Plan: | Zuidelijke Parallelweg 3 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0293.BPZdlPweg32014001-VA01 |
De gemeente Westervoort is voornemens om het bestemmingsplan ter plaatse van de Zuidelijke parallelweg 3 te herzien. De belangrijkste aanleiding voor het opstellen van dit plan is om op deze bijzondere locatie, tussen centrum en het station, passende functies en bouwmogelijkheden toe te staan, zoals bedoeld ten tijde van de realisatie van het station. Hiermee kan het cultuurhistorisch waardevolle pand behouden blijven en kunnen ondersteunende/aanvullende functies worden gerealiseerd voor de treinreizigers en bezoekers van het centrum. Om ruimtelijke kaders te bieden voor een toekomstige ontwikkeling zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld. Die als aanvullend welstandsbeleid worden vastgesteld.
Binnen het vigerend bestemmingsplan “Kern” is op deze locatie de bestemming Gemengd opgenomen en zijn de bouwmogelijkheden beperkt tot de huidige bebouwing. Onder de gemengde bestemming zijn dienstverlening, kantoor en horeca passend. Hieraan zal met voorliggend bestemmingsplan ook de functie o.a. detailhandel worden toegestaan en zijn ontwikkelmogelijkheden opgenomen om hier een aantrekkelijke verblijfsplek/trekpleister van te maken.
Omdat voorgaande strijdig is met het geldende bestemmingsplan en omdat het voornemen past op de locatie en gewenst is wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Met het bestemmingsplan wordt gemotiveerd waarom medewerking wordt verleend en waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Het plangebied is gelegen aan de Zuidelijke Parallelweg 3 in het centrum van Westervoort. De locatie maakt onderdeel uit van het stationsgebied. Onderstaande afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.
![]() |
|
bron: Google maps |
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Kern' (vastgesteld 28 januari 2013) . Het plangebied heeft in dit bestemmingsplan de bestemming Gemengd. Bij het opstellen van het bestemmingsplan 'Kern' was het bestemmingsplan 'Stationsgebied' (onherroepelijk 8 juni 2010) geldend. Hierbij zijn echter de gebruiksmogelijkheden voor detailhandel en de bouwmogelijkheden niet één op één overgenomen. Voorliggend bestemmingsplan herstelt dit. Dit betekent dat verder de regeling hetzelfde blijft met alleen de toevoeging van de twee bovenstaande aspecten. De geometrie is gewijzigd aangezien de kadastrale grenzen afwijken van wat er in het bestemmingsplan 'Kern' was opgenomen en beter aansluiten op de opgestelde stedenbouwkundige randvoorwaarden.
Bestemmingsplan Kern
Tot slot geldt ter plaatse van het plangebied het bestemmingsplan 'Archeologie en Cultuurhistorie' dat op 28 oktober 2013 is vastgesteld. In dit bestemmingsplan zijn regels opgenomen die bedoeld zijn om de te verwachten archeologische waarde en cultuurhistorische waarde te beschermen. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting. Hierbij is opgenomen dat bij bodemingrepen groter dan 200 m² en dieper dan 40 cm moet worden onderzocht of er daadwerkelijk archeologische resten in de grond aanwezig zijn en dat de ontwikkeling deze waarden niet aantast. Daarnaast is de woning aangemerkt als 'karakteristiek' en heeft het perceel de dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie. Hierbij is aangegeven dat sloop en/of (ver)bouwen op deze locatie de omschreven waarden niet mag aantasten. Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning zal dit moeten worden gemotiveerd.
Het bestemmingsplan is een bindend plan voor zowel overheid als burgers. In een bestemmingsplan wordt de bestemming, ofwel de functie van de grond aangewezen. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en wat daarop gebouwd mag worden. Omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en planregels.
Toelichting
De toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting is opgenomen:
Omdat bij de voorbereiding van het bestemmingsplan geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is opgesteld, worden in de toelichting, conform artikel 3.1.6 lid 2 Bro, ten minste neergelegd:
Verbeelding
De verbeelding, een kaart, geeft de bestemming van de grond aan met daarbij eventuele aanduidingen zoals bouwvlakken. Door op de verbeelding te kijken is te zien welke bestemmingen en mogelijke aanduidingen er gelden. De verbeelding omvat de meest recente afspraken over InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) en Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).
Planregels
De planregels geven de gebruiksmogelijkheden aan van de grond en, vaak ook, op welke wijze de gronden bebouwd mogen worden. In het vormgeven van de planregels wordt aangesloten bij de SVBP 2012.
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de zienswijzen en overlegmomenten zijn opgenomen.
