direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Pabstsendam 6-16
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0289.0090Pabstsdam6-ONT1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De betoncentrale van Bruil is reeds lange tijd gevestigd aan de Pabstsendam in Wageningen. Tot 2009 was op de locatie een asfaltcentrale aanwezig. Deze activiteiten zijn inmiddels beëindigd. De productie van asfalt en BRAC is op de locatie al enige jaren niet meer aan de orde en de betrokken installaties zijn dan ook fysiek niet meer aanwezig. Tussen Bruil, gemeente Wageningen, en de provincie Gelderland is een verplaatsingsovereenkomst gesloten voor de asfaltcentrale. Deze activiteiten mogen niet opnieuw worden opgestart. Een deel van het terrein van de inrichting is overgedragen aan de gemeente Wageningen. Op het resterende terrein zal de bestaande betonmortelcentrale gehuisvest blijven. Het bestemmingsplan was hier nog niet op aangepast.

Voorliggend bestemmingsplan heeft als doel de nu nog aanwezige (en vergunde) bedrijfsactiviteiten toe te staan. Het bestemmingsplan richt zich op het vastleggen van de bestaande situatie, rekening houdend met de afspraken die zijn gemaakt in de privaatrechtelijke overeenkomst en de aangevraagde omgevingsvergunning van 2012.

1.2 Ligging van het plangebied

Het plangebied bevindt zicht buitendijks aan de zuidwestzijde van het stedelijk gebied van Wageningen. Het plangebied is gelegen aan de havenkom en het havenkanaal.

Het bedrijf is deel van het gezoneerde industrieterrein, dat bij besluit van 20 augustus 1992 door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is aangewezen In onderstaande figuur wordt de ligging van het plangebied in rood weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0090Pabstsdam6-ONT1_0001.png"

Figuur: ligging plangebied in regio (rood omlijnd)

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Ter plaatse van het plangebied geldt het Bestemmingsplan Havengebied 2002, vastgesteld door de gemeente Wageningen op 15 juli 2002.

Tevens is er voor dit bestemmingsplan door de gemeente Wageningen een voorbereidingsbesluit genomen op 15 mei 2023 genaamd Pabstsendam 6 -16.

In onderstaande afbeelding is een uitsnede weergegeven van het geldende plan uit 2002:

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0090Pabstsdam6-ONT1_0002.png"

Figuur: uitsnede plangebied met vigerend bestemmingsplan (Bron: gemeente Wageingen)

Op Ruimtelijkeplannen.nl is voor de locatie van voorliggend plangebied ook een ontwerpbestemmingsplan gemaakt. Echter, dit plan is nooit vastgesteld in verband met uitspraken over stikstof. Dit ontwerpbestemmingsplan dient wel als basis voor de regels en verbeelding van dit bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 2 het plangebied beschreven evenals de toekomstige situatie. In Hoofdstuk 3 is vervolgens het beleidskader beschreven. Hoofdstuk 4 gaat in op de uitgevoerde onderzoeken voor het bestemmingsplan. In Hoofdstuk 5 is uiteen gezet hoe het plan juridisch is vertaald naar de verbeelding en de regels. In Hoofdstuk 6 is tot slot verslag gedaan van de inspraak van burgers, bedrijven en instellingen en het vooroverleg met diverse instanties.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plangebied

2.1 Huidige situatie

Een aan doorgaans open vaarwater gelegen bedrijventerrein leent zich bij uitstek voor bedrijven die geheel of gedeeltelijk afhankelijk zijn van aanvoer- en/of afvoer per binnenvaartschip. Direct langs het havenkanaal zijn zo in de loop van vele jaren bedrijven ontstaan die in ieder geval voor een deel van de bedrijfsactiviteiten nauw verbonden zijn met de ligging aan vaarwater. Bruil is al lange tijd gevestigd aan de Pabstsendam in Wageningen. Het bedrijf is gevestigd aan de Pabstsendam 6-16 in de Rijnhaven. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 34.000 m2.

De vigerende rechten zijn zoals vergund middels de revisievergunning d.d. 31 mei 1995 en de reparatievergunning uit 1998. De vergunde situatie gaat uit van de volgende hoofdactiviteiten en -capaciteiten: Deze activiteiten betreffen:

  • Productie van beton en specie, tezamen maximaal 150.000 ton;
  • acceptatie steenachtige fractie bouw- en sloopafval: 112.000 ton minus de restfractie uit eigen betonproductie;
  • breken van steenachtige fractie bouw- en sloopafval: 112.000 ton;
  • overslag van zand/grind 50.000 ton.

De voor de productie van betonmortel benodigde grondstoffen worden per schip en as aangeleverd en opgeslagen in bunkers en keervakken en silo’s. Deze grondstoffen worden vervolgens gewogen en ingevoerd in de betoncentrale, waar ze met water en eventuele hulpstoffen gemengd worden tot betonmortel. De betonmortel wordt met truckmixers afgevoerd naar bouwplaatsen.

