeleiden is er geen sprake van aantasting van ruimtelijke kwaliteit, maar veeleer van behoud en versterking van kwaliteiten.

Bij de vaststelling van een wijzigingsplan of projectbesluit dienen de uitgangspunten uit de structuurvisie in acht genomen te worden.

Planspecifiek

Op de kaart 'Wonen' uit de structuurvisie Wijchen ligt het plangebied aan de Heikampseweg op de grens van de gebieden 'concessie contour woonkern' en 'lintbebouwing'. Voor beide gebieden is geen specifiek beleid opgenomen. Voorliggend plan maakt één vrijstaande woning mogelijk op een locatie die momenteel nog als agrarisch is bestemd. Met het herbestemmen van het perceel naar een woonbestemming wordt aangesloten bij het aangrenzende woongebied. Daarnaast wordt voor voorliggend initiatief verouderde agrarische bebouwing aan de Hoefweg gesaneerd waardoor de hoeveelheid bebouwing in het buitengebied per saldo zal dalen (verevening). Daardoor zal door het initiatief langdurige leegstand en daarmee verloedering van het perceel aan de Hoefweg worden voorkomen. Met voorliggend initiatief neemt de ruimtelijke kwaliteit op zowel de locatie aan de Heikampseweg als aan de Hoefweg toe door de sloop van de agrarische bebouwing en de bouw van een woning en herinrichting van het perceel aan de Heikampseweg. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling past binnen de Strategische visie en de Structuurvisie Wijchen.

3.3.2 Woonvisie Wijchen 2025

De Woonvisie Wijchen zet de koers van het gemeentelijk woonbeleid uit naar de toekomst. Hierin wordt omschreven waar moet worden bijgestuurd, afgeremd of versneld om de doelen van het woonbeleid te bereiken. De woonvisie heeft twee uitgangspunten: het thuisgevoel versterken en verder kijken dan de trends van nu. Om het woningaanbod in balans te krijgen wordt in de woonvisie gesproken over meer mogelijkheden voor starters, jonge gezinnen, (vitale) senioren en mensen met een zorgvraag. Het is de bedoeling dat starters en jonge gezinnen in de gemeente kunnen blijven of komen wonen. Dit kan onder andere door mogelijkheden te bieden voor splitsing van bestaande woningen, waardoor een koopwoning binnen het financiële bereik van starters kan komen. Daarnaast is het de bedoeling dat (vitale) senioren en mensen met een zorgvraag langer zelfstandig kunnen wonen. Dit leidt tot een toenemende behoefte aan nieuwe woonvormen, zoals verschillende generaties onder één dak en het toevoegen van woningen in een vorm waarbij de eindgebruiker centraal staat.

Planspecifiek

Voorliggend plan voorziet in de realisatie van één woning aan de rand van Alverna. De nieuw te realiseren woning zal bewoond worden door de initiatiefnemer. De woning zal geschikt zijn als eengezinswoning en zal daarnaast met enkele aanpassingen ook levensloopbestendig zijn. Het plan speelt hiermee direct in op een actuele behoefte binnen de gemeente. Het initiatief past hiermee binnen de Woonvisie.

3.3.3 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van beide locaties in het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Geconsolideerde versie Buitengebied en herziening 2014' van de gemeente Wijchen, vastgesteld op 23 februari 2015. Het perceel aan de Heikampseweg heeft de enkelbestemmingen 'Agrarisch met waarden - 1' en een klein strookje 'Wonen-1'. Daarnaast geldt voor het perceel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Onderstaand een gedeeltelijke uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan ter plaatse dit perceel. In het plangebied geldt tevens het "Parapluplan Cultuurhistorie Wijchen", vastgesteld op 3 mei 2017. Hier wordt nader op ingegaan in paragraaf 4.5 Cultuurhistorie en archeologie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0296.BGBHeikampseweg6-VG01_0009.png"

Uitsnede bestemmingsplan 'Geconsolideerde versie Buitengebied en herziening 2014', perceel Heikampseweg in rood (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - 1' is wonen niet toegestaan. Het bouwen van een nieuwe woning in het plangebied en het gebruiken van het perceel als zodanig is daarom strijdig met het geldende bestemmingsplan.

Ter plaatse van het perceel aan de Hoefweg geldt de enkelbestemming 'Wonen-1'. Op dit perceel wordt enkel de agrarische bebouwing gesloopt. Voor de sloop hoeft het bestemmingsplan niet gewijzigd te worden en om deze reden maakt deze locatie geen onderdeel uit van de regels en verbeelding van voorliggend bestemmingsplan. Onderstaand een gedeeltelijke uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan ter plaatse dit perceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0296.BGBHeikampseweg6-VG01_0010.png"

Uitsnede bestemmingsplan 'Geconsolideerde versie Buitengebied en herziening 2014', perceel Hoefweg 3 in rood (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Bij een functiewijziging zal in veel gevallen een specifiek bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.

Planspecifiek

In het kader van voorliggende ontwikkeling is een bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het perceel aan de Heikampseweg. Het onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 1. De belangrijkste conclusie luidt dat er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen zijn voor de bestemmingsplanherziening. In het grondwater zijn licht tot matig verhoogde concentraties met barium, zink, nikkel en cadmium aangetroffen. Aangenomen wordt dat de aangetoonde verhoogde concentraties geen risico’s vormen voor gebruik van de locatie voor wonen.

Wel zal in het kader van de omgevingsvergunning voor de bouw van de woning de volgende zaken nog aangeleverd moeten worden:

  • Een asbest-in-grond onderzoek conform de NEN5707 van de ondergrond ter hoogte van zowel de klinker- en puinverharding bij het schuurtje als de repac-verharding op het zuidwestelijke deel van het perceel.
  • Het toevoegen van het certificaat en de bijbehorende vrachtbonnen van de repac-verharding aan het bodemrapport of (indien deze niet meer aanwezig zijn) de repac-verharding onderzoeken op asbest middels een asbest-in-puin onderzoek conform de NEN589.
  • Een asbest-in puin onderzoek conform de NEN5897 van de puinlaag onder de klinkerverharding als deze puin verharding t.b.v. de bouw niet van het terrein verwijderd wordt.