In dit hoofdstuk komt de doelstelling van dit bestemmingsplan aan bod. Daartoe wordt eerst inzicht gegeven in de huidige structuren, functie(s) en bebouwing in het plangebied. Daarbij wordt mede de relatie met de omgeving betrokken. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.
De voormalige baanwachterswoning ligt in de directe nabijheid van het station Westervoort. De locatie ligt tussen 2 delen van het centrum. Aan de zuidwest zijde het winkelcentrum De Wyborgh en aan de noordzijde de voorzieningen die langs de Dorpstraat gevestigd zijn. Het perceel is ingeklemd tussen het spoor en het gemeentehuis.
Huidige situatie en het perceel behorende bij Zuidelijke Parallelweg 3
Voorafgaand aan de realisatie van het station in Westervoort is het pand Zuidelijke Parallelweg 3 door de gemeente aangekocht vanwege onder andere de inrichting van het voorplein en infrastructuur. Het pand was in gebruik als woonhuis. Deze voormalige baanwachterswoning is in het bestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie aangemerkt als 'karakteristiek'. Op het perceel staat naast het hoofdgebouw nog een schuurtje. Verder staat er een aantal bomen op en in de directe nabijheid van de kavel. Onderstaande foto's geven een impressie van het huidige pand in haar omgeving en de inrichting van de buitenruimte.
Zicht op voorplein station, onderdoorgang en links het plangebied (links). De voormalige baanwachterswoning met schuur.(rechts)
Beeld vanaf de Zuidelijke Parallelweg (links). Zicht vanaf nieuwe entree station op plangebied. (rechts)
Zicht vanaf perron op de hooggaande begroeiing op het perceel (links). Zicht op de noordzijde van het plangebied komende vanaf Arnhem (rechts).
Voor onderhavige locatie is reeds in 2010 het bestemmingsplan 'Stationsgebied' opgesteld. Met het nieuwe bestemmingsplan 'Kern' uit 2013 zijn de gebruiksmogelijkheden voor detailhandel en de 200 m2 BVO aan bouwmogelijkheden buiten het bouwvlak niet als zodanig overgenomen. Dit wordt in voorliggend bestemmingsplan hersteld. Onderstaande tekst motiveert waarom deze gebruik- en bouwmogelijkheden nog steeds wenselijk zijn. Vervolgens wordt ingegaan op de gewenste beeldkwaliteit.
De locatie ligt op een strategisch waardevolle plek, nabij het station en tussen diverse voorzieningen en winkels. Doelstelling van de gemeente is om de gebieden met voorzieningen in Westervoort noord en het winkelcentrum beter met elkaar te verbinden. Dit is al deels gebeurd door de nieuwe onderdoorgang bij het station. De verbinding tussen noord en zuid is hierdoor verbeterd. Ook wordt gewerkt aan de planvorming voor herinrichting van de buitenruimte en de Dorpstraat waarmee meer een uitstraling als verblijfsgebied wordt nagestreefd, in plaats van de pure verkeersfunctie die het nu uitstraalt. Het plangebied en de toekomstige functie kan een belangrijke schakel hierin zijn. Functies die op deze plek goed passen zijn onder andere: (lichte) horeca, detailhandel, dienstverlening, fietsverhuur, atelier of maatschappelijke functie. Het kan een meerwaarde bieden aan de treinreiziger die er bijvoorbeeld voor een broodje en koffie terecht kan, maar ook een meerwaarde en aanvulling op de voorzieningen in het centrum. Binnen voorliggend bestemmingsplan zal dan ook een grote variëteit aan functies worden toegestaan die op deze locatie past.
De gemeente heeft in samenwerking met Buro SRO stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld die als toetsingskader dient bij een omgevingsvergunningaanvraag. Dit zijn enerzijds eisen die in ook in de regels van voorliggend bestemmingsplan zijn opgenomen en anderzijds als aanvullend welstandsbeleid wordt vastgesteld in het kader van de Woningwet.
Deze uitgangspunten zijn verdeeld in stedenbouwkundige en architectonische uitgangspunten en uitgangspunten voor de bijgebouwen en de erfinrichting. Voor de uitgangspunten is een onderscheid gemaakt in een eis (E) en een aanbeveling (A). De uitgangspunten zijn verbeeld in een voorbeelduitwerking.
