Plan: | Bospad 6 Wijchen |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0296.ALVBospad6-OW01 |
De aanleiding voor het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is het voornemen om één vrijstaande levensloopbestendige woning met bijgebouw, carport en berging te realiseren aan het perceel ten oosten van Bospad 6 te Wijchen.
Het realiseren van één grondgebonden woning is, mede door het ontbreken van een bouwvlak en op basis van de aanwezige bestemming 'Groen' op onderhavige locatie, op grond van het vigerende planologische regime niet mogelijk. Om het beoogde plan te realiseren is een herziening in de vorm van een bestemmingsplanprocedure noodzakelijk.
In deze toelichting wordt de herziening van het bestemmingsplan onderbouwd en worden de mogelijkheden die het nieuwe bestemmingsplan gaat bieden, afgewogen. In de regels wordt een gedetailleerde regeling van de nieuwe bestemmingen gegeven en wordt duidelijk wat de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied zijn. De verbeelding (plankaart) betreft een visuele weergave hiervan.
Het plangebied bestaat uit een bosperceel gelegen aan het Bospad, kadastraal bekend als gemeente Wijchen, Sectie B, perceelnummer 2981, met een grootte van grofweg 2680 m2. Het plangebied is gelegen aan de noordkant van de kern Alverna.
Kadastraal perceel plangebied geel omlijnd
Luchtfoto van Alverna en de globale ligging van het plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
De planologische situatie van het plangebied is vastgelegd in het geldende bestemmingsplan 'Alverna', vastgesteld op 10 november 2011. Op basis van het geldende bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Groen' met functieaanduiding 'Bos' de dubbelbestemming 'Archeologisch waardevol gebied'. Het is planologisch-juridisch niet mogelijk om binnen deze bestemming een woning te realiseren. Tevens ontbreekt een bouwvlak ter plaatse van de beoogde bebouwing. Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Alverna' is het ten oosten van het plangebied gelegen perceel grotendeels bestemd als 'horeca'. Tevens gelden hier de bestemmingen 'Groen' en 'Wonen'.
Uitsnede 'Bestemmingsplan Alverna', ligging plangebied geel omlijnd
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 2 het plangebied nader beschreven. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 3 het planvoornemen getoetst aan de relevante nationale, provinciale en gemeentelijke beleidskaders, en in Hoofdstuk 4 aan de relevante milieu- en omgevingsaspecten. Tenslotte komen in Hoofdstuk 5 de juridische aspecten van het bestemmingsplan aan bod, en in Hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke haalbaarheid.
Het plangebied is gelegen aan de noordwestzijde van de wijk Alverna (gemeente Wijchen), ten oosten van het historisch centrum van de kern Wijchen. Op grote schaal vormt de provinciale weg N324 de verbinding van Alverna met Nederasselt (zuidkant) en Nijmegen (noordkant). Aan de noordkant van het plangebied is een braakliggend terrein gelegen, waar op basis van 'Bestemmingsplan Bedrijventerrein Wijchen Oost, Uitbreiding Havenweg' grotendeels een enkelbestemming bedrijventerrein tot en met categorie 4 op is gelegen. Dit gebied sluit aan bij het reeds aanwezige bedrijventerrein, dat grofweg tussen de spoorlijn Oss-Nijmegen en de wijk Alverna is gelegen. Ten oosten van Alverna is recreatiegebied de Berendonck gesitueerd.
Luchtfoto omgeving plangebied
Historische ontwikkeling plangebied 1850 en 1900, plangebied rood omlijnd (bron: topotijdreis.nl)
De kaart van 1850 verschaft een onduidelijke impressie van het plangebied zelf. De omgeving van het plangebied lijkt voornamelijk een bebost karakter te hebben, de kern Alverna bestond nog niet. In 1900 zijn enkele bedrijfsvoeringen in de omgeving van het plangebied te zien. Ten noordwesten en noordoosten zijn enkele boerderijen gelegen.
Historische ontwikkeling plangebied 1950 en 2000, plangebied rood omlijnd (bron: topotijdreis.nl)
In 1950 begint de kern Alverna al meer vorm te krijgen. Er zijn meerdere woningen gevestigd rondom de gebiedsontsluitingsweg ten oosten van het plangebied. Het groene karakter van de omgeving is intact gebleven. In 2000 komt de situatie grotendeels overeen met de huidige situatie. Het bedrijventerrein ten noorden van het plangebied is reeds gerealiseerd, tevens heeft de kern Alverna een uitbreiding ondervonden. Het groene karakter rondom het plangebied is ietwat afgenomen, maar is wel intact gebleven.
Het plangebied is gelegen aan de noordwestzijde van de wijk Alverna (gemeente Wijchen), ten oosten van het historisch centrum van de kern Wijchen. Ten zuiden van het plangebied is de voetbalclub vv Alverna gelegen, waarvan de parkeervoorzieningen ten westen van het plangebied, naast Bospad 6, gesitueerd zijn. De oostgrens van de locatie wordt gevormd door de parkeervoorziening van naastgelegen hotel Umberto en het woonperceel van Graafseweg 701. Aan de noordkant van het plangebied is een braakliggend terrein gelegen, waar op basis van 'Bestemmingsplan Bedrijventerrein Wijchen Oost, Uitbreiding Havenweg' grotendeels een enkelbestemming bedrijventerrein tot en met categorie 4 op is gelegen.
De directe omgeving van het plangebied bestaat uit vrijstaande en halfvrijstaande grondgebonden woningen waartussen relatief veel (openbaar) groen gesitueerd is. De groene structuren vormen het karakter van omliggend gebied.
Het planvoornemen bestaat uit de ontwikkeling van het perceel gelegen naast Bospad 6 met als doel realisatie van één vrijstaande levensloopbestendige woning met bijgebouwen en carport.
Doel van initiatiefnemer is om voor de toekomst eventuele mantelzorg mogelijk te maken; de bestaande woning aan Bospad 6 wordt verduurzaamd en zal worden bewoond door de dochter van initiatiefnemer, initiatiefnemer zal in de nieuw te bouwen duurzame en levensloopbestendige woning gaan wonen.
Met het planvoornemen blijft het reeds aanwezige groene en beboste karakter van het perceel zoveel mogelijk behouden; de beboste zone tussen de voorziene levensloopbestendige woning en het Bospad zal behouden blijven. Om het karakter van deze beboste zone zoveel mogelijk te behouden wordt de oprijlaan c.q. inrit vanaf het Bospad op ongeveer 12 tot 14 meter uit oostelijke perceelsgrens gerealiseerd. Aansluitend aan de inrit worden twee parkeervakken op eigen terrein gerealiseerd. Ten noorden hiervan wordt een bijgebouw met berging en carport gerealiseerd. Het bijgebouw met carport ligt daarmee iets voor de vrijstaande levensloopbestendige woning.
De woning wordt op een afstand van 30 m vanaf de noordgrens van het perceel gesitueerd.
De bestaande woning (Bospad 6) met bijgebouwen maakt geen deel uit van dit bestemmingsplan.
Indicatieve locatie woning
Impressie levensloopbestendige woning
De nieuwe woning zal op een zorgvuldige wijze landschappelijk worden ingepast in de - groene - omgeving.
De gronden ten noorden van de nieuwe woning, behouden de bestemming groen met aanduiding bos.
De landschappelijke invulling van het perceel past binnen de gebiedskenmerken van de rivierduinen: de randen van het gebied zijn gesloten door - inheemse - beplanting. Daarbuiten is het open.
luchtfoto van de locatie toont open en besloten landschap
Landschappelijke inpassing (zie Bijlage 1 van de regels)
Het bestaande struweel wordt aan de noord- en noordoostzijde uitgebreid met inheemse soorten zoals o.a. (inheemse) hulst, hazelnoot, berk, eik en linde. Het struweel wordt minimaal 2 m breed en ca. 2 á 3 m hoog.
De bestaande moestuin wordt gehandhaafd, evenals de aangeduide bestaande bomen. Voor de inrit en parkeerplekken wordt gebruik gemaakt van open verharding.
Duurzaamheid is een belangrijk uitgangspunt bij het ontwerp en materiaalgebruik van de woning. De woning wordt opgebouwd uit natuurlijke (circulaire) materialen, in hoofdzaak hout. Hout is zeer goed te bewerken materiaal. Hierdoor kunnen in de toekomst eenvoudig aanpassingen worden gemaakt aan de woning, en kunnen de circulaire materialen een tweede of zelfs derde leven krijgen na toepassing in de woning.