Naast de productie van betonmortel, vindt er op het terrein van de inrichting ook overslag van grind en kalksteensplit plaats en kan er een puinbreker ingezet worden. Ook zijn er ondersteunende faciliteiten, zoals een weegbrug, een laboratorium, een tankplaats en een wasplaats

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0090Pabstsdam6-ONT1_0003.png"

Figuur: luchtfoto 2023 met plangebied (rood omlijnd)

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0090Pabstsdam6-ONT1_0004.png"

Figuur: Plangebied gezien vanaf de Pabstsdam (bron: Google Earth, 2023)

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0090Pabstsdam6-ONT1_0005.png"

Figuur: Plangebied gezien vanaf de Rijnhaven (bron: Google Earth, 2023)

2.2 Toekomstige situatie

De productie van asfalt en BRAC is op de locatie al enige jaren niet meer aan de orde en de betrokken installaties zijn ook fysiek niet meer aanwezig. Deze activiteiten zijn inmiddels beëindigd. Hiertoe is een verplaatsingsovereenkomst gesloten tussen Bruil, gemeente Wageningen, en de provincie Gelderland. Deze activiteiten mogen niet opnieuw worden opgestart. Een deel van het terrein van de inrichting is inmiddels in het bezit van de gemeente. Op het resterende terrein zal de bestaande betonmortelcentrale gehuisvest blijven. Ook zal Bruil een deel van het terrein van de gemeente mogen blijven gebruiken voor activiteiten die samenhangen met de productie van betonmortel. De toegestane activiteiten op de gronden van de gemeente zijn vastgelegd in een gebruiksovereenkomst.

De bedrijfsactiviteiten zoals vergund in 1995 en 1998 worden, met uitzondering van de productie van asfalt, in het bestemmingsplan opnieuw mogelijk gemaakt. Daarbij wordt de productie van beton tot 250.000 ton toegestaan. Dit is een verruiming ten opzichte van de vergunning.

In het ontwerp bestemmingsplan van 2019 zijn de gronden bestemd voor het uitoefenen van watergebonden bedrijfsactiviteiten uitsluitend behorend bij een bedrijf met SBI-code(2008) 2363.2/2364.2 (betonmortelcentrale > 100 ton/u), SBI-code 383202.A2 (puinbrekerijen < 10.00 t/j) en SBI-code 46735.5 (groothandel in zand en grind, > 200 m2). In dit bestemmingsplan worden deze zelfde SBI-codes mogelijk gemaakt, waarbij de productiecapaciteit wordt beperkt op basis van verleende vergunningen en gemaakte afspraken tussen gemeente en bedrijf. Waar mogelijk is hierbij rekening gehouden met de ingediende vergunningaanvraag van 2012.

Omwonenden hebben de afgelopen periode regelmatig klachten ingediend tegen de milieuoverlast van de betoncentrale. De klachten hebben met name betrekking op de geluidsoverlast, lawaai en overlast door vrachtverkeer in de vroege ochtenduren en ’s nachts, maar ook op overslagactiviteiten in de vroege ochtend en het in werking hebben van de puinbreker. Met het vastleggen van de activiteiten zoals die in 1995 en 1998 vergund zijn én het maximale aantal transportbewegingen, wordt gezorgd dat de milieuoverlast voor de omwonenden afneemt tot de destijds vergunde situatie.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie vastgesteld. Hierin zijn de kaders van het nieuwe rijksbeleid opgenomen. Deze Omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012). De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt de NOVI als structuurvisie uit onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in werking is getreden (1 januari 2024), zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.

In de Nationale Omgevingsvisie wordt door het Rijk een langetermijnvisie gegeven op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland.

De NOVI bestaat uit een visie, toelichting en uitvoeringsagenda. De combinatie van deze drie documenten zorgt voor een toetsing die leidt tot nationale strategische keuzes en gebiedsgericht maatwerk. De NOVI beschrijft een toekomstperspectief met ambities. Ook worden de 21 nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven beschreven. Die opgaven zijn in feite het verschil tussen de ambitie en de huidige situatie en verwachte ontwikkelingen.

De vier prioriteiten
De Uitvoeringsagenda beschrijft de vier prioriteiten. De opgaven uit de toelichting kunnen veelal niet apart van elkaar worden aangepakt. Als een samenhangende, integrale aanpak nodig is, over de sectoren heen, vraagt dit een andere inzet. De samenhang tussen opgaven manifesteert zich rond vier prioriteiten:

  • 1. ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • 2. duurzaam economisch groeipotentieel;
  • 3. sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Drie afwegingsprincipes
De NOVI is opgesteld tegen de achtergrond van de doelen van de Omgevingswet. Het hoofddoel van de Omgevingswet is het bereiken van een balans tussen:

  • het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit en
  • doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.

