Plan: | De Kroon, Wilp 2013 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.8113-VS00 |
De Wet geluidhinder heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect geluid. Geluidsbelasting op gevels van geluidsgevoelige objecten moet binnen de normen blijven. Het gaat hier zowel om geluidhinder van wegverkeer als van railverkeer. Er is geen sprake van railverkeer in de omgeving van het plangebied. Daarnaast zijn zowel de Kerkstraat als de Dorpsstraat 30 km-wegen met een lage verkeersintensiteit. Dit betekent dat vanwege de beoogde ontwikkelingen geen akoestisch onderzoek hoeft plaats te vinden.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Die gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies.
Het horecapand in het plangebied behoudt in principe zijn functie, echter zonder zaalverhuur. Bestaande milieuregels op grond van het Activiteitenbesluit blijven van kracht.
Het plangebied bevindt zich in een omgeving waar reeds diverse functies voorkomen naast 'wonen', zoals het bestaande café met zalencentrum, de kerk en dorpshuis De Pompe. Er is dan ook sprake van functiemenging. Als bijlage bij de regels van het bestemmingsplan is een 'Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging' (VNG) opgenomen.
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer, in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'). In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal luchtvervuilende stoffen. In Nederland kunnen met name fijn stof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Fijn stof wordt grotendeels veroorzaakt door grote industriële bronnen en het wegverkeer, NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door wegverkeer.
Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen of het afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (Nibm) bij zo lang de concentratie fijn stof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt. Volgens de regeling Nibm wordt die grens pas overschreden bij bijvoorbeeld woningbouwprojecten van meer dan 1500 woningen of kantoorlocaties met meer dan 10.000 m2 bruto vloeroppervlak. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.
Voorliggend bestemmingsplan regelt het 'wegbestemmen' van het bouwvlak voor een woning en het gebruik van het horecapand inclusief twee wooneenheden. Het kan daarmee worden aangemerkt als ontwikkeling die in niet betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
De locatie is niet gelegen binnen een gebied waarin de normen van luchtkwaliteit of fijnstof worden overschreden. Geconcludeerd wordt dat de Wet luchtkwaliteit en het Besluit Nibm geen belemmering vormen voor onderhavige ruimtelijke ontwikkeling.
Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit zijn regels gesteld om risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Bedrijven die onder dit besluit vallen zijn onder meer chemische bedrijven, lpg-tankstations en bedrijven die 10.000 kilo of meer aan chemicaliën opslaan. Het besluit verplicht gemeenten en provincies voortaan met veiligheidsnormen rekening te houden. Op basis van de Risicokaart provincie Gelderland blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bedrijven aanwezig zijn die vallen onder het Bevi.
De basis voor de risicobenadering bij het vervoer van gevaarlijke stoffen (over weg, water en spoor) ligt in de nota "Omgaan met risico's". De algemene uitgangspunten zijn nader uitgewerkt in de "Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (RNVGS). Sinds augustus 2004 is sprake van een "Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen". Met deze circulaire wordt het beleid als vervat in de RNVGS verder verduidelijkt. Op grond hiervan kunnen rijks-, provinciale en gemeentewegen worden aangewezen als verplichte route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een transportroute van gevaarlijke stoffen. Om die reden wordt aan dit onderdeel verder niet ingegaan.
Tot slot dient voor wat betreft het aspect externe veiligheid bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening gehouden te worden met buisleidingen (ten behoeve van aardgastransport). In het plangebied en de directe omgeving daarvan zijn dergelijke buisleidingen niet aanwezig.