direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Zonnepark Haarweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0289.0073zonparkHaarweg-VSG1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

De Nederlandse overheid heeft een grote ambitie op het gebied van duurzaamheid. In het Energieakkoord is afgesproken dat het aandeel hernieuwbare energieopwekking in 2020 14% moet zijn, en in 2023 16%. De provincie Gelderland heeft uitgesproken in 2050 een energieneutraal Gelderland te willen bereiken. Ook de gemeente Wageningen is ambitieus en heeft zich ten doel gesteld om klimaatneutraal te zijn in 2030.

LC Energy en grondeigenaar Wageningen UR hebben nu het initiatief genomen om een grondgebonden zonnepark te realiseren op een locatie aan de Haarweg te Wageningen. Het plangebied is bruto circa 6,4 ha groot. Netto wordt circa 5,6 ha benut voor het plaatsen van zonnepanelen (plangebied binnen de hekken). De realisatie van het zonneveld levert een belangrijke bijdrage aan de verduurzaming van de Wageningse energievoorziening. Het zonnepark wordt gerealiseerd voor een termijn van maximaal 30 jaar, op gronden met de huidige enkelbestemming 'Agrarisch Onderzoek en onderwijs'. De verwachte jaarlijkse opbrengst zal circa 4.830.000 kWh/jaar bedragen, wat gelijk staat aan het verbruik van gemiddeld circa 1.380 huishoudens.

LC Energy is een dochteronderneming van Low Carbon, een Britse investeringsmaatschappij gespecialiseerd in duurzame energie projecten. LC Energy is hierbij ook een samenwerking aangegaan met QING, een ervaren adviesbureau in duurzame energie. LC Energy en haar partners hebben al meer dan 400 MW aan duurzame energie projecten ontwikkeld, gefinancierd en gerealiseerd in binnen- en buitenland. In deze zonneparken wordt duurzame elektriciteit opgewekt, waarmee wordt bijgedragen aan het behalen van de overheidsdoelstellingen op dit gebied.

Voor het voorliggende plan is een inrichtingsplan opgesteld welke is opgenomen in de bijlagen (Bijlage 1) van de regels van dit bestemmingsplan. Aangezien de ontwikkeling niet in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan, moet een bestemmingsplanherziening plaatsvinden.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het gebied is gelegen in het landelijk gebied aan de Haarweg te Wageningen. Dit is ten westen van Wageningen en zichtbaar vanaf de N225 Lawickse Allee. Op dit moment is het plangebied in gebruik als landbouwgrond. De plankavel is 80-90 cm lager gelegen dan de omliggende percelen. Rondom zijn smalle watergangen aanwezig. Het plangebied wordt voor een groot deel ingevuld met de zonnepanelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0073zonparkHaarweg-VSG1_0001.png"

Afbeelding 1: Ligging en begrenzing plangebied (de exacte ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven op de verbeelding van dit bestemmingsplan)

1.3 Huidig planologisch regime

Het plan maakt onderdeel uit van het Bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Wageningen, welke onherroepelijk is geworden op 11 juni 2014. Het plangebied heeft hierin de enkelbestemming 'Agrarisch Onderzoek en onderwijs'. Aan de noordzijde ligt een watergang met de bestemming 'Water'. Daarnaast geldt voor een gedeelte van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3', voor een gedeelte de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' en voor een relatief klein gedeelte de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'. De realisatie van een grondgebonden zonnepark past niet binnen de geldende enkelbestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0073zonparkHaarweg-VSG1_0002.png"

Afbeelding 2: Weergave ligging en begrenzing plangebied op verbeelding Bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Wageningen. De exacte ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven op de verbeelding van dit bestemmingsplan.

1.4 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan 'Zonnepark Haarweg' bestaat uit de volgende stukken:

  • a. verbeelding (tek.nr NL.IMRO.0289.0073zonparkHaarweg-VSG en een renvooi;
  • b. regels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van het plangebied weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van de voorliggende toelichting.

1.5 Leeswijzer

De toelichting is opgebouwd uit 7 hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt eerst ingegaan op het plangebied en de ontwikkeling. Dit betreft een gebiedsbeschrijving en een planbeschrijving. In hoofdstuk 3 komt het beleidskader aan bod. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van het van toepassing zijnde rijksbeleid, provinciaal beleid en gemeentelijk beleid. De relevante randvoorwaarden die hieruit volgen worden getoetst aan het plan. Hoofdstuk 4 bevat een waardentoets. Hieruit blijkt welke waarden er in het plangebied aanwezig zijn en of deze worden aangetast door de ontwikkeling. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieuaspecten aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 een korte toelichting gegeven van de juridische aspecten en planverantwoording. In hoofdstuk 7 wordt tot slot ingegaan op de ruimtelijke, maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Het initiatief

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de ligging en geschiedenis van het plangebied en wordt vervolgens ingegaan op de voorgenomen ontwikkeling.

2.2 Beschrijving plangebied

2.2.1 Historie

Het plangebied voor het zonnepark ligt op een rivieroeverwal vlakbij de Nederrijn. Hoewel nauwelijks merkbaar is de stuwwal van de Veluwe vlakbij. Wageningen lag strategisch hoog en droog genoeg aan de voet van de berg, en ook dichtbij de rivier voor handel. In de uiterwaarden graasde het vee en de drogere vruchtbare gronden werden gebruikt voor landbouw. De oeverwal waar zonnepark ‘Van Roekel’ komt is een poldervaaggrond met een gemiddelde grondwaterstand. Dit oeverwallenlandschap wordt gekenmerkt door hoogstamfruitboomgaarden en meidoornhagen. Houtsingels en geschoren meidoornhagen markeerden de rechte perceelsgrenzen, vanaf de weg tot diep het land in leidde het zicht. De wegen waren beplant met laanbomen zoals essen, eiken en linden.

2.2.2 Omgeving

Na 1950 zijn veel kavels samengevoegd en is veel randbeplanting verwijderd, waardoor dit gebied nu veel opener is. Wegen zijn nog wel veelal beplant met laanbomen, zoals langs de Haarweg met essen. De bebouwing van Wageningen is de afgelopen eeuw ook uitgebreid. De N225 leidt nu langs appartementen door het open gebied. Ook de studentenwoningen zijn nieuw en steken de open ruimte in. Aan de noordzijde van het plangebied staan zo’n vier woningen aan de Haarweg die zicht hebben op het plangebied. Voor al deze mensen is de omgeving van deze oeverwal hun dagelijkse uitzicht. Schuin langs het gebied, over de studentenwoningen, loopt een hoogspanningsleiding.

2.2.3 Hoogteligging

Het plangebied is de laatste eeuw in gebruik geweest als landbouwgrond en grasland. De kavelrichting is in de loop van de tijd veranderd. Waar eerst de korte kant aan de weg lag, en het zicht vanaf de weg de verte ingeleid werd, is deze rond 1965 een kwartslag gedraaid. Vermoedelijk is dit gelijktijdig gegaan met de afgraving van de klei in de bovengrond. De klei werd gebruikt door de steenfabriek om bakstenen mee te maken. Het plangebied is daardoor lager gelegen dan de omgeving. Het hoogteverschil varieert, maar bedraagt op veel plekken circa 80 centimeter ten opzichte van de Haarweg. Ook de naastgelegen erven aan de Haarweg zijn hoger gelegen dan het plangebied. Een inmeting van de hoogteverschillen is bijgevoegd (zie Bijlage 6 van de toelichting van dit bestemmingsplan). De oorspronkelijke lengtestructuur vanaf de weg is niet meer te herkennen. Rondom ligt een smalle sloot of greppel.

2.2.4 Ontsluitingswegen

Het plangebied is gelegen aan de Haarweg. Deze heeft een rij essen en aan één zijde een greppel. Ten zuiden ligt de N225 Lawickse Allee tussen Wageningen en Nude en verder naar Ede. Vanaf hier is zicht op appartementenflats van Wageningen, studentenwoningen en het open gebied op de oeverwal. Langs drie zijden van het zonnepark liggen onverharde paden van lokale agrariërs die ook gebruikt worden door mensen die hier wandelen.

2.2.5 Groenstructuur

Opvallend is dat de omgeving ten zuiden van de Haarweg heel open is. Lage geschoren meidoornhagen of hoge haagbeukenhagen rond fruitboomgaarden kenmerkten eens deze oeverwal, maar deze karakteristieke lijnvormige beplanting is bijna helemaal verdwenen. De Haarweg zelf heeft nog wel een rij essen langs de zuidkant staan. Deze essen zijn ten prooi gevallen aan de essentaksterfziekte en hun conditie is slecht. De erven aan deze weg zijn omringd door lage en hoge hagen van meidoorn en siersoorten. Zuid van Haarweg nummer 335 en 339 staat een korte rij bomen die nu de dieptewerking van het perceel versterkt. Op de kale grondwal bij de studentenwoningen groeien wat struiken.

2.3 Het voorgenomen plan

In deze paragraaf wordt het plan voor het grondgebonden zonnepark uiteengezet. Ten behoeve van het plan is ook een inrichtingsplan opgesteld. Deze is bijgevoegd in Bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan.

2.3.1 Initiatief voor een zonnepark in Wageningen

LC Energy en grondeigenaar Wageningen UR hebben het initiatief genomen om een grondgebonden zonnepark te realiseren op de locatie ter hoogte van Haarweg nummer 335 te Wageningen. Het projectgebied is bruto circa 6,4 ha groot. Netto wordt circa 5,6 ha benut voor het plaatsen van zonnepanelen (gebied binnen de hekken). De oppervlakte onder de zonnepanelen bedraagt circa 3,1 hectare. De realisatie van het zonneveld levert een belangrijke bijdrage aan de verduurzaming van de Wageningse energievoorziening.

Het realiseren van zonneparken is noodzakelijk om de genoemde overheidsdoelstellingen te behalen. Het alleen toestaan van zonnepanelen op daken is niet voldoende. Er zijn diverse redenen waarom veel daken niet geschikt zijn. Ook zijn er nog vele ogenschijnlijk geschikte daken die uiteindelijk toch niet geschikt blijken te zijn. Dit komt bijvoorbeeld door esthetische bezwaren, de aanwezigheid van rieten daken, constructietechnische bezwaren, te klein dakoppervlak en hinderlijke schaduw.

2.3.2 Nadere onderbouwing behoefte aan het zonnepark

In 2012 is de 'Routekaart Wageningen Klimaatneutraal in 2030' vastgesteld door de gemeenteraad. Ten opzichte van het referentiejaar 2008 zijn de hoofddoelstellingen uit deze routekaart met betrekking tot gas en elektriciteit voor 2030: 50% energiebesparing en 50% duurzame energie (25% opwekking van duurzame energie onder andere uit zon en wind en 25% inkoop van groene stroom en groen gas). Bij de Herijking van het klimaatbeleid in 2015 is de potentie voor duurzame energie opnieuw onderzocht en is op basis daarvan nadere invulling gegeven aan de doelstelling voor de 50% duurzame energie zonder plaatsing van windmolens in Wageningen: 22% zonne-energie, minimaal 3% duurzame elektriciteit uit andere bronnen en het resterende percentage door inkoop van groen gas en stroom. Bij deze herijking is onderzoek verricht naar de potentie van de verschillende vormen van duurzame elektriciteit, waaruit de volgende potenties komen.

Potentie zonne-energie op daken

Niet alle daken zijn geschikt voor het aanbrengen van zonnepanelen. Daarom is de potentie van ieder dakvlak in Wageningen onderzocht. In onderstaande tabel (uit het Onderzoek Herijking klimaatbeleid gemeente Wageningen 2015) is opgenomen wat de potentie is van de geschikte en zeer geschikte daken, waarbij het uitgangspunt is geweest dat 85% van deze daken zijn bedekt met zonnepanelen.

De reële bijdrage van dakgebonden zon-PV aan een klimaatneutrale gemeente

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0073zonparkHaarweg-VSG1_0003.png"

Potentie grondgebonden zonne-energie

Alleen het bedekken van de daken is dus onvoldoende om te voldoen aan de doelstelling om klimaatneutraal te zijn in 2030. Daarom is het noodzakelijk om ook op een andere manier zonneenergie op te wekken. Dit kan door het aanleggen van zonnevelden, drijvende zonnevelden en zonnepanelen op parkeerdaken. De gemeente van mening dat het reëel is om 33 hectare, dat is 5% van alle gras- en akkerlanden binnen de gemeente, te gebruiken voor het aanleggen van grondgebonden zonnevelden, zoals het zonnepark aan de Haarweg. Daarnaast ziet de gemeente mogelijkheden voor 3 hectare drijvende zonnepanelen en zonnepanelen op parkeerdaken. In de volgende tabel is de bijdrage aan de doelstelling schematisch weergegeven:

De reële bijdrage van niet-dakgebonden zon-PV aan een klimaatneutrale gemeente

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0073zonparkHaarweg-VSG1_0004.png"

Potentie van overige duurzame energiebronnen

Naast het opwekken van zonne-energie is het ook noodzakelijk om elektriciteit op te wekken uit andere bronnen. Elektriciteit-opwekking uit andere bronnen, zoals kleine windmolens enstromingsenergie uit de Rijn zet echter qua bijdrage aan de doelstelling in het geheel geen zoden aan de dijk. Mogelijk dat in de toekomst 2 windturbines worden geplaatst op een terrein in eigendom van Wageningen University & research. Daarmee zou nog 3,1% van de doelstelling kunnen worden bereikt. Op dit moment is echter nog niet bekend of deze windturbines geplaatst kunnen en zullen worden, zodat de gemeente hier ook geen rekening mee kan houden in de berekeningen om te komen tot de doelstelling.