Voorbeelduitwerking
Stedenbouwkundige uitgangspunten
De stedenbouwkundige uitgangspunten gaan uit van een tweedeling van het perceel. Het karakteristieke baanwachtershuisje blijft behouden en aan de zuidzijde ontstaat ruimte voor een nieuwe bouwmassa. De noordwestzijde behoudt zijn historische karakter. Hierbij blijft het voormalig baanwachtershuisje zichtbaar en fungeert het als oriëntatiepunt aan het einde van de Brugweg. Dit karakter sluit aan op de historische bebouwing aan de Dorpstraat. De buitenruimte is semi openbaar en ingericht als een parkje met enkele bomen en een pad. Dit is daarmee bedoeld voor extensief gebruik. De zuidoostzijde van het perceel sluit qua uitstraling en gebruik aan bij het station en het stationsplein. Hier kan bebouwing met een moderne uitstraling gerealiseerd worden. De buitenruimte is ingericht als terras. De twee 'gezichten' zijn met een corridor en tussenpleintje met elkaar verbonden.
Door juist de contrasten tussen beide sferen te benadrukken worden de verschillende tijdsgeesten zichtbaar. Indien er wordt uitgegaan van alleen de sfeer van het baanwachtershuisje dan past hier alleen nog een ondergeschikt bijgebouw bij. Dit sluit niet aan bij de wens voor een relatief grote bouwmassa. Ook het refereren naar het verleden voor de nieuwbouw gaat ten koste van de herkenbaarheid van het baanwachtershuisje.
E De volgende functies zijn goed inpasbaar op de betreffende locatie: maatschappelijke functie, dienstverlening, detailhandel, fietsverhuur en er dient in ieder geval minimaal 30 m2 een vorm van lichte horeca (categorie 1 van de staat van inrichtingen) en/of de horecafuncties café, café-restaurant en proeflokaal (uit categorie 2 van de staat van inrichtingen) aanwezig te zijn;
E Het baanwachtershuisje blijft gehandhaafd en aan de zuidkant ontstaat ruimte voor nieuwbouw;
E Het baanwachtershuisje dient als afzonderlijk object herkenbaar te blijven. Dit wordt bereikt door geen massa's tegen het gebouw aan te bouwen, behoudens een verbindend element met de nieuwe massa. Daarnaast dient minimaal 5 meter tussen de nieuwe massa en het baanwachtershuisje te worden gehanteerd;
E Beide gebouwen zijn gelijkwaardig in hiërarchie, dus te zien als hoofdgebouw;
E Het bestaande bijgebouw dient te worden gesloopt;
E De nieuwe massa staat minimaal 2 meter vanaf de zijdelingse perceelsgrens en in het verlengde van de zijgevel van het baanwachtershuisje aan de spoorzijde;
E Het nieuwe gebouw volgt enerzijds de bebouwingrichting van het baanwachtershuisje (bijv. begane grond) en anderszijds de schuine strakke vormen van het station(splein) dit kan bijvoorbeeld op de tweede laag of in de vorm van het dak. Hiermee ontstaat ook een zichtrelatie tussen Zuidelijke Parallelweg en het voormalige baanwachtershuisje. Dit is op de voorbeelduitwerking te zien.
Architectonische uitgangspunten
De tweedeling komt ook terug in de architectonische uitstraling. Een traditionele uitstraling van het baanwachtershuisje en een moderne uitstraling van de nieuwe bouwmassa. De onderstaande eisen ten aanzien van de massaopbouw en materiaalkeuzes zijn afgeleid van de aanwezige uitstraling van de directe omgeving.
E Het karakteristieke baanwachtershuisje wordt opgeknapt en ontdaan van niet-karakteristieke delen;
E De maximaal toelaatbare massa, bouwhoogte en goothoogte van het baanwachtershuisje is conform de huidige situatie;
E Het baanwachtershuisje laat het historisch karakter zien dat aansluit op het oude dorpscentrum en het nieuwe gebouw sluit aan op de uitstraling van het moderne station en winkelcentrum de Wyborgh aan het stationsplein;
E De nieuwe massa heeft een maximale oppervlakte van 200 m2 Bruto VloerOppervlak verdeeld over maximaal 2 bouwlagen;
E De maximale bouwhoogte van de nieuwe massa is gelijk aan het baanwachtershuisje, circa 7 meter;
E Het te realiseren pand kan worden voorzien van een plat dak, lessenaarsdak, gebogen dak of zadeldak;
E Het verbindend element tussen het baanwachtershuisje en de nieuwe bouwmassa bestaat uit één bouwlaag en wordt uitgevoerd in glas;
A De nieuwe bouwmassa bestaat uit de volgende materialen: hout, glas, beton en (gekleurd) metaal in gedekte kleuren. Referentiekader vormt het station, het perron en het straatmeubilair op het stationsplein.