De woning wordt gebouwd overeenkomstig een concept dat o.a. het bedrijf Finnhouse hanteert: een concept dat zich onderscheidt door het innovatieve karakter, de duurzaamheid en circulariteit.
Het Finnhouse-concept gaat uit van de paal&balk– of houtskeletbouw bij de constructie van de woning. Het Paal&Balk systeem is een houtsysteem, geïnspireerd op de oude vakwerkhuizen. De houten constructie-elementen worden met naadloze verbindingen aan elkaar gemaakt.
Het hout is duurzaam en verantwoord gewonnen. Het Finnhouse- concept heeft een zeer lage ecologische voetafdruk (verantwoord materiaalgebruik en mogelijkheden tot hergebruik).
De constructie is vrijdragend en daardoor flexibel indeelbaar. Op enkele stabiliteitselementen na is de volledige plattegrond aanpasbaar. Hierdoor kan de woning in de toekomst flexibel aangepast worden naar de immer veranderende woon en/of leefbehoefte van de bewoner (levensloopbestendig).
De woning zelf is in die zin uniek, vanwege het ecologische en gezonde karakter. De woning wordt damp-open gebouwd, waarbij natuurlijke elementen worden toegepast om een gezonde woonomgeving te creëren.
De woning is zeer duurzaam, voldoet aan de meest recente BENG-energieregelgeving maar kan naar nul-op-de-meter of energieneutraal.
Verwarming zal plaatsvinden via elektriciteit van de PV-panelen op het dak van de woning, vloerverwarming en een aardwarmtepomp. Een houtkachel zal worden geplaatst voor extra warmte en / of noodvoorziening.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 vastgesteld. Deze visie is door het rijk opgesteld in het kader van de nieuwe Omgevingswet, die per 1 januari 2023 in werking treedt. Aan de hand van een toekomstperspectief is hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen en richting geven. Hiervoor worden de volgende vier prioriteiten onderscheiden:
Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het rijk de volgende drie afwegingsprincipes:
Met de NOVI wordt gebouwd aan sterke, aantrekkelijke en gezonde steden, waarbij wordt gestreefd naar de verdere ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. De wens is om daar naar toe te groeien en een goed bereikbaar netwerk van steden en regio's te realiseren. De grote actuele woningbehoefte vraagt tegelijkertijd om oplossingen op korte termijn. Het kabinet heeft voor de korte termijn daarom een pakket aan maatregelen voorgesteld om de woningbouw een nieuwe, stevige impuls te geven. De locatie bevindt zich in het Stedelijk Netwerk Nederland. De ontwikkeling vindt plaats in lijn met de ambities van de integrale verstedelijkingsstrategie, zo veel mogelijk in bestaand stedelijk gebied, klimaatbestendig en natuurinclusief. Grote open ruimten tussen de steden houden hun groene karakter. Het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad worden versterkt en de aansluiting op het groene gebied buiten de stad wordt verbeterd.
De opgave is daarbij om de veiligheid en gezondheid van onze leefomgeving zodanig te verbeteren dat in 2050 negatieve omgevingseffecten op onze gezondheid naar een verwaarloosbaar laag niveau zijn gebracht. Daarnaast streeft het kabinet ernaar om in 2030 te voldoen aan de huidige WHO-advieswaarden.
Het planvoornemen sluit aan bij de derde prioriteit zoals omschreven in de NOVI. Door de locatie aan het Bospad te herontwikkelen naar een woningbouwlocatie door middel van het toevoegen van een vrijstaande levensloopbestendige woning binnen bestaand stedelijk gebied, wordt invulling gegeven aan een kwaliteitsimpuls op het gebied van wonen in de gemeente Wijchen. Hiermee ligt het planvoornemen in lijn met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI).
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en in werking getreden. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden.
De structuurvisie gaat uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van woningen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.
Onderhavige ontwikkeling is niet gelegen in of nabij een gebied waarin het Rijk een nationaal belang heeft aangewezen, derhalve heeft de SVIR geen consequenties voor voorliggend plan.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen met het oog op een goede ruimtelijke ordening. Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012.
Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Dit betreft onder meer het Nationale Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Deze ontwikkeling is niet gelegen in of nabij een gebied waarin het Rijk een nationaal belang heeft aangewezen. Het Barro heeft daarom geen consequenties voor het planvoornemen.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is per 1 juli 2017 op onderdelen gewijzigd. In artikel 3.1.6 van het Bro is de ‘ladder duurzame verstedelijking’ opgenomen. Deze ladder stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. Met de Ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten nagestreefd. Het instrument schrijft niet voor wanneer en waar wel of niet gebouwd mag worden, maar vraagt om een goede afweging van belangen, onder andere om te voorkomen dat er voor de leegstand wordt gebouwd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient de toelichting, aanvullend op de beschrijving van de behoefte tevens een motivering te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien. Daarbij kunnen de beschikbaarheid en geschiktheid van de ontwikkelingsmogelijkheden in bestaand stedelijk gebied een rol spelen.
Voor woningbouwplannen geldt dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is. De Laddertoets moet alleen worden uitgevoerd indien deze stedelijke ontwikkeling ook 'nieuw' is.
In voorliggend plan is er sprake van woningbouw van één woning die wordt gerealiseerd in bestaand stedelijk gebied. Daarmee is er geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet noodzakelijk. Wel is ter onderbouwing van de behoefte van de woningbouwontwikkeling regionaal en gemeentelijk beleid op het gebied van wonen beschouwd, respectievelijk in par. 3.3.1 en 3.4.3.
Op 19 december 2018 hebben de Provinciale Staten de nieuwe omgevingsvisie van de provincie Gelderland vastgesteld. De omgevingsvisie is op 1 maart 2019 in werking getreden. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is een structuurplan van de provincie Gelderland, met als doel een gaaf Gelderland te behouden en te ontwikkelen voor de toekomst. Daarbij staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.
In de omgevingsvisie is een zevental ambities opgenomen. Deze omvatten, in grote lijnen, de volgende onderwerpen:
Omgevingsvisie Gaaf Gelderland: Woon- en leefomgeving
Op het gebied van Woon- en leefomgeving hanteert de Provincie Gelderland de volgende kernbegrippen: dynamisch, divers en duurzaam. Binnen het hoofdstuk Woon- en leefomgeving toont de Provincie het streven een duurzaam en divers woon- en leefklimaat te willen dat weet te anticiperen op ontwikkelingen.
Om het landschap open en groen te houden, leegstand te voorkomen en het voorzieningenniveau op peil te houden, is bouwen binnen bestaand verstedelijkt gebied het vertrekpunt van de provincie Gelderland. Het is de bedoeling dat er pas naar de randen van steden of dorpen wordt uitgebreid als er geen andere goede mogelijkheden zijn. In voorliggend plan is er sprake van woningbouw in bestaand stedelijk gebied, en dus inbreiding binnen de bestaande kern van Alverna. Hiermee is het plan in lijn met de omgevingsvisie Gaaf Gelderland.
De Omgevingsverordening Gelderland is vastgesteld door Provinciale Staten op 24 september 2014 en in werking getreden op 18 oktober 2014. De Omgevingsverordening is voor het laatst geactualiseerd op 1 februari 2022. Voorliggende ontwikkeling zal moeten voldoen aan de regels in de Omgevingsverordening.
De Omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal.
De voorliggende ontwikkeling ligt niet binnen een Nationaal Landschap, de Romeinse Limes, de Groene Ontwikkelingszone (GO), het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Hollandse Waterlinie. De locatie maakt ook geen deel uit van een ganzenfoerageergebied of beschermingsgebied natte landnatuur.
Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat het ruimtelijk voornemen past binnen de provinciale kaders die worden gesteld in de Omgevingsverordening Gelderland.
Klimaatadaptatie
In de Omgevingsverordening Gelderland is in afdeling 2.7a, artikel 2.65b een verplichting opgenomen ten aanzien van klimaatadaptatie. Op basis van dit artikel moet het volgende worden opgenomen in de toelichting van een bestemmingsplan, wanneer deze een nieuwe activiteit of ontwikkeling mogelijk maakt:
Een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de risico's van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt.