Conclusie potentie duurzame opwekking elektriciteit

Zoals uit het voorstaande blijkt, is het onmogelijk om de doelstelling van 25% duurzame energie alleen uit dakgebonden zonnepanelen te halen. De gemeentelijke doelstelling is op de volgende manier haalbaar:

  • 15,7 % dakgebonden zonnepanelen
  • 6,4 % niet dak-gebonden zonnepanelen
  • 3,1 % overige bronnen, bij voorkeur windenergie Lelystad

Overigens worden de bronnen die horen bij de aardgastransitie (zoals warmte-koude opslag en zonneboilers) gezien als besparing van gas en worden deze dus meegerekend bij de 50% energiebesparing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0073zonparkHaarweg-VSG1_0005.png"

Om de gemeentelijke doelen op het gebied van energiebesparing en duurzame energie te realiseren, heeft de gemeente een groot aantal acties ondernomen en ondersteund. Voorbeelden van deze acties om energie te besparen zijn:

  • aanpak voor verduurzaming van de basisscholen en het gemeentelijk vastgoed;
  • geleidelijke overschakeling openbare verlichting naar Ledverlichting;
  • afspraken maken met en het faciliteren van de Woningstichting met betrekking tot grootschalige isolatieprojecten in straten en wijken;
  • project voor gratis energie(gedrags)adviezen voor huurders met een laag inkomen;
  • subsidiëren van energie-adviezen;
  • het beschikbaar stellen van een stimuleringslening voor energiemaatregelen aan particulieren;
  • verschillende wijkacties met collectie inkoop van energiemaatregelen;
  • collectieve actie Led's Go! voor bedrijven;
  • energiefonds voor bedrijven voor energiemaatregelen;
  • er lopen enkele trajecten voor het gasloos maken van wijken en bedrijventerreinen.

Daarnaast heeft de gemeente via het door ode gemeente opgerichte Stichting Zonne-energie Wageningen meer dan 2 MW aan zonne-energieprojecten gerealiseerd door onder andere collectieve inkoopacties zonnepanelen voor particulieren en zon- en energiescans voor bedrijven. Wageningen is in 2013 in Nederland uitgeroepen tot Solar City en daarna nog tweemaal genomineerd geweest voor deze titel. Inmiddels is er meer dan 5,3 MW aan zonnepanelen gerealiseerd in Wageningen. Projecten die momenteel nog lopen:

  • project Zon op Bedrijfsdaken, waaraan 20 bedrijven met grote daken meedoen. Als er geen bedrijven afvallen omdat hun dak niet geschikt blijkt gaat dat in totaal om ruim 15.000 panelen
  • een apart project samen met ValleiEnergie voor bedrijven die kleinverbruikers zijn en daarom niet aan het hiervoor genoemde project kunnen meedoen
  • wijkactie in NoordWest met collectieve inkoop van onder andere zonnepanelen, waarvoor 120 particuliere woningeigenaren zich hebben aangemeld.

Omdat het ontwikkelen van parkeerdaken met zonnepanelen financieel nog niet haalbaar zijn, zijn er nog geen projecten ontwikkeld voor het realiseren hiervan. In totaal hebben alle acties ertoe geleid, dat eind 2017 inmiddels 30,6% van de Wageningse klimaatdoelstelling is gerealiseerd. Dat betekent dat in 12 jaar nog 69,4% van de doelstelling gerealiseerd moet worden. Energiebesparing is daarbij het belangrijkste aandachtspunt. Daarnaast kunnen er grote stappen gemaakt worden door het gasloos maken van wijken en bedrijventerreinen en door het realiseren van grootschalige duurzame energieprojecten. Wat betreft zonne-energie zal parallel ingezet moeten worden op de realisatie van dakgebonden en van grondgebonden zonneenergieprojecten, om de volgende redenen:

  • 1. de gemeente heeft - ondanks de inspanningen - niet de beïnvloedingsmogelijkheid om de doelstelling voor de daken snel te realiseren, omdat het gaat om een persoonlijk besluit van de eigenaren van woningen en bedrijfspanden. Het gaat hierbij om zeer grote aantallen eigenaren;
  • 2. het Herijkings-onderzoek laat zien, dat naast de zonnepanelen op daken sowieso ook zonnevelden nodig zijn. Het is daarom ook niet zinvol om te wachten tot de doelstelling voor de daken gerealiseerd is; dit kan immers parallel lopen;
  • 3. tot slot moet worden aangegeven dat de urgentie inmiddels zeer duidelijk is. Er is namelijk sprake van opwarming van de aarde, waarbij we de kritische 2-gradengrens benaderen. Dit betekent dan ook dat we zo snel mogelijk moeten verduurzamen, maar dat kunnen we niet alleen.

2.3.3 De locatiekeuze

2.3.2 De locatiekeuze

De beoogde locatie is zorgvuldig geselecteerd. Een zonnepark met een dergelijke omvang is niet te realiseren op gronden binnen de kernen van de gemeente Wageningen. Er zijn geen gronden met een dergelijke omvang binnen de kernen beschikbaar, waarbij de realisatie ook financieel uitvoerbaar is. Over het algemeen is er reeds bebouwing (of zijn andere functies) aanwezig, of is de betreffende grond voorzien voor andere functies die niet kunnen wijken, of samen kunnen gaan, met de realisatie van een zonnepark.

Het voorliggende plangebied is dichtbij de kern Wageningen gelegen, op een plek waarbij de realisatie financieel uitvoerbaar is en een zonnepark goed inpasbaar is (ruimtelijk en landschappelijk). Financieel is het essentieel dat het zonnepark binnen een relatief korte afstand wordt aangesloten op het elektriciteitsnet. Dat is hier het geval. Ook is het bijvoorbeeld van belang dat er weinig tot geen schaduw is, zoals in het voorliggende plangebied. Daarnaast betreft het plangebied geen natuurgebied en betreft het een agrarisch gezien (voor Wageningen UR) slecht bewerkbaar perceel. Op de gekozen locatie is het park ook goed te bereiken en kan het zicht voor omwonenden op de zonnepanelen goed worden voorkomen door landschappelijke maatregelen te nemen. Tot slot is het van belang dat, om aan de overheidsdoelstellingen te kunnen voldoen, er niet maar één zonnepark van deze omvang (bruto circa 6,4 hectare) noodzakelijk is. Er zijn echter weinig geschikte plekken voorradig die beschikbaar zijn en voldoen aan alle voorwaarden om een zonnepark te kunnen realiseren.

2.3.4 Technische gegevens zonnepark

Het zonnepark heeft een opbrengst op jaarbasis van 5.089 MWh/jaar. Ter indicatie, dit staat gelijk aan het verbruik van 1.380 gemiddelde Nederlandse huishoudens. Voor dit park is gekozen voor een zuid-opstelling, die wel de perceelsoriëntatie volgt. Deze opstelling levert een hoog rendement op. Doordat met deze opstelling meer dan 2 meter tussen de rijen zonnepanelen zit, waarmee lichtinval plaatsvindt, kan bloemrijk grasland onder de panelen worden ontwikkeld. De panelen krijgen een maximale hoogte van 1,60 meter, waarbij het perceel ook circa 0,8 meter lager ligt ten opzichte van de omgeving. De panelen zullen worden geplaatst onder een hoek van circa 12,5°. Daarnaast worden er twee transformators en een inkoopstation geplaatst. Het plangebied wordt afgesloten met een hekwerk van maximaal 1,80 meter hoog. De hoogte van de sparepartcontainer wordt maximaal 2,60 meter. De sparepartcontainer wordt aan de zuidkant van het plangebied gesitueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0073zonparkHaarweg-VSG1_0006.png"

Afbeelding 3: Voorbeeld van een transformator

2.3.5 Inrichtingsplan zonnepark

Ten behoeve van een zorgvuldige inpassing is een inrichtingsplan opgesteld. Het inrichtingsplan is bijgevoegd in Bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan. In dit inrichtingsplan zitten ook dwarsdoorsnedes opgenomen. Een weergave van het inrichtingsplan is opgenomen in afbeelding 4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0073zonparkHaarweg-VSG1_0007.png"

Afbeelding 4: Weergave inrichtingsplan zonnepark

Hierna volgt een korte toelichting op het inrichtingsplan. Een uitgebreide toelichting is opgenomen in het inrichtingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan.

Beeld

Rondom de technische elementen komt een hek met daaromheen beplanting in de vorm van een haag. Vanaf de hoger gelegen Haarweg en omgeving valt alles onder ooghoogte, waardoor de openheid in dit gebied nog steeds te ervaren is, en men ook een blik kan werpen op het zonnepark. Er zijn reeds enkele landschapselementen aanwezig rondom het zonnepanelenveld. Deze blijven behouden. Door een haag en bloemrijk grasland toe te voegen wordt het karakter van het gebied versterkt. Doordat meer dan 2 meter tussen de rijen zonnepanelen zit, waarmee lichtinval plaatsvindt, kan bloemrijk grasland onder de panelen worden ontwikkeld.

Twee type hagen

Hagen aan de randen van het perceel passen bij de kenmerken van oeverwallenlandschap zoals hier. Ze ontnemen het zicht op de hekken, beheerpad en deels op de panelen. Door de diepe ligging van het perceel worden de hagen die hier op maaiveld geplant worden voldoende hoog gehouden, om boven het maaiveld van de omgeving uit te steken en eruit te zien als een gangbare haag. Bij een plantafstand van 9 planten per strekkende meter (3 rijen en 30 cm tussen de planten) en een breedte van 2 meter ontstaat er een mooie dichte haag. Aan de noordzijde tussen het plangebied en de noordoostelijk gelegen woningen wordt op verzoek van omwonenden ook hulst en liguster aan het sortiment toegevoegd voor een wintergroen beeld. Ook hier geldt een tussenafstand van 30 cm tussen de planten. Enkele hagen worden breder, 5 meter (zie afbeelding 4). Hier is de onderlinge plantafstand 1 meter, zodat de planten de mogelijkheid krijgen breder uit te groeien en een natuurlijkere haag ontstaat. In de hagen worden soorten toegepast als: Zwartew els, Gelderse roos, rode kornoelje, sleedoorn, sporkehout, wegedoorn, vlier en kardinaalsmuts. Op verzoek van de omwonenden zijn enkele toevoegingen gedaan aan het sortiment. Ter hoogte van de buren aan de Haarweg wordt het hek ingeplant met hedera zodat snel dicht en wintergroen is. Ter hoogte van Haarweg 335, 337 en 339 wordt ook rode beuk toegevoegd aan het mengsel. Alle hagen worden twee keer per jaar op een hoogte van 1.80m gesnoeid.

Beheer ondergrond met schapen

Het gras onder de panelen wordt beheerd door schapen. Hier wordt gekozen voor drukbegrazing, wat inhoudt dat ze er een paar keer per jaar, voor slechts een paar dagen achtereen grazen. Dit zorgt dat bloemen en kruiden ook kans krijgen te groeien, maar er geen echte ruigte zoals bramen en bomen ontwikkelt. Een ander begrazingsbeleid is standbegrazing, waarbij de schapen er vrijwel jaarrond staan en het gras kort blijft. Dit heeft hier niet de voorkeur. De rijen panelen staan vier meter uit elkaar, waardoor hiertussen (kruidenrijk) gras kan groeien. Door de panelen op 80 cm boven de grond te plaatsen, kunnen de schapen hieronder ook grazen, en schuilen voor regen en zon. In Wageningen is een schaapskudde actief die dit zonnepark wellicht graag wil opnemen in de beheercyclus. In de bermranden buiten de hekken en hagen komt hetzelfde bloemen kruidenrijke gras. Dit kan door de kudde worden onderhouden of één keer per jaar gemaaid worden.

Beheer van hagen

Omdat de haag ten doel heeft het zonnepark zoveel mogelijk aan het zicht te onttrekken is deze zo breed ontworpen dat het een stevige structuur vormt. De heg wordt jaarlijks onderhouden zodat het een dichte ondoorzichtige structuur krijgt. De haag wordt tweemaal per jaar tot een hoogte van 1,80 meter gesnoeid.

