Plan: | H.W. Iordensweg 94-98 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.8106-VS00 |
De Wet geluidhinder heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van de wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect 'geluid'. Bij de gevraagde uitbreiding van bedrijfsbebouwing voor productie en opslag is geen sprake van een geluidsgevoelig object. Een onderzoek naar de geluidbelasting als gevolg van weg- en railverkeer is om deze redenen achterwege gebleven.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. Bij planontwikkeling wordt met behulp van de systematiek uit de VNG-publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” bepaald binnen welke straal bedrijven invloed hebben op de omgeving en met welke aspecten (zoals o.a. geluid en geur) rekening gehouden moet worden. Deze zogenaamde milieuzones zijn bepaald ten opzichte van gevoelige functies, uitgaande van het referentie omgevingstype 'rustige woonwijk'/'rustig buitengebied'.
De locatie ligt in het buitengebied, waardoor geen sprake is van eventuele correcties voor afstandseisen vanwege ten opziche van het referentie-omgevingstype 'rustige woonwijk'/'rustig buitengebied'. Volgens de VNG-publicatie gelden voor Nikkels bouwbedrijf bv de volgende afstanden (in meters):
Sbi-code 1993 | Sbi-code 2008 | Categorie | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Veiligheid |
45 | 41, 42, 43 | 3.2 | Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m2 | 10 | 30 | 100 | 10 |
De richtafstand van 100 meter (geluid) is de milieuzone die in de bestaande situatie al van toepassing is op het bedrijf. Binnen de 100 meter-contour van de grens van de bestaande situatie bevinden zich reeds (bedrijfs)woningen van derden. Deze woningen bevinden zich aan de oost- en zuidkant van de bedrijfslocatie; de geplande uitbreiding vindt plaats in westelijke richting, wat in die zin een gunstige ontwikkelingsrichting is. Daarbij wordt opgemerkt dat de ontsluiting van het bedrijfsperceel plaatsvindt aan de noordzijde van het perceel op de Zuiderlaan, waar geen woningen aanwezig zijn. De bedrijfsactiviteiten veranderen met de ontwikkeling niet. Voor zover buitenopslag plaatsvindt op het terrein, wordt dit afgeschermd door een 'bebouwingsschild'. Uit akoestisch oogpunt is dat in de regel gunstig (evenals voor het aanzicht). De relevante woningen van derden in de omgeving genieten reeds bescherming volgens de milieuwetgeving. De planvorming heeft geen nadelige invloed op belasting van deze woningen.
Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Met deze wet wordt de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) bedoeld. De 'Wet luchtkwaliteit' vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Met de nieuwe wet en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. Er is sprake van verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" indien één van de volgende ontwikkelingen zich voordoet:
Het bestemmingsplan heeft niet één van deze ontwikkelingen tot gevolg. Geconcludeerd kan worden dat door de uitbreiding van het bedrijf, de luchtkwaliteit niet “in overwegende mate” zal verslechteren. Om die reden hoeft niet verder op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de mate van de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of -en zo ja welke- kosten gemoeid zijn met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.
Ten behoeve van het voorgenomen uitbreidingsplan is door De Klinker Milieu Adviesbureau een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd volgens NEN 5740 (d.d. 29 augustus 2011, rapportnummer 211103-HT1.2). In mengmonsters zijn geen van de onderzochte stoffen aangetroffen in een concentratie boven de achtergrondwaarde of detectiegrens van de desbetreffende stof. In het grondwater is een matige verhoging met barium aangetroffen. Deze hebben mogelijk een natuurlijke oorsprong en kunnen een verhoogd achtergrondniveau betreffen. De bodem ter plaatse is overal toepasbaar. Hoewel de concentratie aan barium in grondwater hoger is dan de tussenwaarde en lager dan de interventiewaarde, bestaat geen noodzaak voor nader onderzoek. De bodem is geschikt voor het beoogde gebruik. Uit oogpunt van bodemkwaliteit bestaan dan ook geen beperkingen ten aanzien van de nieuwbouw. Het onderzoek is als bijlage bij dit plan gevoegd (Bijlage 1).
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (vervoer gevaarlijke stoffen) bronnen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen groepsrisico en plaatsgebonden risico. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten.
In de directe omgeving van het plangebied vindt geen transport plaats van gevaarlijke stoffen. Ook zijn geen productiecomplexen van gevaarlijke stoffen in de directe omgeving aanwezig die van invloed kunnen zijn op de voorgenomen ontwikkeling. Op het perceel zelf vinden geen werkzaamheden met gevaarlijke stoffen plaats. Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor het plan.