Hierbij moeten in ieder geval de volgende aspecten worden betrokken:
Hieronder zijn de 4 verplichte onderdelen (kort) uitgewerkt.
Waterveiligheid
In geval van een stijgend waterniveau (bijvoorbeeld door extreme regenbuien), kan er op bepaalde locaties een risico ontstaan op overstroming. Een overstroming zorgt voor veel schade aan de bebouwde omgeving en de natuur.
Het plangebied is niet gelegen in een gebied met een overstromingsrisico. Daarnaast zijn er geen (primaire) waterkeringen gelegen in of nabij het plangebied.
Wateroverlast
Wanneer er extreme regenbuien vallen, kan het voorkomen dat de aanwezige hemelwatervoorzieningen het extra water niet kunnen bergen. In dit geval zal de waterberging of de watergang overstromen en overlast veroorzaken.
Voorliggend plan voorziet in de aanleg van voldoende waterbergingsvoorzieningen om het water van een extreme bui te bergen. Schoon afstromend hemelwater kan daarnaast worden afgevoerd naar het gescheiden rioolstelsel.
Droogte
Klimaatverandering zorgt behalve voor teveel water in de vorm van extreme buien, ook voor periodes van droogte. Droogte heeft negatieve gevolgen voor de natuur, mens en dier.
De beste manieren om om te gaan met droogte zijn het bergen van voldoende water en het minimaliseren van waterverspilling. Ook het breken van de wind door middel van het aanplanten van bomen of het realiseren van bebouwing kan bijdragen aan een vermindering van de droogte.
Hitte
Klimaatverandering wordt vaak geassocieerd met opwarming van de aarde. Echter, ook extreme onweers- en hoosbuien, wind en hitte zijn gevolgen van de klimaatverandering. Hittestress kan veel klachten veroorzaken bij mens en dier. Daarom is het van belang de hittestress te verminderen waar mogelijk.
Tegen hittestress kan een aantal specifieke maatregelen genomen worden, waarvan er enkele worden toegepast in het plangebied, zoals o.a.het aanplanten van groen, en het gebruik van duurzame materialen.
Met de woonagenda leggen de samenwerkende gemeenten in de subregio Nijmegen e.o. (Berg en Dal, Beuningen, Druten, Heumen, Mook en Middelaar, Nijmegen en Wijchen) een gezamenlijke koers vast om tegemoet te komen aan de wonen opgaven voor de jaren 2020-2030. Het centrale doel is het zorgen voor een blijvend goed woon- en leefklimaat voor alle huidige en toekomstige inwoners van de subregio, met voldoende woningen, kwantitatief en kwalitatief voor iedereen die dat nodig heeft.
De kernkwaliteiten van de subregio Nijmegen e.o. bestaan uit: een diversiteit aan woonmilieus en woningtypen voor een diversiteit aan huishoudens in een groene omgeving met veel voorzieningen en met goede verbindingen met de rest van Nederland. De gemeenten proberen gezamenlijk de kracht van de subregio en de regio te versterken door verbeteringen te realiseren op de gebieden wonen en leefbaarheid, duurzaamheid, zorg en welzijn en werk, innovatie en onderwijs. De diversiteit aan 3 woonmilieus is een van de sterke punten die wordt behouden en verder uitgebouwd.
Woonagenda subregio Nijmegen e.o. 2020-2030 omvat de volgende thema’s op.
In kwalitatieve zin past het initiatief binnen de kaders van de Woonagenda: het initiatief voorziet in het toevoegen van één levensloopbestendige woning en sluit daarmee aan op thema 4 van de hierboven opgenomen thema's van de woonagenda.
In kwantitatieve zin kan worden geconstateerd dat de woningbouw de komende jaren moet versnellen om aan de groei van de woningbehoefte te kunnen voldoen en om het huidige woningtekort te kunnen inlopen. Vanwege planuitstel en planuitval en om rekening te kunnen houden met onzekerheden, kansen en nieuwe ontwikkelingen (adaptief programmeren) hanteert de subregio per gemeente een plancapaciteit van 130% van de berekende woningbehoefte.
In de Woondeal Regio Arnhem Nijmegen is afgesproken dat de gemeenten in de subregio tot 2025 zorgen voor een planvoorraad van meer dan 15.000 woningen. Van 2025 tot 2030 is vervolgens nog plancapaciteit voor 5.200 woningen nodig.
In de woonagenda is de woningbehoefte en gewenste plancapaciteit per gemeente weergegeven: voor de gemeente Wijchen is de volgende verdeling opgenomen:
Op 20 oktober 2022 is het Strategisch Kompas Wijchen 2035 5 'De kracht van Wijchen'. vastgesteld. Het Kompas is een koersdocumenten, het geeft richting. Alhoewel het Kompas geen kaders maar alleen richtingen geeft, kan worden gesteld dat het initiatief past binnen de aangegeven richtingen, met name voor wat betreft het speerpunt: voldoende woningen voor inwoners van Wijchen in elke levensfase en het speerpunt Energieneutrale en fossielvrije toekomst.
Op 29 mei 2009 is de Structuurvisie Wijchen 2009 vastgesteld. In deze visie wordt een doorkijk gegeven naar de gewenste ontwikkeling van Wijchen. In deze structuurvisie worden de aspecten bodem en water, natuur, landschap, cultuurhistorie en archeologie, wonen, bedrijvigheid, landbouw, recreatie, verkeer en milieu behandeld. Deze structuurvisie geeft een overzicht van de verwachte ontwikkelingen binnen de gemeente Wijchen voor een periode van tien jaar. De gemeente gaat uit van een compacte groei en het benutten van potenties van bestaand stedelijk gebied zonder daarbij de bestaande kwaliteit aan te tasten, in combinatie met een vitaal platteland en sterke kleine kernen.
De gemeente wil geen nieuwe inbreiding als deze ten koste gaat van de groene en open structuur. Inbreiding enkel daar waar sprake is van herstructurering of transformatie van bestaand gebouwd gebied of daarmee samenhangende compensatie. In voorliggend plan is er sprake van woningbouw in bestaand gebouwd gebied. Daarnaast zal de groenstructuur binnen het plangebied zoveel mogelijk behouden worden. Hiermee is het plan in lijn met de Structuurvisie Wijchen.
De woonvisie Gemeente Wijchen 2025 is opgesteld in februari 2017 als kader dat richting geeft aan ontwikkelingen die Wijchen raken op het gebied van woonmilieu. In deze visie wordt omschreven waar de gemeente moet bijsturen, afremmen of juist versnellen om haar doelen op het gebied van wonen te bereiken.
Op het gebied van gemeentelijk woonmilieu zijn doelen geformuleerd voor een woningaanbod in balans. Zo wil de gemeente Wijchen voor starters, jonge gezinnen, (vitale) senioren en mensen met een zorgvraag meer mogelijkheden op de woningmarkt. Dit vraagt om speciale aandacht voor de woonwensen van deze groepen, maar ook om het aanpassen van het huidige aanbod op deze wensen.
Enkele uitgangspunten uit de woonvisie zijn:
Voorliggend plan past goed binnen de woonvisie van de gemeente Wijchen, aangezien het de bouw van één vrijstaande levensloopbestendige woning betreft, waarmee wordt ingespeeld op de veranderende behoefte van (vitale) senioren en mensen met een zorgvraag, in bestaand stedelijk gebied. De kleinschalige woningbouw is door de duurzaamheid van de woning en het behoud van de groene ruimte passend binnen dit beleid.
Vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening' dient er voldoende ruimtelijke scheiding te zijn tussen hinderveroorzakende (o.a. bedrijven) en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Voorgaande moet op twee manieren getoetst worden. Enerzijds wordt er gekeken of het perceel zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of het perceel kwetsbaar is voor hinder.
Onderhavig plangebied is gelegen langs de hoofdinfrastructuur van de kern Alverna en kent een mix van bestemmingen rondom het plangebied. De mix wordt gevormd door de agrarische gronden ten noorden van het plangebied waar een bedrijfsbestemming geldt, Hotel Umberto ten oosten met een horecabestemming en voetbalclub vv Alverna (met parkeerplaatsen) ten zuiden met een maatschappelijke bestemming. Daarnaast is de locatie direct ten westen van de N324 gelegen. Hierdoor kan het plangebied worden beschouwd als 'gemengd gebied', waardoor bij de beoordeling van het aspect bedrijven en milieuzonering de toepassing van kleinere richtafstanden is gerechtvaardigd.
