direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Patrimonium
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0289.0037patrimonium-ONHE

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De wijkvernieuwing in Patrimonium is voor Wageningen de komende tijd de grootste herstructureringsopgave. De huidige woningen in Patrimonium zijn te klein en voldoen niet meer aan de huidige wooneisen. In het voorjaar van 2013 is het besluit genomen tot sloop met vervangende nieuwbouw. Samen met bewoners, gemeente en andere betrokken partijen is door de Woningstichting in juni 2013 de planfase voor de wijkvernieuwing gestart. Het planproces is een vervolg op de initiatieffase, waarin de bewoners, de gemeente en de Woningstichting samen de uitgangspunten en het programma van eisen hebben opgesteld.

De uitgangspunten zijn vertaald in een stedenbouwkundig plan, VO inrichtingsplan en een beeldkwaliteitplan. Het huidige bestemmingsplan is gedetailleerd en biedt geen ruimte voor de uitwerking van deze plannen voor de herontwikkeling van Patrimonium. Voorliggend bestemmingsplan maakt de herontwikkeling mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0037patrimonium-ONHE_0001.jpg"

Afbeelding 1: indicatieve ligging Patrimonium in Wageningen

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt ten oosten van het centrum van Wageningen. Het gebied wordt begrensd door de Geertjesweg aan de noordzijde, de Postjesweg aan de oostzijde, de Lindenlaan aan de zuidzijde en de Willem Hovystraat aan de westzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0037patrimonium-ONHE_0002.jpg"

Afbeelding 2: Indicatieve ligging plangebied (bron: googlemaps.nl)

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Het plangebied maakt deel uit van bestemmingsplan 'Wageningen, 2e herziening' vastgesteld door de gemeenteraad van Wageningen op 28 mei 2013.

Het plangebied ligt in het bestemmingsplan Wageningen, 2e herziening en heeft de bestemmingen 'Wonen' of 'Verkeer' met aanduidingen voor archeologie en de molenbiotoop, zie onderstaande afbeelding. Gronden met deze bestemming zijn hoofdzakelijk bestemd voor wonen en verkeer en parkeren. Gebouwen dienen te worden gebouwd binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0037patrimonium-ONHE_0003.jpg"

Afbeelding 3: Vigerend bestemmingsplan plangebied (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

De voorgenomen ontwikkeling is niet mogelijk binnen deze bestemmingen. Het plan past niet binnen de grenzen van het huidige bouwvlak en ook de hoogte van de woningen wijkt op plaatsen af van het huidige bestemmingsplan. Een herziening van deze bestemmingsplannen is daarom noodzakelijk om de gewenste ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De plantoelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachtegang.

De toelichting is als volgt opgebouwd. Na het inleidende eerste hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de nieuwe ontwikkeling uiteengezet. Hoofdstuk 4 gaat in op de haalbaarheid van het plan. Het relevante beleid wordt beschreven alsmede ook milieu- en overige aspecten. In hoofdstuk 5 wordt de wijze van bestemmen toegelicht. Het betreft een toelichting op de regels en de verbeelding van dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 6 worden procedurele aspecten van dit bestemmingsplan beschreven.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie plangebied

Patrimonium is een wijk aan de oostkant van Wageningen. Het is een besloten wijkje met veel groen en karakteristieke bebouwing (zie onderstaande afbeeldingen). De wijk heeft een knusse en informele sfeer en bestaat uit een heel diverse groep bewoners. Jong en oud wonen door elkaar heen, mensen kennen elkaar en maken een praatje op straat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0037patrimonium-ONHE_0004.jpg"

Afbeelding 4: impressie huidige situatie Patrimonium

2.1 Historie

Patrimonium is gebouwd rond 1923. De wijk Patrimonium is gebouwd als een besloten wijkje met op elkaar afgestemde ruimtelijke en architectonische kwaliteiten. De wijk roept hiermee gelijkenissen op van een tuindorp. In Patrimonium staan uitsluitend grondgebonden woningen met tuin. Op twee koopwoningen na zijn alle 160 woningen in de wijk in bezit van de Woningstichting. Rijwoningen en twee-onder-eenkapwoningen wisselen elkaar af. De woningen bestaan uit één of twee lagen met kap en zijn veelal gesitueerd in woonerven. Van augustus 1978 tot en met oktober 1980 heeft er voor het laatst een grote renovatie plaatsgevonden in Patrimonium. Hierna heeft (naast het reguliere onderhoud) geen grootschalige renovatie meer plaatsgevonden.

Belangrijk kenmerk van de besloten opgezette wijk is zijn lanenstructuur die met herkenbare hoofdassen de wijk overzichtelijk indeelt (zie afbeelding 5). De erfafscheidingen van de soms diepe tuinen en het openbaar groen benadrukken nog eens dit patroon. De in baksteen opgetrokken woningen hebben hoofdzakelijk een zadeldak, een enkel type is met een Mansardedak uitgerust. Van enkele woningen zijn sommige gevels witgeschilderd.

Er komen zowel een- als tweelaagse woningen met kap voor. Daarnaast zijn er verschillen als tweekappers en rijtjeswoningen, al dan niet per twee, ten opzichte van elkaar verspringen. Deze verspringen bevinden zich met name in de randen van de wijk en duiden op het bijzondere karakter. De positie van de verspringen zorgt er wel voor dat de wijk naar binnen gekeerd overkomt. Alle woningen zijn gedekt met rode keramische pannen die een belangrijke bijdrage leveren aan het karakter van de wijk. Op detailniveau zijn de architectonische kenmerken als siermetselwerk (“vliegers”) in kopgevels, rollagen in de gevels die de horizontaliteit benadrukken en overstekken. Kleine poortjes en schuurtjes in dezelfde baksteen verhogen de samenhang in de gebouwde delen van de wijk. De oorspronkelijke roeden in de ramen zijn in de jaren zeventig en tachtig reeds verdwenen.

2.2 Bewoners

De bevolkingsopbouw anno 2013 is zeer gemêleerd. In totaal wonen er op dit moment 442 bewoners. Bijna 40% van de huurders is 55 jaar en ouder. Daarbij bestaat 33% van de huishoudens uit alleenstaanden, 28% uit 2-persoonshuishoudens en 39% uit meerpersoonshuishoudens.

2.3 Structuren

Het wegenpatroon van Patrimonium kenmerkt zich door een 20-er jaren lanenstructuur; thans ingericht als woonerf. De 'speelse' weginrichting past erg bij een erfinrichting, maar de wijze waarop deze is uitgevoerd is gedateerd en moeilijk beheerbaar. Daarbij wordt er buiten de aangegeven vakken geparkeerd. Door de (woonerf-) beplanting is de oorspronkelijke lanenstructuur onzichtbaar geworden. Uit het onderzoek 'de Kijk op de Wijk' bleek dat de woonerfstructuur zeer gewaardeerd wordt door de bewoners, evenals de architectonische karakteristieken, de kleinschaligheid en het vele groen. Maar door de onoverzichtelijkheid zijn ook onveilige situaties ontstaan (slecht zicht door geparkeerde auto's en/of groen). De grote tuinen en het groen worden ervaren als belangrijke kwaliteiten van de wijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0037patrimonium-ONHE_0005.jpg"

Afbeelding 5: (wegen) structuur Patrimonium

De Woningstichting, de bewoners en de gemeente werken nauw samen in een open planproces. Dat wil zeggen dat de bewoners volwaardig participeren: zij zijn betrokken, worden geïnformeerd, adviseren en/of beslissen mee. In de projectgroep 'Patrimonium Vernieuwt!' zijn de bewoners vertegenwoordigd, ondersteund door adviseurs van Solidez en de Woonbond. Naast de bewoners nemen medewerkers van de Woningstichting en de gemeente deel aan de projectgroep. Samen met de bewoners zijn de plannen voor de vernieuwing van Patrimonium verder uitgewerkt tot een integraal Wijkplan, waarin ook het sociaal programma is opgenomen.

De resultaten van het voortraject, met name het document 'Kijk op de wijk', hebben als belangrijke uitgangspunten gediend voor het Wijkplan. Voor het opstellen van het Wijkplan is op 5 juli 2013 een workshopmiddag- en avond georganiseerd waarbij bewoners hun input hebben gegeven op alle onderwerpen die in het programma van eisen, het stedenbouwkundig plan, inrichtingsplan en beeldkwaliteitplan aan bod komen. Al deze onderwerpen zijn onderdeel van het Wijkplan.

Het stedenbouwkundig plan en het beeldkwaliteitplan (respectievelijk hoofdstuk 3 en 5 van het wijkplan Patrimonium), zijn door de gemeenteraad van Wageningen op 26 mei 2014 vastgesteld als uitgangspunt voor het uitwerken van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Toekomstige situatie plangebied

De huidige woningen in Patrimonium zijn te klein en voldoen niet meer aan de huidige wooneisen. Het nieuwe stedenbouwkundige plan geeft ruimte aan de wijk, maar behoudt het kenmerkende karakter van de wijk. Het stratenpatroon blijft gehandhaafd, maar de woningen krijgen meer ruimte, worden hoger en breder. In dit hoofdstuk gaan wij gaan wij in op de wijkvernieuwing en de daaruit volgende eisen en plannen voor deze wijk. Deze plannen krijgen een vertaling in dit bestemmingsplan.

3.1 Het Wijkplan

De Woningstichting, de bewoners en de gemeente werken nauw samen in een open planproces. Dat wil zeggen dat de bewoners volwaardig participeren: zij zijn betrokken, worden geïnformeerd, adviseren en/of beslissen mee. In de projectgroep 'Patrimonium Vernieuwt!' zijn de bewoners vertegenwoordigd, ondersteund door adviseurs van Solidez en de Woonbond. Naast de bewoners nemen medewerkers van de Woningstichting en de gemeente deel aan de projectgroep. Samen met de bewoners zijn de plannen voor de vernieuwing van Patrimonium verder uitgewerkt tot een integraal Wijkplan, waarin ook het sociaal programma is opgenomen.

De resultaten van het voortraject, met name het document 'Kijk op de wijk', hebben als belangrijke uitgangspunten gediend voor het Wijkplan. Voor het opstellen van het Wijkplan is op 5 juli 2013 een workshopmiddag- en avond georganiseerd waarbij bewoners hun input hebben gegeven op alle onderwerpen die in het programma van eisen, het stedenbouwkundig plan, inrichtingsplan en beeldkwaliteitplan aan bod komen. Al deze onderwerpen zijn onderdeel van het Wijkplan.

Het stedenbouwkundig plan en het beeldkwaliteitplan (respectievelijk hoofdstuk 3 en 5 van het wijkplan Patrimonium), zijn door de gemeenteraad van Wageningen op 26 mei 2014 vastgesteld als uitgangspunt voor het uitwerken van dit bestemmingsplan.

3.2 Uitgangspunten Wijkplan

Het was vanaf het begin van de wijkvernieuwing duidelijk dat de woningen in Patrimonium ingrijpend moeten worden aangepakt om te kunnen voldoen aan de eisen van deze tijd. In januari 2012 zijn de prestatieafspraken door de gemeente en de Woningstichting ondertekend en kon de wijkvernieuwing van start gaan.

De formele start van de wijkvernieuwing was de bewonersavond in maart 2012. Op deze avond hebben de bewoners de uitgangspunten benoemd voor de wijkvernieuwing.

Het gaat om de volgende uitgangspunten:

  • Woonwensen huidige bewoners staan centraal;
  • Imago en karakter van de wijk versterken;
  • Plannen passend binnen gemeentelijke kaders;
  • Mix van betaalbare huur- en koopwoningen, hoofdzakelijk grondgebonden;
  • Mix van woningtypen voor verschillende doelgroepen;
  • Woningkarakteristiek behouden;
  • Woonindeling passend bij deze tijd;
  • Goed geïsoleerde woningen;
  • Behoud van tuinen;
  • Diversiteit van huishoudens behouden;
  • Behoud en versterken van sociale samenhang;
  • Sociaal veilig ingerichte woonomgeving;
  • Ruime, verkeersveilig en overzichtelijke opzet straten;
  • Behoud en versterking van waardevol en goed onderhouden groen;
  • Ontmoetingsplaats(en) voor jeugd en jongeren.

Daarna zijn een drietal onderzoeken uitgevoerd naar de woning en bruikbaarheid daarvan voor de bewoners en de woonomgeving: een bouw- en woontechnisch onderzoek, een woonwensenonderzoek en een onderzoek naar de woonomgeving en architectuur, de 'Kijk op de Wijk'.

Bij het woonwensenonderzoek zijn in het voorjaar van 2012 alle bewoners persoonlijk bezocht. Bij de 'Kijk op de Wijk' zijn in juni 2012 voor de volwassenen workshops in de wijk georganiseerd, ondersteund door medewerkers van de Woningstichting en de gemeente. Er was een speciale middag voor de kinderen en jongeren: de Kinderkijk. De uitkomsten van de 'Kijk op de Wijk' en het woonwensenonderzoek zijn samengevat in het Programma van Eisen. Deze is onderschreven door alle betrokken partijen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0037patrimonium-ONHE_0006.jpg"

Afbeelding 6: Kinderkijk, betrekken van kinderen bij de wijkvernieuwing

Eind 2012, begin 2013, is de Woningstichting tot de conclusie gekomen dat de wijkvernieuwing van Patrimonium voor de Woningstichting alleen haalbaar is bij algehele sloop en vervanging door nieuwbouw. Zij kwam tot deze conclusie na een nadere analyse van de uitkomsten van de onderzoeken, met name van het woontechnisch onderzoek, in combinatie met financiële afwegingen. De projectgroep heeft deze conclusie overgenomen. In dezelfde periode heeft de projectgroep hard gewerkt aan de totstandkoming van het Sociaal Plan. Op een druk bezochte bewonersavond 19 maart 2013 heeft een grote meerderheid van de aanwezige bewoners aangegeven akkoord te gaan met het voorstel van de projectgroep alle woningen te slopen en te vervangen door nieuwbouw, met als basis een goed en gedragen sociaal plan.