Ter plaatse van het perceel aan de Hoefweg blijft de bestemming gehandhaafd en is de bestemming in overeenstemming met het huidige en toekomstige gebruik.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect bodem.

4.1.2 Lucht

De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' zijn twee aspecten van belang. Ten eerste of de luchtkwaliteit ter plaatse de nieuwe functie toelaat (de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.

Luchtkwaliteit ter plaatse

In de Wet milieubeheer zijn normen opgenomen voor de concentraties van een aantal stoffen in de buitenlucht ter bescherming van de mens. De twee belangrijkste stoffen zijn PM10 en PM2,5(fijnstof) en NO2 (stikstofdioxide). Voor grenswaarde van PM10 en NOx bedraagt 40 µg/m3, van PM2,5 is dat 25 µg/m3.

Bijdrage aan luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De Wet maakt een onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).

Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt.

Planspecifiek

Luchtkwaliteit ter plaatse van het initiatief

Vanuit een goede ruimtelijke ordening is de huidige luchtkwaliteit ter plaatse getoetst met behulp van de NSL Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl). Door de metingen ter plaatse te toetsen aan de grenswaarden is gekeken of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Uit metingen van het dichtstbijzijnde rekenpunt 15562648 (aan de Graafseweg ter hoogte van plangebied) zijn de volgende concentraties naar voren gekomen:

  NO2 
(stikstofdioxide)  
PM10
(fijnstof)  
PM2,5 (fijnere fractie van fijnstof)  
Gemeten totale concentratie jaargemiddelde 2018 (µg/m3)   18,7 µg/m3   18,1 µg/m3   11,2 µg/m3  
Grenswaarde concentratie (µg/m3)   40 µg/m3   40 µg/m3   25 µg/m3  

De gemeten concentraties stikstofdioxide en fijn stof liggen ruim onder de gestelde grenswaarden. Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn geen belemmeringen voor onderhavig initiatief.

Bijdrage initiatief

Voorliggend initiatief betreft de sloop van voormalige agrarische bebouwing aan de Hoefweg 3 en de realisatie van één woning aan de Heikampseweg 6 Alverna. Ten aanzien van de bijdrage aan luchtkwaliteit is het initiatief van geringe omvang ten opzichte van de benoemde grenswaarde (3%). Op basis van de te verwachten toename aan verkeersbewegingen ten gevolge van het project is te concluderen dat dit project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere toetsing ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.

4.1.3 Geluid

De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd:

  • woningen;
  • geluidgevoelige gebouwen, zoals scholen, ziekenhuizen, verzorgings- en verpleeghuizen, psychiatrische instellingen en kinderdagverblijven;
  • geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaatsen en bestemde ligplaatsen voor woonschepen).

Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Binnen deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een voorkeursgrenswaarde en een bovengrens (hoger mag niet). De Wgh gaat verder onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.

Planspecifiek

Voorliggend plan voorziet in het toevoegen van één nieuw geluidgevoelige object (woning) aan de Heikampseweg. Voor de Heikampseweg geldt een maximum snelheid van 30 km/u. De Heikampseweg zelf kan omschreven worden als een smalle, rustige weg, welke voornamelijk wordt gebruikt door bestemmingsverkeer. Er is geen verwachting dat de intensiteit van deze weg dusdanig hoog is dat een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden.

De planlocatie ligt buiten de zone van de westelijk gelegen Graafseweg (rond dergelijke wegen dient binnen 200 meter van deze weg onderzoek te worden gedaan naar de invloed van wegverkeerlawaai) waarmee deze weg geen invloed heeft op het plan. De Groenewoudseweg en de overige omliggende wegen zijn geen gezoneerde wegen, dit betreffen allen 30 km/h wegen. Wel bevindt het plan zich in de invloedssfeer van de Hoogbroekseweg. De afstand tussen de Hoogbroekseweg en het plangebied is 70 meter. Het betreft hier een 60 km/h weg met een geringe intensiteit. Aan de Hoogbroekseweg naast nr 31 is op 5 januari 2021 een omgevingsvergunning verleend ten behoeve van de bouw van een woning, deze woning is gesitueerd op ongeveer 15 meter uit de as van de weg. Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat op die afstand een geluidsbelasting van 50 dB LDEN na aftrek optreedt. De planlocatie ligt op 70 meter van de betreffende weg. Het geluidsniveau neemt met 3 dB per verdubbeling van de afstand toe. Dat zou betekenen dat op 30 meter afstand een geluidsbelasting van 47 dB LDEN en op 60 meter 44LDEN te verwachten is, wordt op 70 meter ruimt voldaan aan de grenswaarde van 48 dB. Effecten van de Hoogbroekseweg op het plangebied zijn dan ook niet te verwachten.

In de omgeving van de locatie liggen geen spoorwegen en/of industrieterreinen. Spoorweglawaai en/of industrielawaai kunnen daarmee op voorhand worden uitgesloten.

Ter plaatse van het perceel aan de Hoefweg blijft de bestemming gehandhaafd en is de bestemming in overeenstemming met het gebruik.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.

4.1.4 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor milieuvergunningen als het gaat om geurhinder van veehouderijen met landbouwhuisdieren. De Wgv maakt onderscheid in dieren met en dieren zonder een vastgestelde geuremissiefactor. Voor de eerste soort wordt de geurbelasting bij geurgevoelige objecten berekend, voor de tweede gelden minimumafstanden tot dergelijke objecten (ook wel bekend onder de term 'vaste afstandsdieren'). De Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) bepaald in bijlage 1 voor welke dieren geuremissies zijn vastgelegd. Als het (beoogde) veehouderijbedrijf niet in deze regeling wordt genoemd betreft het vaste afstandsdieren.