Ecologie

In verband met het landschappelijk inpassen van het zonnepark worden diverse landschapselementen in het gebied aangelegd. Hier profiteert de flora en fauna ook van. Er worden inheemse soorten toegepast. Hierdoor wordt het leefgebied van vele soorten verbeterd en nieuwe verbindingen in het gebied gerealiseerd. Denk bijvoorbeeld aan voedsel, schuil- en nestgelegenheid voor insecten, vogels en kleine zoogdieren. Op korte afstand van het plangebied, (enkele honderden meters) afstand zijn verschillende plekken bekend waar de sleedoornpage, een beschermde dagvlinder voorkomt. Deze soort heeft de sleedoorn als waardplant. Door sleedoorn in de hagen en houtsingel mee te nemen ontstaat meer potentieel geschikt biotoop voor de soort.

In het plan worden ook drie zones aangelegd waarbinnen ruimte wordt geboden voor bijenkasten en insectenhotels. In het hekwerk worden aan de onderzijde openingen gemaakt (van minimaal 20 centimeter), zodat deze passeerbaar is voor kleine zoogdieren.

Ontsluiting

Het voorgenomen plan heeft geen grote gevolgen voor het verkeer en het parkeren. Ten behoeve van het beheer (en tijdens de aanleg- en ontmantelingsfase) moet het zonnepark bereikbaar zijn. Dit gebeurd via het bestaande wegennet. Er worden geen parkeergelegenheden voor bezoekers gerealiseerd, omdat het park niet openbaar toegankelijk wordt. Ook worden er geen nieuwe wandel- en / of fietspaden aangelegd. De beeheerpaden betreffen graspaden, en het middelste beheerpad wordt voorzien van grasbetontegels.

2.3.6 Bouwfase

De bouw van het project zal waar mogelijk gedaan worden met lokale partijen. De start van de bouw is afhankelijk van de vergunningen. Het leggen van de panelen zal enkele maanden in beslag nemen. Daarnaast moet het zonnepark worden aangesloten op het net. Deze werkzaamheden kunnen in totaal 0,5 tot 1 jaar in beslag nemen.

2.3.7 Operationele fase

Zodra het zonnepark gerealiseerd is zal het beheerd gaan worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het onderhoud van de systemen, maar ook het monitoren van het zonnepark en diverse administratieve werkzaamheden. Het terrein wordt onderhouden door schapen te laten grazen tussen de panelen. De looptijd van het zonnepark betreft 30 jaar. Aan het einde van de looptijd wordt de grond weer opgeleverd zoals hij in gebruik wordt verkregen.

2.3.8 Financiering

De ontwikkeling van zonneparken doen de initiatiefnemers voor eigen rekening en risico. Daarbij wordt SDE+ subsidie aangevraagd die voor dit type projecten is bedoeld.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden het relevante beleid en de regels die betrekking hebben op het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling beschreven. Het wordt benaderd vanuit het Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Uit het beleid volgen randvoorwaarden die worden getoetst aan het voorgenomen plan.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bevat de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Het Rijk streeft naar een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn regels opgenomen om het beleid uit de SVIR te verwezenlijken. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, daarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn. De tijdshorizon is gesteld omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen. Voor de ambities zijn rijksinvesteringen slechts één van de instrumenten die worden ingezet. Kennis, bestuurlijke afspraken en kaders kunnen ook worden ingezet. De huidige financiële rijkskaders (begroting) zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van die rijksambities. De ruimtelijke waarden die het nationaal belang waarborgen zijn opgenomen in 13 verschillende belangen. In de structuurvisie wordt ook aangegeven op welke wijze het Rijk deze belangen wil verwezenlijken. Dit zorgt voor een duidelijk overzicht in één document gezamenlijk met de doelen die het Rijk heeft opgesteld.

Relevant voor het voorliggende plan is dat de vraag naar elektriciteit zal blijven groeien. Vanwege de ambities voor beperking van de CO2-uitstoot is een transitie naar duurzame, hernieuwbare energievoorziening nodig. Voor het opwekken van energie zal voldoende ruimte gereserveerd moeten worden. Het aandeel van duurzame energiebronnen (zoals zon) in de totale energievoorziening moet omhoog en deze hebben relatief veel ruimte nodig. In de SVIR wordt de ambitie uitgesproken dat Nederland in 2040 een robuust internationaal energienetwerk kent en dat de energietransitie vergevorderd is. Het onderhavige plan volgt daarmee de lijn van de SVIR en doet daarbij geen afbreuk aan de overige nationale belangen.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro wordt een aantal projecten die van rijksbelang zijn met name genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan ruimtelijke plannen moeten voldoen.

Binnen het Barro worden de volgende onderdelen besproken:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie;
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijkswegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater, maximering van het de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer en is het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving opgenomen. Per 1 juli 2016 zijn er nog enkele wijzigingen van de Barro van kracht geworden. Deze wijzigingen hebben geen directe invloed op het voorliggende plan. Wel is de term 'Ecologische Hoofdstructuur gewijzigd in 'Natuurnetwerk Nederland' ('NNN'). Het voorgenomen plan past binnen het Barro en het Bro. Wel is de ladder voor duurzame verstedelijking van toepassing.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd, waarbij ook een nieuwe "Laddersystematiek" wordt toegepast. Deze nieuwe regeling is opgenomen in artikel 3.1.6 Bro. De ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing op bestemmingsplannen, uitwerkings- en wijzigingsplannen en omgevingsvergunningen.

De toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking houdt in dat:

'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'

Het aanleggen van een zonnepark op de voorziene percelen is echter geen nieuw stedelijke ontwikkeling. Op basis van eerdere uitspraken van de Raad van State blijkt dat soortgelijke projecten die niet tot leegstand van bestaande bebouwing leiden, niet als een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro kunnen worden aangemerkt. Voorbeelden hiervan zijn de aanleg van een weg, windpark of een hoogspanningsleiding. Ook de Rechtbank Overijssel heeft in april 2018 geoordeeld dat een zonnepark geen nieuwe stedelijke ontwikkeling betreft (zaaknummer akzwo_17_2460 en ak_zwo_17_2461). Een toets aan de Ladder is daarom niet van toepassing. Vanuit een goede ruimtelijke ordening is wel ingegaan op de onderbouwing van de behoefte en de argumentatie achter de omvang en de locatie.

  • 1. Er bestaat een behoefte om te komen tot een duurzame energievoorziening. Deze behoefte staat o.a. aangegeven in de Omgevingsvisie van de Provincie Gelderland en de Structuurvisie Wageningen. Zowel de provincie als de gemeente willen zich profileren als duurzame overheidsinstanties. Door de ligging van het zonnepark bij de kern Wageningen, is het mogelijk om ook zichtbaar bij te dragen aan een duurzame uitstraling van de gemeente als totaal.
  • 2. Binnen bestaand bebouwd gebied zijn geen locaties beschikbaar met een omvang van aaneensluitend circa 6 hectare grond. Binnen de bebouwde kom is wel ruimte voor zonnepanelen op daken. De daken zijn veelal in particulier eigendom, waardoor de eventuele realisatie van zonnepanelen afhankelijk is van het initiatief van de eigenaar. De realisatie van zonnepanelen op daken is sterk afhankelijk van de wil van de particulier en draagt in beperkte mate bij aan de ambitieuze duurzaamheidsambitie. Niet iedereen heeft de mogelijkheid om op het eigen dak zelf in eigen duurzame elektriciteitsopwekking te voorzien. Er zijn diverse redenen waarom daken niet geschikt zijn en ook nog vele ogenschijnlijk geschikte daken toch niet geschikt blijken te zijn. Dit zijn bijvoorbeeld esthetische bezwaren, de aanwezigheid van rieten daken, constructietechnisch bezwaren, te klein dakoppervlak, hinderlijke schaduw, en netwerkaansluiting-beperkingen. Om voldoende zonne-energie op te kunnen wekken om te kunnen voldoen aan de ambities die zijn verwoord in overheidsbeleid, zijn daartoe ook zonneparken noodzakelijk. Voor een economisch rendabel zonnepark dat substantieel bijdraagt aan de duurzaamheidsopgave is een grote oppervlakte nodig die effectief gebruikt kan worden. Een zonnepark met een dergelijke omvang is niet te realiseren op gronden binnen de kernen van de gemeente Wageningen. Er zijn geen gronden met een dergelijke omvang binnen de kernen beschikbaar, waarbij de realisatie ook financieel uitvoerbaar is. Over het algemeen is er reeds bebouwing aanwezig of is de betreffende grond voorzien voor andere functies. Het voorliggende plangebied ligt tegen de kern Wageningen aan, waarbij de realisatie financieel uitvoerbaar is en een zonnepark goed inpasbaar is (ruimtelijk en landschappelijk). Het is financieel essentieel dat het zonnepark binnen een relatief korte afstand wordt aangesloten op het elektriciteitsnet, wat hier het geval is. Ook is het bijvoorbeeld van belang dat er weinig tot geen schaduw is, zoals in het voorliggende plangebied. Het plangebied betreft een laag gelegen perceel, die het betrekkelijk slecht agrarisch bewerkbaar maakt voor de universiteit. Op de gekozen locatie is het park tot slot ook goed te bereiken en kan het zicht voor omwonenden op de zonnepanelen goed worden voorkomen doordat het perceel relatief laag is gelegen en door landschappelijke maatregelen te nemen. Het zonnepark wordt aangelegd voor de duur van 30 jaar, en wordt planologisch mogelijk gemaakt middels het voorliggende bestemmingsplan. De huidige bestemming blijft hierbij behouden en het zonnepark wordt ook beheerd door schapen (agrarisch medegebruik). Aan het einde van de looptijd wordt de grond weer opgeleverd zoals hij in gebruik werd verkregen.
  • 3. Het zonnepark moet voornamelijk in de aanlegfase en in de ontmantelingsfase bereikt worden via de ontsluiting, en daarnaast alleen op heel beperkte schaal ten behoeve van het beheer. Het zonnepark is niet openbaar toegankelijk. Het zonnepark kan op een veilige manier worden ontsloten via de Haarweg.

3.2.3 Energieakkoord voor duurzame groei

In het Energieakkoord voor duurzame groei is de basis gelegd voor een breed gedragen, robuust en toekomstbestendig energie- en klimaatbeleid. Het akkoord biedt een langetermijnperspectief met afspraken voor de korte en middellange termijn. Eén van de te realiseren doelen is een toename van hernieuwbare energieopwekking naar 14% in 2020.

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt naar verwachting 4.830.000 KWh duurzame energie opgewekt. Dit staat gelijk aan het verbruik van circa 1380 gemiddelde huishoudens. Hiermee levert de voorgenomen ontwikkeling een forse bijdrage in de doelstelling van het Rijk om te komen tot een aandeel van 14% duurzaam opgewekte energie in 2020.

3.2.4 Rijk investeert in duurzame groei

De afgelopen jaren heeft de overheid diverse doelstellingen geformuleerd betreffende het opwekken van duurzame energie. Om deze doelstellingen te behalen worden initiatieven voor het opwekken van duurzame energie gestimuleerd en gesubsidieerd. Voor de realisatie van zonneparken kan SDE+ subsidie worden aangevraagd.

3.2.5 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de beleidskaders en regelgeving. Vanuit deze beleidsdocumenten en regelgeving zijn geen randvoorwaarden of uitgangspunten die rechtstreeks doorwerken op het voorgenomen plan. Daarnaast draagt het plan bij aan het behalen van de vastgelegde doelstellingen in het Energieakkoord voor duurzame groei.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Provincie Gelderland

Op 17 maart 2015 hebben ruim 100 partijen het Gelders Energie Akkoord ondertekend. Bij dit akkoord hebben diverse gemeenten, waterschappen en de provincie en andere organisaties zich verenigd om tot het akkoord te komen. In dit akkoord is uitgesproken om het aantal zonneparken sterk te laten groeien.

In het Gelders Energie akkoord is ook het volgende opgenomen: In 2020 moet in Gelderland zeker 230,5 MW aan windenergie zijn gerealiseerd. Indien bij de tussenevaluatie in 2016 blijkt dat Gelderland de 14% duurzame energie in 2020 niet zal halen, dient onderzocht te worden of een hogere doelstelling aan Gelderse windenergie noodzakelijk is om tegenvallers bij andere vormen van duurzame energieopwekking te compenseren.

Onder andere met dit beleid op het gebied van zonne-energie streeft de provincie Gelderland er naar om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van het Nationaal energieakkoord in Gelderland (versneld) gerealiseerd wordt en zelfs voorbijgestreefd kan worden.

In de geconsolideerde versie van de Omgevingsvisie (juni 2017) is specifiek beleid opgenomen voor zonneparken.