3.3 Programma van Eisen Wijkplan

De projectgroep 'Patrimonium Vernieuwt!' heeft na de bewonersavond in maart 2012 de uitgangspunten voor de wijkvernieuwing vastgelegd. Met de vervolgens opgestelde programma's van eisen zijn de uitgangspunten die de bewoners hebben geformuleerd op de bewonersavond van maart 2012 voor de wijkvernieuwing van Patrimonium geborgd en zelfs op een aantal punten aangescherpt. Het Programma van Eisen dient als toetsingskader voor de verdere uitwerking van de plannen. Hierbij is onderscheid gemaakt in een Programma van Eisen voor de woning, een Programma van Eisen voor de woonomgeving en een Programma van Eisen bewoners. Deze uitgangspunten zijn door de projectgroep 'Patrimonium Vernieuwt!' gehanteerd als toets. Gemeentelijk is nog een aanvullende toets aan het gemeentelijk beleid uitgevoerd.

3.3.1 Programma van Eisen woning

Programma van Eisen wordt afgestemd op woonwensen van de huidige bewoners. Als voornaamste eisen gelden daarbij:

  • Nadruk op betaalbare woningbouw, waarvan 80% huur;
  • mix van verschillende woningtypen en –groottes;
  • hoofdzakelijk grondgebonden woningen.

Bij nieuwbouw gelden de eisen van De Woningstichting (inclusief eisen ten aanzien van toegankelijkheid, zorgverlening, keurmerken etc), waaronder:

  • Gezinswoningen minimaal 100 m2 gebruiksoppervlak (gbo), 3 slaapkamers en toilet boven;
  • seniorenwoningen: goede toegankelijkheid van alle primaire ruimtes;
  • politiekeurmerk Veilig Wonen voor alle woningen;
  • voor alle woningen energielabel A++.

Voor alle woningen geldt een beukmaat van 5,4 meter als uitgangspunt en een gebruiksoppervlakte (GBO) van minimaal 100 m2 voor de gezinswoningen. Het streven voor alle woningen is de plattegrond zoveel mogelijk te laten voldoen aan Woonkeur zodat de woningen aanpasbaar zijn in de toekomst, mocht dit nodig zijn. Het plaatsen van een traplift is dan mogelijk. Hierdoor kunnen ook ouderen en mensen met een lichamelijke beperking nog lang in hun woning blijven wonen waardoor buurtnetwerken behouden blijven. Een van de belangrijkste uitgangspunten van de huidige bewoners en een belangrijke doelstelling van de Wmo wordt daardoor bereikt. Voor de huidige bewoners met specifieke lichamelijke beperkingen zal bij terugkeer maatwerk worden verricht.

3.3.2 Programma van Eisen woonomgeving

Behoud en versterking van de stedenbouwkundige eenheid en karakteristieken van de wijk:

  • Duidelijke randen van de wijk en toegangen tot de wijk;
    - verbijzonderingen aan woningen ter plaatse van de toegangen van de wijk
    (vooruitspringend, wit geverfde gevels, bijzondere details);
    - samenhang tussen woningen, bijgebouwen en tuinmuren;
    - aandacht voor detaillering en hoogwaardig materiaalgebruik (afwisseling tussen
    metselwerk en geschilderd metselwerk).
  • behoud en versterking van de woonerfstructuur inclusief toegankelijkheid voor senioren;
  • versterken van de groenstructuur in de wijk;
  • verbeteren van de sociale veiligheid (achterpaden, geen donkere hoeken, toezicht);
  • verbeteren van de parkeersituatie (er zijn voldoende parkeerplaatsen aanwezig, maar verkeerd verdeeld over de wijk);
  • Witmondplein als centrale ontmoetingsplaats en speelplek versterken;
  • investeren in speelvoorziening voor doelgroepen 12- en 12+ (NB: gemeentelijk speelbeleid: voor kinderen ouder dan 6 jaar: spelen op het Meidoornplantsoen);
  • mogelijkheden voor beheer woonomgeving door bewoners Patrimonium faciliteren.
3.3.3 Programma van Eisen bewoners
  • Versterken van de sociale samenhang, contact en betrokkenheid;
  • (tijdelijke) verhuizing zo gemakkelijk mogelijk maken en voldoende garanties voor eventuele terugkeer;
  • bieden van een betaalbare woning volgens de huidige normen
3.3.4 Parkeren

De basis voor de parkeernormen van de nieuwe situatie wordt gevormd door de 'Parkeernormen Wageningen 2008'. Bij wijkvernieuwing wordt er echter van uit gegaan dat een groot deel van de zittende bewoners na de vernieuwing weer terug zullen keren in de wijk. Daarom is naast de parkeernormen ook de huidige parkeerdruk in de wijk bekeken. De huidige parkeerdruk in de wijk is relatief laag. Voor het bepalen van de toekomstige parkeerbehoefte rekent de gemeente met een terugkeerpercentage van 50%. Gezien de huidige leeftijdsopbouw van de wijk, zullen op termijn oude bewoners plaats maken voor nieuwe, jongere bewoners. Voor de 'terugkeerders' wordt gerekend met een behoefte van 1,0 parkeerplaats per woning, voor de overige 50% met de standaard parkeernorm van de gemeente van 1,7 parkeerplaats per woning. Voor de hele buurt betekent dat een gemiddelde parkeerbehoefte van 1,4 parkeerplaats per woning. Gezien de huidige parkeerbehoefte is het toegestaan om in beginsel een lagere parkeernorm toe te passen van 1,2 parkeerplaats per woning, mits wel ruimte gereserveerd wordt om in de toekomst te voldoen aan de norm van 1,4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0037patrimonium-ONHE_0007.jpg"

Afbeelding 7: huidige situatie parkeren

3.4 Stedenbouwkundig plan

Patrimonium is en blijft in de eerste plaats een karakteristieke wijk met veel afwisseling, verbijzonderingen en een groen karakter. Het nieuwe stedenbouwkundig plan heeft dan ook veel weg van de oude situatie. De wijk heeft nog steeds kenmerkende hofjes en het stratenpatroon blijft intact. Echter, de sloop biedt kansen om een aantal zaken te verbeteren ten opzichte van de huidige situatie. Zoals een andere afwisseling tussen woningen met een lage en hoge goot, het toevoegen van parkeerplaatsen en het herinrichten van de erven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0037patrimonium-ONHE_0008.jpg"

Afbeelding 8: stedenbouwkundig plan Patrimonium

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0037patrimonium-ONHE_0009.jpg"

Afbeelding 9: 3D impressie stedenbouwkundig plan Patrimonium

3.4.1 Kenmerkende wijk

De nieuwe wijk bestaat in de basis uit twee woningtypes, een woning met een lage goot (één laag met kap) en een woning met een hoge goot (twee lagen met kap). Deze zijn in samenhangende ensembles verdeeld over de wijk. De randen van de wijk langs de Geertjesweg, Postjesweg en de Lindenlaan, krijgen een steviger uitstraling doordat hier hoge woningen zijn gesitueerd. Nu zijn de randen van de wijk verschillend, straks heeft de hele rand een zelfde uiterlijk waardoor meer samenhang ontstaat en de identiteit van de wijk wordt versterkt. Dit past ook goed bij het bredere traditionele straatprofiel van rijwegen met verhoogde stoepen langs de Geertjesweg, Postjesweg en Lindenlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0037patrimonium-ONHE_0010.jpg"

Afbeelding 10: Woningen met een hoge goot in de huidige situatie

Voor de identiteit van Patrimonium is het belangrijk dat de wijk herkenbare entrees heeft aan de Geertjesweg, de Postjesweg en de Lindenlaan. Door de hoekwoningen van de blokken langs de zuid- en noordrand van de wijk een gedraaide nok te geven ontstaan hier, in combinatie met de bomen in ruime plantvakken en de grote zijtuinen, groene poorten. Het laatste blokje woningen aan de Willem Hovystraat is gedraaid ten opzichte van de huidige situatie zodat een symmetrische entree ontstaat aan de zuid- en noordzijde van deze straat. Langs de Postjesweg steekt het hofje van de Klaas Katerstraat door de hoge rand heen en geeft hier al een eerste blik op het meer kleinschalige karakter van de binnenzijde van de wijk.

De binnenzijde van de wijk heeft een intieme sfeer. De Willem Hovystraat en de Talmastraat behouden het karakter van een woonerf. Ook de Klaas Katerstraat krijgt een zelfde soort inrichting, alleen is het hofje hier omgedraaid - de buitenste woningen liggen verder terug waardoor een uitnodigende entree ontstaat langs de Postjesweg en het straatje zicht opent naar het Witmondplein. Kenmerkend langs alle erven zijn de karakteristieke hofjes met lage woningen en verspringende rooilijnen en de afwisseling van metselwerk en keimwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0037patrimonium-ONHE_0011.jpg"

Afbeelding 11: woningen met een lage goot in de huidige situatie

3.4.2 Groene sfeer

De typisch groene sfeer van het tuindorp blijft behouden in de nieuwe situatie doordat de openbare ruimte veel ruimte biedt voor groen. Bestaande bomen worden zoveel mogelijk ingepast en plantvakken worden in samenhang met de stedenbouwkundige ensembles ontworpen. Anderzijds spelen ook de relatief grote tuinen in de wijk hier een belangrijke rol in de groene uitstraling van de wijk. Alle woningen hebben een royale voortuin waardoor de straten groen ogen. Maar ook de diepe achtertuinen blijven behouden in de nieuwe stedenbouwkundige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0037patrimonium-ONHE_0012.jpg"

Afbeelding 12: 3D impressie stedenbouwkundig plan

3.4.3 Witmondplein als hart van de wijk

Het Witmondplein is het echte hart van de wijk. Doordat hier sprake is van een open plek in de wijk en er dus meer ruimte is, is er rondom het Witmondplein gekozen voor woningen met een hoge goot die het plein echte wanden geven. Indien de twee bestaande koopwoningen zouden kunnen worden gesloopt dan zal de stedenbouwkundige opzet aan de noordzijde van het Witmondplein worden gekopieerd naar de zuidzijde. Mochten deze woningen niet kunnen worden gesloopt dan zullen deze woningen zo goed mogelijk worden ingepast, bijvoorbeeld door middel van een 'passtuk' zoals is verbeeld in het stedenbouwkundig plan. Aan de noordzijde van het plein is ruimte voor een mooie wand met verspringingen. Op de kop van het Witmondplein staan vier tweekappers aan de Willem Hovystraat. Doordat ook hier is gekozen voor woningen met een hoge goot en tweekappers in plaats van rijwoningen, verbijzondert het straatbeeld van de Willem Hovystraat ter plekke van het Witmondplein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0037patrimonium-ONHE_0013.jpg"

Afbeelding 13: impressie straatbeeld Witmondplein

3.4.4 Extra parkeren

Naast parkeerplaatsen op de erven is op verschillende plekken in de stedenbouwkundige structuur, waar nu zeer ruime tuinen zijn, ruimte gecreëerd voor extra parkeerplaatsen. Deze kleine parkeerpleintjes zijn goed zichtbaar en bereikbaar vanaf het openbaar gebied en liggen verspreid in de wijk waardoor een goede parkeerverdeling ontstaat. Daarnaast kan op sommige plekken in het plan ook via de parkeerpleintjes achter op het eigen kavel geparkeerd worden. Op deze wijze kan in de toekomst een parkeernorm van 1,4 parkeerplaats gerealiseerd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0037patrimonium-ONHE_0014.jpg"

Afbeelding 14: impressie parkeerpleintje

3.5 Inrichtingsplan openbare ruimte

Het stedenbouwkundig plan gaat voornamelijk over de woningen. Voor de openbare ruimte wordt een apart inrichtingsplan opgesteld. In dit inrichtingsplan wordt bijvoorbeeld aangegeven waar de opstelplaatsen voor de vuilcontainers komen, de parkeerplaatsen, maar ook de groenstroken en riolering zijn onderdeel van het inrichtingsplan. In onderstaande afbeelding is indicatief aangegeven welke bestaande bomen hierbij worden behouden. Bij het definitieve inrichtingsplan wordt naar aanleiding van de ondergrondse infrastructuur de definitieve bomenstructuur bepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0037patrimonium-ONHE_0015.jpg"

Afbeelding 15: weergave bestaande en mogelijk nieuwe bomen in inrichtingsplan Patrimonium

De nieuwe erfinrichting gaat uit van de kenmerkende centraal gelegen 'middenbomen' in grote plantvakken waar omheen gereden moet worden. Hierbij wordt wel meer rust in het ontwerp gebracht door met de bomen en beplantingsvakken te reageren op de stedenbouwkundige compositie. Dit betekent dat de erfstructuur meer geënt wordt op de structuur van het tuindorp. Deze sluit aan op de symmetrische invulling van de hofjes en de poorten. In dit ontwerp is (door de middenbomen) geen sprake van een doorgaande rijloper, waardoor er minder hard gereden kan worden. In de verdere uitwerking zal dit nog nader bekeken worden, maar in principe zijn er geen drempels nodig.