De Wet geurhinder en veehouderij kent een omgekeerde werking. Dat wil zeggen dat ook bij plannen die woningbouwlocaties mogelijk maken wordt getoetst aan de normen van de Wet geurhinder en veehouderij. Bij ruimtelijke ordeningsplannen moet worden beoordeeld of sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat.

Planspecifiek

In de omgeving van het plangebied aan de Heikampseweg zijn geen veehouderijen gelegen. Effecten vanuit geur kunnen daarmee op voorhand worden uitgesloten.

Ter plaatse van het perceel aan de Hoefweg blijft de bestemming gehandhaafd en is de bestemming in overeenstemming met het gebruik en de omgeving.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geur.

4.1.5 Milieuzonering

Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen, maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun activiteiten.

De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.

Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, zoals geluid, geur, gevaar en stof. De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype en verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke milieuhinder als minder belastend wordt gezien.

Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.

Planspecifiek

Voorliggend plan voorziet in het ontwikkelen van een gevoelige object (één woning aan de Heikampseweg) in een woongebied. Het is daarom van belang te kijken naar het wederzijds effecten van dit plan en bedrijven uit de omgeving. Het meest dichtstbijzijnde bedrijf betreft een glastuinbouwbedrijf aan de Weideweg 12 gelegen op circa 240 m afstand. Dit type bedrijf kent op basis van de publicatie bedrijven en milieuzonering een milieucategorie 2, met een bijbehorende maximale richtastand van 30 m op basis van het aspect geluid. Gelet op de afstand tussen de planlocatie en de betreffende bedrijfslocatie kan hinder op voorhand worden uitgesloten. In de omgeving van het plangebied liggen geen andere bedrijfslocaties die een mogelijk milieueffect hebben. Geconcludeerd kan worden dat binnen het plangebied er vanuit milieuzonering sprake is van een goed woon- en leefklimaat, nog dat omliggende bedrijven door dit plan worden gehinderd in hun bedrijfsvoering.

Ter plaatse van het perceel aan de Hoefweg blijft de bestemming gehandhaafd en is er geen sprake van de toevoeging van een gevoelig object.

Het initiatief is uitvoerbaar vanuit milieuzonering.

4.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.

De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting.

De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren en winkels, horeca, parkeerterreinen en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.

Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Binnen de 10-6-contour is het realiseren van kwetsbare objecten niet toegestaan.

Planspecifiek

Voorliggend plan voorziet in het toevoegen van één woning aan de Heikampseweg. Het is daarom van belang te kijken naar de mogelijke effecten vanuit externe veiligheid. Via de website risicokaart.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Bijgevoegd een screenshot van die website.

afbeelding "i_NL.IMRO.0296.BGBHeikampseweg6-VG01_0011.png"

Uitsnede risicokaart (bron: risicokaart.nl)

Op voorgaande afbeelding is te zien binnen een straal van bijna 1,5 km rondom de planlocatie aan de Heikampseweg (blauwe cirkel) er geen risicovolle inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn. De A73 ligt niet binnen de meest relevante zone voor het groepsrisico (de 200 meter zone) van deze weg. Vanuit externe veiligheid zijn er dan ook geen gevolgen voor dit plan.

Ter plaatse van het perceel aan de Hoefweg is er geen sprake van de toevoeging van een gevoelig object.


Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect externe veiligheid.

4.2 Water

Wettelijk kader

Op basis van de wet op de ruimtelijke ordening (Wro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de watertoets verplicht bij o.a. bestemmingsplannen, inpassingsplannen, projectbesluiten en omgevingsvergunningen afwijking bestemmingsplan. Voor overige plannen, zoals een structuurvisie, dient een watertoets te worden uitgevoerd op basis van het Nationaal Bestuursakkoord Water. Het Bro regelt de verplichte waterparagraaf in de plantoelichting (art 3.1.6 Bro) en het vooroverleg met de waterbeheerder (art 3.1.1 Bro).


Watertoets

De watertoets is bedoeld om ruimtelijke plannen en besluiten meer waterbestendig te maken, doordat waterbelangen van gemeente, waterschap en eventueel andere waterbeheerders vroegtijdig en expliciet worden meegewogen. In het ruimtelijk plan moet voldoende rekening zijn gehouden met de waterhuishouding en -voorzieningen.


Waterparagraaf

De waterparagraaf beschrijft de wijze waarop rekening is gehouden met de eventuele gevolgen van het ruimtelijk plan voor de waterhuishouding en vice versa. Onderdeel hiervan is een beschrijving van beleidsuitgangspunten en regelgeving, waterhuishoudkundige situatie en -opgaven, meest geschikte oplossingen (motiveren) en de ruimtelijke consequenties daarvan. Indien aan de orde is tevens het advies van het waterschap in de waterparagraaf verwerkt. Het perceel aan de Heikampseweg is uitvoering beschouwd. Wanneer een onderdeel van toepassing is op het perceel aan de Hoefweg is deze locatie eveneens beschouwd.

1. Beschrijving watersysteem

Geomorfologie en grondwatersysteem

Het plangebied ligt aan de rand van de kern Alverna. Ter plaatse van de toekomstige woning ligt het plangebied ligt op een hoogte van circa 8,21 m +NAP volgens het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). De bodem bestaat uit zand, met plaatselijk in de ondergrond leem. Op ongeveer 540 m ten zuidoosten van het plangebied bevindt zich een peilbuis (nr. B46A1667). Het maaiveld ligt ter plaatse van de peilbuis op 6,98 m +NAP. Volgens deze peilbuis heeft de grondwaterstand in de periode december 2010 t/m april 2012 niet lager gestaan dan 6,20 m +NAP en niet hoger dan 6,93 m +NAP. De gemiddelde grondwaterstand in deze peilbuis was 6,55 m +NAP. Voor het plangebied is de verwachting dat de grondwaterstanden niet of nauwelijks afwijken.