Beschermen en ontwikkelen sluiten elkaar niet per definitie uit en kunnen elkaar zelfs versterken. Soms gaan beschermen en ontwikkelen niet zonder meer samen en zijn soms echt onverenigbaar. Een optimale balans tussen deze twee vergt steeds een zorgvuldige afweging en prioritering van ongelijksoortige belangen. Om dit afwegingsproces en de omgeving inclusieve benadering richting te geven, is in de NOVI een drietal afwegingsprincipes geformuleerd:

  • 1. Combineren boven enkelvoudig.
  • 2. Kenmerken & identiteit.
  • 3. Afwentelen voorkomen.

Conclusie
Het plangebied ligt niet in een gebied waarvoor de NOVI gerichte belangen of opgaven kent. Wel sluit het bestemmingsplan aan op de doelen van de NOVI zoals die hiervoor zijn beschreven. Zo draagt het bestemmingsplan, door aan te sluiten op de vergunde situatie uit 1995 en 1998, bij aan het duurzaam economisch groeipotentieel en aan de sterke en gezonde steden en regio's.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is op 19 december 2018 vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland en op 1 maart 2019 in werking getreden. In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland zet de provincie een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal:

Gezond en veilig:

  • een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna;
  • voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen;
  • aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.

Schoon en welvarend:

  • een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen;
  • het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen;
  • het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.

De focus wordt verdiept door middel van zeven ambities voor een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. De zeven ambities zijn energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en woon- en leefomgeving.

De omgevingsvisie bevat thematische visieschetsen. De visieschetsen dienen als onderlegger om met partners het gesprek te voeren over de thema's, vraagstukken en oplossingsrichtingen, zowel op de schaal van Gelderland als op regionale en lokale schaal.

Van de kaarten uit de omgevingsvisie is alleen de themakaart Waterbeleid relevant, waarop het plangebied voor een klein gedeelte valt onder 'intrekgebieden'.

Conclusie
Om Gelderland voor mensen en bedrijven aantrekkelijk te houden, is de kwaliteit van de leefomgeving van groot belang. Bovendien draagt een goede kwaliteit van de leefomgeving bij aan gezondheid. Met dit plan wordt het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving nagestreefd. Dit bestemmingsplan past daarom binnen de omgevingsvisie Gaaf Gelderland.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

Op grond van artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting. Provinciale Staten van Gelderland hebben van deze bevoegdheid gebruik gemaakt door op 24 september 2014 de Omgevingsverordening Gelderland vast te stellen. Sindsdien is de omgevingsverordening een aantal keren geactualiseerd en herzien. In deze omgevingsverordening zijn de provinciale verordening (op grond van artikel 4.1 Wro), milieuverordening, waterverordening en verkeersverordening samengevoegd. De laatste wijziging van de omgevingsverordening heeft op 5 juli 2022 plaatsgevonden en is vervolgens op 21 december 2022 als geconsolideerde versie gepubliceerd.

De omgevingsverordening is een van de instrumenten om de ambities uit omgevingsvisie te realiseren. In de verordening zijn regels opgenomen die nodig zijn om de provinciale ambities waar te maken, provinciale belangen veilig te stellen of wettelijke plichten na te komen. Net als de omgevingsvisie richt de omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. In de omgevingsverordening zijn bijna alle regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem opgenomen.

De volgende onderwerpen uit de Omgevingsverordening zijn mogelijk relevant voor het plangebied.

  • Natuur en landschap (bescherming kwaliteit Gelders natuurnetwerk). Het plangebied ligt naast het natuurgebied Uiterwaarden Neder-Rijn. Dit valt onder het GNN. in paragraaf 4.8 van deze toelichting wordt dit nader besproken. Het bestemmingsplan is op dit punt in overeenstemming met de omgevingsverordening,
  • Bedrijventerrein. De omgevingsverordening bevat regels over uitbreiding van bedrijventerreinen. Dit Voorliggend plan heeft echter geen betrekking op een 'bedrijventerrein'. Een bedrijventerrein is een locatie voor meerdere bedrijven. De regels over bedrijventerreinen in de omgevingsverordening zijn dus niet van toepassing op dit plan.
  • Klimaatadaptatie. Voor zover een bestemmingsplan een nieuwe activiteit of ontwikkeling mogelijk maakt, bevat de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de risico’s van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt. De aspecten wateroverlast en droogte zijn onderdeel van de watertoets en zijn beschouwd in paragraaf 4.9. De in de omgevingsverordening genoemde aspecten van waterveiligheid en hitte zijn niet relevant voor de nieuwe ontwikkelingen die dit plan mogelijk maakt.

Conclusie
Dit bestemmingsplan past binnen de omgevingsverordening van de provincie Gelderland.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Wageningen

In de structuurvisie wordt aangegeven wat de urgente ruimtelijke opgaven zijn voor de gemeente. De structuurvisie beschrijft de ruimtelijke ambities en vormt een kwalitatief ruimtelijk ontwikkelings- en afwegingskader voor de komende 10 jaar. De structuurvisie biedt voldoende flexibiliteit om te kunnen sturen op veranderingen in de markt en om te kunnen anticiperen op nog onbekende ontwikkelingen.