3.3.1.1 Kaders voor grootschalige zonne-energie

Het aantal zonnepanelen op daken (van particulieren) heeft de laatste jaren een snelle groei doorgemaakt. Ze zijn algemeen aanvaard als een goed 'meervoudig ruimtegebruik' waarbij vanwege de consumptie achter de meter, de aanschaf financieel aantrekkelijk is. De provincie Gelderland heeft zonnepanelen op daken gestimuleerd met het beschikbaar stellen van de Zonatlas. Plaatsing van zonnepanelen binnen bestaand bebouwd gebied is een gemeentelijke aangelegenheid. Zonnepanelen op daken zijn meestal vergunningvrij en daarmee welstandvrij. Voor de verdere groei van zon op daken is geen aanvullend provinciaal beleid nodig. Echter, om de doelstellingen van energietransitie te halen, zijn naast zonnepanelen op daken ook veldopstellingen van zon noodzakelijk. Met het goedkoper worden van zonnepanelen en verruimde mogelijkheden in wet- en regelgeving zijn grote grondgebonden zonneparken (>2 ha) financieel haalbaar. De ruimte om deze te realiseren ligt hoofdzakelijk in het buitengebied. Veldopstellingen ziet de provincie als een functie die, mits op een goede manier ruimtelijk ingepast, ook in het buitengebied kunnen worden ingepast.

Kleine zonneparken en lijnopstellingen

Kleine zonneparken en lijnopstellingen zijn overal mogelijk, mits ze gecombineerd worden met andere functies en/of restruimtes invullen. Zo kunnen maatwerktoepassingen gevonden worden voor dubbel ruimte gebruik. Kleine zonneparken zijn echter ook duurder in de aanleg vanwege netaansluitkosten en kosten voor beveiliging. Zij leveren ook een geringere bijdrage in de provinciale energiedoelstelling.

Grote zonneparken als tijdelijke functie

In Gelderland zijn op dit moment relatief veel terreinen met bestemming woningbouwlocatie, bedrijventerrein of glastuinbouwgebied waar (tijdelijk) onvoldoende vraag naar is. Als de locaties voor langere tijd niet gebruikt worden zijn ze geschikt voor het tijdelijk aanleggen van grote zonneparken. Dilemma hierbij is dat de businesscase van het zonnepark onder druk komt te staan als de duur van stroomopwekking afneemt. Een andere optie is het zonnepark definitief op deze locatie aan te leggen en de bestemming van het terrein hier op aan te passen.

Vormgeving van grote zonneparken

De provincie onderzoekt met haar partners de mogelijkheden voor opstellingen voor zonne-energie, onder meer:

  • op niet-uitgeefbare bedrijventerreinen;
  • op woningbouwlocaties; langs infrastructuur;
  • bij oude stortplaatsen;
  • op vrijkomende agrarische bestemmingen.

Bij grote opstellingen is de ruimtelijke en landschappelijke impact groter. Met de regionale routekaart zoekt de provincie met de partners naar een optimale inpassing.

Ondersteuning (kennis)ontwikkeling en kennisdeling

In Nederland is het draagvlak voor zonnepanelen groot, maar er zijn nog weinig grote zonneparken gerealiseerd. De ervaring leert dat voor het behouden van draagvlak een goed ontwerp en betrokkenheid van omwonenden van groot belang is. Bij het ontwerp dient rekening gehouden te worden met de specifieke kenmerken van de plek en de omgeving. Zo kan aandacht worden besteed aan de hoogte van het park, zichtlijnen vanuit de omgeving, eventuele afscherming door beplanting en invloed van weerkaatsing van zonlicht. Door de relatief geringe hoogte van de zonnepanelen is landschappelijke inpassing vaak goed mogelijk. Bij de aanleg van grote zonneparken dient aandacht te worden besteed aan de ruimtelijke kwaliteit en het landschappelijk ontwerp.

De betrokkenheid van omwonenden kan worden vergroot door het ruimtelijk ontwerp van het park te visualiseren en rekening te houden met hun wensen. Maar ook door financiële participatie van omwonenden mogelijk te maken en door te kijken of bij de aanleg ook andere wensen van omwonenden gerealiseerd kunnen worden, zoals het mogelijk maken van recreatief (mede) gebruik van het zonnepark.

Het combineren van grote zonneparken met andere functies in een gebied heeft de voorkeur. Hierbij valt te denken aan een combinatie met luchthaven (zonnepanelen onder aanvliegroute vliegtuigen), defensieterreinen, stortplaatsen, wegen (eventueel op geluidsschermen), grondwaterbeschermingsgebieden en als drijvende panelen op plassen en waterbergingsgebieden.

De beoordeling of grote zonneparken ruimtelijk passend zijn laat de provincie aan de betreffende gemeente.

(on)Mogelijkheden grote zonneparken

In de Omgevingsvisie Gelderland heeft de provincie zones aangewezen waar:

  • Grote zonneparken mogelijk zijn,
  • Grote zonneparken niet mogelijk zijn,
  • Grote zonneparken onder voorwaarden mogelijk zijn.

Aan iedere categorie liggen verschillende argumenten ten grondslag. Zo zijn locaties gelegen in het Gelders Natuurnetwerk, weidevogelgebieden, rustgebieden voor winterganzen, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en glastuinbouwgebieden niet mogelijk. In andere gebieden, zoals Natura 2000, landbouwontwikkelingsgebieden, waterwingebieden, groene ontwikkelingszone, waardevol open gebied, dagrecreatiecentrum en nationaal landschap zijn grote zonneparken onder voorwaarden mogelijk. In de overige gebieden, waar gebiedskwaliteiten geen obstakel vormen, is de ontwikkeling van grote zonneparken mogelijk.

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de realisatie van een grondgebonden zonnepark. Dit is volgens het provinciale beleid mogelijk (zie afbeelding 5). Het plangebied is aangewezen als een gebied waarin grote zonneparken mogelijk zijn. Dit zijn gebieden waar de gebiedskwaliteiten geen obstakel vormen voor de ontwikkeling van grote zonneparken. De gemeente heeft de uiteindelijke bevoegdheid om hier een groot zonnepark toe te staan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0073zonparkHaarweg-VSG1_0008.png"

Afbeelding 5: Uitsnede kaart Omgevingsvisie Gelderland, met daarop aangegeven waar grote zonneparken mogelijk zijn

Het zonnepark wordt ontwikkeld voor de duur van 30 jaar. De huidige bestemming blijft behouden en de ontwikkeling van het zonnepark gaat o.a. samen met de ontwikkeling van kruidenrijk grasland, met beheer door schapen. Hiermee voorziet de ontwikkeling in een combinatie van functies.

De impact van het park op de omgeving is o.a. vanwege de lage ligging van het perceel, ten opzichte van naastgelegen percelen, de gekozen relatief lage opstelling van de constructie en de landschappelijke inpassing relatief beperkt. LC Energy is bereid om verschillende vormen van zowel financiële als sociale participatie toe te passen. Hiermee wordt de omgeving de mogelijkheid geboden om mee te denken of te investeren in het zonnepark. Hiermee wordt de betrokkenheid vanuit de omgeving vergroot. Het zonnepark draagt bij aan het provinciale doel om duurzame energie op te wekken. Geconcludeerd wordt dat het initiatief past binnen de algemene doestellingen in de Omgevingsvisie Gelderland.

3.3.1.2 Landschap en natuur

Het plangebied voor het zonnepark ligt niet in aangewezen waardevolle landschappelijke gebieden en niet in beschermde natuurgebieden. Zie hiertoe afbeeldingen 6 en 7.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0073zonparkHaarweg-VSG1_0009.png"

Afbeelding 6: Uitsnede kaart Omgevingsvisie Gelderland, met daarop aangegeven waardevolle landschappen

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0073zonparkHaarweg-VSG1_0010.png"

Afbeelding 7: Uitsnede kaart Omgevingsvisie Gelderland, met daarop aangegeven waardevolle natuurgebieden

3.3.2 Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening Gelderland 2017 regelt dat wat nodig is voor de belangen uit de Omgevingsvisie. Het wordt ingezet om bepaalde essentiële onderdelen van het beleid juridisch te borgen. Gemeenten en waterschappen krijgen zoveel mogelijk ruimte daar zelf nadere invulling aan te geven.

In de Omgevingsverordening zijn geen specifieke regels opgenomen voor de realisatie van zelfstandige opstellingen van zonnepanelen, daar de provincie de uitvoering en besluitvorming bij de gemeenten heeft neergelegd.

3.3.3 Conclusie

Het voorgenomen plan past binnen het het duurzaamheidsbeleid en het overige van toepassing zijnde beleid en regelgeving van de provincie.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Strategische agenda 2015-2019

De Regio FoodValley bestaat (qua grondgebied) uit de gemeenten Barneveld, Ede, Nijkerk, Renswoude, Rhenen, Scherpenzeel, Veenendaal en Wageningen. In 2011 was FoodValley nog een abstract begrip met een doel: het bestond uit een beeld van een agrofoodregio die de wens had uit te groeien tot een economisch krachtige, vitale, duurzame groene regio, waar het goed wonen, werken, leren en recreëren is. Acht gemeenten, bedrijfsleven, onderwijs/onderzoek en provincies Gelderland en Utrecht hebben zich sindsdien samen sterk gemaakt voor dat doel. Er is een gezamenlijk toekomstbeeld geschetst voor 2025. De Strategische Agenda is de leidraad voor die keuzes in de komende vier jaar.

De opgaven en de doelen om in 2025 tot de top te behoren betreffen:

  • het verbeteren van de kennisinteractie;
  • het uitbouwen van zogeheten global pipelines;
  • het vergroten van de innovatiekracht;
  • het aanscherpen en verbeteren van branding & marketing;
  • het versterken van een fysiek en sociaal duurzame leefomgeving.

Binnen duurzaamheid wordt onderscheid gemaakt in fysieke duurzaamheid (milieu, duurzame innovaties op het gebied van voeding en biomassa) en sociale duurzaamheid.

De realisatie van een zonnepark, op gronden van Wageningen UR, past binnen de Startegische agenda 2015-2019. Het draagt in de eerste plaats bij aan het bevorderen van een duurzaam leefklimaat, maar ook aan kennisinteractie en het vergroten van innovatiekracht.

3.4.2 Gebiedsvisie Regio Foodvalley

De Gebiedsvisie Regio FoodValley beschrijft de gezamenlijke ambities en opgaven en levert handreikingen op voor de regio, samenwerkingsverbanden van enkele gemeenten en individuele gemeenten om te komen tot de missie en ambitie.

In verdiepende sessies met bestuurders, burgers en ondernemers die begin 2013 hebben plaatsgevonden, zijn per thema diverse doelen en wensen geformuleerd als perspectief voor de langere termijn. Het gaat dan om de volgende thema's:

  • faciliteren van bedrijven;
  • relatie onderwijs en arbeidsmarkt;
  • mobiliteit en bereikbaarheid;
  • afstemmen regionale woningmarkt;
  • vernieuwen landbouw;
  • leefomgeving;
  • duurzaamheid;
  • recreatie.

De bovengenoemde thema's hebben allen te maken met de hoofddoelen uit de Strategische Agenda Regio Foodvalley, die de betrokken partijen willen bereiken door het uitzetten van hoofdrichtingen. Geconcludeerd wordt dat duurzaamheid belangrijk is voor de profilering van de FoodValley regio. Speerpunten die passen bij een herkenbaar profiel voor FoodValley zijn bijvoorbeeld de relatie tussen food-en-energie en food-en-afval; het sluiten van kringlopen en een biobased economy. Inzet van aanwezige kennis en het bedrijfsleven kan nieuwe innovaties opleveren. Hoewel duurzame energie heel goed past bij de kernwaarden van de regio moet voorzichtig worden omgegaan met het fijnmazige en kwetsbare landschap in de FoodValley. Men wil daarom heel gericht investeren in duurzame energie. Daarbij wordt gelet op de inpasbaarheid van initiatieven in het landschap.

Het voorliggende plan betreft een dergelijke investering in duurzame energie op gronden aangrenzend aan de kern Wageningen. De gronden zijn in eigendom van Wageningen UR. Een zonnepark is op deze plek goed landschappelijk inpasbaar. Het plangebied ligt relatief laag ten opzichte van de omgeving, de constructie van de panelen is betrekkelijk laag (1,60 meter) en wordt landschappelijk ingepast. De gronden zijn daarnaast relatief nat, waardoor deze niet ideaal zijn voor de teelt van gewassen.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Klimaatplan 2017-2021

Wageningen toont zich van haar ambitieuze kant als het gaat om de energietransitie. Bedrijven en instellingen lopen voorop om hun eigen bedrijfsvoering te verduurzamen, maar ook om hun bijdrage te leveren aan het klimaatvraagstuk in het algemeen. Met z’n allen hebben ze meer slagkracht en kunnen ze ambities sneller en beter realiseren. Ook de gemeente Wageningen is ambitieus en heeft zich ten doel gesteld om klimaatneutraal te zijn in 2030. Hiertoe zullen de komende jaren grote stappen gezet moeten worden. Om dat te kunnen doen heeft de gemeente de uitdaging aanvaard om met het bedrijfsleven en instellingen samen te werken en deze stappen gezamenlijk te zetten. Het bedrijfsleven en de instellingen in Wageningen zijn de grootste energiegebruikers binnen de gemeente. Hier valt nog veel winst te halen. In de voorgaande klimaatplannen is veel aandacht geschonken aan de doelgroep bewoners en het verduurzamen van woningen. Ondanks dat de focus in dit klimaatplan op bedrijven en instellingen ligt blijft de verduurzaming van woningen onverminderd doorgaan. Dit klimaatplan is de basis voor samenwerking tussen een groot aantal bedrijven en instellingen.