Oppervlakte- en afvalwatersysteem

Direct ten oosten van het perceel op een paar meter afstand van het plangebied loopt een A watergang, zoals blijkt uit de legger van het waterschap Rivierenland. Deze watergang en bijbehorende beschermingszone vormen geen belemmering ten aanzien van het initiatief gezien de onderlinge afstand tot de te realiseren woning aan de westzijde van het perceel. Daarnaast is het dichtstbijzijnde HEN-water (Wijchense Ven) gelegen op 370 m en het dichtstbijzijnde SED-water (Balgoijsewetering) gelegen op 2,7 km. Het initiatief heeft gezien de afstand geen invloed op deze wateren. Het plangebied maakt onderdeel uit van het Peilbesluit Bloemers en Citters (2011). In het deelgebied waar het plan zich bevind (CIT00) wordt het peil niet beheerd. De nieuwe woning zal op het bestaande rioleringsnet worden aangesloten, hierop zal het afvalwater geloosd worden. Hemelwater wordt op eigen terrein opgevangen.

Ecosysteem

Op basis van de gegevens van de provincie Gelderland ligt het plangebied niet in het Gelders Natuur Netwerk of een groene ontwikkelingszone. Op basis van de website natura2000.nl ligt het plangebied niet in een Natura 2000-gebied. In het plangebied is geen natte natuur aanwezig.

2. Gemeentelijk beleid en waterschap

Waterbeleid

Het gemeentelijk waterbeleid is met name gericht op het voorkomen, beperken of tot een aanvaardbaar risico terugbrengen van wateroverlast en schade aan milieu en volksgezondheid. In de Strategische waternota Wijchen zijn de thema's en uitgangspunten voor duurzaam waterbeheer omschreven (zie ook punt 3). Het Gemeentelijk rioleringsplan beschrijft de gemeentelijke zorgplicht voor rioolwater, hemelwater en grondwater. In het kader van de watertoets wordt een vertaalslag gemaakt naar de concrete plansituatie.

Zorgplichten afvalwater en hemelwater

De gemeente heeft voor zover doelmatig een zorgplicht voor de inzameling en transport van stedelijk afvalwater dat binnen de gemeente vrijkomt (zie Wmb art 10.33). Perceeleigenaren dienen hemelwater in eerste instantie op eigen terrein te verwerken of op oppervlaktewater te lozen. Als dit redelijkerwijs niet mogelijk is draagt de gemeente zorg voor de doelmatige inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater (Waterwet art 3.5).

Waterschap

De gemeente Wijchen valt binnen het beheersgebied van Waterschap Rivierenland. ‘Zonder vergunning

van het waterschap is het niet toegestaan op het oppervlaktewater te lozen (Waterwet art 6.2) en ingrepen te plegen in/nabij oppervlaktewater en waterkeringen (Keur Waterschap Rivierenland 2014). Daarnaast verzorgt het waterschap het beheer en onderhoud van het binnendijkse hoofdwatersysteem (A-watergangen) en draagt zorg voor het zuiveren van het afvalwater (Waterwet art. 3.4).

3. Beleidsuitgangspunten en consequenties voor het ruimtelijk plan

Deze paragraaf beschrijft op welke wijze op de planlocatie rekening is gehouden met het watersysteem, gelet op de waterhuishoudkundige situatie, beleid en regelgeving. Als onderdeel hiervan een motivering van getroffen maatregelen om negatieve effecten op/van het watersysteem tot een minimum te beperken, inclusief de ruimtelijke consequenties daarvan.

3.1 Leefomgeving algemeen

Beleidsuitgangspunten 

De gemeente streeft naar integrale inpassing van het watersysteem in de leefomgeving en afstemming op de gebruiksfuncties in het gebied. De ruimtelijke ontwikkeling mag in beginsel geen nadelige gevolgen hebben voor de waterhuishouding en vice versa. De waterhuishoudkundige situatie moet in overeenstemming zijn met het beoogde grondgebruik.


Water is mede-ordenend bij de ruimtelijke ontwikkeling (juiste functie op de juiste plaats), waarbij tevens rekening wordt gehouden met de ruimteclaim van waterhuishoudkundige voorzieningen. Wateropgaven worden gekoppeld aan andere gebiedsopgaven, zoals voor openbaar groen, riolering, welzijn en energiewinning (zie ook Klimaatverandering).

Gevolgen van/voor het plan 

Voorliggend initiatief heeft geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding of watergangen en oppervlakte water in de omgeving. Zo zal de verouderde agrarische bebouwing op het perceel aan de Hoefweg worden gesaneerd en neemt de hoeveelheid verharding ten aanzien van de huidige situatie sterk af. Daarnaast wordt de woning aan de Heikampseweg hydrologisch neutraal gebouwd en zal het hemelwater deels op eigen terrein worden opgevangen en deels worden afgevoerd naar de A watergang op de oostelijke grens die afvoert naar het natuurlijk filter nabij het Wijchense Ven. Onder punt 3.2 tot en met 3.5 is in meer detail weergegeven welke concrete invulling aan het aspect water is gegeven.

3.2 Kwaliteit en beleving

Beleidsuitgangspunten 

De gemeente streeft naar schoon water en waterbodems die voldoen aan gestelde eisen en het behoud van (natte) natuurwaarden en biodiversiteit. Verontreiniging van grond- en oppervlaktewater dient te worden voorkomen en de waterkwaliteit zo mogelijk verbeterd. Natuurlijke grondwater- en oppervlaktewaterstanden worden beschermd of hersteld.