referentiekader beeldkwaliteit nieuwbouw
Bijgebouwen/aanbouwen en erfinrichting
Op het terrein zijn geen bijgebouwen toegestaan. Qua erfinrichting is het groene karakter en extensief gebruik aan de noordzijde het uitgangspunt en aan de zuidzijde intensief gebruik met een terras en groene aankleding. Hierbij dient zowel vanaf de Brugweg, als vanaf het perron zicht te zijn op het karakteristieke pand. Tussen de hoofdgebouwen en het talud is ruimte voor voorzieningen die zoveel mogelijk uit het zicht dienen te blijven zoals containers, levering producten, magazijn etc. De relatie tussen het spoor/perron en het plangebied kan worden versterkt door de begroeiing op het talud uit te dunnen.
E Op het gehele perceel zijn geen bijgebouwen toegestaan;
A Het magazijn, de stalling van vuilcontainers en ander minder fraaie delen van het gebouw/voorzieningen dienen zoveel mogelijk uit het zicht te worden gehouden. De beste plek is hiervoor tussen de noord-oostzijde van het nieuwe gebouw en het talud, het laden en lossen van goederen/producten kan eventueel vanaf de kiss and ride plek;
A Het voorterrein tussen Dorpstraat en het baanwachtershuisje kan worden ingericht als parkje of wandeltuin met enkele zitplekjes;
A Het baanwachtershuisje vormt vanaf de Brugweg en de kruising met de Dorpstraat een herkenningspunt. Hierdoor is op dit voorterrein alleen lage begroeiing gewenst met eventueel enkele bomen, zolang het huisje maar goed in het zicht blijft;
A Voorstel is om ook het noord-westelijk deel van de tuin met schanskorven af te schermen behoudens een opening aan de Dorpstraat waardoor een pad richting het baanwachtershuisje kan worden gemaakt zodat het perceel vanaf de noordzijde ook goed toegankelijk is en er een eenheid ontstaat m.b.t. de erfafscheidingen;
A De relatie tussen het baanwachtershuisje en het spoor kan worden versterkt. Dit kan worden bereikt door de begroeiing op het talud te verdunnen/weggehaald, zodat vanaf het perron het huisje zichtbaar is;
A Het intensieve gebruik van het buitenterrein, in de vorm van een terras, dient aan de zuidzijde plaats te vinden. Dit is enerzijds gunstig gelegen qua zonoriëntatie en anderzijds zorgt dit voor levendigheid aan het stationsplein;
A Er zijn geen hoge erfafscheidingen toegestaan (maximaal 1 meter), met uitzondering van enkele (transparante of groene) afschermde voorzieningen ten behoeve van het terras en bijvoorbeeld voor containers;
A Op het tussenpleintje (tussen baanwachterswoning en nieuwe massa) is het wenselijk de bestaande boom te handhaven;
A Reclame is alleen toegestaan met maximaal 4 vlaggenmasten en maximaal twee reclame-uitingen van ieder maximaal 4x2 meter. Reclame mag alleen worden aangelicht en niet met een lichtbak of 'neonletters';
A Qua materialisatie en kleurgebruik wordt aangesloten op de bestaande inrichting van het stationsplein: schanskorven, gras, rode en/of gele klinkerverharding en hout.
referentiekader beeldkwaliteit erfinrichting
Het initiatief is in het bestemmingsplan Stationsgebied uitvoerig beschreven en getoetst aan het relevant beleid. Hierin is gemotiveerd dat het plan past binnen de rijks-, provinciaal en gemeentelijke beleidskaders. Sinds die tijd is er geen nieuw beleid ontwikkeld dat betrekking heeft op het initiatief. In bijlage 1 is de toelichting van het bestemmingsplan Stationsgebied opgenomen, waarin dit is verwoord.
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1 lid 3 van de Wro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, ect.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Aangezien de ingrepen al in het bestemmingsplan 'Stationsgebied' uitgebreid zijn getoetst aan alle haalbaarheidsaspecten, kan worden gesteld dat het plan uitvoerbaar is. In de bijlage is het bestemmingsplan 'Stationsgebied' en bijbehorende onderzoeksrapporten opgenomen. Sinds die tijd hebben er geen ontwikkelingen plaatsgevonden die leiden tot een andere motivatie van de uitvoerbaarheid. Het voorliggend plan wordt hiermee voldoende uitvoerbaar geacht.
Het enige aspect dat in de afgelopen jaren is gewijzigd is archeologie en cultuurhistorie. De gemeente heeft een bestemmingsplan 'Archeologie en Cultuurhistorie' opgesteld. In het bestemmingsplan 'Archeologie en Cultuurhistorie' is onderhavige locatie aangeduid met een hoge verwachtingswaarde. Hiermee is aangegeven dat wanneer men bodemingrepen verricht groter dan 200 m2 en dieper dan 40 cm er nader archeologisch onderzoek dient plaats te vinden.
