Plan: | Voordersteeg 4, 8, 8A en 10 Twello |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.20344-VS00 |
Aan de Voordersteeg 8 en 8a in Twello was voor een lange tijd een bloemisterij gevestigd met kassen en een bedrijfswoning. De kassen en de winkel zijn niet meer in gebruik. In samenspraak met de gemeente is tot een plan gekomen. In dit plan worden de kassen, winkel en erfinrichting afgebroken, het erf en omliggend percelen landschappelijk ingepast. Daarnaast wordt op de zuidelijke percelen nieuwe natuur aangelegd, aansluitend aan de zuidelijk gelegen wetering en de gronden van landgoed Grote Noordijk. De ruimtelijke en maatschappelijke winst die zij hier mee behalen, is voldoende om twee woningen met inpandige bergingen te rechtvaardigen middels het functieveranderingsbeleid.
De buren de Voordersteeg 4 telen biologische vollegrond groenten met lokale afzet. Met hun groentepakketten voorziet de Biologische tuinderij De Overkant ongeveer 250 personen van groenten. De wens is een deel van de gronden te gebruiken voor hun biologische tuinderij en de paardenbak te vervangen voor drie koude foliekassen. Met dit plan wordt tevens de lintbeplanting langs de erfgrens versterkt en een bongerd met hoogstamfruit en walnootbomen aangelegd.
De buren aan de Voordersteeg 10 bouwen hun bestaande karakteristieke woning uit richting de zuidzijde en willen graag nog een bijgebouw bouwen. Om dit mogelijk te maken wordt het bouwvlak gewijzigd.
Dit bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologisch kader te scheppen waarbinnen de voorgenomen ontwikkelingen kunnen worden uitgevoerd. Het erf Voordersteeg 8 en 8a met kassen, winkel en bedrijfswoning heeft nu een detailhandel bestemming. De woning Voordersteeg 10 heeft de woonbestemming met bouwvlak. Alle overige gronden hebben een agrarische bestemming.
De detailhandel bestemming zal veranderen in een woonbestemming voor de voormalige bedrijfswoning en de twee nieuwe schuurwoningen. Het bouwvlak met de bestemming Wonen ter hoogte van Voordersteeg 10 wijzigt. De agrarisch bestemming aan de zuidzijde van het plangebied verandert naar Natuur en een deel Bos. Daarnaast krijgt een deel in het zuidwesten van het plangebied de bestemming Agrarisch - Extensief. De houtsingels en een stukje grond naast Voordersteeg 4 worden bestemd als Groen. Ter hoogte van de paardenbak krijgt de grond een bouwvlak met de aanduiding 'voor teeltondersteunende kassen'. De overige percelen krijgen de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap.
De locatie van het plangebied is weergegeven in afbeelding 1. Het plangebied ligt ten zuiden van Twello aan de Voordersteeg en ten noorden van de wetering en landgoed Grote Noordijk.
Het volledige plangebied beslaat een oppervlakte van ongeveer 3 hectare. In afbeelding 2 is een luchtfoto van het plangebied opgenomen. Het plangebied bestaat uit meerdere percelen welke kadastraal bekend staan als VOORST, sectie S, perceelnummers 173, 179, 1120, 1121 en 1122.
Afbeelding 1 - ligging plangebied (blauwe stip) in de gemeente Voorst (bron: PDOK-viewer)
Afbeelding 2 - luchtfoto van het plangebied (bron: PDOK-viewer)
Het plangebied ligt in een kampenontginningenlandschap. Dit type landschap kenmerkt zich door kleine individuele akkers welke 'kampen' worden genoemd. Deze kampen liggen vooral op kleine en hogere zandopduikingen die qua hoogteligging boven het relatief lage en vlakke landschap van de IJsselvallei uitkomen.
Het kampenontginningenlandschap bestaat niet uit grote akkercomplexen, maar uit individuele akkers. Ieder kamp bestaat uit akkers op de hoger gelegen dekzandrug. Grasland langs de beekjes tussen deze ruggen en het boerenerf er tussen in, op de flanken van de rug. De boerenbedrijven voerden een gemengde bedrijfsvoering. Omdat de grond vaak arm was, brachten de boeren mest en heideplaggen als bemesting op het land. Door deze eeuwenlange vorm van bemesting werden de akkers steeds hoger, met een steile rand als gevolg. Om de gewassen te beschermen tegen wildvraat en wind, werden ze omgeven met houtwallen en houtsingels. Dit zorgde ervoor dat de kampenontginningen van oudsher erg kleinschalig zijn. Daarnaast kent het gebied solitaire bomen en vochtige gebieden in laagtes en poelen.
Doordat het kampenontginningenlandschap wordt gekenmerkt door hoogteverschil tussen zandopduikingen en lager gelegen broekgronden is er sprake van gemengde typen begroeiing, die zowel passen bij droge zandgronden en de vochtige rivierkleigronden. Begroeiing in het kampenontginningenlandschap varieert. De afwisseling tussen eiken, elzen, essen, hakhoutbossen, struiken en singels kenmerkt het landschap.
Het plangebied bevindt zich in de overgang tussen het dorp Twello en het buitengebied. De belangrijkste landschappelijke kaders worden gevormd door de beekdalen van de Fliert en de Twellose Beek. De hogere gronden tussen de beken zijn in het verleden ontgonnen tot een relatief kleinschalig landschap (oude broekontginningen en kampenlandschap - afhankelijk van de bodem en hoogteligging). Zuidelijk van Twello zijn landgoederen aanwezig.
Langs de Voordersteeg is geleidelijk een bebouwingslint ontstaan van oorspronkelijk kleine boerenbedrijven. Vanwege de vruchtbare gronden zijn hier in de jaren 30 van de vorige eeuw ook kwekerijen gevestigd.
Op de topografische kaart uit 1850 is het plangebied al bebouwd. In 1890 bestaat het kleinschalige landschap uit akkerpercelen, weide- en hooilanden, een meanderende Fliert, een recht gegraven Twellose Beek, boomsingels in de beekdalen en bospercelen van de landgoederen. Dit landschap blijft tot 1940 grotendeels onveranderd. Op de kaarten is duidelijk de uitbreiding van het dorp Twello in de jaren '70 te zien. De uitbreiding vindt steeds meer richting het plangebied plaats. Dit ook de reden waarom er in de omgeving nu vooral woonfuncties liggen.
Het bebouwingslint aan de Voordersteeg heeft geen vaste rooilijn maar verspringende voorgevels en open kavels. De achterzijde is gekenmerkt door een dorpse rafelrand. Sommige schuren staan vrij diep in het landschap. De kleinschaligheid van het landschap is in de kavellijnen nog steeds herkenbaar. De meeste boomsingels zijn echter verdwenen. Zuidelijk van de Koppelleiding Oost zijn ten opzichte van de structuren rond 1900 grotere bospercelen verdwenen.
Rond 1900 was het landschap tussen de Voordersteeg en de Koppelleiding Oost relatief open. Grasland en akkerpercelen wisselden elkaar af en de perceelsgrenzen werden door boomsingels gekenmerkt. Grotere bospercelen kwamen zuidelijk van de Koppelleiding Oost voor in de omgeving van de twee landgoederen Gro(o)te Noordijk en Kleine Noordijk.
Voordersteeg 8
In de tuin van de bestaande bedrijfswoning Voordersteeg 8 staan drie bijzondere bomen een ginkgo, een berk en een Chinese watercipres) passend bij een kwekerij. Vanaf de jaren '60 is het erf meer bebouwd. Er is momenteel circa 1.050 m2 winkel en kassen op het erf aanwezig. De bij het erf horende graslanden lopen aan de achterzijde door tot de Koppelleiding Oost. Centraal in deze graslanden zijn de restanten van een boomsingel (drie eiken en een zoete kers) aanwezig.
Voordersteeg 4
Het erf aan de Voordersteeg 4 wordt al sinds 1850 bewoond en kent de naam Het Iewland. Het erf bestaat uit enkele bijgebouwen, tuin en een paardenbak.
Voordersteeg 10
Aan de Voordersteeg 10 bestaat het erf uit een karakteristieke woning met bijgebouwen en royale tuin met volgroeide bomen.