Schoon hemelwater mag rechtstreeks in bodem of op oppervlaktewater worden geloosd. Verontreiniging van hemelwater voorkomen, o.a. door toepassing van niet-uitlogende materialen (Dubo-bepalingen) en door beperking van toepassing van lood, koper, zink en zacht pvc. Verontreinigd hemelwater mag alleen worden geloosd via een zuiverende voorziening.

De kwaliteit van oppervlaktewater zo mogelijk verbeteren door aanleg van natuurvriendelijke oevers en verbetering van de doorstroming. Het beheer mag geen verstoring geven van waterkwaliteit en biodiversiteit. Ecologisch natte zones of natte natuurwaarden behouden of verder ontwikkelen door bijbehorende waterhuishoudkundige omstandigheden te beschermen of herstellen.

De gemeente streeft naar versterking van de belevingswaarde van water en daarmee het waterbewustzijn. Hierbij worden water, waterhuishoudkundige elementen en cultuurhistorische structuren en landschapselementen herkenbaar verweven in de ruimtelijke inrichting en beleefbaar gemaakt. Waterstromen zichtbaar (bovengronds) afvoeren.

Gevolgen van/voor het plan 

Direct ten oosten van het perceel aan de Heikampseweg op een paar meter afstand van het plangebied loopt een A watergang. Deze watergang en bijbehorende beschermingszone vormen geen belemmering ten aanzien van het initiatief gezien de onderlinge afstand. Het plangebied ligt niet binnen een beschermingszone voor Ecologisch natte zones of natte natuur. Met betrekking tot het thema 'beleving van water' is er geen relatie met voorliggend initiatief. Het hemelwater dat in het gebied valt wordt deels op eigen terrein opgevangen en deels worden afgevoerd naar de A watergang op de oostelijke grens die afvoert naar het natuurlijk filter nabij het Wijchense Ven. Bij de bouw van de woning worden geen uitlogende materialen gebruikt. Afvalwater wordt met een nieuwe aansluiting op het bestaande rioolsysteem afgevoerd. De capaciteit van de riolering is voldoende om het afvalwater van de woningen te ontvangen. Mocht er een zwembad worden gerealiseerd, zal het zwembadwater niet via de openbare riolering worden afgevoerd. Ter plaatse van het perceel aan de Hoefweg wordt 774 m² aan agrarische bebouwing gesloopt en 752 m² aan erfverharding/mestplaten verwijderd waarmee het verhard oppervlak sterk afneemt. Hierdoor is er meer ruimte op dit perceel voor infiltratie van hemelwater in de bodem. De mogelijkheden op het perceel aan de Heikampseweg voor infiltratie van hemelwater worden in punt 3.4 uitgewerkt.

3.3 Klimaatverandering

Beleidsuitgangspunten 

De gemeente streeft naar een klimaatbestendige en waterrobuuste leefomgeving. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dienen schadelijke effecten van klimaatverandering (wateroverlast en verdroging) voor het grondgebruik en vice versa te worden beperkt of teruggebracht tot een acceptabel niveau. Waterhuishoudkundige voorzieningen zijn energiezuinig en duurzaam.

Komen tot een klimaatadaptieve ruimtelijke inrichting, o.a. voor wat betreft bebouwing, wegen, groen en water. Voorkomen dat water bij hevige neerslag in de bebouwing terecht komt of afstroomt buiten het plangebied. De hoeveelheid verhard oppervlak tot een minimum beperken. Groenstructuren klimaatrobuust aanleggen voor wat betreft areaal, type beplanting en waterbergend vermogen.

Grondwateronttrekking beperken door hoogwaardige toepassing van drinkwater en het treffen van waterbesparende voorzieningen. Zo mogelijk hemelwater gebruiken voor laagwaardige toepassingen.

Gevolgen van/voor het plan 

Door de sanering van 774 m² aan agrarische bebouwing en 752 m² aan erfverharding/mestplaten aan de Hoefweg is er sprake van een sterke afname van verharding binnen dit perceel van het plangebied. Het perceel aan de Heikampseweg is omzoomd door houtwallen. De bestaande houtwallen worden versterkt met mantelzoom vegetatie en zijden die nog geen houtwal hebben zullen daarvan worden voorzien. In totaal worden er ca. 50 bomen geplant met bijbehorende mantelzoom. Het aanplanten van (het extra) groen is goed voor de klimaatbestendigheid, omdat het bijdraagt aan het verminderen van de hittestress en het verbeteren van het watervasthoudend vermogen van het gebied. Mede door de aanleg van nieuw groen kan bij zware regenval het regenwater in de bodem worden opgenomen. Indien de bodem verzadigd raakt kan overtollig regenwater afstromen naar de watergang ten oosten van het perceel. Hiermee wordt wateroverlast in de woning als gevolg van neerslag voorkomen.

3.4 Waterberging

Beleidsuitgangspunten 

De gemeente streeft naar het vasthouden van gebiedseigen water door benutting van de natuurlijke bergingscapaciteit van bodem en oppervlaktewater. Hemelwater afkomstig van verharde oppervlakken dient zoveel mogelijk te worden afgekoppeld van de riolering met de voorkeursvolgorde: 1) Benutting, 2) Bodeminfiltratie binnen het gebied, 3) Berging binnen het gebied, 4) Vertraagde afvoer naar oppervlaktewater buiten het plangebied en 5) Afvoer naar riool.

Wanneer hemelwater direct of indirect wordt geloosd op oppervlaktewater, moet dit volgens de Keur (Waterschap Rivierenland) worden gecompenseerd. De compensatieplicht houdt in dat de toename van verharding in het ruimtelijk plan moet worden gecompenseerd door aanleg van extra waterberging. Met een eenmalige uitzondering van 500 m2 (stedelijk gebied) en 1500 m2 (landelijk gebied) voor particulieren en kleine bedrijven.