Op 22 oktober 2012 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Wageningen vastgesteld. Op 3 december 2013 is de structuurvisie gewijzigd vastgesteld, waarna deze op 15 mei 2014 in werking is getreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0090Pabstsdam6-ONT1_0006.png"

Afbeelding uitsnede Structuurvisie Wageningen (bron: gemeente Wageningen)

Hoofdstuk 4 Milieueffecten

4.1 Archeologie

De Nederlandse bodem zit vol met archeologische waarden. Met de ondertekening van het Europese verdrag van Valletta in 1992, een verdrag over behoud en beheer van het archeologische erfgoed, stelden de lidstaten zich tot doel het bodemarchief te beschermen. Met ingang van 1 september 2007 is het Verdrag van Valletta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving door middel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het verdrag een juridisch fundament kreeg. Deze regelgeving is opgenomen in de Monumentenwet, en geldt sinds de invoering van de Erfgoedwet in 2016 via overgangsrecht totdat de regels in de Omgevingswet geborgd worden.

De kern van de Erfgoedwet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van het voorgaande dan ook te worden aangegeven op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

Plangebied
Vanuit de gemeentelijke verwachtingskaart uit 2008 heeft het gebied een lage archeologische verwachting. Dit komt overeen met de bevindingen uit het ontwerpbestemmingsplan Haven-Costerweg, waar de lage archeologische verwachting leidde tot een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'.

In het bestemmingsplan worden alleen de bestaande bedrijfsactiviteiten toegestaan. Eventuele wijziging naar andere bedrijfsactiviteiten worden alleen buitenplans mogelijk gemaakt. Daar komt bij dat de bestaande bebouwing, inclusief fundering, zal worden behouden en geen sprake is van grondwerkzaamheden ten behoeve van uitbreiding van bebouwing. Hiertoe wordt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' opnieuw vastgelegd.

Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.2 Bedrijven

De aanwezigheid van bedrijven kan de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Bedrijven kunnen geur, stof, geluid en gevaar ten gevolg hebben. Voorkomen moet worden dat bedrijven hinder veroorzaken naar de omgeving, vooral indien het woongebieden of andere gevoelige bestemmingen betreft. Daarnaast moeten bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden. Om dit te bereiken, is het van belang dat bedrijven en gevoelige bestemmingen ruimtelijk goed worden gesitueerd, zodat de bedrijven zo min mogelijk overlast opleveren en woongebieden de bedrijven zo min mogelijk beperken in hun bedrijfsuitvoering.

Ten behoeve van milieuzonering is door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) een bedrijvenlijst opgesteld, waarin bedrijven op hun milieueffecten zijn gecategoriseerd. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder kunnen veroorzaken (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie), kent de lijst aan de bedrijven een categorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de categorie op van 1 tot en met 5, met bijbehorende minimale afstanden tot woongebieden.

In de uitgave Bedrijven en milieuzonering (2009) is per bedrijfstype een globale indicatie gegeven van het invloedsgebied voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Van richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken. Op basis van het aspect met de grootste afstand zijn de bedrijven in de volgende categorieën ingedeeld:

Tabel: richtafstanden volgens VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering 2009

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0090Pabstsdam6-ONT1_0007.png"

  • Een betonmortelcentrale behoort tot categorie 4.2. De grootste afstand van 300 meter geldt voor geluid.
  • Een puinbrekerij behoort tot maximaal categorie 5.2. Hiervoor is de richtafstand voor geluid 700 meter. Voor een puinbrekerij tot 100.000 ton is categorie 4.2 van toepassing. Gezien het beperkte aantal dagen per jaar dat de puinbreker in werking is, en de maximale productie van 112.000 ton per jaar, is categorie 4.2 beter passend. De puinbrekerij wordt alleen toegestaan in het zuidwestelijke deel van het perceel.
  • Een zand- en grindoverslag hoort tot categorie 3.2.

Binnen deze richtafstanden liggen bestaande woningen. Het aspect geluid wordt gereguleerd door de geluidzone en/of de MTG-punten ter plaatse van woningen. Zie hiervoor verder paragraaf 4.5.

4.3 Bodem

In het kader van de onderzoeksplicht dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart te worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied is verontreinigd, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.

Plangebied
In het plangebied is een niet spoedeisend geval van bodemverontreiniging bekend.

De bebouwing in het plangebied is al aanwezig. De bestaande bebouwing wordt middels voorliggend bestemmingsplan enkel opnieuw vastgelegd. Voor het plangebied geldt op dit moment al een bestemming 'Bedrijfsdoeleinden'. De functie van de gronden wordt dus niet gevoeliger.

Conclusie
Het aspect bodem zorgt niet voor belemmeringen voor het bestemmingsplan. Bij grondwerkzaamheden moet wel rekening worden gehouden met de bestaande bodemverontreiniging.

4.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op activiteiten die een risico voor de omgeving met zich kunnen meebrengen. Voorbeelden zijn de productie of transport van gevaarlijke stoffen. Om ongelukken te voorkomen, worden bij externe veiligheidsrisico's minimum afstanden gehanteerd van wonen, werken en recreëren tot activiteiten die een gevaar kunnen opleveren.