Er wordt geparkeerd op rabatstroken (strook naast de rijweg op zelfde niveau), haaks in de hofjes, op nieuwe parkeerpleintjes tussen de woningen en aan de rand van de wijk in langs parkeervakken. In het plan wordt tezamen met de nieuwe parkeerpleintjes de norm van 1,4 gehaald. In eerste instantie kan een lagere norm worden gehanteerd en is het mogelijk een parkeerpleintje in te richten als moestuin.

Ieder hofje heeft aan het begin en eind een plantvak met structuurbomen die de symmetrische stedenbouwkundige opzet ondersteund. Daarnaast is midden in de hofjes soms ruimte voor bijzondere solitaire bomen. Hierdoor kunnen toch een aantal bestaande bomen worden ingepast en behoudt de openbare ruimte een informeel karakter met bomen van wisselende grootte, kleur en habitus.

Op het Witmondplein worden de parkeervakken op de koppen verwijderd, waardoor het 'plein' aan de straat komt te liggen. Het plein zelf wordt opnieuw ingericht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0037patrimonium-ONHE_0016.jpg"

Afbeelding 16: VO Inrichtingsplan en schetsimpressie vernieuwd erf

3.6 Beeldkwaliteitplan

Het bijzondere van de karakteristieke tuindorpen die in de jaren '20 en '30 van de vorige eeuw gebouwd zijn is dat de stedenbouwkundige opzet, de architectuur van de woningen en de inrichting van de openbare ruimte in samenhang met elkaar ontworpen zijn en daardoor naadloos op elkaar aansluiten en elkaar versterken. Dat is ook in het huidige Patrimonium nog goed te zien. Juist het samenspel tussen architectuur, stedenbouw en openbare ruimte bepaalt de sfeer van de buurt en dat is dan ook precies de kwaliteit die gewaarborgd wordt in het beeldkwaliteitplan. 'Van muur tot schuur....' is het streven.

In het beeldkwaliteitplan wordt eerst ingegaan op de aspecten die op stedenbouwkundig niveau zorgdragen voor samenhang in de wijk. Vervolgens wordt ingezoomd op de aspecten die op woningniveau een rol spelen. De uitgangspunten die genoemd worden in het beeldkwaliteitplan zijn 'harde' uitgangspunten, net als de uitgangspunten die genoemd zijn in paragraaf 3.2.

3.6.1 Stedenbouwkundige ensembles

Patrimonium bestaat uit samenhangende ensembles die de verschillende stedenbouwkundige ruimtes van de wijk versterken:

  • De randen: de wijk wordt omzoomd door wat langere blokken rijwoningen met een hoge goot. De duidelijke begrenzing zorgt ervoor dat de wijk van buitenaf als eenheid ervaren wordt en geeft bovendien een mooi contrast met de kleinschalige binnenzijde. De entrees van de wijk worden gemarkeerd door groene poorten; de koppen van de bebouwing zijn verbijzonderd op deze plekken.
  • De hofjes: de sfeer in de binnenzijde van de wijk wordt grotendeels bepaald door kleinschalige hofjes. De hofjes in de Willem Hovystraat en de Talmastraat bestaan ieder uit vier blokjes van vier woningen. De sterke verspringingen in de rooilijn waarbij de kopwoningen naar binnen springen en de afwisseling tussen metselwerk en keimwerk maakt dat het hofje zich laat lezen als een reeks van tweekappers. Dit versterkt het kleinschalige karakter. De symmetrische opzet in samenhang met de inrichting van de openbare ruimte versterkt het ensemblegevoel. Het hofje aan de Klaas Katerstraat is een afwijkend hofje doordat de kopwoningen hier juist terugspringen. Hierdoor ontstaat een uitnodigende entree aan de Postjesweg.
  • Witmondplein: Ook de groepering van woningen aan het Witmondplein is als stedenbouwkundig ensemble ontworpen. Alle woningen hebben een hoge goot waardoor het plein stevige wanden krijgt die in verhouding staan tot de afmeting van het plein. De wand aan de kop van het Witmondplein langs de Willem Hovystraat bestaat uit een reeks tweekappers.
  • De erven: aan de zuidzijde van de Willem Hovystraat en de Talmastraat staat een aantal korte blokjes aan het erf. Deze blokjes begeleiden het erf en leveren een rustig straatbeeld op.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0037patrimonium-ONHE_0017.jpg"

Afbeelding 17: Stedenbouwkundige ensembles Patrimonium

3.6.2 Samenhang tussen woningen

In de wijk komen in de basis twee woningtypen voor, een lage woning die bestaat uit één laag met kap en een hoge woning die bestaat uit twee lagen met kap. Deze woningen zijn qua uitstraling en architectuur 'familie' van elkaar. Dat betekent dat kleur- en materiaalgebruik hetzelfde zijn en kenmerkende details zoals dakranden, goten en metselwerkdetails, een terugkerend thema zijn. Ook het voor Patrimonium kenmerkende keimwerk en de 'vlieger' in de kopgevels wordt zowel bij de lage als bij de hoge woning toegepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0037patrimonium-ONHE_0018.jpg"

Afbeelding 18: Gekeimde (voorgrond) en niet gekeimde woning in de huidige situatie

3.6.3 Kleur- en materiaalgebruik

Het kleur- en materiaalgebruik is erg belangrijk voor de uiteindelijke uitstraling en sfeer van de wijk. We streven naar een beperkt palet van materialen die het groen van de wijk complementeert en goed laat uitkomen maar ook goed aansluit op de nieuwe inrichting van de openbare ruimte. De huidige bebouwing in de wijk heeft oranje pannen. Bij de vernieuwing van Patrimonium speelt duurzaamheid een belangrijke rol. Dat betekent dat er rekening wordt gehouden met panelen op de daken voor zonneboilers en zonnepanelen voor energieopwekking in de wijk. Om deze panelen op een zo goed mogelijke manier te integreren in het dakvlak en zo min mogelijk zichtbaar te laten zijn is gekozen voor een donkere, antracietkleurige pan. Door te kiezen voor een vlakke pan zijn de panelen nog beter in te passen in het beeld. We realiseren ons dat hiermee de uitstraling van de wijk ten opzichte van nu ingrijpend zal wijzigen maar we zijn er van overtuigd doordat een aantal andere karakteristieke elementen die terugkeert, er voor zullen zorgen dat Patrimonium haar identiteit behoudt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0037patrimonium-ONHE_0019.jpg"

Afbeelding 19: karakteristieke elementen in de huidige situatie die terugkomen in het plan

Voor de hele wijk wordt één kleur metselwerk gekozen. Gedacht wordt aan een genuanceerde, levendige steen met een warme tint in rood-oranje met een donkere voeg. Een steen die vriendelijk oogt met een zachte textuur, dus niet te glad en strak. Een steen die mooi past bij de nieuwe kleur pan en het groen in de wijk. Alle woningen hebben een plintlaag van circa 50 cm die wordt uitgevoerd in een donkere kleur steen om opspattend vuil op de gevel zo min mogelijk zichtbaar te laten zijn.

Zeer kenmerkend voor Patrimonium zijn de gekeimde woningen. In de nieuwe wijk worden alle lage kopwoningen van de hofjes gekeimd uitgevoerd, maar we willen dit thema ook laten terugkeren in de hoge woningen en aan de rand van de wijk door alle kopwoningen bij de entrees van de wijk ook te keimen. Daarnaast stellen we voor bij de langere rijen vlakken van de begane grondlaag te keimen om te grote metselwerkvlakken te doorbreken. Tot slot kan de kop van de woning aan het Witmondplein die zichtbaar is aan het eind van de Klaas Katerstraat een verbijzondering krijgen door bijvoorbeeld een gekeimd vlak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0037patrimonium-ONHE_0020.jpg"

Afbeelding 20: 3D impressie Klaas Katerstraat

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid vn het plan

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van het plan onderzocht. Het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid komt hierbij aan de orde. Daarnaast is onderzocht in hoeverre het plan haalbaar is qua omgevingsaspecten, zoals geluid, externe veiligheid, water en flora en fauna.

4.2 Beleid

4.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 13 maart 2012) bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteit- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit beleid vervangt onder meer de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de structuurvisie Randstad 2040. De SVIR heeft betrekking op:

  • 1. rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving,

(water)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden;

  • 2. rijksbelangen met betrekking tot (inter)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie;
  • 3. rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de

economische structuur.

Het Rijk hanteert een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt het aantal regimes in het landschap- en natuurdomein fors ingeperkt. Daarnaast wordt (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio's rond de mainports (Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking, zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los.

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een 'ladder' voor duurzame verstedelijking op (gebaseerd op de 'SER-ladder'). Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Dit zal inhouden dat de betekenis van de nationale structuurvisie voor het bestemmingsplangebied zodoende zeer beperkt blijft. Het relevante beleidskader wordt gevormd door provincie en vooral de gemeente.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Bij goede ruimtelijke ordening hoort vraaggericht programmeren, verstedelijking realiseren en ruimte zorgvuldig benutten. In de SVIR is daarom de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. De ladder bevat 3 stappen waarmee ruimtelijke besluiten gemotiveerd moeten worden. De ladder voor duurzame verstedelijking is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Om dit mogelijk te maken is het Bro met ingang van 1 oktober 2012 gewijzigd en wel de artikelen 1.1.1. en 3.1.6.

De “ladder van duurzame verstedelijking” houdt het volgende in:

  • a. Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. Indien uit de beschrijving onder a blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. Indien uit de beschrijving onder b blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Stap A: regionale vraag, regionaal kader

Aantallen en woonmilieudifferentiatie

Door de herstructurering van de wijk Patrimonium worden 158 woningen onttrokken aan de woningvoorraad en worden maximaal 149 woningen toegevoegd. Er worden dus woningen aan de totale woningvoorraad onttrokken. De gemeente Wageningen kent op dit moment meer harde plancapaciteit aan reguliere woningbouwplannen dan de afgesproken 1400 woningen in de regionaal afgestemde woningaantallen in het kader van het KWP3 (Kwalitatief Woonprogramma 3 2010-2019). Doordat dit project geen woningen toevoegt aan de woningvoorraad, komt het niet in conflict met de regionaal afgestemde woningaantallen. Binnen het provinciale KWP3 (Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019) is afgesproken dat woningen die uit het betaalbare segment gehaald worden via sloop of verkoop, gecompenseerd worden. In Patrimonium worden woningen onttrokken uit de betaalbare voorraad. In de gemeentelijke Woonvisie is opgenomen dat dit verlies van woningen in de sociale voorraad gecompenseerd moet worden in de grote ontwikkellocaties. In de wijk Kortenoord wordt bijvoorbeeld 40% sociale woningbouw gerealiseerd.

Door deze herstructurering wordt een belangrijke kwaliteitsimpuls bereikt door een versterking van het schaarse, zeer gewaardeerde klein stedelijke woonmilieu met grondgebonden woningen, passend bij de schaal en historie van deze middelgrote stad Wageningen. Dit klein stedelijk woonmilieu is typisch voor Wageningen en belangrijk voor de regio dat dit woonmilieu zijn oude allure terugkrijgt.

Voorzien in regionale behoefte

Uit het KWP3 voor regio de Vallei, wat als doel heeft te komen tot een regionaal woningaanbod dat past bij de regionale woningbehoefte, blijkt dat de behoefte aan woningen vooral zich richt het betaalbare segment en op huurwoningen. Daarnaast is er als gevolg van de vergrijzing behoefte aan woningen die geschikt zijn voor ouderen. In Patrimonium worden betaalbare woningen teruggebouwd voor de doelgroep, in voornamelijk het huursegment (80%). Een groot deel hiervan (60%) bestaat uit sociale huurwoningen. Gezien het feit dat er veel ouderen in de wijk wonen, worden de nieuwbouwwoningen zodanig ontwikkeld dat ouderen er zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen.

Stap B: Bouwen binnen bestaand stedelijk gebied

Het is belangrijk dat het bij deze herstructurering gaat om een herstructurering van een bestaand gebied, nabij het stadscentrum van Wageningen. Er worden hiermee andere stedelijke doelstellingen bereikt (Structuurvisie en Woonvisie). Het segment 'goedkoop en bereikbaar' in Wageningen bestaat voor een belangrijk deel uit gestapelde woningbouw. Voor de schaal van Wageningen niet zozeer passend. Door de kwaliteitsimpuls die bereikt wordt met deze herstructurering worden goede en betaalbare grondgebonden woningen gerealiseerd voor de doelgroep. Er wordt daarnaast een menging van huur en koop gerealiseerd (80:20) waardoor ook meer differentiatie van inkomensgroepen ontstaat. Hierdoor kunnen ook bewoners met een inkomen net boven modaal een woning kopen. Naar dit soort woningen bestaat een grote vraag. Daarnaast wordt op termijn een inkomensdifferentiatie nagestreefd door een menging van sociale huurwoningen en middeldure huurwoningen (60:40). Inkomens boven de liberalisatiegrens (in 2014 € 34.678) kunnen daardoor ook in deze wijk een grondgebonden huurwoning bemachtigen.