Het plan bestaat uit de oprichting van één vrijstaande levensloopbestendige woning. Een woning is geen hinderveroorzakend object, maar wel aan te merken als gevoelig object. Toetsing van mogelijke hinder die het planvoornemen veroorzaakt op hindergevoelige functies in de omgeving is daarom niet noodzakelijk. Wel dient ter plekke van de te realiseren woning een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd te worden. Bovendien mag het planvoornemen niet leiden tot een belemmering in de bedrijfsvoering voor omliggende bedrijven.
Aan de oostzijde van het plangebied is Hotel Umberto gelegen. Uit de VNG-publicatie bedrijven en milieuzonering blijkt dat de grootste richtafstand ten gevolge van Hotels en pensions met keuken 10 meter bedraagt tot een rustige woonwijk en een trede lager tot gemengd gebied. De richtafstand uit de VNG brochure wordt bepaald vanuit de aspecten geur, geluid en gevaar. De afstand tussen de grens van de nieuwe woonbestemming en de dichtsbijgelegen grens van het bouwvlak van het hotel bedraagt ca 35 m.
.Aan de richtafstanden is derhalve ruimschoots voldaan.
Ten noorden van het plangebied is op ca.220 meter afstand van de voorgenomen woning het bedrijventerrein Wijchen Oost gelegen. Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Bedrijventerrein Wijchen Oost' heeft het bedrijventerrein per gebied de toegestane bedrijfsactiviteiten toegewezen gekregen. In het gebied tussen de Havenweg, Jan van der Heydenstraat, de Nieuweweg en de Christiaan Huygensstraat, zijn bedrijven in milieucategorieën 3 en 4 toegestaan. Bedrijven met een milieucategorie 4.2 kennen een maximale richtafstand van 300 meter tot een rustige woonwijk en een trede lager tot gemengd gebied. Het plangebied is conform de VNG-brochure gelegen in gebiedstype 'gemengd gebied' waardoor de richtafstand van 300 meter wordt verlaagd tot 200 meter. Aan de richtafstand is dus voldaan.
Tegenover het plangebied ligt een sportpark van VV Alverna. De afstand tussen het plangebied en het sportpark bedraagt minder dan 30 m (de richtafstand in de VNG brochure bedraagt bij gemengd gebied 30 m). Dit betekent dat een akoestisch onderzoek nodig is om na te gaan of er sprake is van enerzijds een beperking van het sportpark of anderzijds een goed woon- en leefklimaat voor de nieuwe woning kan worden gewaarborgd.
Het uitgevoerde akoestisch onderzoek ((Nipa, N221756, d.d. 12 september 2023, zie Bijlage 1) toont aan dat aan stap 2 bedrijven en milieuzonering wordt voldaan: als onderdeel van de representatieve bedrijfssituatie worden verschillende akoestisch relevante activiteiten onderscheidden. Deze activiteiten zijn:
Aan de hand van deze relevante activiteiten is, aan de hand van overige (technische) aspecten een berekening gemaakt van de te verwachten geluidsbelasting door industrielawaai. Uit de berekening volgt dat in de maatgevende representatieve bedrijfssituatie wordt voldaan aan de toetsingswaarde van stap 2 voor de optredende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus voor industrielawaai overeenkomstig hoofdstuk 2 van het rapport.
Uit het onderzoek volgt dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor de verkeersaantrekkende werking. Uit het onderzoek volgt eveneens dat in de onderzochte representatieve bedrijfssituatie wordt voldaan aan de toetsingswaarde voor de optredende maximale geluidniveaus overeenkomstig hoofdstuk 2 van het rapport.
De conclusie is dat het sportpark VV Alverna niet wordt beperkt door de nieuwe woning en bij de woning er sprake is van een goed woon en leefklimaat.
In de nabije omgeving van de planlocaties zijn geen hinderveroorzakende bedrijven gelegen die een belemmering vormen voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.
Daarmee zijn er geen bedrijven die de oprichting van de vrijstaande levensloopbestendige woning belemmeren.
Het aspect bedrijven en milieuzonering levert daarom geen belemmering op voor het planvoornemen.
Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Omdat ter plekke één nieuwe vrijstaande levensloopbestendige woning wordt gerealiseerd, is in dat kader een verkennend bodemonderzoek NEN 5740 (Nipa, rapportnummer N221710, 31 maart 2022, Bijlage 4) uitgevoerd.
Conclusie verkennend bodemonderzoek
Uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op het perceel ten oosten van Bospad 6 te
Wijchen, kadastraal bekend als gemeente Wijchen, sectie B, nummer 2981, blijkt dat zowel de vaste bodem als
het grondwater niet (noemenswaardig) verontreinigd zijn met de onderzochte parameters. De uitvoering van een
aanvullend of nader onderzoek is, ons inziens, niet zinvol. Tegen voorgenomen nieuwbouw op de
onderzoekslocatie zijn, ons inziens, geen zwaarwegende milieuhygiënische bezwaren aan te voeren.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen. Het advies van de ODR is als Bijlage 5 bijgevoegd bij deze toelichting.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient op basis van de Wet geluidhinder te worden onderzocht of sprake is van geluidsoverlast, in het bijzonder in verband met verkeer en spoor. In de Wet geluidhinder is bepaald dat ten aanzien van zogenaamde 'geluidgevoelige objecten' wettelijke eisen gelden ten aanzien van de maximale belasting.
Dit betekent dat elke weg een geluidszone heeft, met uitzondering van woonerven en wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/u voor geldt. Woningen zijn geluidsgevoelige objecten. Onderhavig initiatief betreft de realisatie van één woning aan het Bospad in Wijchen. De nieuwe woning is geprojecteerd in de zone van provinciale weg N324 en het Bospad zelf, hoewel de laatstgenoemde niet relevant is voor de geluidemissie.
Op basis van de Wet geluidhinder is een akoestisch onderzoek (Nipa, N221756, d.d. 12 september 2023, Bijlage 1) uitgevoerd. De resultaten hiervan worden hieronder weergegeven.
De nieuwe woning is geprojecteerd in de zone van provinciale weg N324 en het Bospad zelf, hoewel de laatstgenoemde niet relevant is voor de geluidemissie. De provinciale weg N324 (Graafseweg) betreft een doorgaande provinciale weg. De maximum snelheid van de weg ter hoogte van het plangebied is 50 kilometer per uur. Het wegdek betreft een wegdek van categorie W17 (dunne deklaag B). De totaalintensiteit en de verdeling van de voertuigcategorieën per etmaalperiode is op basis van door de gemeente Wijchen verstrekte gegevens uit de jaren 2023 en 2021. De intensiteiten voor het peiljaar 2032 zijn aangepast, waarbij is uitgegaan van een autonome jaarlijkse groei van het wegverkeer van 1,5 % (worstcase). In Bijlage 1 is gerekend met een etmaalintensiteit van 13900 voertuigen. Op basis van deze gegevens is een berekening gemaakt voor het wegverkeerslawaai.
Uit de berekeningsresultaten blijkt dat op de maatgevende gevels van de nieuwe woning de geluidbelasting (inclusief 5 dB aftrek) van wegverkeerslawaai ten hoogste 35 dB bedraagt. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van wegverkeerslawaai.
Hiermee kan geconcludeerd worden dat het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering vorm voor het planvoornemen.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Met de Wet geurhinder en veehouderij geldt één toetsingskader voor vergunningplichtige veehouderij in de gehele gemeente. Voor niet vergunningplichtige veehouderijen en overige agrarische niet vergunningplichtige bedrijven is het Activiteitenbesluit het toetsingskader.
De Wet geurhinder en veehouderij bevat normen en afstanden die bedrijven moeten aanhouden ten opzichte van geurgevoelige objecten. Daarnaast geeft de Wet geurhinder en veehouderij gemeenten de beleidsvrijheid om maatwerk te leveren dat is afgestemd op de ruimtelijke en milieuhygiënische feiten en omstandigheden in een concreet gebied en de gewenste (toekomstige) ruimtelijke inrichting.