In voorliggend plan is maximaal 200 m2 aan bouwmogelijkheden opgenomen. Hiermee wordt de grens niet overschreden en is aanvullend onderzoek ook niet nodig.
Daarnaast heeft het onderhavig perceel de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie en het pand de aanduiding 'karakteristiek'. Hierbij is een regeling opgenomen met betrekking tot eventuele sloop en/of (ver)bouw plannnen. Plannen hiertoe mogen niet de cultuurhistorische waarden aantasten zoals die in het bestemmingsplan 'Archeologie en Cultuurhistorie' zijn omschreven en/of dient gemotiveerd te worden waarom hiervan afgeweken wordt. Aangezien met voorliggend plan nog niet duidelijk is of en waar ingrepen plaatsvinden is een toetsing aan dit beleid nog niet mogelijk. Bij een concreet initiatief zal dit in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning worden getoetst.
Het bestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie blijft van toepassing, hiervoor is in de overige regels van voorliggend bestemmingsplan het bestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie van toepassing verklaard.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
Planspecifiek
De plankosten worden gedragen door de gemeente Westervoort en daarvoor is voldoende budget beschikbaar. Voor dit bestemmingsplan is geen exploitatieplan opgesteld omdat dit anderszins verzekerd is. De locatie is al eerder door de gemeente verworven. Het nieuwe bestemmingsplan verbreedt de planologische mogelijkheden, waarmee het de verkoopbaarheid ten goede komt. Eventuele planschade als gevolg van onderhavig bestemmingsplan komt voor rekening van de gemeente Westervoort. Het bestemmingsplan is daarmee economisch uitvoerbaar.
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, indien na de vaststelling van het plan door de gemeenteraad geen handhaving door de gemeente plaatsvindt. Het is daarom van belang om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van het plan.
Voor een goed handhavingsbeleid zijn vier factoren van belang:
1. Voldoende kenbaarheid van het plan.
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degene die het moeten naleven. De wet kent enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraak en rechtsbeschermingmomenten ingebouwd.
2. Draagvlak voor beleid en regeling in het plan.
De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Het is normaal dat niet iedereen zich kan vinden in ieder onderdeel van het plan. Een algemeen positieve benadering komt de handhaafbaarheid echter ten goede.
3. Realistische en inzichtelijke regeling
Een juridische regeling moet realistisch en inzichtelijk zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Daarnaast en bovenal moeten de regels goed controleerbaar zijn. De regels moeten mede om die reden niet meer regelen dan strikt noodzakelijk is.
4. Actief gemeentelijk handhavingsbeleid
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie binnen het plangebied. Daarnaast moeten geschikte maatregelen worden getroffen indien de regels worden overtreden. Indien dit wordt nagelaten ontstaat er rechtsonzekerheid.
Het gemeentelijk handhavingsbeleid is neergelegd in een drietal documenten.
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).
De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld.
Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde.
Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:
Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemming:
Dit plan kent verder geen noemenswaardige bijzonderheden.
Tot slot wordt gemeld dat naast dit bestemmingsplan nog een bestemmingsplan van kracht is. Het betreft het bestemmingsplan 'Archeologie en Cultuurhistorie'. In dit plan zijn regelingen opgenomen voor de gehele gemeente omtrent bodemingrepen en het slopen en/of verbouwen van gebouwen. Dit plan geeft aan dat sommige werken pas uitgevoerd mogen worden na een afweging. Dit ter bescherming van het aspect archeologie en cultuurhistorie.
Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de gemeenteraad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De plannen voor de herontwikkeling van de locatie en zijn omgeving zijn al jaren bekend en deels uitgevoerd. Aangezien het 'slechts' een correctie is van het bestemmingsplan is ervoor gekozen om het plan direct als ontwerp ter inzage te leggen. Een ieder kan bij het ontwerpbestemmingsplan hun eventuele zienswijzen indienen.
In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te zijner tijd de zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan en de gemeentelijke reactie hierop opgenomen.
Dit bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk overleg niet toegezonden aan de provincie omdat geen sprake is van een bovenlokaal belang. Het betreft slechts een correctie van het toestaan van een extra functie en bouwrecht dat past op de locatie. Samen met het waterschap zijn de aan de orde zijnde waterhuishoudkundige aspecten behandeld. Over de gewenste situatie bestaat overeenstemming waarvoor verwezen wordt naar bijlage 1.