De gedeelde ambitie die de klimaatpartners met dit klimaatplan omarmen zijn:

  • Als klimaatpartners zijn we ambassadeurs voor het aanpakken van de klimaatvraagstukken in Wageningen;
  • Wij zetten ons in om projecten en acties die tot een klimaatneutraal Wageningen leiden uit te voeren;
  • Wij maken goede voorbeelden zichtbaar en verspreiden ze om navolging te realiseren;
  • We faciliteren en ondersteunen elkaar en andere bedrijven, instellingen en bewoners bij hun eigen klimaataanpak;
  • In gezamenlijkheid streven we naar zoveel mogelijk klimaatneutrale en energieneutrale bedrijven en instellingen in Wageningen;
  • Gezamenlijk bouwen we een netwerk op waarmee we commitment kweken en werken aan effectieve en innovatieve oplossingen voor klimaatvraagstukken in Wageningen;
  • Gezamenlijk gaan we randvoorwaarden aan de provinciale en nationale overheid meegeven waar dat nodig is om onze ambities te verwezenlijken.

Om op korte termijn voldoende duurzame energie op te wekken wordt actief ingezet op het realiseren van een grote hoeveelheid zonne-energie. Enerzijds worden bewoners en bedrijven gestuimuleerd om hun daken te benutten. Bedrijven worden geactiveerd door een grote daken conferentie te organiseren. Daarnaast is het doel om 30 hectare zonneveld te realiseren voor 2021, voor zover dit landschappelijk in te passen is.

Het voorliggende plan voor de realisatie van een zonnepark, op gronden aangrenzend aan de kern Wageningen, die goed landschappelijk zijn in te passen, past binnen deze doelstelling.

3.5.2 Gemeentelijke begroting 2017, programma milieu

De doelstelling van de gemeente Wageningen is om in 2030 klimaatneutraal te zijn (Klimaatplan 2013-2016). De gemeente Wageningen in 2030 klimaatneutraal betekent:

  • 1. Een energiebesparing van 50% t.o.v. 2008;
  • 2. Restant energieverbruik duurzaam opwekken, waarbij zonne-ergie op daken en van zonnevelden wordt gestimuleerd en gefaciliteerd;
  • 3. Meer bewustwording van indirect energieverbruik creëren;
  • 4. De voertuigbrandstoffenuitstoot verminderen.

3.5.3 Structuurvisie Wageningen

Op 3 december 2013 heeft de gemeenteraad van Wageningen de 'Structuurvisie Wageningen' vastgesteld. In de structuurvisie wordt voor het hele grondgebied van de gemeente Wageningen aangegeven wat de urgente ruimtelijke opgaven zijn voor de gemeente. De structuurvisie beschrijft de ruimtelijke ambities en vormt een kwalitatief ruimtelijk ontwikkelings- en toetsingskader voor de komende 10 jaar. De visie vormt een afwegingskader en beleidsmatig ruimtelijk kader voor bestemmingsplannen, de basis voor afspraken met de gebiedspartijen en biedt ruimtelijke kaders waarmee de kwaliteit wordt geborgd.

Duurzaamheid en klimaat

Vanuit een overstijgend, internationaal perspectief krijgt Wageningen te maken met de gevolgen van klimaatveranderingen en de transitie naar een duurzamere leefomgeving. Wageningen hecht al jaren belang aan een duurzame ontwikkeling van de gemeente. Vanwege de Wageningen UR is ‘Wageningen’ zelfs een internationaal merk wat wordt geassocieerd met duurzaamheid. Duurzaamheid is een goede balans tussen People, Planet en Profit, waarbij natuurlijke hulpbronnen aan volgende generaties kunnen worden doorgegeven. De gemeente legt de ruimtelijk relevante aspecten van duurzaamheid op hoofdlijnen vast in de structuurvisie. Het gaat om doelstellingen voor klimaatneutraliteit, klimaatadaptatie, groen en water. De ‘Routekaart Wageningen Klimaatneutraal 2030’ geeft invulling aan de ambitie om klimaatneutraal te worden op het gebied van gas, elektriciteit, mobiliteit en indirect energiegebruik. De Routekaart gaat voor het gebruik van gas en elektriciteit uit van 50% energiebesparing en 50% duurzaam opwekken, zoveel mogelijk binnen de gemeentegrenzen. Energiebesparende maatregelen zijn geen agendapunt voor de structuurvisie. Mobiliteit en het duurzaam opwekken van energie zijn dat wel. Mobiliteit is aan het begin van dit hoofdstuk aan de orde gesteld.

De realisatie van een zonnepark, direct grenzend aan de kern Wageningen, past binnen de gemeentelijke doelstelling om klimaatneutraal te worden. Het zonnepark wordt gerealiseerd op gronden van Wageningen UR. Vanwege de Wageningen UR is ‘Wageningen’ zelfs een internationaal merk wat wordt geassocieerd met duurzaamheid.

Binnenveld

Het Binnenveld is het zuidelijke deel van de Gelderse Vallei. Het gebied is vrij nat en open van karakter vanwege de vroegere veenontginningen. Landbouw en natuur zijn de belangrijkste functies. De Grift/Valleikanaal zorgt voor de afwatering en begrenst de gemeente Wageningen. Het Binnenveld kent veel gave landschappelijke eenheden. Grofweg bestaat het uit een open en rationeel verkaveld veengebied ten noorden van het Nieuwe Kanaal en een rivierkleigebied ten zuiden daarvan. De lange lijnen zijn gemarkeerd met populieren en essen. Visie voor het gebied Het Binnenveld blijft ook in de toekomst een landbouwgebied en uitloopgebied voor de stad. Met een sterke connectie aan de Wageningen UR is dit gebied de innovatieve proeftuin van de regio voor de thema’s voedsel en energie. Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt rekening gehouden met de landschappelijke openheid, de ruimtelijke kwaliteit van erven en bebouwingslinten en met de karakteristieke overgangen tussen landschapseenheden. Langs de Grift is ruimte voor natuur en waterberging. Het Binnenveld is ecologisch verbonden met de Veluwe.

Ruimtelijke ontwikkelingen in het zuidelijke deel van Binnenveld houden rekening met het behoud van de zichtrelaties tussen Grebbedijk, Utrechtse Heuvelrug en Nieuwe Kanaal. Naast Kortenoord is de Nude de drager voor ontwikkeling. De thema’s voedsel, natuur, energie en stad der bevrijding bieden inspiratie voor een versterking van deze entree van Wageningen. Indien natuurcompensatie nodig is in verband met het versterken van de Grebbedijk, biedt het Binnenveld hier eventueel mogelijkheden voor.

De realisatie van een zonnepark past binnen dit gebied wat is aangewezen als proeftuin van de regio voor de thema's voedsel en energie. Gezien de percelen binnen het plangebied relatief laaggelegen en nat zijn, zijn de omstandigheden om hier voedsel te telen relatief ongeschikt. Het zonnepark gaat samen met de realisatie van kruidenrijk grasland, beheerd door schapen. Dit draagt bij aan de natuur, in een gebied waar natuur als belangrijke functie wordt gezien. De voorgenomen ontwikkeling verstoort de zichtrelaties tussen Grebbedijk, Utrechtse Heuvelrug en Nieuwe Kanaal niet.

3.5.4 LOP Binnenveld 2007

Het Binnenveld is ontstaan als gletsjerbekken tussen de twee stuwwalcomplexen van de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug. In de laatste ijstijd is dit diepe dal voor een belangrijk deel opgevuld met dekzand, dat door westelijke winden is aangevoerd. Aan de oostzijde is meer zand afgezet, waardoor hier de overgangen van laag naar hoog geleidelijker zijn. Het dal heeft hierdoor een asymmetrische opbouw gekregen.

Het Binnenveld is een divers en aantrekkelijk gebied met veel potenties op het gebied van natuur, water, extensieve recreatie (uitloopgebied voor de omringende kernen) en landbouw. De WERV gemeenten (Wageningen, Ede, Rhenen en Veenendaal) willen het Binnenveld behouden als aantrekkelijk gemeenschappelijk uitloopgebied. Daarbij wordt het volgende nagestreefd.

  • Het landschap van het Binnenveld blijft behouden en de landschappelijke differentiatie wordt versterkt. Initiatieven voor functieverandering, vernieuwing en landgoedvorming worden begeleid; dit gebeurt met het oog op nieuwe ruimtelijke kwaliteit.
  • De randen van de kernen worden in het landschap ingepast en tussen de verschillende kernen blijven groene wiggen behouden. De toegankelijkheid van het landschap voor recreatief medegebruik door de bewoners van de omliggende kernen wordt verbeterd.
  • In de lage kern van het gebied worden de natuurwaarden versterkt. Voor zover mogelijk wordt natuurontwikkeling en agrarisch grondgebruik gecombineerd met waterberging. Tevens worden de ecologische relaties met de rest van de Gelderse Vallei en met de grote natuurgebieden Veluwe, Utrechtse Heuvelrug en Nederrijn behouden en versterkt.

In het oeverwallenlandschap van de Nude wordt het beeld bepaald door de lintbebouwing, de fruitteelt en de meidoornhagen ter weerszijden van de N225. Behoud en herstel van hoogstamboomgaardjes en meidoornhagen wordt gestimuleerd.

Met het opgestelde inrichtingsplan (zie Bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan) is hier op aangesloten. Zo wordt het zonnepark ingepast met hagen.

3.5.5 Beeldkwaliteitsplan Binnenveld

Het beeldkwaliteitsplan Binnenveld richt zich op de ruimtelijke kwaliteit van alle nieuwe bebouwing én landschappelijke inpassing als handvat naast of aanvullend op de Welstandsnota. Het is vooral bedoeld als begeleiding van bouwaanvragen op de erven in het Binnenveld. Het moet leiden tot een betere landschappelijke inpassing van ontwikkelingen op de verschillende bebouwde erven in het Binnenveld. Daarbij kan met name gedacht worden aan vergroting van agrarische bedrijven en functieverandering van vrijkomende voormalig agrarische gebouwen. Een zonneveld is niet direct het onderwerp van het beeldkwaliteitsplan. Wel is bij het opstellen van het inrichtingsplan gekeken welke onderdelen hieruit van toepassing zijn. Waar mogelijk zijn deze verwerkt in het opgestelde inrichtingsplan.

  • Kavelvorm: Langwerpige-/rechthoekige kavelvorm respecteren/versterken. Het gebied kent zeer diepe percelen met een noord-zuid oriëntatie.
  • Erfbeplanting: Over de lengte van het bouwkavel dient gebiedseigen beplanting aangeplant te worden.
  • Beplantingssoorten: Beplantingen voor bedrijfskavels, bijvoorbeeld: Eik, Ruwe berk, Meidoorn, Zwarte els, Boswilg. Beplantingen voor de woonzone, bijvoorbeeld: Kastanje(monumentale bomen), Eik (eikengaard), Fruitbomen.

3.5.6 Conclusie gemeentelijk beleid

De voorgenomen ontwikkeling past binnen het gemeentelijke beleid. Het draagt bij aan de doelstelling om het aandeel hernieuwbare energie te verhogen en het zonnepark wordt landschappelijk zorgvuldig ingepast, aansluitend op de geldende landschapskenmerken.

3.6 Conclusie

Uit de voorgaande beleidstoets is gebleken dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen het nationale, provinciale en gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Waardentoets

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de waardentoets beschreven. Hieronder vallen flora & fauna, archeologie, cultuurhistorie en water. Er wordt beschreven wat er is onderzocht en welke resultaten hieruit zijn gekomen. Vervolgens wordt hier een conclusie uit getrokken met betrekking tot de ontwikkeling.

4.2 Natuurwaarden

Bescherming in het kader van de natuurwet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij soortenbescherming heeft men per 1 januari 2017 te maken met de nieuwe Wet natuurbescherming (dit was de Flora en faunawet). Bij gebiedsbescherming heeft men ook te maken met de Wet natuurbescherming (was de Natuurbeschermingswet) en met de Ecologische Hoofdstructuur/ Natuurnetwerk Nederland (EHS/NNN).