Het planvoornemen voorziet in het toevoegen van één vrijstaande levensloopbestendige woning, zijnde een geurgevoelig object. Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van geuremissiebronnen. Een nadere toetsing is daarom niet nodig.
Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.
Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" (Bevi), het "Besluit externe veiligheid transportroutes" (Bevt) en het "Besluit externe veiligheidbuisleidingen" (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.
Het voornemen bestaat uit de oprichting van één vrijstaande levensloopbestendige woning. Daarmee wordt een nieuw kwetsbaar object toegevoegd en moet worden beoordeeld of het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Daarom is de risicokaart beschouwd.
Uitsnede risicokaart, plangebied lichtblauw omlijnd
Uit de risicokaart blijkt dat de planlocaties niet zijn gelegen binnen invloedssferen van Bevi-bedrijven. Verder liggen de planlocaties buiten de invloedsgebieden van wegen, spoor en/of buisleidingen. De gasleidingen rondom het plangebied zijn op een dermate grote afstand gelegen, dat deze invloed hebben op de externe veiligheid van het plangebied. Over de spoorlijn van Nijmegen naar 's-Hertogenbosch vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen meer plaats. Hierom kan worden aangenomen dat er met betrekking tot externe veiligheid vanwege het railverkeer geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het plan bestaan. In de nabije omgeving zijn geen risicobronnen aanwezig die een belemmering vormen voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Daarmee kan worden geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor het planvoornemen.
In hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wmb), zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen. Dit hoofdstuk staat ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’. Het doel van titel 5.2 Wmb is om de mensen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.
Indien een project aangeduid kan worden als Niet in betekende mate (NIBM) vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid van een bestuursorgaan ex artikel 5.16 Wmb. In het besluit NIBM (niet in betekenende mate) wordt gesteld dat een project NIBM is wanneer het aannemelijk is dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat een plan tot 1.500 woningen niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijn stof en stikstofdioxide in de lucht.
Uitsnede NSL-monitoringstool
Voor wat betreft de beoordeling van het woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit dient er gelet te worden op de fijnstofconcentraties ter plaatse. Hiervoor is de NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) geraadpleegd. De fijnstofconcentraties nabij de dichtstbij het plangebied gelegen rekenpunten zijn beoordeeld (zie bovenstaand figuur). Uit de NSL-monitoringskaart blijkt dat de jaargemiddelde grenswaarden voor NO2, PM10 (beide 40 ìg/m3) en PM2,5 (20 ìg/m3) ter plaatse van de rekenpunten niet wordt overschreden. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uur gemiddelde concentratie is maximaal 6, waardoor het maximum van 35 dagen niet wordt overschreden. De concentratie fijnstof heeft geen negatieve gevolgen voor het woon- en leefklimaat ter plekke van de locatie. Het aspect fijnstof vormt geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.
Voorliggend planvoornemen is aan te merken als NIBM. Uitgaande van de achtergrondconcentraties die gelden binnen de gemeente en het feit dat de ontwikkeling niet is gelegen bij knelpunten ten aanzien van de luchtkwaliteit, kan gesteld worden dat de luchtkwaliteit voldoet aan de normen die gesteld zijn in de Wmb. De Wmb staat derhalve de realisatie van de levensloopbestendige woning niet in de weg.
Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor voorliggend plan.
Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. Per 1 januari 2017 is de Wet Natuurbescherming van kracht. Deze wet vormt het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming en regelt de bescherming van flora en fauna, gebieden en bossen. Ook geeft de wet invulling aan de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn via de aanwijzing van Natura 2000- gebieden.
In deze paragraaf worden het aspect gebiedsbescherming en soortenbescherming los van elkaar beschouwd. In de subparagraaf gebiedsbescherming wordt ingegaan op omliggende gebieden behorend bij natuurbeschermingsregimes, zoals Natura 2000, Gelders Natuurnetwerk of de Groene Ontwikkelingszone. . In de subparagraaf soortenbescherming wordt ingegaan op de (mogelijke) aanwezigheid van soorten beschermd door de Wet natuurbescherming.
Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling dient te worden onderzocht of het plangebied in of bij een speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de Wet Natuurbescherming ligt. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten mogen niet worden aangetast. Er is nagegaan of het plangebied zich in, of in directe omgeving van, beschermd natuurgebied bevindt (GNN of Natura 2000).
GNN
Het plangebied is niet gelegen binnen gronden behorend bij GNN of de Groene Ontwikkelingszone. Wel is de kern Alverna zelf begrensd door gronden die deel uitmaken van GNN. Dit betreft het Natuurreservaat Wijchense Ven. De ontwikkelingen in het plangebied zijn niet van dusdanige omvang, dat er een negatief effect op de instandhoudingsdoelen van deze GNN-gebieden te verwachten is.
Uitsnede kaartbeeld Omgevingsverordening Gelderland, kaartbeeld natuur (bron: Ruimtelijke Plannen)
Natura 2000
Het plangebied is niet gelegen binnen de grenzen of in directe nabijheid van Europees beschermde Natura 2000-gebieden. Dichtstbijzijnd Natura 2000-gebied zijn de Rijntakken op ca. 7,0 km ten noorden van het plangebied aan het Bospad in Wijchen.
Uitsnede ligging Natura 2000-gebieden ten opzichte van plangebied (Bron: Natura 2000 Network Viewer)
Als een (bouw)project significant negatieve effecten veroorzaakt op stikstofgevoelige habitattypen en soorten in een Natura2000-gebied als gevolg van stikstofemissie of andere effecten is een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist (zie artikel 2.7 en 2.8 van de Wet natuurbescherming). Gezien de ligging van het plangebied, de kleinschaligheid van het planvoornemen en de afstand tussen het plangebied en het dichtsbijzijnde Natura2000-gebied kan aangenomen worden dat er geen significante stikstofdepositie op omliggende Natura2000-gebieden in de gebruiksfase van het planvoornemen plaatsvindt. Het aspect stikstof levert hiermee geen belemmering op voor het planvoornemen.
Ten behoeve van het planvoornemen is een quickscan Ecologische waarden (Staro, rapportnummer P2022-0136, mei 2022, Bijlage 3) uitgevoerd. De conclusies van dit onderzoek luidden:
In het plangebied komen mogelijk verschillende soorten voor die zijn beschermd onder paragrafen 3.1, 3.2 en 3.3 van de Wet natuurbescherming. Het is uit te sluiten dat in het plangebied beschermde flora, vlinders, libellen, kevers, weekdieren, vissen en reptielen voorkomen. Wel geldt voor alle aanwezige soorten in het plangebied de algemene zorgplicht.
Soorten van paragraaf 3.1 van de Wet natuurbescherming
Het plangebied is geschikt als broed- en foerageergebied voor algemeen voorkomende vogelsoorten waarvan het nest niet jaarrond is beschermd. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op het broed- en foerageergebied van deze vogelsoorten. In het plangebied en de directe omgeving blijft voldoende broed- en foerageergebied beschikbaar.
Het snoeien of kappen van bomen en struiken dient te worden uitgevoerd wanneer geen broedgeval aanwezig is en buiten het broedseizoen van vogels, om te voorkomen dat nesten worden vernietigd en broedende vogels worden verstoord. Het broedseizoen loopt globaal van half maart tot en met juli. In het kader van de Wet natuurbescherming wordt voor het broedseizoen echter geen standaardperiode gehanteerd. Van belang is dat er geen broedgeval aanwezig is.
In het plangebied zijn geen jaarrond beschermde nesten aanwezig. Het plangebied kan deel uitmaken van het grotere leef- en foerageergebied van enkele vogelsoorten met een jaarrond beschermd nest. Doordat het plangebied in verhouding tot het gehele leef- en foerageergebied van deze soorten slechts een kleine oppervlakte beslaat en er in de omgeving voldoende leefgebied beschikbaar blijft, zijn negatieve effecten uit te sluiten.
Soorten van paragraaf 3.2 van de Wet natuurbescherming
Op de locatie van de nieuwe woning zijn geen mogelijkheden voor verblijfplaatsen van vleermuizen. De schuurtjes in de moestuin kunnen mogelijk verblijfplaatsen van vleermuizen bevatten. De moestuin en de schuurtjes in de moestuin blijven gehandhaafd. Zodoende treden geen negatieve effecten op ten aanzien van mogelijke vleermuisverblijfplaatsen in de schuurtjes.