Infiltratie- en bergingsvoorzieningen, zoals bodempassages en open water, moeten voldoende capaciteit hebben om het hemelwater te kunnen verwerken. En zodanig ruimtelijk ingepast (ruimtebeslag, ligging) dat adequaat functioneren is gewaarborgd.

Gevolgen van/voor het plan

De bodem in het plangebied is voldoende doorlatend. Op het perceel aan de Hoefweg wordt 774 m² aan agrarische bebouwing en 752 m² aan erfverharding/mestplaten gesaneerd waardoor er sprake is van een sterke afname van verharding binnen het plangebied. Het perceel aan de Heikampseweg is geheel onverhard. Ten opzichte van de bestaande situatie neemt het verhard oppervlak binnen het plangebied aan de Heikampseweg toe met 259,5 m² (109,5 m² aan bebouwing en de gronden ten behoeve van de tuin wordt 150 m² verhard). Deze toename valt binnen de eenmalige uitzondering voor particulieren en kleine bedrijven van het waterschap Rivierenland in het landelijk gebied.

Conform het gemeentelijke uitgangspunt dient al het hemelwater echter op eigen terrein te worden verwerkt. Voor voorliggend plan is hierom indicatief een berekening gemaakt voor de waterberging. Zoals hierboven berekent wordt er uitgegaan van circa 259,5 m² totale hoeveelheid nieuwe verharding binnen het plangebied in de toekomstige situatie. Er is gerekend met 60 millimeter waterberging per m². Dit staat voor een bui die 1 keer per jaar valt. Dit komt neer op een benodigde bergingscapaciteit van 17,7 m³.

Om deze benodigde capaciteit binnen het plangebied op te kunnen vangen worden maatregelen getroffen. Bij de uitwerking in de omgevingsvergunning zal aangegeven worden welke voorziening hiervoor ingezet wordt.

Daarnaast is het mogelijk om bij de aanleg en inrichting van de tuin rekening te houden met de waterberging. Hemelwater dat valt op terrassen kan in de tuin infiltreren. Om dit te borgen is een voorwaardelijke verplichting in de regels opgenomen waarin is bepaald dat hydrologisch neutraal moet worden gebouwd.

3.5 Gezondheid en veiligheid

Beleidsuitgangspunten

De gemeente streeft naar een veilig watersysteem. Inrichting en beheer van het watersysteem op de planlocatie dient te zijn gericht op het voorkomen of beperken van risico's voor de volksgezondheid en veiligheid.

Risico's van optrekkend vocht primair beperken door ter plaatse van bebouwing te voorzien in voldoende ontwateringsdiepte en drooglegging. Of, als dit niet mogelijk is, door het treffen van maatregelen (bv. kruipruimtevrij bouwen, waterdicht bouwen). Een permanente verandering (verlaging) van grondwaterstanden is daarbij niet toegestaan. Voorts in het plan rekening houden met eventuele gevolgen van bodemdaling als gevolg van grondwaterstandsdaling of –fluctuatie.

Inrichting en beheer van oppervlaktewater in bebouwd gebied afstemmen op potentieel verdrinkingsgevaar (veilige oevers). Bij de ruimtelijke inrichting rekening houden met locaties waar waterkwaliteit een gezondheidsrisico kan vormen (zoals bij overstorten en stilstaand water).

Gevolgen van/voor het plan

Wateroverlast is als gevolg van het plan niet te verwachten. Voor de ontwateringsdiepte is de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) relevant. Om grondwateroverlast te voorkomen, moet de GHG meer dan 1,00 m onder het vloerpeil komen te liggen. In een worstcase scenario is er sprake van een hoogste grondwaterstand van 6,93 m +NAP (zie punt 1). Het vloerpeil van de woning zal daarom minimaal op 7,93 m +NAP gerealiseerd worden (in het ontwerp is de woning zodanig ontworpen dat de woning op 9,20 +NAP wordt gerealiseerd). Voor de drooglegging dient het oppervlaktewaterpeil meer dan 1,30 m onder het vloerpeil te liggen. Het zomerpeil wordt in het plangebied niet beheerd, maar bedraagt in het nabijgelegen gebied MWO89B 6,30 m +NAP. Het vloerpeil van de woning zal daarom minimaal op 7,60 m +NAP gerealiseerd worden (de woning wordt met een vloerpeil van 9,20 +NAP gerealiseerd). Verder wordt rekening gehouden met de eis dat het laagstgelegen lozingstoestel 0,15 m. hoger ligt dat het straatpeil 8,60 m +NAP. Voor het losingstoestel in de kelder van de nieuwe woning wordt een rioolwaterpomp ingezet.

 

Bij dit plan zijn verdrinkingsgevaar en gezondheidsrisico's vanwege een ligging nabij overstorten of stilstaand water niet aan de orde.

4. Overwegingen en conclusie

Overwegingen

Met dit plan wordt 774 m² aan voormalige agrarische bebouwing en 752 m² aan erfverharding/mestplaten aan de Hoefweg gesaneerd waardoor er sprake is van een sterke afname van verharding binnen dit perceel van het plangebied. Op het perceel aan de Heikampseweg wordt één woning gerealiseerd op een nu onverhard perceel. Hemelwater zal op het perceel zelf geborgen en/of geïnfiltreerd moeten worden, hiervoor is op het perceel voldoende ruimte aanwezig. In de aanvraag omgevingsvergunning zal dit inzichtelijk gemaakt moeten worden. Er word voldaan aan de ontwateringseisen en de noodzakelijke minimale drooglegging. In de omgeving is verder geen (beschermd) oppervlaktewater aanwezig waar dit plan een negatief effect op heeft. Afvalwater afkomstig van de nieuwe woning wordt afgevoerd naar het riool. Het hemelwater wordt geborgd op eigen terrein. Voorliggend plan heeft daarmee geen negatieve effecten op de waterhuishouding in het plangebied.

Conclusie

Het plan is uitvoerbaar op het gebied van water.