4.2.1 Gebiedsbescherming

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd. De EHS/NNN is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De EHS/NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In EHS/NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

Natura 2000

In de directe omgeving van het plangebied liggen diverse Natura 2000-gebieden. Op ongeveer 1 km afstand ligt het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Rijntakken. De aard van de voorgenomen werkzaamheden en ontwikkeling maakt dat de effecten uitsluitend tot het plangebied of in de zeer directe zone eromheen beperkt blijven. Gezien de afstand tot de Natura 2000-gebieden, de invulling van de tussenliggende gebieden en de voorgenomen werkzaamheden is er derhalve geen reden om aan te nemen dat er kans is op een belemmering van de kernopgaven van het Natura 2000-gebied, zij het door een rechtstreekse invloed, cumulatieve invloed of externe werking. Een toetsing op grond van de Wet natuurbescherming wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

EHS/NNN

Het plangebied en de directe omgeving maken geen onderdeel uit van de NNN (zie afbeelding 8). Het plangebied ligt op ongeveer 1 kilometer van begrensd NNN-gebied. Met de voorgenomen werkzaamheden worden geen negatieve effecten verwacht op de wezenlijke waarden en kenmerken van de NNN. Van afname van areaal is geen sprake. Tevens worden geen effecten verwacht die de wezenlijke waarden en kenmerken van de NNN significant aantasten. Een toetsing aan het NNN-beleid wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0073zonparkHaarweg-VSG1_0011.png"

Afbeelding 8: Ligging plangebied ten opzichte van het NNN

4.2.2 Bescherming houtopstanden

Het omhakken of rooien van bossen is niet zomaar toegestaan in de Wet natuurbescherming. Dit geldt ook bij het rooien of het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van bomen tot gevolg hebben. Hieronder valt ook beschadiging door vee. Onder bos wordt verstaan:

  • alleen bossen die buiten de 'bebouwde kom Boswet' liggen;
  • alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are (1.000 m2);
  • bomen in een rijbeplanting, als de rij uit meer dan 20 bomen bestaat.

De gemeente stelt de grenzen van de 'bebouwde kom Boswet' bij besluit vast.

Er worden op locatie geen bomen. Een nadere toetsing van houtopstanden is niet noodzakelijk.

4.2.3 Soortenbescherming

De Wet natuurbescherming richt zich o.a. op de bescherming van soorten. Hierbij wordt uitgegaan van het 'nee, tenzij'-principe. Bepaalde handelingen, waaronder ruimtelijke ingrepen waarbij beschermde soorten in het geding zijn, zijn slechts bij uitzondering en onder voorwaarden mogelijk. Centraal hierbij staat de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.

Er heeft een quickscan plaatsgevonden naar mogelijke consequenties vanuit de natuurwetgeving en -beleid. Het onderzoek heeft bestaan uit een visuele inspectie van de locaties en het raadplegen van vrij beschikbare verspreidingsgegevens van beschermde planten- en diersoorten. Op basis daarvan zijn uitspraken gedaan over de (mogelijke) effecten van de voorgenomen ontwikkeling en de eventueel noodzakelijke vervolgstappen. De quickscan is opgenomen in Bijlage 2 van de toelichting van dit bestemmingsplan.

Het plangebied biedt een potentieel habitat voor een aantal beschermde soorten. Hoewel er geen gerichte en uitgebreide veldinventarisatie heeft plaatsgevonden, is op basis van de beschikbare literatuurgegevens en eenmalig veldbezoek vastgesteld dat het terrein mogelijk van belang is voor enkele algemeen beschermde soorten met een landelijke vrijstelling en voor enkele soorten zonder deze vrijstelling. Voor veel soorten maakt het plangebied onderdeel uit van het leefgebied van de betreffende soort. Gesteld kan worden dat voorgenomen ontwikkeling naar verwachting een positieve bijdrage kan leveren aan biotoopverbetering van grondgebonden zoogdieren (en daarmee ook als jachtgebied voor kerk- en steenuil) en de sleedoornpage.

Voor alle beschermde inheemse (ook algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt een verbod op handelingen die opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren vernielen of te beschadigen, of nesten van vogels weg te nemen. Daarnaast is het verboden vogels opzettelijk te storen, tenzij de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort. In veel situaties kan dit voorkomen worden door verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren.

4.2.4 Uitvoerbaarheid plan

Vanuit de eisen van de natuurbescherming is het plan uitvoerbaar.

4.3 Archeologische waarden

Verdrag van Malta

Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde 'veroorzakerprincipe'. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt, financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. De uitgangspunten van het verdrag hebben hun beslag gekregen in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 1 september 2007).

In 2016 zijn alle verschillende wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed samengegaan in één nieuwe wet: de Erfgoedwet. Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland.

Transect b.v. heeft in februari 2018 een archeologisch bureauonderzoek (BO) uitgevoerd in het plangebied aan de Haarweg (ong.) in Wageningen. Het onderzoek is opgenomen in de bijlagen (Bijlage 1 van de toelichting van dit bestemmingsplan)

Conclusie onderzoek

Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied in principe een hoge archeologische verwachting heeft voor de periode Neolithicum-Late-Middeleeuwen. Deze verwachting is gebaseerd op de ligging van de Herveld stroomgordel in het plangebied en het ontbreken van historische bebouwing in het begin van de 19e eeuw. In de omgeving van het plangebied zijn in de oeverafzettingen tussen 5,8 en 7 m NAP archeologische vondsten aangetroffen uit de periode Neolithicum-Romeinse Tijd. Mogelijk is dieper dan 5 m NAP nog dekzand in het plangebied aanwezig dat in het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum aantrekkelijk voor bewoning was. De kans is echter aanwezig dat de top van het dekzand al geërodeerd is door de Herveld stroomgordel. In hoeverre nog archeologische vondsten en/of sporen in het plangebied aanwezig zijn hangt af van de mate van intactheid van de bodem. De bovenste 40 à 50 cm van de bodem zijn in het grootste gedeelte van het plangebied afgegraven. Of hiermee een eventueel archeologisch niveau verdwenen is, is niet bekend. Gezien de maaiveldhoogte van ongeveer 7 m NAP in het plangebied, is de kans echter aanwezig dat de oeverafzettingen nog intact zijn.

Advies onderzoek

In het plangebied bestaat het voornemen om een zonneveld aan te leggen. Hiervoor zullen heipalen, transformatorstations, een inkoopstation en hekwerk en/of hagen worden geplaatst. Verder zullen kabels, parkeerplaatsen en wegen worden aangelegd. Gezien de hoge archeologische verwachting bestaat de kans dat hierbij archeologische vondsten en/of sporen worden verstoord.

  • Vanwege de hoge archeologische verwachting van het plangebied wordt geadviseerd om voor het gehele plangebied in het bestemmingsplan een dubbelbestemming 'hoge archeologische verwachting' op te nemen. Voorgesteld wordt om geen bodemingrepen uit te voeren die dieper dan 30 cm –Mv reiken, wanneer de ingrepen meer dan 250 m2 beslaan (conform het vigerende bestemmingsplan). Mochten toch bodemingrepen gepland zijn die dieper reiken, dan wordt geadviseerd om een vervolgonderzoek uit te voeren. Dit onderzoek kan het beste worden uitgevoerd als een verkennend booronderzoek, dat als doel heeft om de bodemopbouw en de mate van intactheid van de bodem te bepalen. Geadviseerd wordt om de boringen door te zetten tot in het beddingzand van de Herveld stroomgordel dan wel het dekzand. Aan de hand van de resultaten van het booronderzoek kan het archeologische verwachtingsmodel worden getoetst en waar mogelijk worden bijgesteld.
  • Of voor het plaatsen van de kabels, de transformatorstations, het inkoopstation en de aanleg van de parkeerplaats en wegen een vervolgonderzoek noodzakelijk is, is afhankelijk van de diepte en de oppervlakte van de geplande verstoring. Geadviseerd wordt om hiervoor bovenstaande onderzoeksgrenzen (>250 m2 en dieper dan 30 cm –Mv) te hanteren.
  • Of voor het plaatsen van de heipalen een vervolgonderzoek noodzakelijk is, is afhankelijk van het heipalenplan. Het type heipalen en het aantal en de afstand waarop ze worden geplaatst, is namelijk van invloed op de mate van bodemverstoring die optreed, en dus op de mate waarin eventuele archeologische waarden worden aangetast. In het huidige stadium van de plannen is het heipalenplan nog niet bekend. Daarom wordt geadviseerd om de heipalen op een zodanige manier te plaatsen dat een zo min mogelijke verstoring voor eventuele archeologische waarden optreedt. Dit betekent dat wordt geadviseerd om de heipalen minstens 3 m uit elkaar te plaatsen, zodat eventueel later nog tussendoor gegraven kan worden ten behoeve van een archeologisch onderzoek. Ook zal het te verstoren oppervlakte op deze manier relatief klein zijn, ten opzichte van het totale oppervlak van het plangebied (ca. 7 ha) en ten opzichte van de grootschalige archeologische structuren die aanwezig kunnen zijn. Ten slotte wordt nog opgemerkt dat grondvervangende palen voor minder verstoring van de bodem zorgen dan heipalen die de grond in worden geslagen. Mochten de heipalen toch dichter dan 3 naast elkaar worden geplaatst, wordt geadviseerd om een verkennend booronderzoek uit te voeren zoals hierboven beschreven.
  • Op het moment dat tijdens graafwerkzaamheden toch onverhoopt archeologische vondsten worden aangetroffen, geldt volgens de Erfgoedwet 2016 (artikel 5.10) een wettelijke plicht om deze vondsten te melden bij de bevoegde overheid, de gemeente Wageningen.

Uitvoerbaarheid plan voor een zonnepark

In het voorliggende bestemmingsplan is daartoe voor het gehele plangebied op de verbeelding de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie 4' opgenomen. Hierin is geregeld dat geen bodemingrepen uitgevoerd mogen worden die dieper dan 30 cm –Mv reiken, wanneer de ingrepen meer dan 250 m2 beslaan. Mochten toch bodemingrepen gepland zijn die dieper reiken, dan wordt geadviseerd om een vervolgonderzoek uit te voeren. Uit het definitieve bouwplan moet blijken of voor de realisatie van het zonnepark nader onderzoek noodzakelijk is. Gezien het plan wordt er vanuit gegaan dat de bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv onder een totale oppervlakte van 250 m2 blijven. Voor de kabels, de gebouwen, de heipalen voor de constructie van panelen zal een oppervlakte van circa 178 m2 aan grond worden geroerd, dieper dan 30 cm -Mv.

4.4 Cultuurhistorische waarden

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, ook cultuurhistorische waarden in het plangebied worden meegewogen bij een afwijkingsbesluit in het kader van de Wro. Met het voorliggende plan worden geen cultuurhistorische waarden gesloopt of aangetast. Er bevinden zich in het plangebied geen rijks- of gemeentelijke monumenten.

4.5 Water

4.5.1 Algemeen

De toelichting van een bestemmingsplan dient, conform artikel 3.1.6, lid 1 onder b van het Besluit ruimtelijke ordening, een beschrijving te bevatten van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. In deze paragraaf wordt eerst ingegaan op het voor dit plan relevante waterbeleid. Vervolgens is de huidige en toekomstige waterhuishoudkundige situatie van het plangebied beoordeeld.

4.5.2 Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 is op 10 december 2015 vastgesteld. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Binnen de planperiode gaan realistische maatregelen in uitvoering die een antwoord bieden op de opgaven voor de korte termijn en voldoende mogelijkheden openlaten om op langere termijn verdere stappen te zetten. Het kabinet sluit daarmee aan bij de resultaten van het Deltaprogramma. Met deze handelwijze is Nederland koploper en toonaangevend voorbeeld in de wereld. Met dit Nationaal Waterplan zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.

4.5.3 Omgevingsvisie Gelderland

Op 9 juli 2014 is Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld en inmiddels is er een Geconsolideerde Omgevingsvisie Gelderland (januari 2018). De Omgevingsvisie richt zich formeel op de komende tien jaar, maar wil ook een doorkijk bieden aan Gelderland op een langere termijn. In de omgevingsvisie wordt de ambitie en de rol van de provincie voor het aspect water aangegeven. De provincie stuurt op een veerkrachtig en duurzaam water- en bodemsysteem. Dit bestaat uit bodem en ondergrond, grondwater en oppervlaktewater. Een veerkrachtig en duurzaam water- en bodemsysteem helpt mee aan een optimale en duurzame driedimensionale inrichting van Gelderland.