De regelgeving op het gebied van de externe veiligheid heeft als doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Deze regels zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; buisleidingenbesluit), en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).

De regels voor transport en voor buisleidingen kennen dezelfde pijlers en dezelfde systematiek als de regelgeving voor inrichtingen. Het externe veiligheidsbeleid kent twee pijlers:

  • het plaatsgebonden risico
  • het groepsrisico

Plaatsgebonden risico
Dit wordt bepaald op basis van de risicobron en wordt gebruikt om het minimum beschermingsniveau waar de samenleving recht op heeft, aan te geven. Dit minimum beschermingsniveau wordt uitgedrukt in een grenswaarde en kan ruimtelijk worden weergegeven als een contour. Het ruimtebeslag van deze contour is veelal beperkt.

Groepsrisico
Met het groepsrisico wordt aangegeven welk beschermingsniveau ontstaat als mensen (omdat ze wonen, werken, recreëren in de nabije omgeving) en industriële risico's bij elkaar in de buurt komen. Verder dient het groepsrisico om een afweging te kunnen maken over de wenselijkheid van de voorgenomen activiteit (herbestemming, verdichting et cetera) in relatie tot de risicobron. Dit wordt de verantwoordingsplicht genoemd. Het groepsrisico wordt uitgerekend voor het invloedsgebied en berekent de kans op 10 of meer slachtoffers. Voor het groepsrisico geldt niet een grenswaarde, maar een oriëntatiewaarde.

Plangebied
De volgende figuur geeft een overzicht van het plangebied in relatie tot de risicobronnen in en nabij het plangebied:

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0090Pabstsdam6-ONT1_0008.png"

Figuur: uitsnede risicokaart met plangebied rood omlijnd. (Bron EV-signaleringskaart, 2023)

Bevi
Aan de Grebbedijk 21 bevindt zich Varo Energy Terminal Wageningen (voorheen Argos), een groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen. Deze inrichting valt vanwege de bovengrondse tankopslag van brandbare vloeistoffen onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit risico’s zware ongevallen 2015 (Brzo 2015), maar deze contouren reiken niet tot het plangebied. Bovendien behoort Bruil tot een beperkt kwetsbaar object. Het Bevi vormt daarmee geen belemmering voor dit plan. Nieuwvestiging van risicobedrijven wordt in dit plan niet toegestaan.

Inrichtingen gevaarlijke stoffen
De risicocontouren van de in de hiervoor genoemde inrichting reiken niet tot in het plangebied. Inrichtingen met gevaarlijke stoffen vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen water-, spoor- en verkeerswegen waarover significant transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen.

Mogelijk vinden er kleinschalige risicovolle activiteiten plaats in en rond het plangebied. Deze activiteiten, zoals het bewerken en/of opslaan van stoffen, zijn echter dusdanig beperkt dat deze niet leiden tot een wettelijke veiligheidsafstand. De bedrijven waar deze activiteiten plaats vinden zijn daarmee geen relevante

risicobronnen.

Verantwoording groeprisico
Bij Bruil zijn ca. 10 personen werkzaam. De inrichting is normaliter tussen 06.00 en 18.00 in bedrijf, maar met enige regelmaat is er sprake van ruimere werktijden (van ca. 04.00 tot 20.00 uur). Incidenteel (ten hoogste 12 maal per jaar) kan het gehele etmaal gewerkt worden in verband met zogenaamde "nachtstort". Gelet op de afstand tot de contouren, het lage aantal aanwezige personen binnen het plangebied en het feit dat het aantal aanwezige personen met het planvoornemen niet toeneemt, wordt een verantwoording van het groepsrisico niet nodig geacht.

Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het initiatief.

4.5 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.

Plangebied
Wegverkeer
Dit plan biedt het planologisch-juridisch kader voor bedrijfsactiviteiten. Bedrijven zijn in het kader van de Wet geluidhinder niet aangemerkt als gevoelige bestemmingen. Akoestisch onderzoek ten behoeve van de bedrijven is in dit kader niet noodzakelijk. Het bestemmingsplan zorgt bovendien ook niet voor een extra verkeersgeneratie ten opzichte van de huidige situatie. Het gaat slechts om het planologisch vastleggen van de huidige situatie.

Railverkeer
In of nabij het plangebied is geen spoor aanwezig. Akoestisch onderzoek ten behoeve van railverkeer kan daardoor achterwege blijven.

Industrielawaai
Het bedrijf is gelegen op een geluidgezoneerd industrieterrein. De geluidbelasting op de zone en ter plaatse van woningen waar een hogere waarde is toegestan, mag niet worden overschreden. Doordat bij een nieuwe vergunning wordt getoetst aan de zone en de vastgestelde hogere waarden voor woningen binnen de zone, is geborgd dat de geluidbelasting op woningen ook in de toekomst aanvaardbaar blijft.

Daarnaast is ook het maximale aantal verkeersbewegingen in het bestemmingsplan vastgelegd.

Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het planvoornemen. Wel moet worden voldaan aan de geluidzone.