Stap C, onderbouwen waarom buiten bestaand gebied wordt gebouwd is niet van toepassing, aangezien voorliggend plan nieuwbouw binnen het bestaand stedelijk gebied mogelijk maakt.

Gelet op de bovenstaande argumentatie past de ontwikkeling binnen de kaders van de ladder voor duurzame verstedelijking.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte die juridische borging vragen, worden geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Daarmee vervangt het Barro het bestaande planologisch beleid uit de Nota Ruimte en een aantal Planologische Kernbeslissingen. In het besluit zijn onder andere de regelingen met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), Rijksbufferzones, Nationale Landschappen, de Waddenzee en militaire terreinen opgenomen. Uitgangspunt daarbij is dat het huidige beleid zoveel mogelijk 'beleidsneutraal' wordt voortgezet. Een aantal regelingen is 'getrapt' vastgelegd. Dit wil zeggen dat de provincies en gemeenten verplicht zijn dit beleid nader uit te werken.

Vanuit het Barro zijn er voor dit bestemmingsplan geen consequenties.

4.2.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie Gelderland

Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland tot 2015 is vastgelegd in het streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de beleidsmatige basis blijft voor de provinciale ruimtelijke ordening.

Het plangebied valt op basis van het streekplan binnen het bestaand bebouwd gebied in het stedelijk netwerk WERV (Wageningen, Ede, Rhenen en Veenendaal) dat binnen het op de streekplankaart aangeduide rode raamwerk ligt (zie onderstaande afbeelding). Dit deel van de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur heeft betrekking op de hoogdynamische functies samenhangend met de hoofdinfrastructuur en intensieve vormen van ruimtegebruik, zoals stedelijke functies, intensieve vormen van recreatie/leisure, met stedelijke ontwik-keling samenhangende groenontwikkeling en intensieve agrarische teelten. Binnen het stedelijk netwerk streeft de provincie naar een bundeling van stedelijke functies. Dit bundelingsbeleid moet bijdragen aan efficiënt ruimtegebruik en aan een versterking van draagvlak van een kwalitatief hoogwaardig voorzieningenniveau.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0037patrimonium-ONHE_0021.jpg"

Afbeelding 21: Uitsnede beleidskaart Ruimtelijke structuur Streekplan Gelderland 2005 (in paars is het plangebied indicatief aangeduid)

Voor bestaand bebouwd gebied ligt de beleidsambitie van de provincie in vernieuwing en beheer van het bebouwd gebied, door middel van onder andere herstructurering, intensivering en revitalisering. Voor de vernieuwing zijn in regionaal verband door gemeenten hun ambitie voor herstructurering en intensivering (inbreiding) van bestaand bebouwd gebied vastgelegd. Deze afspraken zijn gemaakt in het KWP3, het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019. De afspraken gaan over het aantal woningen, de kwaliteit en de typen woningen per regio.

In het KWP zijn afspraken gemaakt over het ontwikkeltraject voor de regio, zoals meer goedkope, betaalbare en dure huurwoningen realiseren, meer woningen in woonservicegebieden realiseren, het aandeel dure koopwoningen regionaal gelijk houden en het woonmilieu landelijk wonen in het buitengebied primair realiseren middels functieverandering, hergebruik bestaande gebouwen en woningsplitsing en secundair middels nieuwbouw (in de vorm van uitbreiding van kernen). Door middel van verdichting of verdunning wordt gestreefd naar meer diversiteit in woonmilieus. Daarnaast moeten levensloopbestendige woningen worden gerealiseerd en dient het niveau van duurzaamheid te worden behouden of verhoogd.

De herstructurering van Patrimonium sluit aan bij de ambitie van het KWP3 om betaalbare huurwoningen en levensloopbestendige woningen te bouwen. Daarnaast verhoogt de herstructurering van Patrimonium het niveau van duurzaamheid doordat de nieuwe woningen veel beter geïsoleerd zullen zijn dan de huidige oude woningen. Ook is in het ontwerp rekening gehouden met zonnepanelen op daken voor zonneboilers en energieopwekking in de wijk.

Ruimtelijke Verordening Gelderland

Provinciale Staten van Gelderland hebben op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. Op grond van artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening heeft de provincie de bevoegdheid voor ruimtelijk relevante onderwerpen van provinciaal belang een verordening vast te stellen. De Ruimtelijke Verordening Gelderland is gericht tot de gemeenten en bevat voorschriften waar met name bestemmingsplannen aan dienen te voldoen. Daarnaast mogen in een ruimtelijke verordening ook regels worden opgenomen die rechtstreeks gericht zijn tot de burger. De Ruimtelijke Verordening Gelderland bevat voor één onderwerp direct de burger bindende regels, namelijk voor het onderwerp nieuw vestiging en uitbreiding van solitaire glastuinbouwbedrijven. Bij de totstandkoming van de Ruimtelijke Verordening Gelderland is het beleid uit het Streekplan 2005, streekplanuitwerkingen en streekplanherzieningen als uitgangspunt genomen. De verordening behelst slechts een juridische vertaling van dit beleid, hier is geen nieuw beleid aan toegevoegd. De onderwerpen die van provinciaal belang worden geacht en waarvoor regels in de verordening zijn opgenomen, zijn:

  • verstedelijking;
  • wonen;
  • detailhandel;
  • recreatiewoningen/-parken;
  • glastuinbouw;
  • waterwingebied;
  • grondwaterbeschermingsgebied;
  • oppervlaktewater ten behoeve van drinkwatervoorziening;
  • Ecologische Hoofdstructuur (EHS);
  • waardevol open gebied;
  • nationaal landschap.

Het plangebied ligt binnen 'bestaand bebouwd gebied', zoals aangegeven op de kaart 'Verstedelijking' behorende bij de verordening. De verordening bevat geen regels die specifiek betrekking hebben op de inhoud van dit bestemmingsplan. In algemene zin kan worden opgemerkt, dat voorliggend bestemmingsplan past in het verstedelijkingsbeleid van de provincie, en daarmee ook binnen het kader van de verordening.

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland

Gedeputeerde Staten hebben de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland op 14 januari 2014 vastgesteld. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen en in de -verordening de regels van het toekomstig provinciaal omgevingsbeleid. De gedachte van de Omgevingsvisie is dat van de zogenoemde uitnodigingsplanologie: de provincie bepaalt op hoofdlijnen welke doelen en kwaliteiten gewenst zijn. Binnen die kaders stelt de provincie zich uitnodigend op tegenover initiatiefnemers, zowel privaat als publiek, die willen bijdragen aan duurzame economische structuurversterking en de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving. De Omgevingsvisie en -verordening richten zich op zorgvuldige en transparante locatiekeuzes en regionale afspraken voor verstedelijking en op de zorg voor Gelderse kwaliteiten, zoals natuur, landschap en cultuurhistorie.

De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • een duurzame economische structuur;
  • het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.

Wageningen is onderdeel van de FoodValley. De FoodValley is een belangrijke voedingsbodem voor de Nederlandse economie en een inspirerende kennisregio in Europa. Karakteristiek voor FoodValley zijn de toonaangevende innovatie en vakkennis op het gebied van agrofood, het aantrekkelijke vestigingsklimaat en de groene leefomgeving. De regio wil in een goede balans de specifieke kwaliteiten verder ontwikkelen. Deelaspecten daarbij zijn: werken, onderwijs, wonen, bereikbaarheid, vernieuwing landbouw, duurzaamheid en kwaliteit van de leefomgeving.

De gezamenlijke inspanningen richten zich op zes speerpunten, waarvan voor het bestemmingsplan de volgende twee relevant zijn:

  • Wonen en woningmarkt:
    - afstemming van de ontwikkelingen op de woningmarkt
    - woonbeleid ook laten gaan over het bestaande woningaanbod;
  • Kwaliteit leefomgeving en duurzaamheid:
    - dynamiek is nodig om de economische waarde te behouden;
    - anticiperen op meer extreme weersomstandigheden.

De herstructurering van Patrimonium betekent een versterking van de aantrekkelijkheid van de wijk. In algemene zin kan worden opgemerkt, dat voorliggend bestemmingsplan past binnen de Omgevingsvisie, en daarmee ook binnen het beleid van de provincie. De herstructurering maakt onderdeel uit van regionale afspraken in de KWP3.

De volgende elementen uit de visie en de verordening zijn direct van toepassing op het bestemmingsplan:

Intrekgebied

Het plangebied ligt in een intrekgebied. In een bestemmingsplan krijgen intrekgebieden geen bestemming die de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas, mogelijk maakt. Dit is in het bestemmingsplan ook niet het geval.

Molenbiotoop

De molenbiotoop rond de molen De Vlijt aan de Harnjesweg 54a is in de Omgevingsvisie aangeduid. De ambitie van de provincie is dat de omgeving van de molens zodanig ingericht wordt dat de molens kunnen blijven draaien. Dit is een randvoorwaarde die in de Omgevingsverordening haar plek heeft gekregen in artikel 2.8.2. In bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden gelegen binnen de molenbiotoop wordt geen nieuwe bebouwing dan wel beplanting toegestaan, tenzij in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat het functioneren van de molen door middel van windvang niet wordt beperkt.

In het bestemmingsplan is nieuwbouw mogelijk tot een hoogte van maximaal 10 m (bouwhoogte). In het vigerende bestemmingsplan is de bouwhoogte maximaal 9 meter. De afstand van het plangebied tot de molen bedraagt 233 meter op de meest zuidwestelijke woning in het plangebied. De toegestane bouwhoogte is afhankelijk van de stellinghoogte van de molen en de hoogte van het maaiveld. De stellinghoogte van molen De Vlijt is 7,2 meter en staat op 14,8 meter +NAP (=22 meter +NAP). In de molenverordening is de formule opgenomen welke gebruikt wordt om de maximaal toegestane hoogte te berekenen. Deze bestaat uit de volgende twee delen:

  • Tot 167 meter uit de as van de molen mag niet hoger dan de stelling gebouwd
  • Tussen 167 meter en 400 meter uit de as van de molen volgt de toegestane bouwhoogte een schuin opgaande lijn van 22 meter tot 26.68 meter +NAP. Na 400 meter gelden geen beperkingen ten aanzien van de bouwhoogtes als gevolg van de molen.

Uit deze formule blijkt een hoogtebeperking van 23,34 m + NAP m op 233 m afstand tot de molen, wat oploopt tot 26.68 meter +NAP aan de rand van de molenbiotoop. De toekomstige bouwhoogte is maximaal 27 meter + NAP (op 233 meter).

In de Omgevingsvisie is opgenomen dat een op te richten of te wijzigen obstakel in ieder geval nooit tot een verslechtering van de (reeds onvoldoende) windtoevoer mag leiden. Als dit wel het geval is, is een molenvergunning noodzakelijk. Omdat tussen het plangebied en de molen en in de huidige situatie ook in het plangebied bebouwing aanwezig is die hoger is dan toegestaan ingevolge de molenverordening, moet bepaald worden in hoeverre het plan daadwerkelijk een beperking van de windvang van de molen tot gevolg heeft. Hierbij moet worden bekeken of de nieuwe situatie leidt tot een wijziging van de windvang ten opzichte van de huidige situatie.

Tussen het plangebied en de molen staan aan de Plataanweg woningen van 27 m +NAP (10 meter hoog). Deze woningen staan op ca. 150 m van de molen vandaan. Daarnaast staan er op de Beatrixlaan bomen van 24,5 tot 28 meter +NAP welke de huidige windvang beperken. De bouwhoogte van de nieuwbouw van maximaal 27 m+ NAP beïnvloed daardoor niet de windvang van de molen. Hierdoor verslechtert de windvang van de molen niet, daar deze wordt bepaald door de bestaande bebouwing.

4.2.3 Regionaal beleid

Gebiedsvisie Regio FoodValley

De FoodValley regio heeft een centrale ligging in Nederland en is gelegen in de provincies Utrecht en Gelderland. De regio bestaat uit de gemeenten Barneveld, Ede, Nijkerk, Renswoude, Rhenen, Scherpenzeel, Veenendaal en Wageningen. De regio vormt een belangrijke vestigingsplaats voor zowel internationale topbedrijven als Midden-en Kleinbedrijven (MKB). In de Strategische Agenda 2011-2015 heeft de Regio FoodValley de gezamenlijke regionale ambities om van de FoodValley regio een topregio te maken gepresenteerd.

In de Strategische Agenda Regio FoodValley zijn twee hoofddoelen geformuleerd:

  • Het realiseren van een krachtige regionale economie met een onderscheidend kennisprofiel op de wereldmarkt.
  • Het realiseren van een sterk vestigingsklimaat en aantrekkelijke woonomgeving

De Gebiedsvisie Regio FoodValley vormt de basis om diverse ambities te integreren.