4.5.4 Waterbeheerprogramma 2016-2021

Het Waterbeheerprogramma 2016-2021 van het Waterschap Vallei & Veluwe is door het Algemeen Bestuur op 30 september 2015 vastgesteld. Het Waterbeheerprogramma (WBP) geeft de koers aan die het waterschap gaat varen en beoogt daarmee twee dingen. Ten eerste inzicht geven aan alle gebruikers en partners in het werkgebied in de doelen en maatregelen die het waterschap de komende zes jaar gaat bereiken. Ten tweede de koers intern – als spoorboekje – expliciet maken en vastleggen. Het Waterbeheerprogramma (WBP) is neergezet als een ‘programma’ en niet meer als een waterbeheerplan. Met het WBP als programma wordt aangesloten bij het Bestuursakkoord Water. Binnen de kaders van de Waterwet, de Europese Kaderrichtlijn Water en de Deltabeslissingen beschrijft het waterschap hoe ze werkt aan de wateropgaven.

Water in het bebouwde gebied is onlosmakelijk verbonden met de openbare ruimte, een verantwoordelijkheid van de gemeente. Daarnaast is de gemeente verantwoordelijk voor het verwerken van het overtollige hemelwater en grondwater en de inzameling van het afvalwater (veelal via de riolering). Bij hevige buien kan het voorkomen dat vanuit de riolering (ongezuiverde) lozingen plaatsvinden op het oppervlaktewater. Het waterschap spant zich maximaal in om bij ruimtelijke ontwikkelingen te zorgen voor een goede inpassing van het water, zodat geen wateroverlast ontstaat in kwantitatieve zin en in kwalitatieve zin.

Bij het maken van nieuwe ruimtelijke plannen worden de waterbelangen meegenomen, middels de watertoetsproces. De watertoets omvat het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen.

4.5.5 Waterplan Wageningen

Op 19 december 2005 heeft de gemeenteraad het "Waterplan Wageningen" vastgesteld. Wageningen wil verantwoord met water omgaan. Dat betekent ruimte bieden voor waterberging en zorgen voor schoon en beleefbaar water in de stad.

4.5.6 Watertoets

Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21e eeuw, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.

Het voorliggende plan heeft geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding. Onder de zonnepanelen wordt geen gesloten verharding aangelegd, waardoor het regenwater vrij kan infiltreren. Compensatie van verharding is daardoor ook niet aan de orde. De toename van verhard oppervlak is aanmerkelijk minder dan de grens van 1500 m2. De panelen en de constructie wordt uitgevoerd met niet-uitloogbare materialen. Er komt geen afvalwater vrij. Het plan heeft dan ook geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Het plangebied loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen of grondwateroverlast. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedzone zuiveringstechnisch werk of retentiecompensatiegebied.Wanneer blijkt dat het huidige drainagesysteem niet toereikend is, zal er een nieuw (tijdelijk) systeem worden aangelegd, waar ook de afwatering van het huidige drainagesysteem op wordt aangesloten.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Vallei en Veluwe. Voor het doorlopen van de watertoets gebruikt dit waterschap de website www.dewatertoets.nl. Het Waterschap Vallei en Veluwe is op 15 februari 2018 geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van deze digitale watertoets. Uit de watertoets (zie Bijlage 4 van de toelichting van dit bestemmingsplan) blijkt dat de 'korte procedure' hier geldt, met een positief wateradvies.

4.6 Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling.

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

5.1 Inleiding

Nieuwe initiatieven hebben te maken met milieuaspecten. Een aantal van deze milieuaspecten zijn ruimtelijk relevant. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op:

  • Bodem
  • Geluid
  • Verkeer en parkeren
  • Luchtkwaliteit
  • Externe veiligheid
  • Bedrijven en milieuzonering
  • Vormvrije m.e.r.-beoordeling
  • Leidingen
  • Lichtreflectie
  • Electromagnetische straling

5.2 Bodem

Voor de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan dient de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig moet zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie.

Het zonnepark wordt gevormd door bouwwerken, waar geen personen verblijven. Daarnaast zijn bij de aanleg geen grootschalige bodemingrepen aan de orde. Er wordt geen grond van het terrein afgevoerd en er wordt gewerkt met een gesloten grondbalans. Daarnaast is het bodemloket (www.bodemloket.nl) geraadpleegt en zijn bodemgegevens bij de gemeente nagegaan. Voor het plangebied zijn geen bodemkwaliteitsgegevens en (historische) bodembedreigende activiteiten bekend. Voor de strook grond ten noordoosten (zie afbeelding 9) geldt dat deze locatie voldoende is onderzocht/gesaneeerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0073zonparkHaarweg-VSG1_0012.png"

Afbeelding 9: Uitsnede kaart bodemloket (www.bodemloket.nl)

Aangenomen kan worden dat de bodemkwaliteit ter plaatse geen probleem zal opleveren voor de beoogde functie. Met betrekking tot het aspect bodem wordt het bestemmingsplan daarmee uitvoerbaar geacht.

5.3 Geluid

Voor de beoordeling van het onderdeel geluid moet in algemene zin aan de volgende punten worden voldaan:

  • 1. de normen uit de Wet geluidhinder worden in acht genomen;
  • 2. bedrijven in de omgeving worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd;
  • 3. op en rond het plangebied blijft sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Wet geluidhinder

Per 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. Hierin staat dat inzichtelijk moet worden gemaakt welke geluidsbronnen in het gebied aanwezig zijn en wat de geluidsbelasting is voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen zoals onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij nieuwe ruimtelijke plannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeer-, railverkeer- en industrielawaai. Artikel 76 Wgh verplicht er toe om bij ruimtelijke ontwikkelingen die betrekking hebben op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen.

Op deze locatie wordt geen geluidsgevoelige bestemming toegevoegd. Het zonnepark hoeft dan ook niet beschermd te worden tegen geluidsoverlast. Ook is er geen sprake van industrielawaai vanuit het nieuw te realiseren zonnepark. In het plangebied worden zonnepanelen geplaatst. Deze zonnepanelen produceren geen geluid. Daarnaast worden er ook geen installaties opgenomen die een wezenlijke geluidsemissie veroorzaken waardoor nader onderzoek noodzakelijk is. De onderdelen die enig geluid produceren worden niet direct aan de randen van het zonnepark gesitueerd. Ze liggen hiermee op ruime afstand van de dichtstbijzijnde geluidsgevoelige bestemmingen.

Daarnaast is er, vanwege de hellende positie van de panelen, geen wezenlijke reflectie van omgevingsgeluid. Door de hellende positie kaatst geluid omhoog. Een akoestisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

Bedrijven in de omgeving

Binnen het plangebied wordt geen nieuwe geluidgevoelige bestemming gerealiseerd. Bestaande bedrijven worden niet extra belemmerd.

Woon- en leefklimaat 

Het inkoopstation heeft een bronvermogen van maximaal 5,0 MVA, de transformatorstations hebben een bronvermogen van 2,5 maximaal MVA en omvormers, die ook nog enig geluid kunnen produceren, hebben een bronvermogen van maximaal 100 kW. In de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' valt dit onder de activiteit 'elektriciteitsdistributiebedrijven met transformatorvermogen tot 10 MVA'. Voor deze activiteit is in de richtafstanden tabel voor het aspect geluid 30 meter opgenomen. Dit betekent dat wordt geadviseerd om, op basis van een goede ruimtelijke ordening, een afstand van minimaal 30 meter aan te houden met geluidsgevoelige functies. Het inkoopstation en de twee transformatorstations worden op aanmerkelijk grotere afstand van de bestaande burgerwoningen en studentenwoningen gesitueerd. Ook de omvormers worden op een afstand van minimaal 30 meter gesitueerd. Dit is vastgelegd op de verbeelding en in de regels van dit bestemmingsplan. Met betrekking tot geluid blijft dan ook een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig.

5.4 Verkeer en parkeren

Op gronden van de Wageningen University Research, die in gebruik zijn voor onderzoek en onderwijs, wordt een zonnepark gerealiseerd. Dit heeft geen grote gevolgen voor het verkeer en parkeren. Het zonnepark moet voornamelijk in de aanlegfase en in de ontmantelingsfase bereikt worden via een ontsluiting, en daarnaast alleen op incidentele schaal ten behoeve van het beheer. Het zonnepark is niet openbaar toegankelijk.

Het zonnepark kan op een veilige manier worden ontsloten, via de bestaande ontsluiting aan de Haarweg, aan de noordwestkant van het plangebied. Het betreft een kleinschalige rechtstreekse, ontsluiting op het wegenstelsel, die past bij de schaal van de ontwikkeling. Deze ontsluiting is verhard en hier is voldoende ruimte om te laden en te lossen tijdens de aanleg- en ontmantelingsfase van het zonnepark.

5.5 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichts bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof. Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het plan tot maximaal 1,2 øg/m3 verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het plan 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval is bij een woning, school of sportterrein. Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met het voorgenomen plan is geen sprake van een significante verkeersaantrekkende werking. Er vinden enkel verkeersbewegingen plaats in de aanleg- en ontmantelingsfase. In de gebruiksfase vindt nauwelijks verkeer plaats. Het voorgenomen plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging.

5.6 Externe veiligheid

5.6.1 Algemeen

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van risico's bij onder meer productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door maatregelen kunnen de afstanden worden verkleind. Er wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde, voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. De grenswaarde mag niet worden overschreden. Voor de oriënterende waarde en richtwaarde geldt dat afwijken alleen met een dergelijke motivering is toegestaan. Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (tankwagen, gasleidingen) bronnen.

5.6.2 Wet- en regelgeving

Er wordt getoets aan de volgende wet- en regelgeving:

  • Voor inrichtingen (bedrijven) wordt getoetst aan het besluit Externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en de bijbehorende regeling.
  • Voor transportroutes over weg, water en spoor wordt getoetst aan het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT).
  • Voor buisleidingen wordt getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (BEVB).

5.6.3 Onderzoek

Om in beeld te brengen of er in het plangebied of in de nabijheid daarvan risicobronnen aanwezig zijn, is de provinciale risicokaart geraadpleegd. Een uitsnede daarvan is weergegeven in afbeelding 10.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0073zonparkHaarweg-VSG1_0013.png"

Afbeelding 10: Weergave Risicokaart (Bron: www.risicokaart.nl)

Het zonnepark is geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Er zijn niet structureel personen aanwezig. Het zonnepark is geen inrichting als bedoeld in het Bevi. Uit de Risicokaart (riscokaart.nl) blijkt dat in of nabij het plangebied geen risicovolle inrichtingen, transportassen (spoor, weg, water) of transportleidingen aanwezig zijn. Het plangebied ligt ook niet in het invloedsgebied van inrichtingen en leidingen. Bovendien neemt het aantal structureel aanwezige personen binnen het plangebied niet toe, waardoor er geen effecten op de externe veiligheidssituatie zijn. Met betrekking tot externe veiligheid zijn dan ook geen belemmeringen.

5.6.4 Conclusie

Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen op om het voorliggende plan vast te kunnen stellen.

5.7 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt in eerste instantie doorgaans de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd, waarin richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar zijn opgenomen.

De voorgenomen inrichting van de betrokken gronden als zonnepark levert geen hinder of gevaar op voor omliggende gevoelige functies. Wel worden een inkoopstation, transformatorstations en omvormers binnen het plangebied geplaatst. Het inkoopstation heeft een bronvermogen van maximaal 5,0 MVA, de transformatorstations hebben een bronvermogen van 2,5 maximaal MVA en omvormers, die ook nog enig geluid kunnen produceren, hebben een bronvermogen van maximaal 100 kW. In de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' valt dit onder de activiteit 'elektriciteitsdistributiebedrijven met transformatorvermogen tot 10 MVA'. Voor deze activiteit is in de richtafstanden tabel voor het aspect geluid 30 meter opgenomen. Dit betekent dat wordt geadviseerd om, op basis van een goede ruimtelijke ordening, een afstand van minimaal 30 meter aan te houden met geluidsgevoelige functies. Het inkoopstation en de twee transformatorstations worden op aanmerkelijk grotere afstand van de bestaande burgerwoningen en studentenwoningen gesitueerd. Ook de omvormers worden op een afstand van minimaal 30 meter gesitueerd. De afstand van 30 meter (tussen het bestemmingsvlakken met geluidsgevoelige bestemmingen en inkoopstation, transformatorstations en omvormers) is vastgelegd op de verbeelding en in de regels van dit bestemmingsplan. Met betrekking tot geluid blijft dan ook een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig.

5.8 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.

Concreet betekent dit dat het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben ook wel genoemd de 'vergewisplicht'. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst, deze geeft aan of er voor activiteiten en projecten beoordeeld moet worden of er een MER gemaakt moet worden. Voor projecten of activiteiten die beneden de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r. beoordeling noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:

  • de kenmerken van het project;
  • de plaats van het project;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Ten behoeve van deze bestemmingsplanprocedure is een vormvrije M.E.R. beoordelingsnotitie opgesteld. Deze notitie is opgenomen in Bijlage 3 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Hierna volgen de conclusies uit de notitie.