4.6 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot de luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. In deze wet en de daarop gebaseerde regelingen - Besluit NIBM (luchtkwaliteitseisen) en Regeling NIBM (luchtkwaliteitseisen) - is getalsmatig vastgelegd dat bepaalde projecten 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor stikstof (NO2), fijnstof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5). In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL;
  • een project ‘niet in betekenende mate’ bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Plangebied
Uitgangspunt bij het opstellen van dit bestemmingsplan is het handhaven van de vigerende rechten. Er wordt planologisch niet meer mogelijk gemaakt dan dat er via de vergunning mogelijk is. In de vergunning is nog de asfaltcentrale opgenomen, deze wordt met voorliggend bestemmingsplan niet langer mogelijk gemaakt. Hierdoor valt ten opzichte van de vigerende rechten te verwachten dat er een verbetering van de luchtkwaliteiten optreedt. Een onderzoek kan daardoor achterwege blijven.

Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit staat het bestemmingsplan niet in de weg.

4.7 Verkeer

Transportbewegingen
In de vergunde situatie werd in de representatieve bedrijfssituatie uitgegaan van totaal 248 transportbewegingen waarvan 8 in de avond en 55 in de nacht.

Tabel: Vervoersbewegingen in vergunde situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0090Pabstsdam6-ONT1_0009.png"

In dit bestemmingsplan wordt het aantal transportbewegingen gemaximeerd op totaal 211 bewegingen per etmaal, waarvan 10 in de nacht (ná 06.00 uur) en 0 in de avond. Incidenteel (maximaal 12 keer per jaar) zijn maximaal 326 transportbewegingen toegestaan waarvan 48 in de nacht. Hiermee neemt de hinder tengevolge van transportbewegingen af ten opzichte van de vergunde situatie.

Parkeren
De Pabstsendam valt onder een zone waar een parkeerverbod geldt. De parkeervraag van Bruil dient volledig op eigen terrein te worden opgelost

4.8 Natuur

In ruimtelijke plannen moet worden aangetoond hoe de ontwikkelingen die hierin mogelijk worden gemaakt zich verhouden met de wet- en regelgeving op het gebied van gebieds- en soortenbescherming.

De bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden is geregeld in de Wet natuurbescherming. Op het gebied van gebiedsbescherming regelt de wet de bescherming van zes verschillende soorten natuurgebieden: het natuurnetwerk Nederland, bijzondere provinciale natuurgebieden, bijzondere provinciale landschappen, nationale parken, bijzondere nationale natuurgebieden en Natura 2000-gebieden. Bij activiteiten of ontwikkelingen die kunnen leiden tot negatieve effecten op instandhoudingsdoelen voor een van deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd.

Plangebied
Beschermde gebieden
In het plangebied is geen GNN-gebied (Gelders natuurnetwerk) of Natura 2000-gebied aanwezig. Er komen beschermde gebieden voor binnen de invloedsfeer van het plangebied. Binnen de invloedsfeer van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied de 'Rijntakken' en GNN gebied (natuurbeheertype N12.02: Kruiden- en faunarijk grasland). De afstand tot het natura 2000 gebied Uiterwaarden Neder-Rijn bedraagt circa 10 – 20 meter.

Het Natura 2000-gebied de 'Rijntakken' bestaat ter hoogte van het plangebied uit de Neder-Rijn een weinig dynamische gestuwde tak van de Rijn met relatief hooggelegen uiterwaarden. De inrichting van Bruil grenst aan de oost-, zuid- en westzijde aan het Natura 2000- gebied Uiterwaarden Neder-Rijn. Andere Natura 2000-gebieden in de nabije omgeving betreffen de Veluwe op ca. 1,8 km ten noordoosten van Bruil, de Uiterwaarden Waal op ca. 5,7 kilometer ten zuiden van Bruil en het Binnenveld op ca. 6,1 km ten noordwesten van Bruil.

De uiterwaarden van de Neder-Rijn vormen een belangrijk broedgebied voor vogels van ruige graslanden, zoals de Kwartelkoning en het Porseleinhoen. Lokaal vinden we kolonies van oeverzwaluwen in steile wanden van zandwinplassen. Buiten de broedtijd maken redelijke aantallen watervogels gebruik van de, al dan niet overstroomde, graslanden en de plassen. Grotere waterplassen doen dienst als rustplaats voor ganzen en eenden. Kolgans, Grauwe gans en Smient komen het meest voor. De voorheen talrijke Tafeleend is sterk in aantal afgenomen.

Beschermde soorten
Ten behoeve van het plan vinden geen fysieke ruimtelijke ingrepen plaats. Het uitvoeren van een ecologisch onderzoek is derhalve niet nodig.

Beschermde houtopstanden
Bij dit bestemmingsplan wordt geen houtopstand geveld waarop de regels van de Wet natuurbescherming van toepassing zijn. De bescherming van houtopstanden vormt dan ook geen beperking voor de beoogde ruimtelijke ontwikkeling.