De FoodValley regio heeft een onderscheidend kennisprofiel op het gebied van Food en is tegelijkertijd exporteur voor de wereldmarkt binnen de primaire sector. Bovendien hebben we een aantal sterke specialisaties binnen een deel van ons bedrijfsleven, dat gericht is op 'food'. Voedsel bindt de gemeenten in onze regio, waarbinnen we elk onze eigen accenten hebben. Het mag geen toeval heten dat we de Regio FoodValley zijn, we zijn dit geworden door de aanwezigheid van Wageningen University & Research centre (WUR) en door een sterke primaire agrarische sector door het hele gebied heen. Het gebied ligt tussen de twee stuwwallen van Midden Nederland: De Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug. Deze ligging bepaalt de ondergrond en het landschap waarin geleefd wordt en de agrarische sector zich van oudsher heeft ontwikkeld. Een landschap met talrijke natuurwaarden en een samenhangend watersysteem.

Een bijzondere afgeleide van ons landschap is de aanwezigheid van de Grebbelinie, die meerdere gemeenten in de FoodValley aan elkaar rijgt. Dit landschap levert ons gemeenschappelijke kwaliteiten, maar stelt ons ook voor opgaven, die we niet los van elkaar kunnen zien. Ook in de gemeenschappelijke opgaven vinden we elkaar.

Het landschap bepaalt de kwaliteit van onze woonomgeving. Dicht bij de natuur en het fijnmazige landschap is het prettig wonen. Een deel van ons gebied kent ook een gezamenlijke sociale achtergrond en cultuur. Die kenmerkt zich door een sterke sociale samenhang en een sterk arbeidsmoraal. Bijzonder sterke en herkenbare uitgangspunten voor een goed vestigingsklimaat voor bewoners en bedrijven.

De Gebiedsvisie Regio FoodValley beschrijft onze gezamenlijke ambities en onze gezamenlijke opgaven en levert handreikingen op voor de regio, samenwerkingsverbanden van enkele gemeenten en individuele gemeenten om te komen tot bovengenoemde missie en ambitie.

In verdiepende sessies met bestuurders, burgers en ondernemers die begin 2013 hebben plaatsgevonden, zijn per thema diverse doelen en wensen geformuleerd als perspectief voor de langere termijn. Het gaat dan om de volgende thema's:

  • faciliteren van bedrijven;
  • relatie onderwijs en arbeidsmarkt;
  • mobiliteit en bereikbaarheid;
  • afstemmen regionale woningmarkt;
  • vernieuwen landbouw;
  • leefomgeving;
  • duurzaamheid;
  • recreatie.

De bovengenoemde thema's hebben allen te maken met de hoofddoelen uit de Strategische Agenda Regio FoodValley die we willen bereiken door het uitzetten van hoofdrichtingen. Om deze hoofdrichtingen te bepalen, is gekeken naar de samenhang tussen de uitkomsten per (focus)thema. Door deze analyse te doen zijn meer integrale en strategische doelen bepaald dan via de benadering per thema.

Voor dit bestemmingsplan is het thema regionale woningmarkt van toepassing. Elke gemeente zet zich in om de regionale ambitie van het aantrekkelijke vestigingsklimaat te verwezenlijken. Deze ambitie kent zowel fysieke als sociale voorwaarden. Voor alle wijken geldt dat de basis van 'schoon, heel en veilig' goed moet zijn. Hierin ligt er een verantwoordelijkheid voor de gemeenten. Het doortrekken van groene structuren vanuit het buitengebied naar steden en dorpen draagt eveneens bij aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Aan de sociale kant wil men dat bewoners meer zelfredzaam worden in hun woonomgeving, maar ook instrumenten aanreiken om zelfredzaam te kunnen zijn. De herontwikkeling van Patrimonium draagt hieraan bij en past daarmee binnen het regionale beleid.

4.2.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Wageningen

In de structuurvisie wordt aangegeven wat de urgente ruimtelijke opgaven zijn voor de gemeente. De structuurvisie beschrijft de ruimtelijke ambities en vormt een kwalitatief ruimtelijk ontwikkelings- en toetsingskader voor de komende 10 jaar. De structuurvisie biedt voldoende flexibiliteit om te kunnen sturen op veranderingen in de markt en om te kunnen anticiperen op nog onbekende ontwikkelingen. De structuurvisie is vastgesteld door de gemeenteraad van Wageningen in haar vergadering van 3 december 2013.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0037patrimonium-ONHE_0022.jpg"

Afbeelding 22: Visiekaart Structuurvisie Wageningen

Wageningen koestert de kwaliteiten van het landschap, wil niet langer uitbreiden in het landschap en wil vooral investeren in de kwaliteit van de bestaande stad. Wageningen groeit nog wel, maar de grote groei is eruit. Naast de bestaande uitbreidingslocatie Kortenoord gaat Wageningen daarom niet meer uitbreiden. De nadruk komt volledig op de herontwikkeling van bestaande wijken te liggen. Patrimonium is een van de wijken aangewezen voor herstructurering. De herstructurering past binnen de gedachte en ruimtelijke kaders van de structuurvisie.

Wageningen Woont!! Woonvisie 2008-2015

De Woonvisie beschrijft de visie van de gemeente Wageningen als woonstad voor de periode tot en met 2015 en heeft als ambitie de vitale stad. In het streven naar een vitale stad wordt de nadruk gelegd op het stimuleren van de doorstroming op de woningmarkt en keuzevrijheid voor de woonconsument. De woonvisie kiest er voor om te sturen op woonmilieus met verschillende woningdichtheden:

  • Centrum kleinstedelijk;
  • Stedelijk naoorlogs compact;
  • Kleinstedelijk (buiten centrum);
  • Groenstedelijk.

Binnen de woonmilieus wordt gevarieerd op het woningbouwprogramma (aandeel grondgebonden woningen, prijsklassen eigendomsverhouding et cetera.

Over herstructurering zegt de woonvisie het volgende: Sociale stijging moet ook in de wijk plaats kunnen vinden om zo ruimtelijke segregatie tegen te gaan. Doorstroming dus ook in de herstructureringswijken zelf door strategisch te bouwen. Bouwen en aanpassen van woningen voor senioren, meer grondgebonden woningen, ruimere woningen en meer koopwoningen. Differentiatie en variatie in prijsklasse, eigendom en woningtypologie werkt door in de mogelijkheden voor een gedifferentieerde bevolkingsopbouw in de wijken.

In Patrimonium wordt een kleinstedelijk woonmilieu gerealiseerd, met grotendeels grondgebonden woningen. De herstructurering van Patrimonium sluit aan bij de doelstellingen van de Woonvisie om gedifferentieerde wijken te realiseren, met meer variatie en prijsklasse en koopwoningen. Ouderen in de wijk zullen er langer zelfstandig kunnen blijven wonen.

Welstandsnota Wageningen 2010

Voor de wijk Patrimonium wordt een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Het beeldkwaliteitsplan wordt gelijktijdig met het bestemmingsplan door de gemeenteraad van Wageningen vastgesteld en wordt daarmee onderdeel van de Welstandsnota Wageningen 2010. Het definitieve bouwplan wordt door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit aan deze nota getoetst.

Gemeentelijk mobiliteitsplan

Het Gemeentelijk Mobiliteitplan (GMP) bevat de visie die de gemeente heeft op het gebied van mobiliteit. Het plan is door de gemeenteraad op 22 april 2013 vastgesteld. De belangrijke punten uit het visiedocument zijn:

  • het stimuleren van het fietsgebruik
  • het verbeteren van de doorstroming voor het autoverkeer op de Nijenoord Allee
  • het behalen van klimaatdoelstellingen en het verbeteren van de parkeersituatie in en rond het centrum.

Om deze doelen te bereiken, is de aanpak volgens de ladder van Verdaas gekozen. Daaruit volgt een aantal keuzes voor de manier waarop de gemeente omgaat met vraagstukken over langzaam verkeer, autoverkeer, parkeren en openbaar vervoer.

Duurzame gebiedsontwikkeling

Het gemeentelijk beleid voor duurzame gebiedsontwikkeling (DuGo-beleid) is een onderdeel van het klimaatbeleidsplan en is vastgesteld op 9 februari 2009. In Wageningen worden twee soorten projecten onderscheiden:

  • Standaardprojecten;
  • Projecten waarvoor een 'gebiedsgericht duurzaamheidsprofiel' wordt opgesteld (D-profielprojecten).

Voor beide projecten gelden minimumnormen.

Voor de grotere projecten wordt een duurzaamheidsprofiel (een zogenaamd D-profiel) per gebied opgesteld, waarbij ook de andere thema's, zoals water, natuur en landschap aan bod komen. Er wordt gestreefd naar een zo hoog mogelijk duurzaamheidsniveau. Waar mogelijk wordt energieneutraal of zeer energiezuinig gebouwd. Het 'DuGo beleid' van de gemeente Wageningen betekent voor Patrimonium, dat in overleg met de Woningstichting een D-profiel wordt opgesteld, omdat het een ontwikkeling betreft van meer dan 50 woningen. Dit D-profiel is maatwerk, zeker bij deze herstructurering waarbij het cultuurhistorische stratenpatroon gehandhaafd blijft (en dus geen optimale bezonning). De Woningstichting heeft de ambitie om een zeer duurzame woonwijk te ontwikkelen. In overleg worden de algemene eisen uitgewerkt naar een specifiek en haalbaar D-profiel voor Patrimonium.

Prestatieafspraken 

In de prestatieafspraken tussen de gemeente en de Woningstichting 2011-2015 is opgenomen dat bij herstructureringslocaties gemiddeld 50% sociale huurwoningen worden teruggebouwd. Het nieuwbouwprogramma van de herstructurering van Patrimonium voldoet aan deze afspraak.

4.3 Milieu

4.3.1 Bodem

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is inzicht in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en het grondwater noodzakelijk. Aangetoond dient te worden dat er geen sprake is van een ernstige bodemverontreiniging en dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de beoogde functie. In verband hiermee zijn er op de locatie meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd:

  • Verkennend bodemonderzoek, Locatie Wageningen – Patrimonium, uitgevoerd door buro BOOT d.d. 17 december 2013 met kenmerk P13-0082-063.
  • Nader bodemonderzoek, Locatie Wageningen – Patrimonium, uitgevoerd door buro BOOT, 13 januari 2014, doc.nr. P13-0082-065.
  • Verkennend bodemonderzoek asbest, Locatie Wageningen – Patrimonium, uitgevoerd door buro BOOT d.d. 13 januari 2014 met kenmerk P13-0082-064.

In het verkennend bodemonderzoek is geconcludeerd dat er licht verhoogde gehalten in de grond aanwezig zijn aan barium, cadmium, koper, kwik, nikkel, lood, zink, pcb en Pak. Plaatselijk is een matige verhoogd gehalte aangetroffen aan lood en Pak. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aangetroffen aan barium en kwik.

De matig verhoogde concentraties (lood en Pak-totaal) geven aanleiding tot het uitvoeren van een nader onderzoek. De matig verhoogde gehalten aan lood en Pak uit het verkennend bodemonderzoek zijn hierin afgeperkt. Betreft een kleine spot aan Pak en een kleine spot aan lood. Verontreinigingen zijn van voor 1987, het betreft qua aantal m3 geen ernstig geval en geen saneringsplicht. De ontwikkelaar heeft aangegeven deze twee spots te verwijderen. In een beknopt plan van aanpak zal aangegeven moeten worden hoe diep ontgraven wordt en waar de grond naar toe afgevoerd wordt. Gemeente Wageningen zal een akkoord moeten geven op het op te stellen plan van aanpak.

In het verkennend bodemonderzoek is tevens geconcludeerd dat het aannemelijk is dat bij renovatiewerkzaamheden asbesthoudende materialen zijn gebruikt. Om die reden is een verkennend bodemonderzoek naar de aanwezigheid van asbest uitgevoerd. Uit dit verkennend onderzoek blijkt dat op verschillende locaties asbest is gebruikt in daken en grondkeringen en dat op enkele locaties asbest in de grond is gevonden. Op basis van dit onderzoek is één locatie (deellocatie 4) als verdachte locatie aangemerkt. Hiervoor wordt een nader onderzoek geadviseerd. Tevens wordt geadviseerd om na de sloop van de aanwezige bebouwing en na de verwijdering van de terreinverharding een (aanvullen) verkennend bodemonderzoek asbest uit te voeren op die locaties.

Geadviseerd wordt om te werken met een gesloten grondbalans. Indien het niet mogelijk is om bij de ontwikkeling van de locatie met een gesloten grondbalans te werken, dient grond van de locatie afgevoerd te worden. Alvorens dit materiaal elders toegepast kan worden, dient een partijkeuring conform het Besluit bodemkwaliteit uitgevoerd te worden. Mogelijk kan in overleg met de gemeente een toepassing worden gezocht in het kader van actief bodembeheer (bodembeheerplan en bodemkwaliteitskaart).

4.3.2 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-wegen. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. Volgens artikel 74 van de Wgh is de breedte van een geluidszone afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (stedelijk of buitenstedelijk).

De geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mag in principe niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Indien de gevelbelasting meer bedraagt dan de voorkeursgrenswaarde en geluidsreducerende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, kan een verzoek worden gedaan tot vaststelling van een hogere waarde. Om hiervoor in aanmerking te komen, mag de geluidsbelasting aan de gevels, voor woningen in binnenstedelijk gebied, niet meer bedragen dan de uiterste grenswaarde van 63 dB.

Het plangebied bevindt zich in de bebouwde kom. Het ligt gedeeltelijk in de zone van de volgende wegen:

  • Geertjesweg;
  • Postjesweg;
  • Lindenlaan;
  • Churchillweg.