Het is aannemelijk dat het plangebied door vleermuizen wordt gebruikt als foerageergebied. De bomen die langs het plangebied staan en in verbinding staan met lijnvormige groenstructuren buiten het plangebied maken mogelijk deel uit van een vliegroute van vleermuizen. In het plangebied en de directe omgeving blijft voldoende foerageergebied beschikbaar. De bomen binnen het plangebied blijven behouden. Zodoende ontstaan geen negatieve effecten op het foerageergebied en mogelijke vliegroutes van vleermuizen.
Soorten van paragraaf 3.3 van de Wet natuurbescherming
Het is niet uit te sluiten dat het plangebied land- en overwinteringshabitat vormt voor de algemene amfibiesoorten bastaardkikker, bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander. Tevens kan het plangebied onderdeel zijn van het leefgebied van algemene spits-, woel- en ware muizensoorten en egel. Bij het verwijderen van bomen, struiken en andere begroeiing kunnen individuen van deze soorten worden verwond of gedood en kunnen verblijfplaatsen worden vernietigd.
Voor deze soorten geldt bij ruimtelijke ingrepen in provincie Gelderland een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Voor het vernietigen van verblijfplaatsen, verwonden en niet opzettelijk doden van deze soorten hoeft geen ontheffing te worden verkregen. Wel geldt altijd de Algemene zorgplicht, zie §1.4. Om het verwonden of niet opzettelijk doden van dieren te voorkomen dient bij het verwijderen van begroeiing in één richting worden gewerkt, zodat aanwezige dieren kunnen vluchten. In verband met de winterslaap van egel is het aan te bevelen dichte vegetaties en takkenhopen buiten de overwinteringsperiode van egel (november tot en met half mei) te verwijderen. Tevens dienen deze werkzaamheden plaats te vinden in de periode buiten de overwinteringsperiode van amfibieën (1 november – 15 maart).
Het plangebied kan onderdeel zijn van het leefgebied van eekhoorn. De aanwezigheid van nesten van eekhoorn is uit te sluiten. In het plangebied en de omgeving blijft voldoende leefgebied voor eekhoorn beschikbaar. Zodoende zijn negatieve effecten op eekhoorn uit te sluiten.
Vanuit het Beleidsplan Natuur en Biodiversiteit van de gemeente Wijchen (september 2020) worden handvaten meegegeven voor een natuurinclusieve ontwikkeling van nieuwe projecten. In 2.6 is al aandacht besteed aan het duurzame karakter van de te ontwikkelen woning aan het Bospad.
De woning wordt gerealiseerd volgens het Finnhouse-concept. Dit betekent o.a. dat het ontwerp van de houten woning afgestemd wordt op de natuurlijke omgeving. Dit wordt mede gedaan door de damp-open wandopbouw, waarmee vochtigheid en een gezond leefklimaat in de woning gegarandeerd wordt.
De woning kenmerkt zich door het gebruik van duurzame materialen en door de hoge isolatiegraad, waardoor nul op de meter mogelijk is.
Voor de natuurinclusieve elementen wordt zowel gekeken naar de bebouwing als naar de directe omgeving, de gronden en beplanting rondom de woning. Gezien het groene karakter van de omgeving (waaronder de struweelhaag aan de noordzijde) ontstaan mogelijkheden voor flora en fauna om zich te vestigen en/of verder te ontwikkelen.
Op het perceel hangen momenteel tientallen kasten, van uilenkasten tot mezenkasten. Deze kasten worden ook in de nieuwe situatie gehandhaafd.
Er kan geconcludeerd worden dat er met betrekking tot de Wet natuurbescherming geen strijdigheden zijn te verwachten zowel op het gebied van gebiedsbescherming als op de soortenbescherming.
Voor het berekenen van de verkeersgeneratie en het bepalen van de parkeerbehoefte wordt gebruik gemaakt van de normen uit publicatie 381 van het CROW. Op basis van het Parkeerbeleidsplan gemeente Wijchen (2016), wordt gebruik gemaakt van de maximumnormen voor rest bebouwde kom in een matig stedelijk gebied.
Op basis van de CROW geldt voor een vrijstaande woning gelegen in de 'Rest bebouwde kom' in een matig stedelijk gebied een maximale verkeersgeneratie van 8,6 per etmaal. Over het Bospad vindt de ontsluiting plaats tijdens de piekmomenten van nabijgelegen voorzieningen, zoals de voetbalclub en het hotel. Gezien de kleinschaligheid van het planvoornemen zal de lichte toename van de verkeersintensiteit aan het Bospad ten gevolge van het planvoornemen geen nadelige gevolgen hebben voor de verkeerssituatie aan het Bospad.
Parkeren zal middels het planvoornemen op eigen terrein plaatsvinden. Op basis van de CROW geldt voor een vrijstaande koopwoning in de 'Rest bebouwde kom' in een matig stedelijk gebied een parkeernorm van maximaal 2,6, wat resulteert in een eis van minimaal 3 parkeerplaatsen. Het aandeel van de bezoekers is meegenomen in deze normering. Er worden bij de inrit van de woning twee parkeervakken op eigen terrein gerealiseerd. Bovendien wordt aan de noordzijde van het terrein een bijgebouw met berging en carport gerealiseerd. Met het planvoornemen worden zodoende 3 parkeerplaatsen gerealiseerd en wordt voldaan aan de gesteld parkeernorm.
Uit het bovenstaande kan worden concluderend dat het aspect verkeer en parkeren geen belemmering oplevert voor het planvoornemen.
Als wettelijk toetsingskader In Europees verband is het 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk in situ te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.
Dit uitgangspunt is vertaald in de Erfgoedwet. Hierin is vastgelegd dat Rijk, provincies en gemeenten in ruimtelijke plannen rekening houden met het aspect 'archeologie'. De wet beoogt het archeologische erfgoed in hoofdzaak in situ te beschermen.
Ten behoeve van het planvoornemen is een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (BureauVoorArcheologie, rapportnummer 1176, 14 april 2022, Bijlage 2) uitgevoerd. De resultaten zijn hieronder weergegeven.
Archeologisch bureauonderzoek:
Het plangebied ligt in het archeologisch landschap 'Lage Maasterrassen', in de landschapszone rivierduinen. De ondergrond bestaat, van onder naar boven, uit Pleistocene rivierafzettingen (Formatie van Kreftenheye), de Laag van Wijchen en rivierduinafzettingen. Volgens de bodemkaart zijn in het plangebied vlakvaaggronden aanwezig. In het plangebied zijn geen grootschalige bodemverstoringen bekend.
Sinds het ontstaan van de rivierduinen in het Laat Paleolithicum is het gebied geschikt voor bewoning. Vanaf het Neolithicum zijn deze gebieden ook geschikt voor landbouw. Het plangebied bestaat in de 18e eeuw en de eerste helft van de 19e eeuw uit heide en is onbebouwd. Hierna wordt het landgebruik bos. Mogelijk verandert deze situatie nagenoeg niet tot en met het heden.
Bij drie archeologische onderzoeken rondom het plangebied bleek de bodem grotendeels verstoord te zijn en werden geen archeologische resten meer verwacht. 300 m ten noordoosten van het plangebied is bij een archeologisch proefsleuvenonderzoek een huisplattegrond uit de IJzertijd aangetroffen. 150 m ten zuidwesten van het plangebied zijn scherven van klokbekeraardewerk uit het Laat Neolithicum gevonden. 270 m ten zuiden van het plangebied is een vindplaats aangetroffen daterend uit het Neolithicum tot en met de IJzertijd.
In het plangebied kunnen archeologische resten uit het Paleolithicum tot en met de Middeleeuwen aanwezig zijn. Archeologische resten uit het Paleolithicum kunnen aanwezig in de top van de Laag van Wijchen. Recentere archeologische resten bevinden zich in de top van de rivierduinafzettingen.
Verkennend booronderzoek:
De ondergrond bestaat, zoals verwacht uit rivierduinafzettingen op de Laag van Wijchen op Pleistocene rivierafzettingen. De bodem in het zuiden van het plangebied is grotendeels intact. Het meest zuidelijk boorprofiel bestaat uit een E- op B- op C-horizont. Van een bouwlanddek is geen sprake. Dit laat zien dat in het plangebied sprake is van jonge heide ontginningsgronden, hetgeen overeenkomt met de bevindingen van het bureauonderzoek. In de rest van het zuidelijke deel van het plangebied is enkel een B-horizont aanwezig. Vermoedelijk is hier de bovenste 40 cm verstoord. In de twee noordelijke boringen is de bodem verstoord tot in de C-horizont.