Stikstof
Uitgangspunt van het bestemmingsplan dient te zijn dat er geen toename is van effecten (stikstof, geluid, lichthinder) ten opzichte van de referentiesituatie.

De Natura 2000-gebieden Uiterwaarden Neder-Rijn, Veluwe en Uiterwaarden Waal zijn op 24 maart 2000 door de EU aangewezen als Vogelrichtlijngebied (VR-gebied). Alle drie de Natura 2000-gebieden zijn op 7 december 2004 aangewezen als Habitatrichtlijngebied (HR-gebied). Conform de Wnb dient de stikstofdepositie vanwege de aan te vragen bedrijfsactiviteiten van Bruil derhalve in eerste aanleg getoetst te worden aan de stikstofdepositie vanwege de vergunde situatie op 24 maart 2000.

Het bestemmingsplan staat geen uitbreiding toe van de betoncentrale ten opzichte van de referentiesituatie. Dit zal dan ook niet leiden tot een toename van de stikstofdepositie van meer dan 0,00 mol op het naastgelegen Natura 2000 gebied. Naar verwachting zal de nieuwe situatie aanzienlijk lager zijn dan in de reeds vergunde situatie. Dit is het gevolg van de buitengebruikstelling van de asfaltmenginstallatie. Hierdoor zal in de aan te vragen situatie ook de stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden in de omgeving van Bruil aanzienlijk lager zijn. Er hoeft daarom geen nader onderzoek te worden uitgevoerd naar de effecten op het naastgelegen Natura 2000 gebied.

Overige hinderaspecten
Naast stikstof kan ook verstoring van een Natura 2000 gebied plaatsvinden als gevolg van geluid, licht of trillingen. Omdat er geen sprake is van een uitbreiding van werkzaamheden ten opzichte van de vergunde situatie, is dit niet nader onderzocht.

Conclusie
Het bestemmingsplan mag in ieder geval niet leiden tot een toename van de stikstofdepositie van meer dan 0,00 mol op het naastgelegen Natura 2000 gebied. Omdat alleen de feitelijke vergunde situatie wordt vastgelegd, is geen sprake van een toename van de stikstofdepositie of hinder in de vorm van geluid, licht of trillingen.

Voor wat betreft gebiebenbescherming, soortenbescherming en beschermde houtopstanden wordt het plan ook uitvoerbaar geacht. Het aspect natuur vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.9 Water

Voor het onderdeel water is het, in het kader van het opstellen van een nieuw bestemmingsplan, nodig om het watertoetsproces te doorlopen. Dit proces omvat het vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.

Plangebied
De initiatiefnemer heeft Waterschap Vallei en Veluwe geïnformeerd over het onderhavige plan via de Digitale Watertoets (www.dewatertoets.nl). Hiermee is bepaald dat het plan geen invloed heeft op de waterhuishouding en/of de afvalwaterketen. Verder overleg met het waterschap is niet nodig. Het Waterschap Vallei en Veluwe geeft een positief wateradvies.

Conclusie
Wat betreft het aspect water wordt het bestemmingsplan uitvoerbaar geacht.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Wijze van bestemmen

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  • de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en
  • de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (het overgangsrecht is hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor bouwen) en regels voor het verrichten van ‘werken’ (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken). Een bestemmingsplan regelt derhalve:

  • het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);

En een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:

  • het bebouwen van de gronden;
  • het verrichten van werken (aanleggen).

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988/Erfgoedwet, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet Milieubeheer en de bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van het ruimtelijke beleid.

Uitgangspunt bij het opstellen van dit bestemmingsplan is het handhaven van de vigerende rechten. Dat betekent dat zoveel mogelijk de vigerende bestemming wordt overgenomen, zowel wat betreft het gebruik als de bouwmogelijkheden. De naamgeving en systematiek is gebaseerd op de Standaard VergelijkBare Bestemmingsplannen 2012 (hierna: SVBP2012). Daar waar de huidige situatie een afwijking laat zien van de bestemming dan wel een verbijzondering, zal dat door middel van een functieaanduiding of gebiedsaanduiding worden aangegeven. Tevens zullen alle verleende vergunningen en/of vrijstellingen/ontheffingen worden verwerkt in de bestemmingsregeling.

5.2 Enkelbestemmingen

Bedrijf
De bedrijvigheid is bestemd als 'Bedrijf'. De bedrijfsmatige activiteiten in de huidige situatie kunnen worden voortgezet. Dit betreft:

  • een betonmortelcentrale (SBI-code 2663.2 / 2664.2);
  • puinbrekerijen en malerijen (SBI-code 372.A1);
  • overslag van zand en grind (SBI-code 5153.4.5).

80% van de hierboven genoemde bedrijvigheid moet watergebonden zijn. Watergebonden bedrijfsactiviteiten houdt in dat sprake is van een bedrijf met een vestigingslocatie direct aan vaarwater met een eigen kade of gebruikmakend van een in de directe nabijheid gelegen openbare kade voor goederenoverslag of productieactiviteiten.