De maximaal toegestane snelheid op de Churchillweg bedraagt 50 km per uur. Hiermee is de Churchillweg een zoneplichtige weg, dit in tegenstelling tot de drie andere wegen. Dit zijn wegen met een maximaal toegestane snelheid van 30 km per uur en hoeven dus niet onderzocht te worden in het kader van de Wet geluidhinder. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn deze wegen wel beschouwd in het uitgevoerde onderzoek (Abovo Acoustics 23 april 2014, kenmerk X1630-1a-GB).

Voor zover het de toetsing aan de Wet geluidhinder betreft, wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ook gekeken naar de geluidbelasting van alle omliggende wegen samen. Deze geluidsbelasting is op sommige plaatsen hoger dan 53 dB. In het kader van de omgevingsvergunning moet gemotiveerd worden dat voor de binnenwaarde kan worden voldaan aan de eisen uit het bouwbesluit van 33 dB. Hierop wordt te zijner tijd getoetst, waarmee de binnenwaarde daarmee is gewaarborgd.

Voor wat betreft de gevelbelastingen veranderd ten opzichte van de huidige situatie niets. Aangezien de geluidsbelastingen lager zijn dan de door de Weg geluidhinder genoemde maximum belasting van 63 dB op de gevels zijn deze acceptabel.

4.3.3 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2, Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Artikel 5.16 Wm (eerste lid) geeft aan hoe en onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (opgesomd in het tweede lid) kunnen uitoefenen in relatie tot luchtkwaliteitseisen. Als aannemelijk is dat aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering:

  • Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • Een project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • Een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van een stof;
  • Een project is genoemd of past binnen het NSL of binnen een regionaal programma van maatregelen.

De wettelijke regels zijn uitgewerkt in de volgende regelingen:

  • Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • De Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • De Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007;
  • De Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (NIBM), legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Dat is het geval wanneer aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 1% van de jaargemiddelde concentratie van die stof.

De Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen), geeft voor een aantal categorieën van projecten een - getalsmatige - invulling aan de NIBM-grens. Het gaat ondermeer om woningbouw- en kantoorprojecten en enkele soorten van inrichtingen (bijv. emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen). Als een project binnen de - getalsmatige - begrenzing van de Regeling NIBM valt, dan is geen verdere toetsing aan de 1% of 3% grens en de grenswaarden nodig. De getalsmatige begrenzing van de Regeling NIBM is voor woningbouw met één ontsluitingsweg 1500 woningen en met twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling niet meer dan 3000 woningen. Het project geldt met 149 woningen als een NIBM-project en kan doorgaan zonder dat extra maatregelen worden genomen. Een luchtkwaliteitsonderzoek is dan niet nodig. Onderhavig project voldoet aan de NIBM, hetgeen inhoudt dat de luchtkwaliteit volgens de wet niet getoetst hoeft te worden.

4.3.4 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voldoende afstand in acht te worden genomen tussen milieubelastende activiteiten, zoals bedrijven, en gevoelige functies, zoals bijvoorbeeld woningen. Dit wordt milieuzonering genoemd. Milieuzonering dient drie functies. Het dient om een verantwoorde inperking van hinder voor gevoelige functies te bewerkstelligen. Tevens dienen bedrijven aan de zonering de zekerheid te kunnen ontlenen, dat zij hun bedrijfsactiviteiten kunnen voortzetten. Ten slotte dient milieuzonering om een intensief en doelmatig ruimtegebruik mogelijk te maken.

De VNG handreiking Bedrijven en milieuzonering (Sdu Uitgevers BV, Den Haag, 2009) is een algemeen aanvaard hulpmiddel hierbij. In de uitgave is een lijst opgenomen van alle bedrijfstypen en hun milieukenmerken. Deze lijst is gebaseerd op de standaardbedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Per bedrijfstype zijn richtafstanden voor de milieufactoren geur, stof, geluid en gevaar opgenomen die dienen te worden aangehouden tot een 'rustige woonwijk' of een vergelijkbaar omgevingstype. Verder zijn indices opgenomen voor verkeersaantrekkende werking, visuele hinder, (een verhoogde kans op) bodemverontreiniging en luchtverontreiniging. Van belang is dat deze afstanden een algemeen, indicatief karakter hebben. Per concreet geval zal bekeken moeten worden of er aanleiding is om af te wijken van de afstandsnorm. Daarnaast zijn de afstanden afgestemd op een 'rustige woonwijk'. De brochure kent een correctiemogelijkheid op deze afstanden afhankelijk van het omgevingstype, zoals bijvoorbeeld 'gemengd gebied'. Ten slotte is van belang dat de afstanden zijn afgestemd op een 'gemiddeld', modern bedrijf binnen het betreffende bedrijfstype. Hierbij is rekening gehouden met de gebruikelijke bij het betreffende bedrijfstype behorende opslagen en installaties.

Voorliggend bestemmingsplan maakt woningbouw mogelijk. Bij de woning is ruimte voor beroep of bedrijf aan huis, passend in een woonomgeving. Rond het plangebied zijn geen grote bedrijfsfuncties in de buurt, de woonfunctie overheerst. Mede omdat de woonfunctie in de huidige situatie aanwezig is en dit niet wijzigt in de toekomstige situatie, wordt geconcludeerd dat het aspect bedrijvigheid geen negatieve invloed heeft op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.3.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de daarop gebaseerde Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (Revi).

Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen is verwoord in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (2010). Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen (hoge druk aardgasleidingen en K1, K2, K3 vloeistofleidingen) door buisleidingen is verwoord in de circulaires 'Zonering langs hoge druk aardgasleidingen' (1984) en 'Bekendmaking van voorschriften ten behoeve van zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1, K2, en K3 categorie' (1991).

In het externe veiligheidsbeleid wordt een onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar op het overlijden van een onbeschermd individu op een bepaalde locatie naar aanleiding van een incident met gevaarlijke stoffen. Voor het PR zijn getalsnormen vastgesteld. Voor nieuwe situaties is de maximaal toelaatbare overlijdenskans van een persoon 1 op de miljoen per jaar, ofwel PR 10-6.

Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans per jaar dat ten minste tien mensen slachtoffer worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Hiervoor geldt geen vast norm, maar een oriëntatiewaarde. Het GR wordt bepaald door het invloedsgebied van een risicobron.

In of in de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen risicovolle inrichtingen. Er liggen geen (spoor)wegen in of in de nabijheid van het plangebied waarover transport van gevaarlijke stoffen plaats vindt (bron: Risicokaart, Klic-melding). Daarom is een nader onderzoek naar externe veiligheid niet nodig.

4.4 Water

4.4.1 Algemeen

De Europese Kaderrichtlijn Water (2003)

De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; verbetering van emissies; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.

Vierde nota Waterhuishouding (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1998)

De vierde nota waterhuishouding geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. De hoofddoelstelling is “een veilig en goed bewoonbaar land en het in stand houden/versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd”. Om de veerkracht van de watersystemen te vergroten dient de waterconservering en buffering te worden bevorderd en de afwenteling van (water-) problemen op naastgelegen gebieden te worden beperkt.

Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)

De hoge waterstanden in de rivieren in 1995 en 1996 en de klimaatscenario's, waarin naast de zeespiegelstijging ook meer en heviger buien worden voorspeld, hebben geleid tot vernieuwde aandacht voor water. Nederland is met zijn lage ligging en hoge verstedelijkingsgraad kwetsbaar voor wateroverlast en de veiligheid is in de toekomst in het geding. Maar ook door de drogere zomers is er het risico van watertekorten en verdroging. De commissie 'Waterbeheer
21e eeuw' heeft in opdracht van de regering duidelijk gemaakt dat we anders moeten omgaan met water en ruimte. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast moet ten minste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.

Waterplan provincie Gelderland

Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. Het waterplan is beschreven aan de hand van een aantal thema's zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2007 en 2015 er liggen.

Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid Waterbeheer 21e eeuw (WB21). Het thema “water als ordenend principe” loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied, er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen. Dit waterplan valt onder het regime van de nieuwe waterwet (22 dec. 2009).

Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem

In het Waterbeheersplan 2010 - 2015 heeft Waterschap Vallei & Eem zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van Waterschap Vallei & Eem voor de komende zes jaar. Dit plan is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied.

Waterplan Wageningen

Op 19 december 2005 heeft de gemeenteraad het “Waterplan Wageningen” vastgesteld. Wageningen is de “City of Life Sciences”en wil zich verder ontwikkelen tot een duurzame en complete stad. Verder wil Wageningen verantwoord met water omgaan. Dat betekent ruimte bieden voor waterberging en zorgen voor schoon en beleefbaar water in de stad. Voor het gehele grondgebied van Wageningen zijn daarvoor een viertal streefbeelden bepaald. Deze streefbeelden zijn “levendig en schoon”, “Hoog en droog”, “plezierig en bereikbaar”en “ruim en Robuust”. Alle nieuwe ontwikkelingen worden, afhankelijk van de ligging, aan een van deze streefbeelden en de daarbij behorende omschrijving, getoetst.

Verder sluit het plan aan bij het waterplan van de provincie en het waterbeheerplan van Waterschap Vallei & Eem.

Watertoets

Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21 eeuw, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.

4.4.2 Huidige situatie plangebied

Hemelwater

Hemelwater zit op dit moment gekoppeld op het vuilwatersysteem en loost in de riolering in de Geertjesweg.

Oppervlaktewater

In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

Grondwater

Het plangebied kent geen grondwaterproblemen.

Het freatisch grondwater bevindt zich op circa 4,0 á 5,0 meter beneden maaiveld in het noordelijk deel van de onderzoekslocatie. In het zuidelijk deel is het grondwater niet binnen 5,5 meter minus maaiveld aangetroffen.

Riolering

Binnen en rondom het plangebied is een gemengd rioolstelsel aanwezig. Het rioolstelsel binnen het plangebied (Willem Hovystraat, Talmastraat, Witmondplein en Klaas Katerstraat) bestaat uit leidingen, beton Ø300 mm. De bestaande riolering in de Geertjesweg, waarop de leidingen binnen het plangebied aansluiten, bestaat uit een leiding beton Ø600-700 mm. Ten oosten van het plangebied, in de Postjesweg, is een betonleiding Ø500 mm aanwezig. Per woning is in de bestaande situatie één huisaansluiting aanwezig. Gezien de leeftijd van de riolering (jaren '70 vorige eeuw) wordt verondersteld dat de huisaansluitingen van gres zijn.

Bluswater

Primair wordt gebruik gemaakt van drinkwaterleidingnet, secundair van eigen middelen.

4.4.3 Toekomstige situatie

Hemelwater

Het plangebied moet zijn eigen hemelwater gaan bergen en/of infiltreren. Conform de kaart “Overzicht afkoppelingsgebieden infiltratiebeleid” van de gemeente Wageningen (afkomstig uit kwaliteitshandboek inrichting & beheer openbare ruimte) is het plangebied gelegen binnen gebied A. Binnen deze zone wordt afkoppelen en infiltratie van hemelwater in de bodem reëel geacht. Vanwege een locaal beperkte infiltratiecapaciteit (door aanwezigheid van leemlagen) wordt gezocht naar een combinatie van berging en infiltratie.

In de openbare ruimte en de particuliere ruimte (woningstichting) is voldoende ruimte aanwezig om de waterberging te realiseren. De exacte invulling van de berging en infiltratie van het hemelwater wordt nader uitgewerkt, waarbij de gemeente toetst op berging, beheer en onderhoud. Locaties van (bestaande) bomen is hierbij een aandachtspunt.

Oppervlaktewater

Er is geen oppervlaktewater gepland.

Grondwater

Alle peilen blijven nagenoeg gelijk en hebben derhalve geen invloed op de hoogte van de grondwaterstand. Grondwater zal door infiltratie van regenwater mogelijk iets stijgen. Dit veroorzaakt geen probleem/bezwaar voor de drooglegging.

Riolering

Het bestaande gemengde rioleringssysteem wordt vervangen door een gescheiden rioleringssysteem. Door het afkoppelen van het regenwater kan gebruik worden gemaakt van een kleinere diameter buis voor de afvoer van vuilwater, maar minimaal rond 250 i.v.m. reiniging en inspectie.

Bluswater

Bluswater zal ook in de nieuwe situatie primair onttrokken worden aan het drinkwaterleidingnet. Secundair wordt gebruik gemaakt van eigen middelen.

4.4.4 Reactie Waterschap Vallei en Eem

In het kader van het watertoetsproces zijn de randvoorwaarden en uitgangspunten ten aanzien van water geverifieerd bij zowel de gemeente Wageningen als Waterschap Vallei en Eem.

4.4.5 Conclusie water

Binnen het plangebied zijn geen (grond)waterproblemen te verwachten. Er is voldoende ruimte aanwezig om aan de eisen van gemeente en waterschap te voldoen. Het plan bevat geen oppervlaktewater en loost niet op water van het waterschap. In overleg is het plan wel besproken en het water is er voldoende in geborgd.

4.5 Ecologie

De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming.

4.5.1 Algemeen

Gebiedsbescherming

Gebiedsbescherming wordt voornamelijk geregeld met de Natuurbeschermingswet (1998) en de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Belangrijk is dat ruimtelijke projecten niet zonder meer mogen worden gerealiseerd in beschermde natuurgebieden.