5. Overleg met waterbeheerder

Advies waterbeheerder

Afhankelijk van de aard en locatie moet het ruimtelijk plan voor advies en/of vooroverleg worden voorgelegd aan de waterbeheerder. Veelal is de waterbeheerder het waterschap, maar kan ook Rijkswaterstaat, Provincie of Gemeente zijn. Het advies of resultaat van het vooroverleg dient te worden verwerkt in de waterparagraaf. Voor wat betreft het waterschapsbelang geldt voor alle ruimtelijke plannen dat bij aanvang van het planproces een digitale watertoets moet worden ingevuld door de initiatiefnemer (www.digitalewatertoets.nl) en/of vooroverleg met de gemeente. Het hieruit voortvloeiende advies moet, in geval van een relevant waterschapsbelang, worden uitgewerkt in de waterparagraaf.


Gevolgen voor het plan

Het waterschap Rivierenland is middels het uitvoeren van de watertoets op de hoogte gebracht van voorliggende ontwikkeling. De uitkomst van de toets is toegevoegd als bijlage 2. De uitkomsten van deze toets en de adviezen van het waterschap zijn opgenomen in bovenstaande watertoets. Het waterschap heeft aangegeven positief te adviseren over het plan. Daarmee hoeft het plan in het kader van het wettelijk vooroverleg ook niet meer toegezonden te worden aan Waterschap Rivierenland. Gezien de geringe omvang van voorliggend project is niet gekozen voor een wateroverleg met de gemeentelijke waterbeheerder maar is een reactie verkregen op een voorontwerp bestemmingsplan. De inhoudelijke opmerkingen en aanvullingen ten aanzien van met name waterberging en afvoer van hemelwater zijn verwerkt in bovenstaande paragraaf.

4.3 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en het bosopstanden in Nederland.

Gebiedsbescherming

In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.


Soortenbescherming

Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.

Planspecifiek

Gebiedsbescherming

De planlocaties maken geen deel uit van een Natura 2000 gebied of het Gelders Natuurnetwerk. Gezien de aard van de werkzaamheden en het toekomstig gebruik, en de afstand tot de omliggende Natura 2000 gebieden, is van een externe werking op de Natura 2000 gebieden geen sprake. Een Aerius berekening voor de stikstofdepositie op de Natura 2000 gebieden is voor dit initiatief niet nodig.

Soortenbescherming

Voorliggend initiatief betreft de sloop van voormalige agrarische bebouwing aan de Hoefweg 3 en de realisatie van één woning aan de Heikampseweg. Om te kunnen bepalen of de sloopwerkzaamheden aan de Hoefweg 3 negatieve effecten als gevolg hebben vanuit soortbescherming is een quickscan Flora en Fauna uitgevoerd. Het gehele onderzoek is toegevoegd als bijlage 3. De belangrijkste conclusie van het onderzoek is dat het projectgebied en de directe omgeving geen essentiële betekenis voor beschermde soorten.

Daarnaast is er een quickscan Flora en Fauna uitgevoerd ter plaatse van het perceel aan de Heikampseweg. Het gehele onderzoek is toegevoegd als bijlage 4. Ook op deze locatie is de belangrijkste conclusie dat het projectgebied en de directe omgeving geen essentiële betekenis voor beschermde soorten.

Voor beide planlocaties geldt dat de percelen mogelijk geschikt leefgebied zijn voor algemene zoogdieren, foeragerende vleermuizen, amfibieën, insecten en broedvogels welke niet beschermd zijn (behoudens de Algemene zorgplicht) onder de Wet natuurbescherming. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van foeragerende vleermuizen, rugstreeppadden en algemene broedvogels (in het kader van Algemene zorgplicht). Voor deze soorten dienen maatregelen te worden getroffen om effecten te voorkomen, zie hiervoor pagina 11 van de rapportage voor de Hoefweg 3 en pagina 13 van de rapportage voor de Heikampseweg.

De uitvoerbaarheid van het initiatief voor ecologie is hiermee aangetoond.

4.4 Verkeer

Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. De gemeente Wijchen heeft een eigen 'Parkeerbeleidsplan gemeente Wijchen' uit 2016. Daarin is opgenomen dat de gemeente met betrekking tot de normen voor de verkeersaantrekkende werking en parkeren aansluit op de maximale normen van het CROW. Deze parkeercijfers dienen dan ook als basis in onderstaande motivatie. Met betrekking tot de typologie en ligging is uitgegaan van vrijstaande koopwoningen in een rest bebouwde kom locatie in een matig stedelijk gebied. De ontwikkeling aan de Heikampseweg brengt de volgende verkeersaantrekkende werking en parkeeropgave met zich mee:

Verkeersaantrekkende werking

De verkeersaantrekkende werking neemt door voorliggend plan beperkt toe, namelijk met maximaal 8,6 verkeersbewegingen per dag. De Heikampseweg en de andere verkeerswegen in de omgeving van het plangebied kunnen deze toename goed aan.

Parkeren

Voor de woning dienen volgens de norm 2,6 parkeerplaatsen aangelegd te worden. Binnen het plangebied is voldoende ruimte om hier aan te voldoen en er worden ter hoogte van de inrit 3 parkeerplaatsen ingepast. In de regels van dit plan is middels een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat de woningen pas in gebruik mogen worden genomen als is voldaan aan de parkeernorm die van toepassing is op dit plan.

Ontsluiting

Het perceel aan de Heikampseweg is reeds voorzien van een vergunde inrit op deze weg. Deze inrit blijft in de toekomstige situatie gehandhaafd.

Ter plaatse van het perceel aan de Hoefweg blijft de huidige bestemming en het gebruik gehandhaafd waarmee er geen aanpassing is ten aanzien van verkeer.

Geconcludeerd kan worden dat voorliggend initiatief uitvoerbaar is vanuit het aspect verkeer.