Conclusies vormvrije M.E.R. beoordelingsnotitie

Tijdens de aanlegfase zal er kortdurend overlast en hinder kunnen worden ervaren, zonder dat dit resulteert in langetermijn effecten dan wel schade. Het zonnepark wordt overigens aangelegd met respect voor de bodem en door de open cultuur is ook hier geen schade te verwachten. De constructie wordt zodanig aangelegd dat er geen schade ontstaat en het systeem makkelijk demontabel is.

De locatie is onderzocht op het gebied van aanwezige ecologische en archeologische waarden. Hieruit blijkt dat het gebied wel een hoge archeologische verwachtingswaarde kent, maar geschikt is voor planontwikkeling. De locatie is niet gelegen in een Natura 2000-gebied, Natuur Netwerk Nederland-zonering of andere gebieden.

Het realiseren van een zonnepark op de planlocatie is goed onderzocht in het kader van de onderzoeken welke deel uit maken van het voorliggende bestemmingsplan. Resumerend zullen er zowel tijdens de aanlegfase, als tijdens de gebruiksfase, als tijdens de ontmantelingsfase, geen significante negatieve effecten bestaan voor het milieu.

5.9 Leidingen

Ten behoeve van het plan dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van ondergrondse kabels en planologisch relevante leidingen. In de bodem van het plangebied liggen, voor zover bekend, geen primaire hoofdleidingen.

Aan de oostzijde van het plangebied loopt een hoogspanningsleiding. De 'belemmerende strook' ligt voor een klein deel over het plangebied. Binnen het plangebied ligt niet de hartlijn, en staan geen hoogspanningsmasten. De realisatie van het zonnepark heeft dan ook geen nadelig effect op de bereikbaarheid van de hoogspanningsmasten, welke goed bereikbaar blijven voor eventueel noodzakelijk beheer.

5.10 Lichtreflectie

Van significante lichtreflectie is geen sprake. De panelen worden maximaal 1,60 meter hoog (boven maaiveld) en worden geplaatst onder een hoek van 12,5°. Daarnaast ligt het plangebied verlaagd in het landschap, worden de zonnepanelen in een zuidopstelling geplaatst en landschappelijk ingepast. Hierbij zal de reflectie nooit naar beneden zijn gericht. De huidige kwalitatieve zonnepanelen zijn daarbij voorzien van een anti reflectie coating of folie. Dit zal hinderlijke reflectie voorkomen tijdens normale weersituaties.

5.11 Electromagnetische straling

Bij het inkoopstation en de transformatoren zullen extreem laagfrequente elektromagnetische velden (ELF) vrijkomen. Ten aanzien van elektromagnetische straling bij hoogspanningsmasten hanteert de overheid een voorzorgprincipe waarbij een grens wordt aangehouden van 0,4 micro Tesla (ìT). De GGD-en adviseren om ook bij ander bronnen van ELF-EM velden, zoals onderstations en transformatorhuisjes, dit voorzorgsprincipe te hanteren. Vandaar het advies om dit voorzorgsprincipe ook te hanteren bij de ontwikkeling van een zonnepark door de afstand van een zonnepark tot woningen en gevoelige bestemmingen zodanig te laten zijn dat de magnetische veldsterkte bij de gevoelige bestemmingen niet boven de advieswaarde van 0,4 ìT komt. Gezien de relatief grote afstand van zowel omvormers als de transformatoren tot de dichtstbijzijnde burgerwoningen gebeurd dat hier niet.

5.12 Conclusie

In dit hoofdstuk zijn alle relevante milieuaspecten beschreven. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling geen belemmeringen met zich meebrengt.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten en planverantwoording

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling (de regels en de verbeelding) van deze bestemmingsplanherziening is vormgegeven.

6.2 Opzet van de regels

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De regels geven inhoud aan de op de verbeelding (plankaart) aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal bepalingen zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen wat daadwerkelijk van noodzaak is. Hiervoor zijn een aantal standaarden ontwikkeld door het Ministerie van VROM. Deze zijn o.a. de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012), de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012) en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen (PRBBP2012). In dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van deze standaarden.

Het juridische bindende deel van het plan bestaat uit de verbeelding en regels. Deze worden digitaal en analoog verbeeld. De verbeelding en regels dienen in samenhang te worden bekeken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken namelijk:

  • 1. Inleidende regels
  • 2. Bestemmingsregels
  • 3. Algemene regels
  • 4. Overgangs- en slotregels

Met betrekking tot het voorliggende plan is daarnaast aangesloten op het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Wageningen, welke onherroepelijk is. Het plangebied heeft hierin momenteel de enkelbestemming 'Agrarisch - Onderzoek en onderwijs'. Daarnaast geldt voor een gedeelte van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3, voor een gedeelte van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' en voor een klein gedeelte van het plangebied de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'. Tot slot geldt voor de watergang aan de noordkant van het plangebied de bestemming 'Water'. Deze bestemmingen blijven van kracht. Daarnaast is de aanduiding 'specifieke vorm van Agrarisch - Onderzoek en onderwijs - zonnepark' toegevoegd, om het voorliggende plan planologisch mogelijk te maken.

6.3 Verantwoording van de regels

1. Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen:

Artikel 1: Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2: Wijze van meten

Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

2. Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de bestemmingen.

Artikel 3: Agrarisch - Onderzoek en onderwijs

De voor 'Agrarisch - Onderzoek en onderwijs' aangewezen gronden bieden ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden voor het landbouwonderzoek en het landbouwonderwijs. Ter plaatse van de 'specifieke vorm van Agrarisch - Onderzoek en onderwijs - zonnepark' zijn de gronden tevens bestemd voor de opwekking van energie door middel van zonnepanelen;

Artikel 4: Water

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn o.a. bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden, waterpartijen, waterberging en waterlopen.

Artikel 5: Leiding - Hoogspanningsverbinding

De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een hoogspanningsverbinding, het beheer en onderhoud van de leiding en de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

Artikel 6: Waarde - Archeologie 4

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van (te verwachten) archeologische waarden in de bodem. Ter behoud en bescherming zijn hiertoe regels opgenomen.

3. Algemene regels

Deze regels zijn algemene regels die voor het gehele bestemmingsplan gelden. Vaak zijn ze van toepassing op meerdere bestemmingen:

Artikel 7: Antidubbeltelbepaling

4. Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

Artikel 8: Overgangsrecht

In de overgangsregels zijn de juridische consequenties aangegeven betreffende bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

Artikel 9: Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft de uitvoerbaarheid van het te ontwikkelen plan. De ruimtelijke uitvoerbaarheid, de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid wordt beschreven.

7.2 Ruimtelijke uitvoerbaarheid

In voorgaande hoofdstukken is beschreven hoe het voorgenomen project past binnen het van toepassing zijnde overheidsbeleid. Er wordt geconstateerd dat er geen waarden aangetast worden in het plangebied en in de directe omgeving. Verder zijn er geen milieukundige belemmeringen geconstateerd (zie hoofdstuk 5). Ruimtelijk is de voorgenomen ontwikkeling daarmee uitvoerbaar.

7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan wordt voor vooroverleg, als bedoeld in artikel 3.1.1. Bro, toegezonden aan de provincie Gelderland en de netbeheerder. De netbeheerder heeft nog geen reactie gegeven (PM). De provincie heeft per brief van 7 mei 2018 (zie Bijlage 5 van de toelichting van dit bestemmingsplan) aangegeven dat het zonnepark bijdraagt aan het streven naar energieneutraliteit in 2050. Hoewel de provincie de beoordeling of grote zonneparken ruimtelijk passend zijn over laten aan de betreffende gemeente, geeft de provincie aan dat het inrichtingsplan laat zien dat rekening is gehouden met de ruimtelijke kwaliteit en het landschappelijk ontwerp, zoals de provincie vraagt in de provinciale Omgevingsvisie. Het bestemmingsplan past daarmee binnen het beleid zoals geformuleerd in deze Omgevingsvisie.

Omgevingsproces

De initiatiefnemers van het plan hebben omwonenden en andere belanghebbenden zorgvuldig geïnformeerd over het plan. Ook is, waar mogelijk, rekening gehouden met de wensen van omwonenden en andere belanghebbenden.

Aanpak en proces

Voor de aanpak van het omgevingsproces heeft de initiatiefnemer onderscheid gemaakt in twee ringen. De eerste ring betreft de bewoners het dichtst bij het park. De tweede ring betreft personen die op een iets grotere afstand wonen. De mensen binnen de eerste ring zijn persoonlijk geïnformeerd en hier is persoonlijk overleg mee gevoerd (8 omwonenden). De mensen woonachtig binnen de tweede ring zijn geïnformeerd, en hier is mee gesproken, op een inloopbijeenkomst (6 maart 2018). Op deze informatiebijeenkomst waren circa 60 tot 70 mensen (er waren circa 127 mensen uitgenodigd). Daarnaast is gesproken met een aantal instanties en organisaties. Tot slot is er een poster opgehangen in het naastgelegen studentencomplex aan de Haarweg en er is een persbericht gepubliceerd in lokale kranten en op de gemeentelijke website.

Mooi Wageningen

De vereniging Mooi Wageningen zet zich al 15 jaar in voor het belang van de onvervangbare waarden van natuur en landschap in en rond Wageningen. Bij de ontwikkeling van dit project heeft de initiatiefnemer van dit plan daarom in een vroeg stadium contact gezocht met Mooi Wageningen om hun visie op de landschappelijke inpassing van dit zonnepark te bespreken. In een eerste gesprek hebben zij aangegeven dat zonnepanelen niet passen in hun beeld van het landschap. Tijdens een tweede gesprek zijn de toekomstige klimaatdoelstellingen besproken en hoe zich dat verhoudt ten opzichte van landschappelijke inpassing. Deze landschappelijke inpassing en het onderzoek naar de kwaliteit van het landschap voor dit plangebied zijn met Mooi Wageningen besproken. Beiden zijn positief ontvangen. Aangegeven is dat in dit project goed nagedacht is over de landschappelijke inpassing. Tevens was Mooi Wageningen enthousiast over het toenmalige voorstel om een boomgaard toe te passen met fruitbomen. Rondom het zonnepark hebben zij geadviseerd een grote meidoornhaag toe te passen. Verder is aangegeven dat bijenkasten niet wenselijk zijn, omdat dit ten kosten kan gaan van de natuurlijke bijeensoort.

Aanpassingen nav omgevingsproces

Naar aaleiding van het omgevingsproces is het plan voor het zonnepark aangepast. Hierna volgen de belangrijkste aanpassingen:

  • Uiteindelijk is besloten geen boomgaard aan te leggen, omdat direct omwonenden hier bezwaar tegen hebben;
  • De randen van het zonnepark bestaan uit gemengde hagen van voornamelijk meidoorn en sleedoorn;
  • Aan de noordooostzijde worden deze hagen gemengd met hulst en liguster, voor een wintergroen beeld;
  • De constructies met panelen worden lager dan oorspronkelijk was gepland. Ze worden nu maximaal 1.60 meter hoog, in plaats van 2,20 meter hoog;
  • Aan de noordoostkant is plangebied ingeleverd. Hier worden geen zonnepanelen meer geplaatst. Ook is rond de woonerven aan de Haarweg, en langs de Haarweg zelf, meer ruimte gelaten tussen de erven en het plangebied voor het zonnepark.

Procedure ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft voor de duur van 6 weken, van 7 juni 2018 tot en met 18 juli 2018, voor zienswijzen ter inzage gelegd. Hierbij zijn 48 zienswijzen ingediend. De zienswijzen hebben geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan. Ook zijn ambtshalve aanpassingen doorgevoerd. In de tabel hierna zijn de wijzigingen genoemd, die zijn doorgevoerd bij de vaststelling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0073zonparkHaarweg-VSG1_0014.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0073zonparkHaarweg-VSG1_0015.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0073zonparkHaarweg-VSG1_0016.png"

Bij amendement is nog een wijziging in het inrichtingsplan doorgevoerd, waarbij aan de westkant van het plangebied meer ruimte is open gelaten tussen aanliggende tuinen en het zonnepark.

De zienswijzennota (Bijlage 7), het raadsvoorstel (Bijlage 8), het amendement met bijlage (Bijlage 9) en het geamendeerde raadsbesluit (Bijlage 10) zijn bijgevoegd.

7.4 Economische uitvoerbaarheid

7.4.1 Kostenverhaal gemeente

Met de initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst gesloten, waarin het kostenverhaal (inclusief planschade en leges) is geregeld. Hierdoor is het kostenverhaal voor de gemeente volledig verzekerd. De vaststelling van een exploitatieplan is niet noodzakelijk.

7.4.2 Financiering zonnepark

De ontwikkeling van zonneparken doet LC Energy voor eigen rekening en risico. Daarbij wordt SDE+ subsidie aangevraagd die voor dit type projecten is bedoeld.

7.5 Conclusie

Uit de voorgaande paragrafen blijkt dat het voorgenomen plan ruimtelijk, maatschappelijk, en economisch uitvoerbaar is. De voorgenomen ontwikkeling kan dus worden gerealiseerd.