Projecten die in de nabijheid van beschermde natuurgebieden (inclusief de Habitatrichtlijngebieden) worden geprojecteerd, dienen te worden getoetst op de mogelijke negatieve effecten die zij op deze gebieden kunnen hebben en of zij verstoring zullen veroorzaken (externe werking). Indien dit het geval is, kan doorgang van het project mogelijk belemmeringen ondervinden. De provincie is hiervoor het bevoegde gezag. Voor bestemmingsplannen en wijzigingen hiervan, kan het noodzakelijk zijn dat een vergunning ex artikel 19d Natuurbeschermingswet aangevraagd moet worden.

Soortbescherming

Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en faunawet. In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Deze beschermde organismen mogen niet zonder reden in hun bestaan worden aangetast. Belangrijk is het feit dat beschermde organismen ook buiten natuurgebieden voorkomen.

De wet maakt een onderscheid tussen licht en zwaar beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, licht beschermde soorten een vrijstelling. Aan deze vrijstelling zijn vaak voorwaarden verbonden. Voor zwaar beschermde soorten dient een ontheffing volgens art. 75 van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd bij het ministerie van EZ. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • Er sprake is van een wettelijk geregeld belang (groot maatschappelijk belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling);
  • Er geen alternatief is;
  • Er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
4.5.2 Situatie

In het kader van het bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van beschermde gebieden en soorten. De volgende onderzoeken zijn uitgevoerd:

  • Ecologische quickscan Patrimonium, Wageningen; uitgevoerd door Regelink Ecologie & Landschap, d.d. 27 november 2013, kenmerk RA12197-01;
  • Vleermuis-, steenmarter- en gierzwaluwonderzoek Patrimonium, Wageningen; uitgevoerd door Regelink Ecologie & Landschap, d.d. 27 november 2013, kenmerk RA12197-02;
  • Aanvullend onderzoek huismus en vleermuizen Patrimonium, Wageningen; uitgevoerd door Regelink Ecologie & Landschap, d.d. 27 november 2013, kenmerk RA12409-01;

Het plangebied ligt op circa 850 meter van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, 'Uiterwaarden Nederrijn'. Dit is tevens EHS. Gezien de afstand en de ligging van het plangebied binnen bestaand bebouwd gebied, zijn hier geen significant negatieve effecten te verwachten.

Uit de toetsing aan de Flora- en faunawet blijkt dat bij uitvoering van de ingreep mogelijk negatieve effecten te verwachten zijn op:

  • Vaatplanten;
  • Vleermuizen;
  • Steenmarter;
  • Vogels.

Op overige soortgroepen wordt geen negatief effect op beschermde soorten (of functies) verwacht.

Vaatplanten

In het plangebied is de gele helmbloem aangetroffen. Er is een mitigatieplan en ecologisch werkprotocol opgesteld waarin beschreven is hoe om te gaan met de aanwezige gele helmbloem (zie conclusie).

Vleermuizen

Enkele soorten gebouwbewonende vleermuizen hebben mogelijk hun vaste rust- en/of verblijfplaats in de woningen. Daarom is aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze vleermuissoorten uitgevoerd. Hieruit blijkt dat het plangebied fungeert als foerageergebied voor gewone dwergvleermuis en laatvlieger. Vanwege de kleine aantallen vleermuizen en het feit dat de dieren vaak maar kortstondig in het plangebied foerageerden kan worden gesteld dat het plangebied geen essentieel foerageergebied is.

Er zijn twee zomerverblijfplaatsen en vier paarverblijfplaatsen van gewone dwergvleermuizen waargenomen. Uit nader onderzoek is gebleken dat er geen kraamverblijfplaatsen of winterverblijfplaatsen voor grotere aantallen dieren voorkomen. Het is waarschijnlijk dat geen essentiële vliegroutes in het plangebied aanwezig zijn.

Steenmarter

In het plangebied zijn geen sporen van de steenmarter aangetroffen. Ook zijn tijdens de veldbezoeken geen steenmarters waargenomen. Uit het aanvullend onderzoek blijkt dat de soort redelijkerwijs niet voorkomt in het plangebied.

Vogels

In de wijk komen veel gierzwaluwen voor. Uit het aanvullende onderzoek blijkt dat de gierzwaluw massaal voorkomt in het noordelijk deel van het plangebied. Er zijn negentien nestlocaties van gierzwaluwen aangetoond, maar het is vrijwel zeker dat zich meer nestlocaties in het plangebied bevinden.

In het noordelijk deel van het plangebied komt ook de huismus voor. Er zijn vierentwintig nestlocaties aangetoond. Er mag van worden uitgegaan dat binnen de wijk nog meer nestlocaties aanwezig zijn.

Voor de andere mogelijk aanwezige soorten broedvogels geldt dat de werkzaamheden buiten het broedseizoen uitgevoerd dienen te worden. Voor het broedseizoen stelt de wet geen vaste begin- of einddatum. Normaal gesproken loopt het broedseizoen voor de meeste vogelsoorten van 15 maart tot 15 juli.

4.5.3 Conclusie

In het plangebied komen de beschermde soorten gele helmbloem, dwergvleermuis, laatvlieger, gierzwaluw en huismus voor. Met het zorgvuldig uitvoeren van de werkzaamheden en aanvullend mitigeren wordt de Flora- en faunawet niet overtreden. Hiertoe is een mitigatieplan en ecologisch werkprotocol opgesteld:

  • Hout, M. van der , 2013. Ecologisch werkprotocol Patrimonium, Wageningen. In het kader van de Flora- en faunawet. Rapport RA13343-02, Regelink Ecologie & Landschap, Mheer.
  • M.T. Berghuis, M. van der Hout, 2013. Mitigatieplan gele helmbloem, gierzwaluw, huismus en gewone dwergvleermuis Wijk Patrimonium, Wageningen. In het kader van de Flora- en faunawet. Rapport RA12408-03, Regelink Ecologie & Landschap, Mheer.

Het mitigatieplan is goedgekeurd en er is een ontheffing verleend voor het uitvoeren van de werkzaamheden (10 maart 2014, kenmerk FF/75C/2013/0416).

4.6 Archeologie en cultuurhistorie

4.6.1 Archeologie

In 1992 heeft Nederland het Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch Erfgoed ondertekend (ook wel het Verdrag van Malta, Conventie van Malta, Verdrag van Valletta genoemd). Dit heeft ertoe geleid dat in Nederland vanaf dat moment meer aandacht is gekomen voor de bescherming van het archeologische bodemarchief.

Ter implementatie van de uitgangspunten van het Verdrag van Malta is op 1 september 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Deze wet betreft een aanpassing van de Monumentenwet 1988. Uitgangspunt in de wet is bescherming 'waar nodig'. De wet gaat ervan uit dat de gemeenteraad bij het vaststellen van een bestemmingsplan rekening houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten (artikel 38a Monumentenwet 1988). Verder introduceert de Wet op de archeologische monumentenzorg het beginsel van 'de verstoorder betaalt'. De redenering hierachter is, dat initiatiefnemers van projecten mogelijk schade toe brengen aan het bodemarchief en daarom de kosten voor het behoud hiervan voor hun rekening moeten nemen. In verband hiermee is een inventariserend veldonderzoek (IVO) uitgevoerd.

In het gebied is een bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek uitgevoerd (Patrimonium, Wageningen, Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek; uitgevoerd door ADC ArcheoProjecten, d.d. 26 maart 2014, kenmerk ADC Rapport 3431).

Op basis van het bureauonderzoek werd verwacht dat in het plangebied archeologische resten kunnen worden aangetroffen vanaf vermoedelijk de Late Bronstijd. De aanwezigheid van oudere archeologische resten kon niet worden uitgesloten. De bodemopbouw in het plangebied is niet bekend, maar op basis van oude kaarten, waarop het gebied deel uitmaakt van een akkercomplex ('De Enk'), moet rekening worden gehouden met een plaggendek. Zowel ten noorden als ten westen van het plangebied is tijdens proefsleufonderzoeken deze bodemopbouw vastgesteld, waarbij in de top van de C-horizont nederzettingssporen werden aangetroffen uit de IJzertijd – Vroege Middeleeuwen.

Tijdens een ander onderzoek aan weerszijden van de Churchillweg bleek de bodem wel behoorlijk verstoord door onder andere bebouwing, maar bleken niet veel bodemverstoringen dieper te gaan dan het plaggendek.

Tijdens het booronderzoek zijn, ondanks grondbewerking door de mens, aanwijzingen gevonden voor het feit dat het potentieel archeologisch niveau grotendeels intact is gebleven. Dit blijkt hoofdzakelijk uit de aanwezigheid van een restant van het oorspronkelijke plaggendek verspreid over het plangebied.

Indien de werkzaamheden niet dieper dan 80 cm –mv gaan, is geen vervolgonderzoek noodzakelijk. Op basis van de resultaten van het verkennend booronderzoek wordt bij diepere grondwerkzaamheden geadviseerd een gefaseerd proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Om die reden wordt over het gehele plangebied een dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen.

4.6.2 Cultuurhistorie

In het plangebied staan geen monumenten. Ook zijn er geen door de provincie Gelderland onderscheiden cultuurhistorisch waardevolle elementen (Gelderse cultuurhistorie).

Belangrijk kenmerk van de besloten opgezette wijk is zijn lanenstructuur die met herkenbare hoofdassen de wijk overzichtelijk indeelt. De erfafscheidingen van de soms diepe tuinen en het openbaar groen benadrukken nog eens dit patroon. De in baksteen opgetrokken woningen hebben hoofdzakelijk een zadeldak, een enkel type is met een Mansardedak uitgerust. Van enkele woningen zijn sommige gevels wit geschilderd. Er komen zowel een- als tweelaagse woningen met kap voor. Daarnaast zijn er verschillen als tweekappers en rijtjeswoningen die al dan niet per twee ten opzichte van elkaar verspringen. Deze bevinden zich met name in de randen van de wijk en duiden niet alleen van buitenaf op het bijzondere karakter, maar maakt ook dat de wijk zich hierdoor naar binnenkeert. Alle woningen zijn gedekt met rode keramische pannen die een belangrijke bijdrage leveren aan het karakter van de wijk. Op detailniveau zijn de architectonische kenmerken als siermetselwerk (“vliegers”) in kopgevels, rollagen in de gevels die de horizontaliteit benadrukken en overstekken. Kleine poortjes en schuurtjes in dezelfde baksteen verhogen de samenhang in de gebouwde delen van de wijk. De oorspronkelijke roeden in de ramen zijn in de jaren zeventig en tachtig reeds verdwenen.

Bij de herontwikkeling van het plangebied worden de bestaande structuren zoveel mogelijk gehandhaafd.

4.7 Verkeer en parkeren

4.7.1 Verkeer

De wijk is aangewezen als verblijfsgebied volgens de wegcategorisering in het kader van Duurzaam Veilig. Voor de omliggende wegen geldt een maximumsnelheid van 30 km/h. De straten in het plangebied maken deel uit van de woonerfstructuur in de wijk stapvoets gereden moet worden en waar afwijkende verkeersregels gelden.

De straten in Patrimonium zijn de ontmoetingsruimte in de wijk en dragen zo bij aan de sociale structuur in de wijk. Het intieme karakter van de woonerven wordt gewaardeerd en draagt bij aan de (verkeers-)veiligheid en het tegengaan van doorgaand sluipverkeer. De wijk kent vijf ontsluitingen, twee op de Geertjesweg, twee op de Lindelaan en een op de Postweg. Er zijn in de huidige situatie geen knelpunten bekend in de verkeersafwikkeling.

De herstructurering houdt het bestaande stratenpatroon in stand. Er vindt geen wijziging van de verkeerstructuur plaats. Het aantal woningen in de wijk wijzigt van 160 woningen in de huidige situatie naar maximaal 149 woningen in de toekomstige situatie. Dit betekent een kleine afname in het aantal woningen en zodoende waarschijnlijk een lichte afname van het aantal verkeersbewegingen. De aanwezige verkeersstructuur kan de toekomstige aantallen verkeersbewegingen goed aan. Er zijn geen knelpunten te verwachten op het gebied van verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid.

4.7.2 Parkeren

In de huidige situatie zijn in de wijk 168 parkeerplaatsen aanwezig. Het merendeel (145 stuks) bevindt zich aan de straat als openbare plaatsen. Op enkele plekken in de wijk hebben bewoners een parkeerplaats op het eigen erf.

De basis voor de parkeernormen van de nieuwe situatie wordt gevormd door de 'parkeernormen Wageningen 2008'. De hierin aangegeven parkeernorm voor woningen in de goedkope klasse voor het gebied waarin Patrimonium is gelegen bedraagt 1,7 parkeerplaats/woning.

Bij herstructurering van een bestaande wijk moet er anders dan bij volledige nieuwbouw rekening worden gehouden met ruimtelijke en stedenbouwkundige wensen en eisen die voortkomen uit de historie van de wijk. Toepassing van huidige norm zal leiden tot een zodanige verstening en verslechtering van de ruimtelijke kwaliteit dat deze niet meer aansluit bij het stedenbouwkundige karakter van de oude wijk en de wensen van bewoners. Ook is het de verwachting dat deze parkeerbehoefte niet zal aansluiten bij de toekomstige sociaal-demografische opbouw van de wijk.