De bodem is intact in één boring in het zuiden van het plangebied. Alhoewel de bodem intact is, duidt het gebrek aan een bouwlanddek op jonge heideontginningen en is de verwachting voor archeologische resten uit het Mesolithicum tot en met de Nieuwe tijd laag. Dit geldt ook voor de twee boringen ten noorden hiervan, bovendien is hier vermoedelijk de bovenste 40 cm verstoord. De top van de laag van Wijchen kan archeologische resten (losse vondsten) uit het Paleolithicum bevatten. De top van de Laag van Wijchen ligt tussen 110 en 225 cm -mv.
Eindoordeel:
In de top van de rivierduinafzettingen worden geen archeologische resten verwacht. Gezien de diepteligging van de Laag van Wijchen (tussen 110 en 225 cm -mv) zullen eventuele archeologische resten door de beoogde ingrepen (80 tot 90 cm -mv) niet worden verstoord.
Aanvullende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht.
Het aspect archeologie vormt op basis van voorgaande geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.
Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) heeft de gemeente Wijchen besloten om samen met de gemeenten Beuningen, Druten en Heumen een beleidsnota cultuurhistorie op te stellen. Deze beleidsnota is de planologische borging van cultuurhistorische waarden binnen de Gemeente Wijchen in de vorm van het 'Parapluplan Cultuurhistorie Wijchen'.
Het plangebied is gelegen binnen een lage cultuur-landschappelijke waardering. De directe omgeving van het plangebied is eveneens gelegen binnen een lage cultuur-landschappelijke waardering.
Uitsnede cultuurhistorische waarderingskaart gemeente Wijchen met ligging planlocatie rood omlijnd
Gelet op bovenstaande kan geconcludeerd worden dat met de herontwikkeling van de locatie gelegen ten oosten van Bospad 6 in Wijchen geen cultuurhistorisch verlies wordt geleden. Het aspect cultuurhistorie levert hiermee geen belemmering op voor het planvoornemen.
Door de plangebieden lopen geen planologisch relevante leidingen. De leidingen vormen dus geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het ruimtelijk plan voor de waterhuishouding. De waterparagraaf geeft een beschrijving van de beleidsuitgangspunten, waterhuishoudkundige situatie en wateropgaven in het plangebied, (motivering van) meest geschikte oplossingen en ruimtelijke consequenties daarvan.
Voor het planvoornemen is een digitale watertoets uitgevoerd. De digitale watertoets is bedoeld om ruimtelijke plannen meer waterbestendig te maken, waarbij wateraspecten vroegtijdig en expliciet worden meegenomen in ruimtelijke plannen en bij locatiekeuzen. De watertoets voor dit plan heeft plaats gevonden via de Digitale Watertoets (www.dewatertoets.nl), en is bijgevoegd als Bijlage 6.
Uit de ingevoerde gegevens volgt dat er in beginsel sprake is van een ruimtelijk plan dat geen invloed heeft op de taken en belangen van het waterschap. De watertoets omvat echter het proces van informeren, raadplegen en vastleggen van afspraken tussen initiatiefnemer en waterbeheerder over alle relevante wateraspecten gedurende de ontwikkeling van een planinitiatief. In de navolgende paragrafen worden de standaardonderdelen van de waterparagraaf besproken, waarin ook het advies van waterbeheerders (waterschap Rivierenland en gemeente Wijchen) meegenomen is.
Bodemopbouw en grondwater: De bodem ter plekke van het plangebied aan het Bospad is BRO-geclassificeerd als kalkloze zandgrond. Dit is terug te zien in de grondwatertrappen, het plangebied is gelegen op een grondwatertrap VI (GHG 40-80 cm, GLG >120 cm). Het grove zand ter plekke van het plangebied kent een doorlatendheid van ca. 30 m/dag; hiermee is er ter plekke van het plangebied van een goede k-waarde en daarmee sprake van een relatief goede infiltratie van hemelwater.
Oppervlaktewater: Binnen het plangebied zijn geen watergangen of overig oppervlaktewater gelegen. Ook in de directe nabijheid is geen sprake van oppervlaktewater. Op onderstaande afbeelding is de legger van het waterschap weergegeven, waarop dit inzichtelijk is.
Uitsnede legger wateren Waterschap Rivierenland met ligging plangebied rood omlijnd
Hemelwater: Momenteel is het plangebied slechts beperkt verhard. In de huidige situatie wordt het water opgevangen en verwerkt binnen het plangebied zelf.
Waterkeringen: Het plangebied is gelegen op circa 240 meter afstand van een waterloop met categorie A. Het plangebied ligt buiten de buitenbeschermingszones van omliggende waterwerken en waterkeringen.
Het plangebied ligt op grote afstand uit de hoogwaterkeringen met bijbehorende beschermingszones van de Maas (4,1 km) en het Maaswaalkanaal (3,8 km).
De buitenbeschermingszone heeft als doel om de veiligheid van een waterkering nader te borgen door extra bescherming te bieden tegen activiteiten met grote invloed. Voorbeelden zijn van activiteiten die niet zonder meer mogen plaatsvinden binnen de buitenbeschermingszone zijn transportleidingen met hoge druk of diepe ontgravingen met invloed op de bodemstabiliteit. In de buitenbeschermingszone zijn (diepe) ontgrondingen alleen toegestaan, als door het hydrologisch en geotechnisch onderzoek is aangetoond dat er geen negatief effect is op de algehele standzekerheid van de waterkering.
Waterbeheerprogramma 2022-2027: Voor het waterschap Rivierenland is het Waterbeheerprogramma 2022-2027 “Versterken, Verbinden, Vergroenen” bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen.
Zo is het van belang dat er bij nieuwe ruimtelijke plannen voldoende waterberging wordt gecreëerd om wateroverlast bij hevige regenval te voorkomen. De benodigde ruimte voor compenserende waterberging wordt berekend op basis van maatgevende regenbuien, de toename aan verhard oppervlak en de maximaal toelaatbare peilstijging.
Keur waterkeringen en wateren: In de Keur waterkeringen en wateren (Waterschap Rivierenland) staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. Werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
Het beleid van Waterschap Rivierenland bepaalt dat een eenmalige vrijstelling kan gelden voor een toename van minder dan 500 m2 verharding (binnen stedelijke situaties); vanaf 500 m2 toename verharding geldt er een compensatieplicht.
Gemeentelijk waterbeleid en waterbeheer: In de Strategische waternota van de gemeente Wijchen zijn de thema’s en uitgangspunten voor duurzaam waterbeheer omschreven. Deze zijn ook onder de alinea met beleidsuitgangspunten samengevat. In het kader van de watertoets moet een vertaalslag worden gemaakt naar de concrete plansituatie.
Tevens beschikt de gemeente over een Gemeentelijk rioleringsplan GRP, waarin de gemeente invulling geeft aan haar zorgplicht voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Het gemeentelijk waterbeleid is met name gericht op het voorkomen, beperken of tot een aanvaardbaar risico terugbrengen van wateroverlast en schade aan milieu en volksgezondheid.
Op grond van de Waterwet (artikel 3.5 en 3.6) heeft de gemeente een zorgplicht voor inzameling en verwerking van overtollig hemel- en grondwater. Perceeleigenaren dienen hemelwater op eigen perceel te verwerken. Indien dit redelijkerwijs niet kan worden verlangd treedt de gemeentelijke zorgplicht in werking. Daarnaast heeft de gemeente een zorgplicht bij het treffen van maatregelen in openbaar gebied om structureel de gevolgen van grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming te voorkomen c.q. te beperken, tenzij dit niet doelmatig is of de verantwoordelijkheid van de provincie of het waterschap.
Het planvoornemen bestaat uit het mogelijk maken van een levensloopbestendige woning met bijgebouwen en carport, op het perceel gelegen naast Bospad 6. Zoals hierna aangegeven, zal er in de wadi worden voorzien in de bergingsnorm van T=10+10% voor alle verharding en bebouwing. Daarnaast is het grootste deel van het perceel, inclusief bosdeel, onverhard en kan hier regenwater vrij infiltreren. De bodem bestaat uit zandgrond, waar hemelwater snel kan infiltreren, ook bij buien die zwaarder zijn dan de door het waterschap gehanteerde normbui.