Historie
Afbeelding 3 - ontwikkeling plangebied
Voor de planontwikkeling is aangesloten op het functieveranderingsbeleid van de gemeente Voorst zoals onder meer is aangegeven in de notitie Ruimtelijke Kwaliteit Veranderende Erven. Deze notitie geeft aanknopingspunten voor het creëren van een nieuw woonerf met de landschappelijke kenmerken van een agrarisch erf. Dit beleid is er tevens op gericht om in ruil voor een extra woning het (omliggende) landschap te versterken. Hierbij dienen te ontwikkelen erven zo te worden ingericht dat deze cultuurhistorisch passend zijn in het agrarische landschap. Hiermee dragen omgevormde erven bij aan het behoud en herstel van de landelijke en agrarische uitstraling.
Het plan levert maatschappelijke meerwaarde op verschillende vlakken (ontstening, sloop voormalige bedrijfsgebouwen, erfverbetering). Voorgaande, in combinatie met de grote landschappelijke meerwaarde van het plan maakt dat we meewerken aan het plan.
Uitgangspunten voor het erf aan de Voordersteeg 8 en 8a:
Uitgangspunten voor het erf aan de Voordersteeg 4:
Uitgangspunten voor het erf aan de Voordersteeg 10:
In dit hoofdstuk komt het relevante beleidskader van Rijk, provincie, regio en gemeente aan de orde.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte;
Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties
Onderhavig plan is niet in strijd met de Nationale Omgevingsvisie.
In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen.
Afbeelding 4 - Schema Ladder voor duurzame verstedelijking
Voor woningbouwlocaties geldt volgens de jurisprudentie (uitspraken van de Raad van State) dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Voor wonen is daarmee de lijn dat er vanaf 12 woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
Gezien de omvang van de ontwikkeling, is de SVIR en de ladder voor duurzame verstedelijking op onderliggend plan niet van toepassing. Het Rijk heeft dan ook geen verdere bemoeienis met de planvorming. Nadere toetsing aan de ladder is om dan ook niet noodzakelijk.
In Nederland zijn 20 'Nationale Landschappen' die elk een unieke combinatie van cultuurhistorische en natuurlijke elementen hebben. De landschappen kenmerken zich door de specifieke samenhang tussen de verschillende onderdelen van het landschap, zoals natuur, reliëf, grondgebruik en bebouwing.
Binnen een Nationaal Landschap is ruimte voor sociaal-economische ontwikkelingen, mits de bijzondere kwaliteiten van het gebied behouden blijven of -beter nog- worden versterkt. Plannen voor grootschalige nieuwbouwwijken, bedrijventerreinen en infrastructurele projecten passen hier dan ook niet binnen. De bouw van woningen om de eigen bevolkingsgroei op te vangen is in principe wel mogelijk.
Voor specifieke gebieden in een Nationaal Landschap gelden extra, al bestaande, beschermende maatregelen. Te denken valt aan de Natuurbeschermingswet voor natuurgebieden, de Natuurschoonwet voor landgoederen en de Monumentenwet voor historische gebouwen of dorpsgezichten.
Het plangebied aan de Voordersteeg valt binnen het Nationaal Landschap Veluwe. Dit Nationaal Landschap heeft de volgende kernkwaliteiten:
De provincies zijn verantwoordelijk voor het beleid voor de Nationale Landschappen, zie onder 3.3.2.
De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in de Omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland' die op 19 december 2019 vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland. De Gelderse Omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De Omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies.
De titel van de Gelderse Omgevingsvisie is Gaaf Gelderland. Gaaf kent twee betekenissen. Enerzijds gaat gaaf in op de schoonheid van het landschap en de historie. Anderzijds heeft gaaf betrekking op de vernieuwing binnen Gelderland. De ambitie van Gelderland is het in stand houden van het landschap en de cultuurhistorische waarde. In de Omgevingsvisie staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.
De provincie Gelderland gaat hierbij uit van het toevoegen van waarde in en aan de provincie door vanuit een brede blik te focussen. Vertrekkend vanuit de unieke kwaliteiten van de Gelderse streken en steeds weer verschillende belangen en bovenregionale mogelijkheden afwegen. De focus ligt op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van 7 onderwerpen wordt hier richting aan gegeven:
Onderliggend plan past binnen de omgevingsvisie Gaaf Gelderland. De bestaande cultuurhistorische waarde van het landschap blijft behouden en wordt door de nieuwe ontwikkeling versterkt. Het landschap krijgt een impuls zowel op als rondom het erven. Daarnaast wordt ruim één hectare aan natuur gerealiseerd, worden er twee duurzame woningen toegevoegd, een boomgaard gerealiseerd, singels versterkt en wordt een deel van het perceel gebruikt als extensief agrarisch voor een biologische tuinderij.
Het is voor provincies mogelijk om invloed uit te oefenen op bestemmingsplannen en de daarbij behorende toelichting (artikel 4.1 Wro). De omgevingsverordening Gelderland (2021) dient dan ook als een juridisch instrument en beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De verordening kent de volgende kaartlagen waaraan regels zijn verbonden: Windenergie, Landbouw, Glastuinbouw, Natuur, Landschap, Water en milieu, Erfgoed, Veilige Leefomgeving en Natura2000-gebieden. Op het plangebied zijn vooral de kaarten Landschap (Nationaal landschap), en Water (intrekgebied) van toepassing.
Artikel 2.56 van de Omgevingsverordening Gelderland geeft aan dat een bestemmingsplan voor gronden binnen een Nationaal landschap en buiten de Groene Ontwikkelingszone, het Groene Natuurnetwerk en de Nieuwe Hollandse Waterlinie, alleen bestemmingen mogelijk maakt die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap niet aantasten. Het plangebied valt onder het nationale landschap De Veluwe, maar buiten het Gelders natuurnetwerk en de groene ontwikkelingszone.
De gewenste ontwikkelingen hebben een positief effect op de hierboven benoemde kernkwaliteiten. Het perceel wordt op een juiste manier landschappelijk ingepast. Bedrijven in de omgeving worden niet belemmerd door dit initiatief.
Daarnaast is het plangebied aangeduid als intrekgebied. Deze gebieden mogen geen bestemming krijgen die de winning van fossiele energie zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas mogelijk maakt. Dit is niet van toepassing op voorliggend bestemmingsplan.
Zoals uit bovenstaande blijkt, bestaan geen strijdigheden met de Omgevingsverordening Gelderland.
In de Regionale Structuurvisie heeft de regio Stedendriehoek, waar de gemeente Voorst deel van uitmaakt, ruimtelijk beleid ontwikkeld voor de lange termijn tot 2030. In deze visie worden doelen en beleidsprincipes voorgesteld op basis van een gedeelde visie op de toekomst. De visie heeft de formele status van Intergemeentelijk Structuurplan. Dit betekent dat de structuurvisie richtinggevend is voor de ruimtelijke ontwikkeling.
De regio Stedendriehoek legt in deze Regionale Structuurvisie de gemeenschappelijke ambities vast voor het zogenaamde bundelingsgebied: het gebied rond Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied, waaronder Voorst. De structuurvisie laat zien hoe deze gemeenten samen streven naar een hoogwaardige ruimtelijke ontwikkeling van de Stedendriehoek als geheel. Dit betekent dat de structuurvisie richtinggevend is voor de ruimtelijke ontwikkeling. De visie doet geen uitspraken over het beleidsthema functieverandering.
De gemeente Voorst heeft samen met de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Lochem en Zutphen het regionaal beleidskader 'Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies' opgesteld. Inmiddels legt de provincie de verantwoordelijkheid volledig bij de regio en vraagt geen apart beleidskader meer om door de provincie vast te stellen. De notitie 'Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies' vormt nog steeds het regionaal beleidskader. Dit beleidskader is in 2014 is op het onderdeel maximaal toegestane maatvoering aangepast.
Het beleidskader stelt primair als doel bij functieverandering een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De regeling voor functieverandering geldt niet alleen voor vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (met een agrarische bestemming) maar ook voor eerder vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen waarvan de bestemming reeds is omgezet (bijv. wonen). Het beleidskader omschrijft welke regels de gemeenten in de Stedendriehoek willen hanteren bij functieverandering van vrijgekomen en vrijkomende agrarische gebouwen in het buitengebied. Functieverandering zorgt per saldo voor minder steen in het buitengebied door het slopen van overbodige stallen en schuren en voor een aantrekkelijke vormgeving en (groene) inpassing van nieuwe functies op de plaats van die stallen en schuren.