Bij wijkvernieuwing is het de ervaring dat een groot deel van de zittende bewoners na de vernieuwing ook weer terugkeert naar de wijk. Daarom is naast de theoretische parkeernorm ook de huidige parkeerdruk in de wijk bekeken. Uit een gehouden parkeeronderzoek (voorjaar 2013) is gebleken dat deze met ongeveer 0,7 parkeerplaats per woning aanzienlijk lager is dan de norm die tegenwoordig wordt gesteld. Afwegende dat er sprake is van een groot maatschappelijk belang om tot herstructurering van de wijk te komen, het belang van een goede ruimtelijke kwaliteit met oog voor stedenbouwkundige historie en wensen van bewoners en de lage parkeerbehoefte van een deel van de terugkerende bewoners wijkt de gemeente af van de huidige parkeernorm.

Voor het bepalen van de toekomstige parkeerbehoefte rekent de gemeente met een terugkeerpercentage van 50%. Dit is wat lager dan het percentage dat de Woningstichting op basis van ervaringen met eerdere wijkvernieuwingsprojecten hanteert (70%). Voor deze terugkeerders wordt gerekend met de huidige parkeerdruk van 0,7 parkeerplaats per woning. Voor de overige 50% wordt de standaard parkeernorm van 1,7 parkeerplaats per woning gehanteerd. Voor de hele buurt betekent dit een gemiddelde parkeerbehoefte van 1,2 parkeerplaats per woning. Deze worden bij realisatie gelijk aangelegd.

Gezien de huidige leeftijdsopbouw van de bewoners zal echter waarschijnlijk een deel van de oudere 'terugkeerders' binnen de looptijd van het bestemmingsplan plaatsmaken voor nieuwe, waarschijnlijk jongere bewoners. Hiervoor moet gerekend worden met een behoefte van 1,0 parkeerplaats per woning. Voor de overige 50% wordt de standaard parkeernorm van 1,7 parkeerplaats per woning gehanteerd. Voor de hele buurt betekent dat een gemiddelde parkeerbehoefte van 1,4 parkeerplaats per woning. Gezien het te verwachte terugkeerpercentage van de woningstichting is het toegestaan om in beginsel de lagere parkeernorm toe te passen van 1,2 parkeerplaats per woning, mits er ruimte gereserveerd wordt om in de toekomst te voldoen aan de norm van 1,4 parkeerplaats per woning. Deze ruimte is gereserveerd in toekomstige parkeerkoffers (parkeren tussen de woningen), welke gronden na realisatie van de woningen overgedragen worden aan de gemeente.

afbeelding "i_NL.IMRO.0289.0037patrimonium-ONHE_0023.jpg"

Afbeelding 23: parkeren in de huidige en toekomstige situatie

Extra parkeren

Naast parkeerplaatsen op de erven is op verschillende plekken in de stedenbouwkundige structuur ruimte gecreëerd voor extra parkeerplaatsen. Deze kleine parkeerpleintjes zijn goed zichtbaar en bereikbaar vanaf het openbaar gebied en liggen verspreid in de wijk waardoor een goede parkeerverdeling ontstaat. Daarnaast kan op sommige plekken in het plan ook via de parkeerpleintjes achter op het eigen kavel geparkeerd worden. Op deze wijze kan in de toekomst een parkeernorm van 1,4 parkeerplaats gerealiseerd worden.

4.8 Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend bestemmingsplan wordt gerealiseerd op particulier initiatief. De eigenaar van de gronden is De Woningstichting. Het bestemmingsplan maakt een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) mogelijk. Tussen de gemeente Wageningen en De Woningstichting is een (anterieure) overeenkomst gesloten. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over plankosten en publiekrechtelijke en privaatrechtelijke afspraken met betrekking tot de ontwikkeling van het plangebied vastgelegd.

Eventuele planschade die optreedt als gevolg van dit bestemmingsplan komt voor rekening van De Woningstichting.

De economische uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan is hiermee aangetoond.

Hoofdstuk 5 Wijze van bestemmen

5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan is het belangrijkste ruimtelijke ordeningsinstrument waarmee de gebruiksmogelijkheden van gronden op een juridisch bindende wijze worden vastgelegd. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat het gaat om toelatingsplanologie: de gebruiker van de gronden kan van overheidswege niet worden verplicht de in het bestemmingsplan opgenomen gebruiksvorm ook daadwerkelijk te gaan realiseren (verwezenlijken van de bestemming). In verband hiermee bevat elk bestemmingsplan overgangsrecht op grond waarvan bestaand, van de bestemming afwijkend feitelijk gebruik mag worden voortgezet.

Een bestemmingsplan bevat twee onderdelen, namelijk een verbeelding en bijbehorende regels. De toelichting (op de regels en de verbeelding) vormt juridisch beschouwd geen onderdeel van het bestemmingsplan, maar speelt wel een belangrijke rol bij de interpretatie van de regels en de verbeelding. Voor een goed begrip van de (on)mogelijkheden van het bestemmingsplan dienen de verbeelding, de regels en de toelichting in onderlinge samenhang te worden beschouwd. Het een kan niet los worden bezien van het ander.

5.2 Het digitale bestemmingsplan

In verband met de digitaliseringsverplichtingen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het plan afgestemd op de RO standaarden 2012. De RO Standaarden 2012 bestaat uit een pakket aan standaarden verdeeld in:

  • standaarden voor de beschrijving van het technische model waaraan de ruimtelijke instrumenten moeten voldoen;
  • praktijkrichtlijnen die de toepassing van het model beschrijven;
  • een standaard voor structuur en presentatie van een ruimtelijk instrument;
  • een standaard voor publicatie en authenticatie van een digitale dataset van een ruimtelijk instrument.

Los van deze verplichting dient het bestemmingsplan (ook) in analoge vorm te worden vastgesteld door de gemeenteraad.

5.3 Verbeelding

Op de verbeelding zijn bestemmingen weergegeven. In de regels is vervolgens per bestemming geregeld welk gebruik en welke bebouwing is toegestaan. Náást bestemmingen zijn op de verbeelding ook aanduidingen opgenomen. Een aanduiding heeft alleen betekenis als in de regels aan de betreffende aanduiding een gevolg wordt verbonden.

Voor de ondergrond van de verbeelding is gebruik gemaakt van de meest actuele Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) en de kadastrale kaart.

5.4 Regels

De regels zijn conform de standaard van de gemeente Wageningen en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). De SVBP2012 is één van de standaarden van de RO standaarden 2012. Deze standaard heeft geen enkele betrekking op de inhoud van de regels, maar regelt uitsluitend de structuur en wijze waarop planregels zijn opgebouwd.

De regels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:

  • hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen.
  • hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen. Voor die bestemmingen bevat dit hoofdstuk regels die specifiek daarvoor gelden.
  • hoofdstuk 3 bevat achtereenvolgens een anti-dubbeltelregel, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels.
  • hoofdstuk 4 bevat het overgangsrecht en een slotregel.

5.5 Artikelsgewijze toelichting

Artikelen 1(Begrippen) en 2 (Wijze van meten)

Voor de begripsomschrijvingen en wijze van meten is aangesloten bij de SVBP2012 en de standaard van de gemeente Wageningen.

Artikel 3 (bestemming 'Groen')

Het Witmondplein vormt het centrale groenelement in de wijk en heeft een groenbestemming gekregen. Binnen deze bestemming staat de groene inrichting centraal. Ook paden en speeltoestellen zijn toegestaan in de bestemming.

Artikel 4 (bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied')

De wegen, parkeerplaatsen en de groenstroken en plantenvakken die onderdeel uitmaken van de openbare ruimte hebben de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied gekregen. De regels bij deze bestemming hebben voornamelijk betrekking op woonstraten, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen. Daarnaast zijn ook andere functies toegestaan zoals nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 5 (bestemming 'Wonen')

Alle overige gronden in het plangebied hebben de woonbestemming toegewezen gekregen. Zowel de bestaande als de toekomstige woningen vallen binnen de bestemming. Er dient te worden gebouwd binnen het bouwvlak, welk zo ruim mogelijk is neergelegd. Het maximaal aantal woningen is vastgelegd binnen het plangebied. Specifiek wordt ook kamerverhuur mogelijk gemaakt ter plaatse van de daarvoor bestemde aanduiding.

Behalve wonen is in de bestemming ruimte geboden voor de toekomstige parkeerhofjes. Als deze hofjes nog niet nodig zijn, kunnen ze een inrichting als moestuin of andere groenvoorziening krijgen. Tenslotte zijn ook andere functies toegestaan zoals nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

In deze bestemming is binnen de bouwregels onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor deze bouwwerken gelden maxima ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten et cetera. Alleen voor hoofdgebouwen zijn de goot- en bouwhoogte op de verbeelding aangeduid. Voor het overige is het uitgeschreven in de regels. Deze normen beogen met name te voorkomen dat een bouwperceel volledig wordt bebouwd en dat stedenbouwkundig gezien ongewenste situaties ontstaan.

De regels bij deze bestemming Wonen bieden de mogelijkheid tot het uitoefenen van aan huis gebonden beroepen. In artikel 1 is een omschrijving van dit begrip opgenomen.

Artikel 6 (dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie')

Het hele plangebied kent de dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Er heeft archeologisch onderzoek plaatsgevonden voor de planontwikkeling (zie paragraaf voor een toelichting hierop). Tijdens het onderzoek zijn, ondanks grondbewerking door de mens, aanwijzingen gevonden voor het feit dat het potentieel archeologisch niveau grotendeels intact is gebleven. Dit blijkt hoofdzakelijk uit de aanwezigheid van een restant van het oorspronkelijke plaggendek verspreid over het plangebied. Indien de werkzaamheden niet dieper dan 80 cm –mv gaan, is geen vervolgonderzoek noodzakelijk.

Op basis van de resultaten van het verkennend booronderzoek wordt bij diepere grondwerkzaamheden geadviseerd een gefaseerd proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Om die reden is over het gehele plangebied een dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen waarbinnen dit archeologisch advies is geregeld.

Artikel 7 (Anti-dubbeltelregel)

Dit artikel bevat de bekende anti-dubbeltelregel, conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikelen 8 (Algemene aanduidingsregels), artikel 9 (Algemene afwijkingsregels)

Deze artikelen bevatten enkele algemeen geldende regels. Deze hebben betrekking op de mogelijkheid om 'binnenplans' door middel van een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) af te wijken en op het wijzigen van de bestemming. De regels behorende bij de aanduiding molenbiotoop van de molen De Vlijt zijn opgenomen in artikel 8. De wijze van meten voor wat betreft bouwhoogte van bouwwerken in dit artikel gaat voor de wijze van meten in de overige bestemmingen.

Artikel 10 (Overige regels)

In dit artikel is een bepaling opgenomen met betrekking tot verwijzingen naar overige wetgeving.

Artikelen 11, 12 (Overgangsrecht) en 13 (Slotregel)

Deze artikelen bevatten achtereenvolgens het overgangsrecht, conform artikel 3.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening en een slotbepaling.

Hoofdstuk 6 De procedure

6.1 Overleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) wordt het bestemmingsplan “Patrimonium” toegezonden aan de verschillende instanties. Te zijner tijd worden de ingekomen reacties in deze paragraaf behandeld.

6.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 19 juni 2014 gedurende zes weken ter visie gelegen. Naar aanleiding van de terinzagelegging zijn 2 zienswijzen ontvangen. De ingekomen zienswijzen zijn in de Zienswijzennota samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. De nota is bij het vaststellingsbesluit als bijlage opgenomen. De ingekomen zienswijzen hebben niet geleid tot wijziging van het bestemmingsplan.

6.3 Vaststelling en beroep

De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan op 27 oktober 2014 vastgesteld. De vaststelling wordt bekendgemaakt in het Gemeenteblad, in de Staatscourant en op de gemeentelijke informatiepagina van De Stad Wageningen. Het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken analoog ter visie. Het vastgestelde bestemmingsplan ligt ook gedurende deze termijn digitaal ter visie op www.ruimtelijkeplannen.nl. Tijdens de ter visie legging kan door belanghebbenden tegen het bestemmingsplan direct beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.4 Crisis- en herstelwet

De op 1 april 2010 van kracht geworden Crisis- en herstelwet (Chw) is gericht op de versnelling van infrastructurele projecten, andere grote bouwprojecten en projecten op het gebied van duurzaamheid, energie en innovatie. De Chw beoogt voornamelijk complexe regelgeving en tijdrovende besluitvorming te verminderen. Het in de wet voorgestelde pakket van maatregelen is deels permanent, deels tijdelijk van aard en gericht op bepaalde projecten.

Op het bestemmingsplan voor Patrimonium is de Crisis- en herstelwet van toepassing, aangezien er sprake is van een bouwplan van meer dan 11 woningen (Bijlage I, artikel 3.1 Chw). De wet biedt mogelijkheden om beroepsprocedures te versnellen, overigens zonder afbreuk te doen aan de gewenste zorgvuldigheid. Beroepsmogelijkheden tussen overheden worden bijvoorbeeld beperkt. Ook kan men vanwege het relativiteitsvereiste alleen succesvol opkomen tegen een bepaald besluit waar de Crisis- en Herstelwet op van toepassing is, indien gronden zijn aangevoerd die zien op de eigen belangen. Tenslotte wordt de mogelijkheid geboden kleine materiële gebreken in de besluitvorming te passeren, als belanghebbenden hierdoor niet worden benadeeld.