Per kalenderjaar bedraagt de maximale productiecapaciteit voor betonmortel 250.000 ton en de maximale verwerkingscapaciteit van de puinbrekerij 112.000 ton. De maximale verwerkingscapaciteit van de overslag van zand en grind bedraagt 50.000 ton per kalenderjaar.

Daarnaast geldt de regel dat het bedrijf niet in werking mag zijn tussen 19:00 uur en 6:00 uur. Dit vanwege milieuzonering, om hinder te voorkomen. Wel mag het bedrijf in afwijking hiervan maximaal 12 keer per jaar een stort verwerken in de nacht/avondperiode tussen 19.00 en 6.00 uur.


Onder meer zelfstandige kantoren, detailhandel (uitgezonderd internetdetailhandel) en opslag voor de voorgevel zijn verboden. Binnen het industrieterrein zijn bedrijfswoningen en woningen niet toegestaan.

De gebouwen worden binnen de ingetekende bouwvlakken gebouwd. Per bouwvlak is een maximum oppervlakte aan bebouwing aangeduid. Ook is de maximale bouwhoogte aangeduid op de verbeelding.

Groen
De groenstrook aan de zuidzijde van het bedrijf is als zodanig bestemd. Hier mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, evenals gebouwen ten behoeve van algemeen nut van beperkte omvang.

Verkeer
De wegen en straten met bijbehorende bermen e.d. hebben de bestemming Verkeer.

5.3 Dubbelbestemmingen

Waarde - Archeologie 2
Conform het archeologisch beleid dat is omschreven in paragraaf 4.1 van deze toelichting is ter bescherming van de archeologische waarde een dubbelbestemming opgenomen. Werken en werkzaamheden die groter zijn dan 10.000 m2 en dieper dan 30 cm de grond in gaan, zijn omgevingsvergunningplichtig.

Waterstaat - Waterkering
De waterkering, de Grebbedijk, die aan de noordgrens van het plangebied voorkomt, heeft de bestemming Waterstaat - Waterkering. Binnen deze bestemming mag in eerste instantie alleen ten behoeve van de waterkering worden gebouwd.

5.4 Aanduidingen

Gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrieterrein'
Vanuit het gezoneerde industrieterrein dat buitendijks is gelegen en onderdeel is van het bestemmingsplan ligt over een gedeelte van het plangebied een 50 dB(A)-grens. De lijn hier geeft aan dat het geluidniveau op deze lijn niet hoger mag zijn dan 50 dB(A). Binnen deze aanduiding is het oprichten van nieuwe geluidgevoelige bebouwing niet toegestaan.

Overige zone - gezoneerd industrieterrein
Het gezoneerde industrieterrein dat buitendijks is gelegen is aangeduid met 'overige zone - gezoneerd industrieterrein'. Door het Ministeriële besluit (20 augustus 1992) zijn binnen deze zone grote (zware) industriële bedrijven toegestaan.

Overige aanduidingen
De verbeelding kent ook nog een aantal maatvoeringaanduidingen, zoals bouwhoogte en maximum bouwoppervlakte.

5.5 Overige regels

Naast de bestemmingen kent een bestemmingsplan ook nog inleidende, algemene en overgangs- en slotregels. In de inleidende regels zijn de begrippen en is de wijze van meten opgenomen. De algemene regels betreft onder andere:

  • De anti-dubbeltelregel: dit artikel moet voorkomen dat situaties ontstaan welke strijdig zijn met de bedoeling van het plan. Grond die al eerder moest worden meegeteld bij de beoordeling van een bouwplan mag niet nog eens worden meegeteld bij een nieuwe aanvraag voor een omgevingsvergunning;
  • Algemene bouwregels: het gaat hierbij onder andere om het ondergrondse bouwen en het handhaven van bestaande maatvoeringen.
  • Algemene aanduidingsregels: hierin is de zojuist besproken 'geluidszone - industrieterrein' opgenomen.
  • Overige regels: hierin zijn de gemeentelijke parkeernormen opgenomen waaraan moet worden voldaan.

De overgangs- en slotregels bevatten tenslotte het overgangsrecht en de slotregel.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid bestemmingsplan

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Uitgangspunt bij het opstellen van dit bestemmingsplan is het handhaven van de vigerende rechten. Voor zover het bestemmingsplan zich beperkt tot het vastleggen van de bestaande situatie is geen economische uitvoerbaarheid aan de orde.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is voor vooroverleg naar de verschillende overlegpartners gestuurd. Dit heeft niet geleid tot aanpassingen in het plan.

Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Met de kennisgeving van de ter inzagelegging van het ontwerp van voorliggend bestemmingsplan is de formele procedure voor de vaststelling van start gegaan. Gelijktijdig met de plaatsing van de kennisgeving wordt het ontwerpbestemmingsplan langs elektronische weg toegezonden aan de reeds betrokken gemeenten, provincie, waterschappen en uitvoeringsdiensten van het Rijk. Eventuele zienswijzen zullen worden opgenomen en beantwoord in een afzonderlijke Nota van Zienswijzen.