Conform het beleidskader vertaalt onderhavig plan zich in het toevoegen van twee extra woningen in het plangebied. Het ontwerp getuigt van hoge architectonische kwaliteit, er wordt natuur en bos gerealiseerd op de achterzijde van het perceel en bijna 1050 m2 aan bedrijfsbebouwing gesloopt. Ook worden cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen teruggebracht in het landschap, een boomgaard ontwikkeld voor voedselvoorzieningen en wordt een perceel voor extensieve agrarische groententeelt gebruikt.
De ontwikkeling is door de initiatiefnemers uitgewerkt in twee landschapsplannen. Hierin zijn de nieuwe erven en het omliggende landschap als integraal plan opgenomen, zie Bijlage 1 Inrichtingsplan Voordersteeg 4 en Bijlage 2 Inrichtingsplan Voordersteeg 8-8A.
Op 18 december 2017 heeft de gemeente Voorst de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (RTV) 'Kwaliteit,Verbinding en Duurzaamheid' vastgesteld. Deze Ruimtelijke Toekomstvisie is vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet (treedt naar verwachting in 2024 in werking) opgesteld. Met de Omgevingswet wordt het ruimtelijke beleid dynamischer opgesteld, meer ontwikkelingsgericht. Participatie speelt hierbij een belangrijke rol. De rol van de overheid is aan het veranderen. Inwoners en ondernemers krijgen een grotere rol in het ruimtelijk beleid. Met de nieuwe Omgevingswet krijgen initiatieven vanuit de samenleving waar mogelijk meer ruimte. De taak van de gemeente richt zich voornamelijk op het afwegen van alle belangen.
De RTV 'Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid' heeft een dubbele doelstelling. Enerzijds zijn bij de totstandkoming van de RTV doelen bepaald met de samenleving en hoe deze behaald moeten worden. Aan de andere kant dient de visie ook als toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Centraal in het ruimtelijk beleid van de gemeente Voorst staat dan ook onze eigen identiteit. Nieuwe ontwikkelingen moeten hierbij aansluiten en waar mogelijk versterken. Onder identiteit wordt verstaan: diversiteit en kwaliteit van de landschappen in de gemeente, de bijzondere monumenten en rijke cultuurhistorie, de dorpse schaal van de kernen, de menselijke maat en de krachtige sociale samenhang in de gemeente. Ook duurzaamheid maakt een onderdeel uit van de identiteit. Het gaat dan om de wens en de noodzaak om de ruimtelijke, economische en sociale kwaliteiten toekomst bestendig te maken. Op basis van de identiteit zijn in Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst de volgende thema's geformuleerd:
Een belangrijk uitgangspunt uit de toekomstvisie is dat bij nieuwe ontwikkelingen het landschap de drager is. Onderhavig plan zet sterk in op het versterken van de landschappelijke waarden en het behoud van cultuurhistorisch waardevolle elementen. Dit komt terug in behoud van de karakteristieke woning aan de Voordersteeg 10 en de landschappelijke herontwikkeling van het plangebied, de ontwikkeling van natuur, de aanplant van bos en houtsingels, en een boomgaard. Het plan past daarmee binnen de kaders van de Ruimtelijke Toekomstvisie.
Het regionale beleidskader voor functieverandering (zie paragraaf 3.4.2) biedt in hoofdlijnen het gemeentelijk toetsingskader bij aanvragen om functieverandering. Verevening moet bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van het perceel of de omgeving daarvan. Per plan wordt bekeken op welke manier en in welke mate verevening plaatsvindt. Hierbij is de maatschappelijke meerwaarde steeds leidend. Op het gebied van landschap, natuur en verstening van het buitengebied wordt winst behaald met dit plan.
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de plannen die ten grondslag liggen aan de beoogde ontwikkelingen. De plannen zijn getoetst aan het geldend beleid. Uitgangspunt is hierbij geweest dat de plannen duidelijk een (maatschappelijke) meerwaarde van de nieuwe ontwikkelingen aantonen op het gebied van cultuurhistorie, landschap, natuur, recreatief medegebruik, water, landbouw en milieu. Volgens de betreffende beleidsdocumenten kan die maatschappelijke meerwaarde gevonden worden in het behoud, herstel en de ontwikkeling van cultuurhistorische waarden, versterking van de kwaliteit van het landschap, duurzame versterking van de natuurwaarden, aanleg recreatieve wandel- en fietspaden of openstelling van bestaande paden voor publiek, realisering van waterberging en oplossen van eventuele milieuproblemen.
Afbeelding 5 - huidige bestemmingsplan
Het plangebied heeft drie enkelbestemmingen: Agrarisch, Detailhandel en Wonen. Daarnaast heeft het een aantal dubbelbestemmingen. Dit zijn: 'Waarde - Archeologie 2, 3, 4 en 5' en de 'Waarde - Landschap'. Tot slot heeft het gehele gebied de gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied'.
Voordersteeg 8 en 8a
Op het bouwvlak Voordersteeg 8 en 8a staat een bloemenwinkel, kassen en een bedrijfswoning. Initiatiefnemer is gestopt met de activiteiten op dit terrein. Daarnaast zijn de percelen achter de winkel momenteel in agrarisch gebruik. De winkel en het huis worden ontsloten op de Voordersteeg, zie afbeeldingen 6 en 7.
Afbeelding 6 - Vooraanzicht Voordersteeg 8 (woning) en Voordersteeg 8a (winkel)
Voordersteeg 4
De agrarische gronden bij het erf aan de Voordersteeg 4 zijn ingericht als weiland, oprit en paardenbak. Aan de westzijde van het perceel zijn restanten van een oude singel aanwezig, zie afbeelding 7.
Voordersteeg 10
Het erf aan de Voordersteeg 10 bestaat uit een karakteristieke woning met twee bijgebouwen. Het erf met tuin is landschappelijk ingepast met hagen en veel bomen, zie afbeelding 7.
Afbeelding 7 - Bovenaanzicht Voordersteeg 4,8 en 8a, 10
Voor de ontwikkeling aan de Voorderteeg 8 en 8a en Voordersteeg 4 zijn inrichtingsplannen opgesteld. In deze paragraaf is een aantal tekeningen daaruit opgenomen. Het inrichtingsplan wordt gelijktijdig met dit bestemmingsplan door de raad vastgesteld.
Onderdeel van het plan is de sloop van de bloemenwinkel en de kassen aan de achterzijde. In totaal wordt circa 1.050 m2 aan bebouwing gesloopt. Hierna ontstaat er ruimte op het erf waardoor deze herontwikkeld kan worden. In deze sub-paragraaf worden de bouwplannen toegelicht. In de volgende sub-paragraaf worden de herinrichting van het erf en de bijhorende gronden toegelicht.
Op de locatie waar momenteel kassen staan, worden twee schuurwoningen gerealiseerd. Tijdens het ontwerp van deze nieuwe woningen is veel aandacht uitgegaan naar het inpassen van een correct ontwerp. Bij functieveranderingsplannen wordt er onder andere uitgegaan van het één erf principe. Hierbij moet er sprake zijn van onderscheid tussen het hoofdgebouw, en een of meerdere ondergeschikte bijgebouwen.
Tijdens het ontwerpen is dan ook getracht twee woningen te ontwerpen die in uitstraling ingetogen zijn en ondergeschikt zijn aan de naastgelegen bebouwing aan de Voordersteeg. Er is daarom gekozen om de te ontworpen volgens de schuurtypologie, zie afbeelding 8. De gebouwen liggen wat naar achteren versprongen vanaf de weg en hebben een sober ontwerp qua vormgeving door het gebruik van donkere kleuren in steensooort, kozijnen en gevelbekleding. In afbeelding 9 is de verhouding van de schuurwoningen ten opzichte van de naastgelegen woningen zichtbaar.
De voorste woning bestaat uit één laag met een rieten mansardedak. Het gebouw is wat hoger dan de achterliggende woning. De woningen zijn qua hiërarchie daarmee ondergeschikt aan elkaar door vorm en hoogte. De achterste woning heeft een simpele hoofdvorm met een symmetrisch zadeldak van donkere pannen en donkere steensoort en gevelbekleding. De woning is lager, maar kent een groter grondoppervlak dan de voorste woning.
Afbeelding 8 - Bovenaanzicht schuurwoningen
Afbeelding 9 - Impressie schuurwoningen ten opzichte van naastgelegen woningen
Voordersteeg 8 en 8a
Naast de realisatie van de nieuwe schuurwoningen worden het erf en omliggende gronden landschappelijk ingepast. Hiermee draagt het plan naast herontwikkeling van het erf ook bij aan het versterken van de landschappelijke kwaliteiten in het plangebied.
In afbeelding 10 is een overzicht van de landschappelijke inpassingen op en aan het erf weergeven.
Afbeelding 10 - overzicht landschappelijke inrichting
Met de herontwikkeling in het plangebied krijgt het erf een toekomstbestendigere functie die beter in de omgeving past. De bloemenwinkel en de bijbehorende kassen worden gesloopt. Op die plek worden twee schuurwoningen met inpandige berging gerealiseerd. Daarnaast wordt er op de achterzijde van het erf natuur gerealiseerd. Het plan zal resulteren in een compact erf met enkele ontsluiting met een duidelijke hiërarchie tussen woningen.
Het stuk grond tussen struweelhagen 1a en 1b wordt ingezet voor de biologische tuinderij en krijgt de bestemmings Agrarisch - Extensief. Ter hoogte van punten 1a en 1b wordt een struweelhaag met bomen gerealiseerd. Bij punt 2 ontstaateen kruiden- en faunarijk grasland, door het maaibeheer aan te passen en de grond te laten verschralen. Op punt 3 wordt een inheems broekbos van ruim 1.350 m2 gerealiseerd. Het bosje bestaat in los verband geplante bomen / heesters (uitgaande van het richtgetal van 400 bomen per hectare zijn voor het bosperceel circa 55 tot 60 bomen te planten) en struiken als mantelvegetatie.
Tot slot komt bij punt 4 in het lage gebied een wisseldroge grasland met waterberging. Vochtige schraalgraslanden zijn grazige, laagproductieve begroeiingen op vochtige en natte bodems. In goede vorm zijn ze opmerkelijk soortenrijk, vooral wat de flora betreft. Geringe verschillen in de bodem en het grondwaterregime geven aanleiding voor vele verschillende soortencombinaties.
De percelen worden gescheiden door de aanleg en versterking van 5 meter brede struweelhagen met enkele bomen. Deze stuweelhagen bestaan uit verschillende soorten heesters en bomen, en zorgt met bloemen, bessen en noten voor voedsel en biedt bescherming voor vogels en insecten.
Op en rond het erf blijven daarnaast alle solitaire bomen gehandhaafd en worden er enkele nieuwe bomen aangeplant en een bomengroep (wilgen) in de wisseldroge graslanden. De bomen groeien vrij en ontwikkelen een natuurlijke kroonvorm. Inheemse loofbomen bieden schaduw in de zomer en laten het zonlicht / warmte door in de winter. Bomen zijn kenmerkende elementen in het landschap.
Aan de voorzijde van het erf, langs de Voordersteeg, komen geschoren beukenhagen van 1 meter hoog, met haaks daarop wat hogere beukhagen (1,80 meter) als erfafscheiding. De haag vormt een groene kader aan de voor- en zijkant van de erven. Door het onderhoud ontstaat een compacte en dichte heg. Een haag biedt bescherming voor vogels en insecten. Aan de voorzijde van het erf wordt een hoogstamfruit boomgaard aangelegd.
Met deze inrichting wordt het kenmerkende kleinschalige landschap van het kampenlandschap versterkt en vormt dit plan een natuurlijk verbinding tussen het dorp Twello en de bossen van landgoed Grote Noordijk.
Voordersteeg 4
Ter aanvulling op het inrichtingsplan Voordersteeg 8 en 8a, is een inrichtingsplan opgesteld door de initiatiefnemers ten behoeve van hun biologische tuinderij De Overkant, zie afbeelding 11 en Bijlage 1. De tuinderij beschikt over een tweetal groeilocaties, waarbij de Voordersteeg als huiskavel wordt gebruikt. Op het erf worden tevens de groentepakketten samengesteld en gedistribueerd. Er is gelegenheid om verse produkten van het land via een marktkraam en bestellingen af te halen. De bijgebouwen op het perceel worden gebruikt voor de opslag en verwerking van de groenten. Er worden jaarlijks zo'n 60 soorten verbouwd. De tuinderij is nu 4 jaar in de huidige vorm actief. Initiatiefnemer is als tuinder voltijds werkzaam op de tuinderij. Daarnaast is er parttime inzet van medewerkers, stagiares en vrijwilligers. Het doel is om de biologisch teelt de komende jaren voort te zetten met een versterking van de activiteiten op de huiskavel.
A+C+H: Langs de perceelgrens is een groenstrook ingericht met inheemse soorten ter versterking van het bestaande groen bij de buren. Het inrichtingsplan en plantgoed is betrokken van Stichting Landschapsbeheer Gelderland. Locatie A is reeds gerealiseerd in het plan. Locatie C en H zijn nog te realiseren. De plantafstand is 150x150 cm.
B: Op gemarkeerde erfgrens punten zijn een aantal solitaire bomen geplant bestaande uit inheemse soorten.
D: Op de percelen wordt door middel van strokenteelt en middels een vruchtrotatie op kleine schaal vollegrondsgroenten geteeld op teeltbedden van circa 50m lang en 1,50 m breed. Er wordt een 6-jarige vruchtrotatie toegepast. De bewerking gebeurt door middels van kleinschalige mechanisatie en veelal handmatig. Er is veel aandacht voor het onderhoud en verbetering van de bodemvruchtbaarheid en er wordt geen kunstmest of chemische bestrijdingsmiddelen toegepast. Voor het bereiken van een ecologisch evenwicht is de randbeplanting nuttig als schuil- en netlocatie voor vogels en kleinere dieren als egels. Deze dragen bij aan beheersing van de belagers als slakken en insecten.
E: Ter hoogte van de paardenbak wordt langs de Voordersteeg een bongerd gerealiseerd, bestaande uit hoogstam fruitbomen en walnootbomen. Plantgoed bestaat uit inheemse soorten. De situering van de bongerd draagt bij aan de landschappelijke inpassing van de tunnelkassen bij F.
F: Ter plaatse van de paardenbak wordt een drietal tunnelkassen gerealiseerd met een totale teeltoppervlakte van maximaal 720 m2. Hiermee versterkt de biologische tuinderij haar mogelijkheid om in het voor- en naseizoen de groenten voor de groentepakketten te leveren.
G: Langs de bestaande weideafscheiding wordt een rij bessenstruiken geplant, bestaande uit inheemse aalbes, braam en framboos.
Parkeren geschiedt op eigen terrein, zie afbeelding 11.
Afbeelding 11 - overzicht landschappelijke inrichting Voordersteeg 4
Voordersteeg 10
Aan de Voordersteeg 10 wordt het bouwvlak aan de oost- en zuidzijde uitgebreid om de aanbouw bij de woning mogelijk te maken. Vanwege de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie, die van toepassing wordt op de bestaande woning, blijven de karakteristieke kenmerken van de woning grotendeels behouden. Ook is het mogelijk 50 m2 extra bijgebouwen toe te staan.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan de randvoorwaarden vanuit diverse omgevingsaspecten (onder andere milieu, flora en fauna, archeologie en water). Hierbij wordt ook ingegaan op de resultaten van uitgevoerd onderzoek ten behoeve van genoemde aspecten.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of, en zo ja welke, kosten zijn gemoeid met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.
Voordersteeg 8 en 8a
De woning aan de Voordersteeg 8 was een bedrijfswoning en is in gebruik geweest als woning. Omdat het gebruik niet wijzigt is een bodemonderzoek niet nodig.
In opdracht van de initiatiefnemer is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor de locatie Voordersteeg 8a. Het volledige onderzoek is te vinden in Bijlage 3. De aanleiding tot het bodemonderzoek is de voorgenomen bestemmingsplanprocedure en sloop- en bouwactiviteiten op de locatie. Doel van het bodemonderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de locatie en nagaan of er mogelijke gebruiksbeperkingen bestaan in relatie tot het beoogde gebruik.
Conclusies
De bodem op de locatie bestaat afwisselend uit zeer fijn tot matig grof zand. Tijdens de veldwerkzaamheden zijn geen zintuiglijke afwijkingen in de bodem waargenomen. In de bovengrond ter plaatse van de kas is een licht verhoogd gehalte heptachloor en somchloordaan (trans-chloordaan) aangetroffen. De bovengrond in de kas is verder licht verontreinigd met lood en PAK (10 van VROM). De bovengrond buiten de kas is licht verontreinigd met lood, zink en PAK (10 van VROM). In de ondergrond zijn geen van de onderzochte componenten aangetroffen boven de achtergrondwaarde. In het grondwater is een licht verhoogd gehalte aan barium en nikkel gemeten. De hypothese de kas is verdacht verontreinigd te zijn met OCB dient aangenomen te worden. De hypothese, het overige terrein is onverdacht op de aanwezigheid van verontreinigingen dient verworpen te worden, echter in beide gevallen hoeft de onderzoeksinspanning niet aangepast te worden. Het terrein is op basis van de milieuhygiënische kwaliteit geschikt voor het voorgenomen gebruik wonen.
Voordersteeg 4
Voor het deelgebied aan de Voordersteeg 4 geldt dat deze als agrarisch in gebruik zijn geweest en in agrarisch gebruik blijven. Er hebben geen activiteiten plaatsgevonden die toekomstig agrarisch activiteiten belemmeren. Bodemonderzoek is daarom niet noodzakelijk
Voordersteeg 10
De gronden aan de Voordersteeg 10 die de woonbestemming krijgen, zijn in gebruik geweest als tuin. Er hebben geen activiteiten plaatsgevonden die toekomstig gebruik kunnen schaden. Daarnaast is uitbreiding van de woning al mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Bodemonderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden moet worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Door Artikel 76 Wgh is het bij de vaststelling van een bestemmingsplan verplicht, om bij de gronden die behoren tot een geluidszone, de grenswaarden in acht te nemen wat betreft de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Het plangebied is gesitueerd aan de rand van het dorp Twello.Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een spoorweg of industrieterrein, om deze reden ondervindt de locatie geen hinder van railverkeer of van het bedrijventerrein. De Voorstersteeg is een weg met een maximum snelheid van 30 km/h. Een nieuwe geluidsgevoelige bestemmings die gerealiseerd wordt langs een 30 km-weg, wordt niet beoordeeld in het kader van de Wgh.
Voordersteeg 8 en 8a
Op basis van de atlas van de leefomgeving blijkt dat decumulatieve geluidsbelasting 48dB is ter hoogte van de nieuwe woningen, zie afbeelding 12. Hierdoor wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden.
Voor de bestaande bedrijfswoning Voordersteeg 8 geldt dat het gebruik niet verandert, deze woning werd bewoond en blijft bewoond. Op basis van art. 76 lid 3 Wgh hoeft de geluidsbelasting van een aanwezige weg op bestaande woningen niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Bovendien blijkt uit afbeelding 12 dat ook deze woning voldoet aan een goed woon- en leefklimaat wat betreft het aspect Geluid.
Voordersteeg 4
Aan de Voordersteeg 4 worden geen nieuwe milieugevoelige functies toegevoegd, geluidsonderzoek is daarom niet nodig.
Voordersteeg 10
Aan de Voordersteeg 10 wijzigt het bouwvlak om de bestaande woning aan de zij- en acher te kunnen uitbreiden. Op basis van de atlas van de leefomgeving blijkt dat decumulatieve geluidsbelasting 47dB is ter hoogte van de uitbreiding, zie afbeelding 12. Hierdoor wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden.
Afbeelding 12 - Geluidsbelasting plangebied
Met dit plan wordt voldaan aan een goed woon- en leefklimaat wat betreft het aspect Geluid.
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer, in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (ook wel bekend als de Wet luchtkwaliteit). De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder meer als gevolg van het verkeer. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal luchtvervuilende stoffen. In Nederland kunnen met name fijn stof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Fijn stof wordt grotendeels veroorzaakt door grote industriële bronnen en het wegverkeer, NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door het wegverkeer.
Indien het uitoefenen van bevoegdheden, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan en afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (Nibm) bij zo lang de concentratie fijn stof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt. Volgens de Nibm wordt die grens pas overschreden bij bijvoorbeeld woningbouwprojecten van meer dan 1.500 woningen of kantoorlocaties met meer dan 10.000 m2 brutovloeroppervlak. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.
Voorliggend bestemmingsplan leidt niet tot een ontwikkeling die in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is aan Voordersteeg 8 en 8a sprake van het wegbestemmen van een detailhandelsfunctie (kassen) naar twee woningen. Met het wijzigen naar de woonbestemming neemt daarmee per saldo luchtverontreiniging af. Voor de aanleg van de boogkassen aan de Voordersteeg 4 geldt dat deze niet bijgewarmt worden met fossiele brandstoffen en dus de luchtkwaliteit niet beinvloeden. De uitbreiding van woning Voordersteeg 10 verandert niet het gebruik / de bestemming en leidt dus ook niet tot meer verkeersbewegingen. Geconcludeerd wordt dat de Wet luchtkwaliteit en het Besluit Nibm geen belemmering vormen voor onderhavige ruimtelijke ontwikkeling.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport van deze stoffen. Op basis van criteria die onder andere worden gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een (mogelijk) risico op zware ongevallen met zich mee brengen. Het gaat dan met name om de grote chemische bedrijven. Maar ook kleinere bedrijven zoals LPG-tankstations en opslag van bestrijdingsmiddelen. De (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen zoals buisleidingen, spoor-, auto- en waterwegen worden ook als een potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het aspect externe veiligheid draait om het beheersen van de risico's bij transport, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen. Doel van het externe veiligheidsbeleid is om zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen het groepsrisico (GR) en het plaatsgebonden risico (PR). Het GR legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het PR biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Als een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Het plangebied ligt in een gebied dat volgens de Gelderse Risicokaart een klein risico loopt op overstromingen. Deze kleine kans houdt in dat er eens in de 1000 jaar overstromingen kunnen plaatsvinden. Bovendien ligt het plangebied in een beschermd gebied. Dit houdt in dat het gebied wordt beschermd door een primaire waterkering tegen buitenwater (zee, grote rivieren etc.) en regionale wateren (kleine rivieren, kanalen etc).Voor het aspect externe veiligheid luidt de conclusie dat het genoemde risico op overstromingen geen belemmering vormt voor het onderliggende plan. In de nabijheid van het plangebied vinden geen risicovolle activiteiten plaats. Op grotere afstand van de drie erven is de Rijksweg A1 gelegen. De Rijksweg A1 betreft een wegtraject met PAG-indicatie (plasbrandaandacht). Dit is een zone van 30 meter naast de infrastructuur, waar aanvullende bouweisen gelden voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. In deze situatie wordt alleen gebouwd op het erf Voordersteeg 8a en vindt uitbreiding van de woning plaats op het erf Voordersteeg 10. Deze erven liggen op ruim 1 kilometer afstand van de A1, ver buiten PAG. Vanuit externe veiligheid kan dan ook worden geconcludeerd dat dit geen belemmering vormt voor het onderliggende bestemmingsplan.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies.
In de directe nabijheid van de nieuwe milieugevoelige bestemmingen, bevinden zich een aantal bedrijfsbestemmingen. Aan de H.W. lordensweg 79 bevindt zich op 110 meter afstand een tuincentrum. Conform de VNG milieurichtlijnen geldt voor tuincentra een afstand van 30 meter. Op de Voordersteeg 1 ligt een bedrijfsbestemming voor bedrijven tot en met categorie 2. Voor bedrijven tot en met categorie 2 geldt een grootste richtafstand van 30 meter, hieraan wordt voldaan voor de nieuwe woonbestemming aan de Voordersteeg 8 en 8a.
Op grotere afstand, ligt op ongeveer 300 meter ten westen van het plangebied een bouwbedrijf. Conform de VNG milieurichtlijnen geldt voor bouwbedrijven een richtafstand van 100 meter. In de omgeving van het plangebied liggen, binnen 200 meter afstand van millieugevoelige bestemmingen, geen agrarische bedrijven die het initiatief kunnen belemmeren. Er kan daarmee worden geconcludeerd dat het voorliggende plan geen belemmering oplevert voor de nabijgelegen bedrijfsbestemmingen.
Omgekeerd worden met dit plan geen nieuwe bedrijven toegevoegd die impact hebben op omliggende woningen.
Afbeelding 13 - afstand plangebied tot dichtsbijzijnde Natura 2000-gebied 3,1 kilometer (Bron:
natura2000.nl)
Op bovenstaande afbeelding is de afstand van het plangebied tot de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden weergeven. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Rijntakken' ligt op 3,1 km afstand.
Het gecombineerde plan voor de erven Voordersteeg 4, 8, 8a en 10 betreft het eindigen van de bedrijfsactiviteiten, de sloop van een van de kassen, de bouw van twee vrijstaande woning, de bouw van tunnelkassen en uitbreiding van de woning Voordersteeg 10. Voor de Voordersteeg 10 geldt dat het gebruik niet verandert. De nieuwe gebouwen Voordersteeg 8a en uitbouw woning en bijgebouw (Voordersteeg 10) worden volgens de nieuwste isolatie standaard gebouwd waardoor tijdens de gebruiksfase stikstofuitstoot wordt beperkt. Eveneens komt de detailhandelsfunctie te vervallen, waarmee in de toekomst toename van stikstof door de aanwezigheid van een bedrijf is uitgesloten (geen gasverwarmde kassen en verkeersbewegingen bezoekers en leveranciers). De plaatsing van niet verwarmde tunnelkassen aan de Voordersteeg 4 leidt tot slot niet tot extra stiktstofuitstoot. Geconcludeerd kan worden dat de Wet natuurbescherming, vanuit stikstof gezien, geen belemmering vormt voor onderhavig plan.
Gemeenten hebben de verplichting om de natuurwaarden te beschermen. Ze moeten bij nieuwe ontwikkelingen rekening houden met beschermde soorten en beschermde gebieden. Het gaat om soorten die beschermd zijn onder de Flora- en faunawet en gebieden die beschermd zijn volgens de Natuurbeschermingswet en de planhiërarchie van de Wet ruimtelijke ordening (beschermde natuurmonumenten, gebieden van de Ecologische Hoofdstructuur). Nieuwe ontwikkelingen mogen de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in principe niet verslechteren of verstoren, tenzij een vergunning kan worden verkregen.
Natura 2000
De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van gebieden die in het kader van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn beschermd moeten worden. Natura 2000 is het samenhangende Europees ecologisch netwerk bestaande uit de gebieden aangewezen onder de Habitatrichtlijn en onder de Vogelrichtlijn. Dit netwerk moet de betrokken natuurlijke habitatttypen, habitats van soorten en de leefgebieden van vogels in een gunstige staat van instandhouding behouden of, in voorkomend geval, herstellen.
Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er door de projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden. Als er wel mogelijke negatieve gevolgen zijn, is de activiteit niet toegestaan, tenzij er na de habitattoets een vergunning wordt verleend.
Het plangebied ligt niet in een Natura 2000 gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied is gebied 'Rijntakken', welke is gelegen op 3,1 kilometen afstand. Door het slopen van de huidige bebouwing en het realiseren van de vervangende bebouwing zal de stikstofuitstoot beperkt toenemen tijdens de bouwfase. Ook met de bouw van de tunnelkassen aan de Voordersteeg 4 en de uitbreiding woning en bijgebouw aan de Voordersteeg 8 beperkt toenemen in de bouwfase. De 'Detailhandel' bestemming aan de Voordersteeg 8 en 8a wordt gewijzigd naar 'Wonen', en een deel van de agrarische bestemming zal veranderen naar 'Natuur'. Hierdoor zal na realisatie van het plan geen sprake zijn van een negatieve externe werking. Gelet op deze afstand en de aard van de ontwikkelingen die op grond van voorliggend bestemmingsplan worden uitgevoerd, wordt geconcludeerd dat er geen significante effecten zijn op het betreffende Natura 2000-gebied.
Het Natuurnetwerk (eerder de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) genoemd) is een Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van dit natuurnetwerk. In de provincie Gelderland wordt het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) genoemd. Wel grenzen de graslanden bijna aan het GNN en de GO. In Gelderland is aangaande het GNN/ de GO geen externe werking van toepassing. Vervolgstappen, zoals een Nee, tenzij-toets, zijn dus niet aan de orde.
Afbeelding 14 - ligging van het plangebied ten opzichte van GNN en GO gebieden. Donkergroen het GNN, lichtgroen de GO.
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van soorten. Op grond van de Flora- en faunawet is het zonder ontheffing verboden beschermde inheemse planten op enigerlei wijze van hun groeiplaats te verwijderen, een beschermde inheemse diersoort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren.
Voordersteeg 4
Aan de Voordersteeg 4 wordt geen bebouwing verwijderd en worden de tunnelkassen geplaatst op een plek die momenteel als paardenbak wordt gebruikt. Op deze plek zijn geen beschermde inheemse planten en rusten of verblijven geen beschermde inheemse diersoorten.
Voordersteeg 10
De gronden die tot het nieuwe bouwvlak aan de Voordersteeg 10 gaan behoren zijn reeds verhard of in gebruik als gazon en worden gemaaid. Op deze plek zijn geen beschermde inheemse planten en rusten of verblijven geen beschermde inheemse diersoorten.
Voordersteeg 8 en 8a
Ten behoeve van de ontwikkeling van dit bestemmingsplan heeft EcoTierra in juni 2023 een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd voor de locatie Voordersteeg 8 en 8a. Doel van het onderzoek is om in kaart te brengen welke gevolgen beoogde ontwikkelingen hebben op de beschermde flora en fauna. Het onderzoek is te vinden in Bijlage 4.
Gebiedsbescherming
Zoals in subparagrafen 5.3.2 en 5.3.3 kort is toegelicht, is het plangebied buiten het Gelders Natuurnetwerk, de Groene Ontwikkelingszone en Natura-2000 gebieden gelegen. Ten behoeve van het nieuwe bestemmingsplan gelden dan ook geen wettelijke consequenties vanuit het aspect gebiedsbescherming. Vervolgonderzoek is niet nodig.
Soortenbescherming
Het onderzoek concludeert dat het plangebied niet geschikt is als groeiplaats van beschermde planten. Daarentegen blijkt het plangebied wel een geschikt leefgebied voor verschillende beschermde diersoorten, waarbij de gronden vooral worden benut als foerageergebied. Grondgebonden zoogdieren, amfibieen en vleermuizen gebruiken het plangebied eveneens als foerageergebied. Zij hebben hier geen vaste rust- en voortplantingsplaats.
Door voorgenomen ontwikkelingen neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied niet af. Daarnaast draagt de toe te voegen natuur bij aan het vergroten van de biodiversiteit in het plangebied.
Zorgplicht en calamiteiten
In 1992 is het verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), die op 1 september 2007 in werking is getreden, is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem.
De nieuwe wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden.
De uitgangspunten van de nieuwe wet zijn:
Voordersteeg 4
Aan de Voordersteeg 4 worden geen bouwwerken geplaatst waarbij de grond wordt geroerd. De tunnelkassen worden beperkt verankerd. Bovendien geldt hier de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 4 waar onderzoek nodig is bij bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1.000 m2 en dieper dan 30 cm beneden maaiveld. Met het plan op deze locatie worden geen gronden geroerd voor nieuwe bouwwerken groter dan 1.000 m2 en dieper dan 30 cm beneden maaiveld.
Voordersteeg 10
De uitbouw van de woning en bijgebouw Voordersteeg 10 vindt plaatst op de oost- en zuidzijde van het huisige bouwvlak. Hier geldt een dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 3, waar onderzoek nodig is bij bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m2 en dieper dan 30 cm beneden maaiveld. Met het plan op deze locatie worden geen gronden geroerd voor nieuwe bouwwerken groter dan 250 m2 en dieper dan 30 cm beneden maaiveld.
Voordersteeg 8 en 8a
In juli 2023 heeft Hamaland Advies een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd ter hoogte van de twee nieuwe schuurwoningen Voordersteeg 8a. Het volledige onderzoek is te vinden in Bijlage 4. In de volgende alinea staan de uitkomsten beschreven.
Vanwege de bijmenging aan 'modern afval' en de vele recente bodemingrepen in het plangebied waaronder bouw- en sloopwerkzaamheden en het recente landgebruik (tuinderij, kwekerij, kassen) is de aanwezige oorspronkelijke grond geroerd. De overgang vanuit de de eerdlaag naar het dekzand is scherp en in de eerdlaag zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen, hoewel het verkennend booronderzoek niet primair tot doel had om archeologische vindplaatsen op te sporen.
Op grond van de bovenstaande conclusie is vervolgonderzoek niet zinvol. De kans dat met de voorgenomen bodemingrepen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen verloren gaan is nihil.
Het conceptrapport is op 7 juli 2023 namens gemeente Voorst beoordeeld door de regio-archeoloog van de Stedendriehoek. De regio-archeoloog is akkoord met het selectieadvies. Het plangebied kan worden vrijgegeven voor wat betreft archeologie. Er hoeft geen archeologische dubbelbestemming op te worden genomen op de verbeelding van het nieuwe bestemmingsplan. Er hoeven tevens geen (verdere) eisen te worden gesteld voor wat betreft archeologie in de toekomstige omgevingsvergunning. Wanneer bij de uitvoering van de verschillende werkzaamheden toch onverwachts archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van deze vondsten bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De waterparagraaf omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Het plangebied valt onder het Waterschap Vallei en Veluwe.
De watertoets is uitgevoerd op 22 augustus 2023 voor het gehele plangebied, hieruit blijkt dat de normale procedure van toepassing is. Ten opzichte van het huidige verharde terrein neemt het oppervlakte verharding af met de sloop van de kassen en erfverharding. Water wordt op eigen terrein opgevangen door de aanleg van natuurvriendelijke regenwaterafvoer naar de lager gelegen gronden aan de zuid oostzijde van het plangebied. Er worden geen uitlogende materialen gebruikt bij de bouw van de woningen. Aan de zuidzijde van het plangebied wordt langs de Koppelleiding Oost (een A-watergang) een strook van 5 meter aangehouden voor onderhoudswerkzaamheden door Waterschap Vallei en Veluwe.
De watertoets is als Bijlage 6 aan deze toelichting toegevoegd.
Met het bovenstaande kan er vanuit worden gegaan dat het waterbelang voldoende wordt waargeborgd en dat het aspect water geen belemmering vormt voor onderliggend bestemmingsplan.
Voordersteeg 4
Aan de Voordersteeg 4 blijven de gronden bestemd als Agrarisch met waarden - Landschap, Agrarisch - Extensief en Groen. Dit leidt niet tot verkeersgeneratie. Parkeren geschiedt op eigen terrein, zie Inrichtingsplan Voordersteeg 4 in Bijlage 1.
Voordersteeg 10
Aan de Voordersteeg 10 wijzigt het gebruik niet ten opzichte van de huidige situatie.
Voordersteeg 8
Verkeersgeneratie
Zowel de huidige als de toekomstige situatie zorgt voor een zeker verkeersaanbod. Binnen de CROW-kencijfers (publicatie 381) voor de verkeersgeneratie wordt onderscheid gemaakt naar stedelijkheidsgraad en de ligging van de planontwikkeling ten opzichte van het centrum (hier: niet stedelijk / buitengebied).
In de huidige bestemde situatie is een detailhandelsfunctie mogelijk wat zorgt voor verkeersbewegingen van klanten en leveranciers. Hoewel het huidige bedrijf niet meer in gebruik is, zal met het omzetten van de bestemming ten behoeve van twee vrijstaande woningen, de verkeersgeneratie permanent afnemen ten opzichte van de huidige situatie. De CROW-publicatie hanteert bij een toename van 2 vrijstaande woningen in een verkeersgeneratie van 15,4 - 17,2 motorvoertuigen per etmaal (bandbreedte).
Verkeersafwikkeling
De twee nieuwe woningen worden net als in de huidige situatie ontsloten via één uitrit op de Voordersteeg. De verkeersgeneratie is dusdanig laag dat deze opgaat in de dagelijkse fluctuatie van het huidige verkeer. De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot een onacceptabele verkeerstoename en daarmee voor problemen voor de doorstroming en veiligheid.
Parkeren
De gemeente Voorst hanteert bij nieuwbouwplannen verschillende parkeernormen. Bij dure woningen (boven €300.000,-) geldt een norm van minimaal 2 parkeerplaatsen per woning. Voor zover parkeren op eigen terrein plaatsvindt, telt dit in de normering in beginsel maximaal voor 1 mee, ook als meerdere plekken op een kavel aanwezig zijn.
Bij onderliggend plan worden in totaal twee nieuwe woningen gerealiseerd. In totaal wordt op het erf de mogelijkheid geboden om één voertuigen overdekt te parkeren en drie voertuigen tussen de twee woningen. Op en rond het erf wordt ruimschoots voldaan aan de parkeernorm, zie Inrichtingsplan Voordersteeg 8-8A. Hiermee wordt geconcludeerd dat het parkeren geen belemmering vormt voor onderliggend plan.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. De gemeenteraad kan hiervan afwijken indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen kosten anderszins is geregeld. Aangaande de grondexploitatie over de in voorliggend plan begrepen gronden is een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer gesloten. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet nodig. Eventuele kosten van planschade zijn voor rekening van de initiatiefnemers.
In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitinstrumenten.
Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:
In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.
Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende enkelbestemmingen voor:
Het komt regelmatig voor dat er twee functies op één perceel plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld een leiding. De aanwezigheid van deze leiding brengt de nodige beperkingen met zich mee. Deze beperkingen kunnen ook gelegen zijn onder het maaiveld. In het geval dat er twee functies tegelijk op één perceel geregeld moeten worden in een bestemmingsplan wordt er wel gesproken van een 'dubbelbestemming'. In dit bestemmingsplan komen de volgende dubbelbestemmingen voor:
De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, nadere eisen, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.
In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, kan worden verwezen naar de bestaande situatie. Dit vindt veelal plaats om van het plan afwijkende maten en oppervlakten niet onder het overgangsrecht te plaatsen. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van het gemeentelijk bouwdossier aangevuld met de BGT, het kadaster, de luchtfoto's en de cyclomedia, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.
Om op lange termijn de architectonische kwaliteit te kunnen waarborgen worden er extra beperkingen gelegd op het aanpassen en verbouwen van de verschillende gebouwen op het perceel Voordersteeg 8a. Zo is het plaatsen van extra dakkapellen niet toegestaan, zodat de schuurtypologie van de woningen herkenbaar blijft.
De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.
Anti-dubbeltelbepaling
De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.
Strijdig gebruik
In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik, uitgezonderd geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel. Deze worden expliciet genoemd als strijdig gebruik bij de desbetreffende bestemmingen.
Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Het bestemmingsplan kent verschillende enkel en dubbelbestemmingen. De verschillende bestemmingen worden in de subparagrafen hieronder kort toegelicht. Allereerst worden de enkelbestemmingen beschreven, daarna de dubbelbestemmingen.
Natuurinclusieve landbouw die optimaal gebruik maakt van de natuurlijke processen en deze integreert in de bedrijfsvoering, zodat deze rendabel is. Natuurinclusieve landbouw begint met een gezonde bodem, produceert voedsel binnen de grenzen van natuur, milieu en leefomgeving en heeft positieve effecten op de biodiversiteit en het klimaat. Grondgebondenheid en een goede bodemkwaliteit aan de basis liggen van een goede voervoorziening in de natuurinclusieve landbouw.
De bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' geldt voor de agrarische gronden binnen het plangebied. Deze gronden zullen na de uitvoering van de landschappelijke maatregelen zoals genoemd in het functieveranderingsplan, landschappelijke en ecologische waarden hebben. De bestemmingsregeling is er op gericht om deze nieuwe waarden mogelijk te maken en in de toekomst te handhaven en eventueel te versterken. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend afrasteringen tot een hoogte van maximaal 1 m geplaatst worden. Andere bouwwerken zijn niet toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding 'teeltondersteunende kassen' mogen de toestane bouwwerken overeenkomstig de bestemmingsomschrijving worden gebruikt, onder de voorwaarde dat binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van de erfinrichtings- en landschapsmaatregelen conform Bijlage 1.
Er is een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, en werkzaamheden opgenomen. Werkzaamheden die uitgevoerd worden conform het beplantingsplan zijn hiervan uitgezonderd.
Een perceel aan de zuidzijde van het plangebied heeft de bestemming 'Bos' gekregen. Dit gebied wordt beplant als inheems broekbos, conform het beplantingsplan in Bijlage 2. Deze gronden zijn bedoeld voor de aanleg, instandhouding en ontwikkeling van bosbeplanting.
De bestemming 'Groen' wordt gebruikt om het structurele groen zoals hagen, singels en boomgaarden te bestemmen. Binnen de bestemming zijn alleen terreinafscheidingen met een hoogte van maximaal 1 meter toegestaan.
De bestemming Natuur is toegekend aan een groot deel van het plangebied. De bestemmingsregeling is er op gericht om de nieuwe waarden mogelijk te maken en in de toekomst te handhaven en eventueel te versterken.
Bestemmingsomschrijving
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het wonen, beroepen en bedrijven aan huis alsmede voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als bed en breakfast, groen, paden, verhardingen, water en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan. Hetzelfde geldt voor openbare nutsvoorzieningen.
Bouwvlak
Er is gekozen voor een systematiek waarbij de woningen en de bijgebouwen binnen het bouwvlak dienen te worden gebouwd. De inhoud van een woning mag maximaal 750 m³ bedragen. Op het perceel mogen daarnaast nog maximaal 100 m² aan bijgebouwen aanwezig zijn die worden gebruikt ten dienste van het wonen. De goot- en bouwhoogte bedragen maximaal 4 resprectievelijk 10 m. Naast het realiseren van gebouwen is in de bestemming ook de mogelijkheid opgenomen voor andere bouwwerken.
Aan huis verbonden beroep en -bedrijf
Binnen de woonbestemming is een beroep of bedrijf aan huis mogelijk tot een gezamenlijk maximum oppervlak van 100 m², binnen het bouwvlak. Er dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Opslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of –bedrijf valt ook binnen het toegestane aantal vierkante meters.
Bed & breakfast
De woningen en de bijgebouwen mogen gedeeltelijk worden gebruikt voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen per bouwperceel maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer en er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak Wonen. Hiervoor worden de CROW-normen gehanteerd. Vanzelfsprekend is de geldende milieuwetgeving ook van kracht.
Karakteristieke bebouwing
De woning aan de Voordersteeg 10 is een overblijfsel van het agrarische verleden van de plek. Het gebouw is vanwege de hoofdvorm en de verschijningsvorm van belang voor de herkenbaarheid van de geschiedenis en de identiteit van de plek. De woning is karakteristiek voor de plek. Handhaving van de uitstraling van het pand is uitgangspunt. Met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' worden voor een deel van de woning de hoofdvorm, situering en oriëntatie beschermd.
Bestemmingsomschrijving
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het wonen, beroepen en bedrijven aan huis alsmede voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als bed en breakfast, groen, paden, verhardingen, water en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan. Hetzelfde geldt voor openbare nutsvoorzieningen.
Bouwvlak
Er is gekozen voor een systematiek waarbij de woningen met inpandige bijgebouwen binnen het bouwvlak dienen te worden gebouwd. Voor de nieuwe woningen is een maximale goot- en bouwhoogte opgenomen via de bouwregels. Naast het realiseren van gebouwen is in de bestemming ook de mogelijkheid opgenomen voor andere bouwwerken.
Aan huis verbonden beroep en -bedrijf
Binnen de woonbestemming is een beroep of bedrijf aan huis mogelijk tot een gezamenlijk maximum oppervlak van 100 m², binnen het bouwvlak. Er dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Opslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of –bedrijf valt ook binnen het toegestane aantal vierkante meters.
Bed & breakfast
De woning en de overige gebouwen mogen gedeeltelijk worden gebruikt voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer en er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak Wonen. Hiervoor worden de CROW-normen gehanteerd. Vanzelfsprekend is de geldende milieuwetgeving ook van kracht.
Voorwaardelijke verplichting
In dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van een zogenaamde voorwaardelijke verplichting. Het gebruik van de nieuwe woningen als woning is namelijk alleen toegestaan als er een ruimtelijke kwaliteitsimpuls tegenover staat in de vorm van aanleg van beplanting en het toepassen van passende verharding en afrastering. De kwaliteitsimpuls komt ten goede aan de verbetering van de landschappelijke en ecologische waarden van het gebied. Om deze onderlinge relatie tussen de mogelijkheden voor de bouw van twee woongebouwen met inpandige bijgebouwen en de kwaliteitsimpuls juridisch vast te leggen, is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Deze is gekoppeld aan het bij de regels als Bijlage 2 gevoegde Inrichtingsplan Voordersteeg 8-8A.
Om de archeologische waarden veilig te stellen, gelden er op gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2, Waarde - Archeologie - 3, Waarde - Archeologie - 4 en Waarde - Archeologie - 5 beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veilig gesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.
De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover in geval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen geldt per archeologische dubbelbestemming een specifieke regeling. Deze regeling is van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing groter dan een bepaald oppervlak en dieper dan een bepaalde diepte. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud, overeenkomstig de toegekende bestemming.
De voor ´Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud en het herstel van de waardevolle cultuurhistorische bebouwingskenmerken en -elementen. Deze dubbelbestemming is in dit bestemmingsplan opgenomen voor de boerderij om te voorkomen dat deze wordt veranderd zonder de cultuurhistorische waarde in acht te nemen, of wordt gesloopt.
Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.
Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.
In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:
De algemene afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid.
Naast deze algemene afwijkingsmogelijkheden zijn in de diverse enkelbestemmingen mogelijkheden opgenomen om af te wijken van de bouwregels of de gebruiksregels. Deze afwijkingsmogelijkheden staan beschreven in paragraaf 6.3.
Naast de afwijkingsregels zijn er ook wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen voor ontwikkelingen waarvoor een zwaarder afwegingskader geldt dan bij afwijken. Daarnaast gaat een wijzigingsbevoegdheid gepaard met een aanpassing van de verbeelding. De wijziging treedt in werking na de vaststelling van een afzonderlijk wijzigingsplan.
Het bestemmingsplan bevat 4 algemene wijzigingsbevoegdheden:
Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.
In artikel 3.1.1. wordt bij lid 2 de mogelijkheid gegeven dat de Minister van Infrastructuur en Milieu kan aangeven onder welke omstandigheden of in welke gevallen geen overleg gevoerd hoeft te worden met de rijksdienst die betrokken is bij de zorg voor de ruimtelijke ordening. Na overleg met de betrokken departementen is besloten het overleg te beperken tot die zaken waarbij directe belangen aan de orde zijn. Overigens zijn per 1 januari 2012 de voormalige VROM-inspectie en de Inspectie van Verkeer & Waterstaat samengevoegd tot de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Aangezien er geen sprake is van directe rijksbelangen heeft er geen vooroverleg plaatsgevonden met het Rijk.
Met de provincie is een vergelijkbare afspraak gemaakt. Enkel wanneer er sprake is van een provinciaal belang is vooroverleg noodzakelijk. Het voorliggende plan is niet in strijd met enig provinciaal belang, waardoor er voor gekozen is geen vooroverleg te plegen. De provincie wordt in kennis gesteld van de start van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
Het vooroverleg met het waterschap heeft plaats gevonden via de website http://www.dewatertoets.nl. Hieruit is naar voren gekomen dat verder overleg niet noodzakelijk is.
Daarnaast hebben de initiatiefnemers de buren geinformeerd over dit plan.
Het ontwerpbestemmingsplan zal voor een periode van zes weken ter inzage liggen.
Vanaf 14 december 2023 heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende die termijn kon eenieder zienswijzen bij de gemeenteraad kenbaar maken.
Van deze mogelijlkheid is geen gebruik gemaakt.