4.5 Cultuurhistorie en archeologie

In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

Cultuurhistorie

Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.

Archeologie

De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.

Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.

Planspecifiek

Cultuurhistorie

In het parapluplan Cultuurhistorie van de gemeente Wijchen in het plangebied aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol gebied. In de bijbehorende beschrijving is aangegeven dat in een gebied van hoge stedenbouwkundige waarde intieme geborgenheid, grote maat en stevige stedenbouwkundige dan wel landschappelijke structuur altijd 'naast' elkaar staat.

Voorliggend plan betreft het slopen van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing aan de Hoefweg 3 en de bouw van één woning aan de Heikampseweg. Hiermee neemt de hoeveelheid bebouwing aan de Hoefweg af en verbetert de ruimtelijke kwaliteit. De agrarische bebouwing heeft geen cultuurhistorische waarde. Door de situering van de nieuwe woning aan de Heikampseweg centraal op het perceel blijft het doorzicht naar het achtergelegen open gebied behouden. Daarnaast gaat de woning deel uitmaken van de bestaande lintbebouwing en vormt de woning een logische ontwikkeling in het lint. Hiermee blijven de cultuurhistorische waarden van het gebied behouden. De dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorisch waardevol gebied' is onverminderd van toepassing in voorliggend bestemmingsplan.

Archeologie

Het perceel aan de Heikampseweg ligt binnen de dubbelbestemming 'Archeologie 2'. Deze aanduiding wijst op gronden met een hoge archeologische verwachting. Onderzoek is nodig bij nieuwe bouwwerkzaamheden groter dan 120 m² (en dieper dan 0,3). De ontwikkeling aan de Heikampseweg beslaat een kleiner gebied (109,5 m², zonder bijgebouwen) en er wordt enkel ter plaatse van de woning dieper dan 0,3 m gebouwd, waarmee het uitvoeren van een archeologisch onderzoek niet nodig is. Mocht bij de aanvraag omgevingsvergunning blijken dat er niet aan bovenstaande voorwaarden kan worden voldaan dient een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Aan de Hoefweg wordt uitsluitend bebouwing gesloopt. Deze grond is reeds verstoort door de aanwezige fundering. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is niet nodig.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect cultuurhistorie en archeologie.

4.6 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Planspecifiek

De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Hiertoe zal de gemeente voorafgaand aan de planologische procedure met de initiatiefnemer een exploitatieovereenkomst afsluiten. Voor de realisatie van het plan hoeft de gemeente geen investering te doen. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges. Eventuele extra gemeentelijke kosten worden gedekt door de exploitatieovereenkomst.

Tevens zal een overeenkomst betreffende planschade worden afgesloten. Deze kosten komen eveneens geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd kan worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan is opgezet volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.

Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

Verbeelding

De verbeelding is een digitale kaart, waarop bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken specifieker te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, functieaanduidingen etc.

Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart). Daar waar een verschil is tussen de digitale en de analoge verbeelding, is de digitale versie leidend.

Regels

De planregels zijn standaard onderverdeeld in vier hoofdstukken.

  • Hoofdstuk I : Inleidende regels, deze bevatten de begrippen en wijze van meten;
  • Hoofdstuk II: Bestemmingsregels, dit zijn de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde. De regels bevatten een bestemmingsomschrijving en regels voor het bouwen en het gebruik.
  • Hoofdstuk III: Algemene regels, dit zijn regels die gelden voor alle bestemmingen. Dit zijn onder meer (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden.
  • Hoofdstuk IV: Overgangs- en slotbepalingen.

5.2 Wijze van bestemmen

De regels van het voorliggend bestemmingsplan zijn gebaseerd op die van het bestemmingsplan 'Geconsolideerde versie Buitengebied en herziening 2014'. Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:


Wonen-1

Binnen deze bestemming is per bestemmingsvlak (het realiseren van) één woning toegestaan. In de regels zijn een drietal voorwaardelijke verplichtingen opgenomen. Ten eerste mag nieuwe woning pas in gebruik worden genomen als is voldaan aan het opnemen van voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein (voorwaardelijk verplicht). Ten tweede geldt voor de nieuwe woning aan de Heikampseweg dat dat het vloerpeil van de begane grond minstens 1 meter boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) dient te worden gerealiseerd (voorwaardelijk verplicht). En ten derde dient de agrarische bebouwing aan de Hoefweg 3 geheel gesloopt te zijn binnen 1 jaar na vaststelling voorliggend bestemmingsplan (voorwaardelijk verplicht).


Waarde - Archeologie - 2

Deze dubbelbestemming ligt op het perceel aan de Heikampseweg, om de archeologische waarden in de bodem te beschermen.

Gebiedsaanduiding 'Milieuzone - Hydrologische beschermingszone'

Ter plaatse van deze gronden dient de waterhuishoudkundige situatie en de voorkomende natuurwaarden te worden beschermd.

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg, waarin het conceptplan wordt voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien. De gemeentelijke inspraakverordening is daarbij ook van belang.

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Verslag vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het plan is in het kader van de Watertoets voorgelegd aan het Waterschap Rivierenland en de gemeente als waterbeheerder. De resultaten van dit vooroverleg zijn in paragraaf 4.2 benoemd en verwerkt. Omdat gebruik gemaakt wordt van een vastgestelde VAB regeling en provinciale belangen niet in het geding zijn is geen vooroverleg gevoerd met de provincie Gelderand.

6.3 Verslag inspraak ex artikel 3.1.6 Bro

Voor het plan wordt geen formele inzageprocedure gehouden. De omwonenden worden geïnformeerd over de voorgenomen ontwikkeling. Het plan gaat direct als ontwerp ter inzage.

6.4 Verslag zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft tot en met maandag 20 december 2021 gedurende een periode van zes weken voor eenieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn er geen zienswijzen tegen het ontwerpplan ingediend.