Bovendien zal het vloerpeil van de begane grond voldoende hoog boven maaiveld (30 cm) worden aangelegd en zal bij de inrichting van het terrein, bij de aanleg van terreinhoogtes, rekening worden gehouden met de buurpercelen. Voorkomen zal worden dat het hemelwater naar de buurpercelen zal afstromen.
Daarmee is het gebied klimaatbestendig en robuust ingericht en is het niet aannemelijk dat er wateroverlast binnen het perceel of aanpalende gronden kan ontstaat als gevolg van dit plan.
Grondwater: Inrichting en beheer van het waterhuishoudkundig systeem op de locatie dient te zijn gericht op het voorkomen van wateroverlast voor wegen en bebouwing en het voorkomen van schade aan de volksgezondheid door bijvoorbeeld vochtige kruipruimten, stilstaand water en onveilige oevers. Zo nodig dient de ontwatering te worden verbeterd (bijvoorbeeld bij lage ligging plangebied of hoge grondwaterstanden).
Als ontwateringseis van de gemeente geldt dat de GHG niet hoger mag staan dan 1,00 m onder het vloerpeil begane grond. Aangegeven moet worden of hieraan wordt voldaan en zo niet, op welke wijze in het plan wordt voorkomen dat grondwateroverlast ontstaat.
De GHG (gemiddelde hoogste grondwaterstand) is ter plaatse - getuige de bodemdata van WUR - 117 cm. Met het voornemen wordt geen kelder of kruipruimte gerealiseerd bij de woning. Dit betekent dat er aan het maaiveld sprake is van voldoende ontwateringsdiepte.
Het zomerpeil (GLG gemiddelde laagste grondwaterstand) is 206 cm.
Het bouwpeil van de levensloopbestendige woning in het plangebied wordt zodanig aangelegd, dat deze voldoet aan de eisen met betrekking tot ontwatering en drooglegging. Hiermee wordt wateroverlast bij de woning voorkomen.
Oppervlaktewater: Er worden geen wijzigingen aangebracht aan het oppervlaktewater en er ligt geen oppervlaktewater in de nabijheid van het plangebied.
Als droogleggingseis van het waterschap geldt dat het oppervlaktewaterpeil (zomerpeil) niet hoger mag staan dan 1,30 m onder het vloerpeil begane grond. De drooglegging is hier niet relevant, aangezien het plangebied op 280 m afstand uit het dichtstbijzijnde oppervlaktewater ligt (de A-watergang tegenover de Havenweg). Hiermee levert het aspect oppervlaktewater geen problemen op
Hemelwater: Binnen het plangebied is sprake van een ontwikkeling, waarbij de oppervlakteverharding ter plaatse van het plangebied toeneemt. De toename verhardingen zal onder de 500 m2 blijven.
Het hemelwater dient, afkomstig van de nieuwe levensloopbestendige woning en verhardingen, op basis van gemeentelijk beleid op zorgvuldige wijze op eigen terrein te worden verwerkt. Op grond van de bodemopbouw en grondwaterstand ter plekke van het plangebied moet het hemelwater volledig op het eigen terrein worden verwerkt. Er is voldoende ruimte en mogelijkheid op het perceel om waterbergende voorzieningen te realiseren.
Het voorterrein van het perceel is voldoende laag en groot om een goede infiltratie van het hemelwater te waarborgen. Het is een natuurlijke wadi. Ook het regenwater van de woning en bijgebouw kan hier geloosd worden. De omvang van de wadi, zoals aangegeven in het landschapsplan, dient te worden bepaald op een inhoud waarbij minimaal de T=10+10% normbui kan worden geborgen in een waterschijf van 30 cm, waarbij de waterberging tot maximaal 10 cm onder het maaiveld gevold mag zijn. Daarbij dient dan al het water dat op bebouwing en verharding valt te kunnen worden geborgen.
Vuil water: Omdat de gemeente geen ontheffing van de provincie heeft voor de afvalwaterzorgplicht in het stedelijk gebied, geldt hier de aansluitplicht op de openbare riolering. Het afvalwater wordt op doelmatige wijze afgevoerd via de riolering. Het water wordt opgevangen en aangesloten op de bestaande rioolleidingen. De woning krijgt een eigen rioolaansluiting.
De openbare riolering ter plekke van het plangebied bestaat uit mechanische riolering (drukriolering). Om hierop aan te kunnen sluiten, wordt gebruik gemaakt van een nieuw aan te leggen particuliere pompinstallatie.
Waterkeringen: Het uitvoeren van activiteiten buiten de buitenbeschermingszone heeft geen effect op de waterhuishoudkundige, waterstaatkundige en wegenbelangen. Daarom is op grond van de Keur geen watervergunning of -melding vereist.
Realisatie van het voorliggend plan leidt niet tot negatieve effecten op de aspecten met betrekking tot de waterhuishouding. Het aspect water vormt derhalve geen belemmering voor het voorgenomen initiatief.
Op de verbeelding is met behulp van de methode uit SVBP 2012 de bestemming van de gronden aangegeven. De bijbehorende bepalingen zijn vervolgens opgenomen in de planregels. De verbeelding brengt de planregels in beeld. De planregels bestaan uit de volgende vier hoofdstukken:
1. Inleidende regels
Dit hoofdstuk bestaat uit twee delen. Het eerste deel betreft het artikel 'begripsbepalingen' waarin is toegelicht wat onder bepaalde begrippen wordt verstaan. Het tweede artikel is 'Wijze van meten', waarin is aangegeven hoe de benoemde maatvoering moet worden gemeten.
2. Bestemmingsregels
Dit hoofdstuk betreft een nadere verklaring van de bestemmingen die op de verbeelding zijn aangegeven. De gehanteerde bestemmingen zijn in paragraaf 5.2 kort toegelicht.
3. Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn regelingen opgenomen die zijn bedoeld voor meer dan één bestemming. De gehanteerde algemene bepalingen zijn kort toegelicht in paragraaf 5.3
4. Overgangs- en slotregels
Binnen de overgangsbepalingen is geregeld dat bouwwerken en plannen die (legaal) bestaan op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt, maar die in strijd zijn met het bestemmingsplan, mogen worden herbouwd mits er geen veranderingen plaatsvinden in aard en omvang. In de slotregel is de officiële naam van het bestemmingplan genoemd. Deze naam moet worden gebruikt om te verwijzen naar het plan.
Binnen dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen en dubbelbestemmingen opgenomen:
Wonen: Voor de nieuw op te richten woning is de bestemming 'Wonen' opgenomen. De woning mag uitsluitend worden opgericht binnen een bouwvlak. De regeling van de woning en bijgebouwen is voor zowel de bouwregels als de gebruiksregels afgestemd op recente woonbestemmingen. De maatvoeringseisen zijn waar mogelijk weergegeven op de verbeelding.
Groen: Het zuidwestelijk en noordelijk deel van het perceel blijft het groene boskarakter behouden. Derhalve hebben deze gronden de bestemming Groen gekregen met in het noordelijk deel de aanduiding 'bos' (overeenkomstig met de vigerende bestemming).
De algemene regels omvatten de standaardregels zoals de anti-dubbeltelregel. Voor de regeling binnen dit bestemmingsplan is bovendien het bestaande Wijchense parkeerbeleid opgenomen, als ook de standaard afwijkingsmogelijkheden van de bouwregels.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet onderzocht worden of het plan economisch uitvoerbaar is. In een aantal gevallen moet een exploitatieplan worden vastgesteld. De ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt betreft een initiatief waarbij alle kosten voor rekening komen van de ontwikkelaar. Het opstellen van een exploitatieplan is niet nodig. Het plan is economisch uitvoerbaar en heeft verder geen financiële consequenties voor de gemeente.
Artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg plegen met andere betrokken overheden en overheidsdiensten. In dit kader heeft overleg plaatsgevonden met de Brandweer Gelderland- Zuid (als onderdeel van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid).
Daarbij stelt de Brandweer Gelderland-Zuid akkoord te gaan onder de volgende voorwaarden: