direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kneuterstraat 24, Wilp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.20263-VS00

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Initiatiefnemers hebben de gronden van het perceel Kneuterstraat 24 in Wilp in erfpacht. Zij hebben bij de gemeente Voorst een verzoek ingediend om de huidige bestemming (Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1) te wijzigen naar een woonbestemming. De eigenaar van de grond is op de hoogte van de bestemmingswijziging en gaat hiermee akkoord. Het perceel valt onder de werking van het bestemmingsplan 'Buitengebied' en 'Buitengebied, eerste herziening'. Het perceel heeft de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1. Daarnaast geldende de volgende dubbelbestemmingen: Waarde - Archeologie 3, 5 & 6 en Waarde - Landschap. Het perceel kent daarnaast nog een specifieke functieaanduiding kampeerboerderij en het perceel ligt in een gebied dat wordt aangeduid als reconstructiewetzone - verwevingsgebied.

Het perceel wordt al geruime tijd niet meer gebruikt voor recreatieve doeleinden. Het huidige gebruik (wonen) past niet binnen de geldende bestemming. Om het gebruik van het perceel en de boerderij voor woondoeleinden mogelijk te maken wordt een nieuwe bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Doel

Doel van onderliggend bestemmingsplan is het planologisch mogelijk maken van het gebruik van de woonboerderij op het perceel Kneuterstraat 24 in Wilp voor woondoeleinden. De overige gronden krijgen een agrarische bestemming.

1.3 Ligging plangebied

De situering van het plangebied in de omgeving is weergegeven in afbeelding 1. Het plangebied ligt ten zuiden van de kern Twello. Het perceel ligt op de grens met het recreatiegebied Bussloo. In afbeelding 2 is een luchtfoto van het perceel opgenomen. De rode rechthoek betreft globaal het gedeelte van het perceel waarvan de bestemming wordt gewijzigd naar een woonbestemming. De overige gronden worden bestemd als agrarisch. Het perceel staat kadastraal geregistreerd als gemeente Voorst, sectie R met perceelnummers 365 en 366.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20263-VS00_0001.png"

Afbeelding 1 - plangebied in de omgeving (zwarte cirkel).

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20263-VS00_0002.png"

Afbeelding 2 - luchtfoto perceel.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan beslaat 7 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de bestaande en toekomstige situatie beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het relevante beleidskader van verschillende overheden geschetst. Hoofdstuk 4 gaat in op de uitvoerbaarheid van de plannen aan de hand van verschillende milieuthema's en de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 5 geeft een korte beschrijving van het plan weer. De juridische planopzet wordt toegelicht in hoofdstuk 6 en hoofdstuk 7 gaat tot slot in op overleg en inspraak tijdens de procedure van het plan.

Hoofdstuk 2 Bestaande en toekomstige situatie

2.1 Bestaande situatie

Het perceel Kneuterstraat 24 in Wilp is bestemd voor verblijfsreactieve doeleinden, waaronder een kampeerboerderij. Planologisch gezien maakt het perceel onderdeel uit van het gehele recreatiegebied Bussloo. Het perceel is echter al vele jaren in gebruik voor woondoeleinden.

De bestaande woonboerderij is gebouwd in 2001. Naast de woonboerderij is een vrijstaand bijgebouw aanwezig op het perceel, deze heeft een oppervlakte van circa 90 m². Deze schuur is gebouwd rond 1900 en draagt een hoge cultuurhistorische waarde met zich mee. De totale oppervlakte van het plangebied is circa 11.195 m².

In het geldende bestemmingsplan Buitengebied is het perceel niet helemaal juist opgenomen. Het perceel is bestemd als Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1 met een specifieke functieaanduiding voor een kampeerboerderij. Op oude tekeningen is te zien dat bij de voormalige kampeerboerderij een (interne) bedrijfswoning hoorde. In het geldende bestemmingsplan is de woonfunctie niet op geheel juiste wijze overgenomen. Het ontbreken van de woonfunctie laat formeel gezien geen bewoning toe op het perceel. Afgaande op de huidige planologische situatie zijn een kampeerboerderij met recreatiewoningen toegestaan. Gezien het gebruik en de (bewonings)historie van het perceel is geconcludeerd dat wonen (al dan niet in combinatie met recreatieve doeleinden) mogelijk was/is op het perceel.

De omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt door diverse bestemmingen. Het gebied rond recreatiegebied Bussloo heeft logischerwijs een recreatieve bestemming (Recreatie - Dagrecreatie-2). Het plangebied grenst in het westen aan een woonbestemming. Op grotere afstand is een bedrijfsbestemming gelegen. Het aangrenzende perceel in het oosten is bestemd voor verblijfsrecreatie. Verder wordt de directe omgeving van het perceel gekenmerkt door agrarische gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20263-VS00_0003.png"

Afbeelding 3 - vooraanzicht perceel Kneuterstraat 24, Wilp (bron: Funda).

2.2 Toekomstige situatie

Dit bestemmingsplan brengt ruimtelijk gezien geen wijzigingen met zich mee. Het betreft enkel een omzetting in gebruik naar wonen zodat de woonboerderij en het bijgebouw gebruikt mogen worden voor woondoeleinden (zoals uit paragraaf 2.1 blijkt vindt dit gebruik al jaren plaats). De woonbestemming (tevens bouwvlak) is gebaseerd op de aanwezige bebouwing én het gebruik van de gronden. De gronden rondom de woning die in gebruik zijn als tuin vallen ook binnen de woonbestemming. De overige gronden binnen het plangebied krijgen een agrarische bestemming. Vanwege de bestemmingswijziging naar wonen komt de specifieke functieaanduiding 'kampeerboerderij' die in het geldende bestemmingsplan van kracht is voor het perceel te vervallen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beknopt het belangrijkste ruimtelijke beleidskader beschreven op de verschillende overheidsniveaus (rijk, provincie, regionaal en gemeente).

3.2 Rijksbeleid

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuwe rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid van voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van ruimtelijke ordening gekregen. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn. Voorliggend initiatief heeft geen relatie met één van de 13 nationale belangen.

Ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking wordt in de SVIR geïntroduceerd. Deze ladder is vanaf 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen (weergegeven in afbeelding 4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20263-VS00_0004.png" Afbeelding 4 - schema Ladder voor duurzame verstedelijking.

Met ingang van 1 juli 2017 is de nieuwe Ladder in werking getreden. Ongewijzigd hierin is dat in de toelichting op bestemmingsplannen de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden beschreven. De aard en omvang van de stedelijke ontwikkeling zijn bepalend voor de afbakening van het gebied waarbinnen de behoefte moet worden onderzocht. In de wet is bovendien toegevoegd dat bij een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied goed gemotiveerd moet worden waarom deze niet in bestaand stedelijk gebied te realiseren is.

De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang van een stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Of er wel of geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkelingen in relatie tot de omgeving.

Gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling, zijn de SVIR en de (nieuwe) Ladder voor duurzame verstedelijking op onderliggend plan niet van toepassing. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals hierboven benoemd, enkel een omzetting in gebruik. Het Rijk heeft dan ook geen verdere bemoeienis met de planvorming. Nadere toetsing aan de ladder is om deze reden dan ook niet noodzakelijk.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Gelderland

De Omgevingsvisie Gelderland (vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies) is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan.

De provincie kiest ervoor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan maatschappelijke opgaven: een duurzame economische structuur en het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving. De uitwerking van de omgevingsvisie is hierbij opgehangen aan de termen dynamisch, mooi en divers. Gelderland is een dynamische provincie in een prachtige setting, met een grote diversiteit. Dynamisch duidt op economische ontwikkelingsaspecten als innovatie, duurzaamheid en bereikbaarheid. Mooi staat voor onze natuurdoelen en de kwaliteiten die we willen borgen en verder ontwikkelen. Divers gaat over het herkennen van de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en het koesteren van de regionale identiteit.

Het perceel ligt in het nationaal landschap De Veluwe deelgebied Twello. Daarnaast ligt het projectgebied niet in het Gelders Natuurnetwerk of de Groene Ontwikkelingszone. Wel grenst het perceel in het zuiden direct aan het recreatiegebied Bussloo. De Omgevingsvisie doet verder geen uitspraken over de wijziging naar een woonbestemming.

De Omgevingsvisie Gelderland bevat tevens het belangrijke instrument de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Hierin staan kwaliteiten en doelen centraal, niet de regels. Dit houdt in dat bij bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling er moet worden aangegeven hoe met de ladder is omgegaan wat betreft behoefte, bestaand stedelijk gebied en bereikbaarheid.

In dit specifieke geval gaat het een wijziging van gebruik naar wonen. Gezien aard en omvang van het plan is een afweging met de Gelderse ladder niet aan de orde.

3.3.2 Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening dient als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen en beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De verordening kent de volgende kaartlagen waaraan regels zijn verbonden: Windenergie, Landbouw, Glastuinbouw, Natuur, Landschap, Water en Milieu, Erfgoed, Luchtvaart en Veilige Leefomgeving. Op het plangebied zijn de kaartlagen Landschap en Water en Milieu van toepassing (zie afbeelding 5).

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20263-VS00_0005.png"

Afbeelding 5 - uitsnede Omgevingsverordening Gelderland.

Artikel 2.7.4.2 gaat in op de bescherming van het Nationaal landschap gelegen buiten het Gelders Natuurnetwerk, Groene Ontwikkelingszone en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. In het artikel wordt gesteld dat een bestemmingsplan alleen bestemmingen mogelijk maakt die de kernkwaliteiten van een nationaal landschap niet aantasten of juist versterken. In het geval van de Kneuterstraat 24 in Wilp is dit niet aan de orde. Er vindt een bestemmingswijziging plaats die enkel betrekking heeft op de gebruiksmogelijkheden van het perceel (waaronder de woonboerderij).

Het plangebied is ook aangewezen als intrekgebied. De Omgevingsverordening Gelderland stelt dat deze gebieden geen bestemming mogen krijgen die de winning van fossiele energie (bijvoorbeeld aardgas) mogelijk maakt. Ook dit is niet van toepassing op voorliggend bestemmingsplan.

Op basis van de Omgevingsvisie Gelderland en de Omgevingsverordening Gelderland wordt gesteld dat de plannen voor de bestemmingswijziging op het perceel Kneuterstraat 24 in Wilp niet stuit op bezwaren vanuit provinciaal beleid.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

De gemeenten in de regio Stedendriehoek (met de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen) hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld. In deze visie heeft de regio ruimtelijk beleid ontwikkeld voor de lange termijn (2030). De doelstelling die hierbij luidt is het behoud en versterking van de samenhang en variatie in woon-, werk- en recreatiegebieden, met het gelijktijdig ontwikkelen van nieuwe kwaliteiten in water, natuur, landschap en landbouw. De Stedendriehoek ontwikkelt zich zo in hoog tempo van een verband tussen drie steden naar een samenhangende stedelijke regio, met een groen middengebied en een groene omgeving. De Regionale Structuurvisie heeft de formele status van Intergemeentelijk Structuurplan. Dit betekent dat de structuurvisie richtinggevend is voor de ruimtelijke ontwikkeling. De Regionale Structuurvisie doet geen specifieke uitspraken over het omzetten van de recreatieve bestemming naar een woonbestemming. Wel wordt het recreatiegebied Bussloo in de Regionale Structuurvisie expliciet benoemd als een centraal gelegen gebied waar diverse recreatieve activiteiten worden geconcentreerd in een kwalitatief hoogwaardig landschap. Deze concentratie vindt met name plaats ten zuiden van de planlocatie. Bovendien is er al jaren geen sprake meer van verblijfsrecreatie op het perceel, waardoor de vraag gesteld wordt of de huidige bestemming voldoende aansluit op het daadwerkelijke gebruik. Gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van het recreatiegebied en het gebruik van het perceel is de omzetting naar een woonbestemming ruimtelijk gezien aanvaardbaar en stuit niet op bezwaren vanuit de Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst

Op 18 december 2017 is door de gemeenteraad de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst "Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid" vastgesteld. In deze toekomstvisie wordt het gemeentelijk beleid voor de komende jaren uitgewerkt, ook met een doorkijk naar de verdere toekomst. De Ruimtelijke Toekomstvisie is vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet (deze treedt naar verwachting in 2021 in werking) opgesteld. Dit betekent dat de visie tot stand is gekomen met een grote mate van participatie van inwoners, bedrijven en instellingen. De rol van de overheid is namelijk aan het veranderen. Inwoners en ondernemers krijgen een steeds grotere rol in het ruimtelijk beleid. De visie geeft aan dat onze identiteit leidend is in onze fysieke leefomgeving. Onze identiteit bestaat uit vijf bouwstenen:

  • de kwaliteit van het landschap;
  • de bijzondere cultuurhistorie;
  • de dorpse schaal van de kernen;
  • de krachtige sociale samenhang;
  • duurzaamheid.

Op basis van onze identiteit zijn verschillende inhoudelijke thema's geformuleerd (Wonen, leefbaarheid & sociale cohesie / Werken, innovatie & recreatie / Omgeving en landschap / Energie & klimaat). De Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst geeft voor deze inhoudelijke beleidsthema's strategische beleidskeuzes aan.

Met dit bestemmingsplan wordt de bestemmingswijziging naar wonen (en een deel agrarisch) van het perceel Kneuterstraat 24 in Wilp mogelijk gemaakt. Het plan past daarmee binnen de kaders van de Ruimtelijke Toekomstvisie.

3.5.2 Toeristisch beleid

Op 20 december 2004 is door de gemeenteraad van de gemeente Voorst de beleidsnota Recreatie en Toerisme vastgesteld. Hierin wordt benoemd dat het recreatiegebied Bussloo een centrale positie inneemt binnen de toeristische sector in de gemeente Voorst. Op 10 juli 2018 heeft de gemeenteraad van de gemeente Voorst de Toeristische verkenning gemeente Voorst vastgesteld. Hierin is de recreatieve sector binnen de gemeente Voorst nader bekeken en is er onder andere een SWOT-analyse opgesteld waarin de sterke en zwakke kanten van de toeristische sector in de gemeente Voorst zijn toegelicht. Ook worden de kansen en bedreigingen van de sector toegelicht.

De gemeente Voorst hecht veel waarde aan de toeristische sector. Het streven is om, waar mogelijk, deze sector te versterken en de potenties van bepaalde gebieden beter te benutten. Zo ook voor het recreatiegebied Bussloo. Het plangebied grenst aan het zuiden aan dit recreatiegebied. De recreatieve activiteiten vinden vooral op en rond de recreatieplas plaats. Het wijzigen van de recreatieve bestemming naar een woonbestemming op het perceel Kneuterstraat 24 in Wilp is zodoende niet in strijd met het toeristisch beleid van de gemeente Voorst. Bovendien is het mogelijk om in de toekomst bij een woonbestemming bijvoorbeeld een minicamping te realiseren. Zodoende kan het perceel in de toekomst alsnog wat betekenen voor de recreatieve potentie van het recreatiegebied Bussloo.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ingrepen dient te worden onderbouwd of het voornemen 'redelijkerwijs uitvoerbaar' is. In dit hoofdstuk wordt per aspect (milieu, flora en fauna, archeologie, watertoets en economie) aangegeven in hoeverre het plan uitvoerbaar is.

4.2 Milieu-aspecten

4.2.1 Bodem

Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de mate van de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of -en zo ja welke- kosten gemoeid zijn met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.

In dit plan vindt geen sloop en nieuwbouw plaats, de bestaande bebouwing op het perceel krijgt de bestemming Wonen. Een verkennend bodemonderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de bestemmingswijziging naar een woonbestemming.

4.2.2 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies.

Om te beoordelen of het beoogde plan belemmerend is voor de nabij gesitueerde bedrijvigheid, wordt getoetst aan de VNG-publicatie. Deze richtafstanden zijn relevant om enerzijds een goed woon-leefklimaat te kunnen scheppen en anderzijds biedt dit voldoende zekerheid aan omliggende (agrarische) bedrijvigheid in de bedrijfsactiviteiten uit te voeren onder aanvaardbare voorwaarden.

In de nabijheid van het plangebied zijn diverse bestemmingen aanwezig. Ten westen van het plangebied. op circa 77 meter afstand (afstand gemeten tussen de perceelsgrenzen) bevindt zich een bedrijfsbestemming. Direct aangrenzend van het plangebied in het westen ligt een woonbestemming. Vanwege de reeds aanwezige woonbestemming (Kneuterstraat 26) zorgt de bestemmingswijziging er niet voor dat de bedrijfsbestemming van Kneuterstraat 28, Wilp extra wordt belemmerd in de mogelijkheden.

Aan de oostkant grenst het plangebied aan de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1. Op dit perceel zijn op basis van het geldende bestemmingsplan een bedrijfswoning en recreatiewoningen toegestaan. Gezien de afstanden tussen het plangebied en naastgelegen perceel ondervindt het naastgelegen perceel geen hinder van de bestemmingswijziging naar wonen. Bovendien zijn de afstanden dusdanig dat het niet aannemelijk is dat er in de toekomst sprake is van belemmering bij eventuele ontwikkelingen.

Op basis van bovenstaande en de VNG-publicatie luidt de conclusie dat het huidige woon- en leefklimaat binnen het plangebied gehandhaafd blijft. Zowel voor de woning binnen het plangebied als voor de omgeving levert de wijziging naar een woonbestemming geen (extra) hinder en/of belemmeringen op.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20263-VS00_0006.png" Afbeelding 6 - uitsnede bestemmingsplan Buitengebied.

4.2.3 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden moet worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Door Artikel 76 Wgh is het bij de vaststelling van een bestemmingsplan verplicht, om bij de gronden die behoren tot een geluidszone, de grenswaarden in acht te nemen wat betreft de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.

Het plangebied is gesitueerd buiten de bebouwde kom, ten noorden van het recreatiegebied Bussloo. Er is sprake van een bestaande situatie. Het betreft enkel een wijziging in gebruik van de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1. De gronden waarop de woning en het bijgebouw zijn gesitueerd worden omgezet naar een woonbestemming. De overige gronden krijgen een agrarische bestemming. Er worden geen nieuwe bouwmogelijkheden gecreëerd. Vanwege bovenstaande is geconcludeerd dat een nadere toetsing aan de Wet geluidhinder voor de vaststelling van het plan niet nodig is.

4.2.4 Luchtkwaliteit

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer, in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'). In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal luchtvervuilende stoffen. In Nederland kunnen met name fijnstof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Fijnstof wordt grotendeels veroorzaakt door grote industriële bronnen en het wegverkeer, NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door wegverkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen of het afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wabo gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan c.q. de afwijking per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.

Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (Nibm) bij zo lang de concentratie fijnstof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt.

Volgens de regeling Nibm wordt die grens pas overschreden bij bijvoorbeeld woningbouwprojecten van meer dan 1.500 woningen of kantoorlocaties met meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlak. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden. Dit bestemmingsplan maakt een bestemmingswijziging naar Wonen mogelijk en wordt daarmee aangemerkt als een ontwikkeling die niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

Geconcludeerd wordt dat de Wet luchtkwaliteit en het besluit Nibm geen belemmering vormen voor het bestemmingsplan.

4.2.5 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport van deze stoffen. Op basis van criteria die onder andere worden gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een (mogelijk) risico op zware ongevallen met zich mee brengen. Het gaat dan met name om de grote chemische bedrijven. Maar ook kleinere bedrijven zoals LPG-tankstations en opslag van bestrijdingsmiddelen. De (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen zoals buisleidingen, spoor-, auto- en waterwegen worden ook als een potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het aspect externe veiligheid draait om het beheersen van de risico's bij transport, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen. Doel van het externe veiligheidsbeleid is om zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen het groepsrisico (GR) en het plaatsgebonden risico (PR). Het GR legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het PR biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Als een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20263-VS00_0007.png"

Afbeelding 7 - uitsnede risicokaart Gelderland.

Afbeelding 7 geeft een uitsnede van de Risicokaart Gelderland weer. Het plangebied wordt aangemerkt als een potentieel overstroombaar gebied binnen een groter gebied dat een klein risico loopt op overstromingen. Het risico dat dit plaatsvindt binnen een mensenleven is zeer gering. Het plangebied ligt in een beschermd gebied. Dat wil zeggen dat dit gebied beschermd wordt door een primaire waterkering (de zwarte lijn) tegen buitenwater (zee, grote rivieren etc.) en regionale wateren (kleine rivieren, kanalen etc.).

Ten noordwesten, gelegen aan de Rijksweg A1, ligt op een afstand van circa 550 meter een tankstation met LPG-installatie. Gezien deze afstand en de bestaande situatie vormt deze risicobron geen belemmering voor het bestemmingsplan. Bovendien is er geen sprake va neen toevoeging van personen en/of kwetsbare objecten binnen het plangebied. Zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico vormen geen belemmeringen.

4.2.6 Flora en fauna

Vanaf 1 januari 2017 vervangt de Wet natuurbescherming een drietal wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Het doel van deze wet is de bescherming van de biodiversiteit in Nederland, decentralisatie van verantwoordelijkheden en een vereenvoudiging van regels. De wet gaat in op gebiedsbescherming (Natura 2000-gebieden of Nationaal Natuurnetwerk) en op soortbescherming. De Wet natuurbescherming heeft de verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet overgenomen dat activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten, verboden zijn. De verboden activiteiten zijn het op enige wijze verwijderen van beschermde inheemse planten van hun groeiplaats, een beschermde inheemse diersoort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren.

Het plangebied ligt niet in of in de nabijheid van een beschermd natuurgebied. Binnen het plangebied zijn ook geen belangrijke ecologische waarden bekend die om bescherming vragen. Bovendien vinden er op het perceel geen ingrepen plaats, enkel een wijziging in gebruik. Gezien aard en omvang van het plan is nader ecologisch onderzoek om deze redenen achterwege gelaten.

4.2.7 Archeologie

Door het Verdrag van Malta zijn overheden verplicht om in het ruimtelijke beleid zorgvuldig om te gaan met het archeologische erfgoed. Voordat er bodemingrepen plaatsvinden, is een archeologisch onderzoek nodig. Dit geldt zowel voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen, als waar een reële verwachting bestaat dat er archeologische waarden voorkomen. Vanaf 1 juli 2016 is een deel geregeld in de Erfgoedwet (de Monumentenwet trad uit werking). Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving, gaat over naar de Omgevingswet wanneer deze (naar verwachting) in 2021 in werking treedt. Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet, zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet. Hier blijven zij ongewijzigd van toepassing totdat de Omgevingswet in werking treedt.

De bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door bodemverstorende activiteiten blijft geregeld. Hierbij wordt uitgegaan van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningproces. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan voor de gronden in het plangebied moet rekening gehouden worden met in de grond aanwezige of te verwachten archeologische resten. In 2017 heeft de gemeente Voorst een erfgoedverordening vastgesteld. De erfgoedverordening bestaat uit regels en een bijbehorende archeologische beleidskaart. Uit de beleidskaart (zie onderstaande afbeelding) blijkt dat het plangebied grotendeels is geclassificeerd als een archeologische verwachtingszone (AV) met een hoge archeologische verwachting. Bij deze waarde geldt een onderzoeksverplichting voor ingrepen groter dan 250 m² én dieper dan 30 cm onder maaiveld. Het noordwestelijke gedeelte van het plangebied is geclassificeerd als een zone met een middelmatige archeologische verwachting. Hier geldt een onderzoeksverplichting bij een oppervlakte groter dan 1.000 m² én dieper dan 30 cm onder maaiveld. De rode stippen op afbeelding 8 geven bekende archeologische vindplaatsen met een bufferzone van 25 m weer. Voor deze archeologische waardevolle gebieden geldt een onderzoeksverplichting bij een ingreep groter dan 30 m² én dieper dan 30 centimeter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20263-VS00_0008.png"

Afbeelding 8 - uitsnede archeologische beleidskaart 2017.

Binnen het plangebied vinden, naast de bestemmingswijziging, geen ingrepen plaats. Een archeologisch onderzoek is daarom in dit stadium niet aan de orde. Wel worden de zojuist genoemde archeologische waarden in het bestemmingsplan opgenomen middels dubbelbestemmingen. Als er in de toekomst sprake is van (bouwplannen) wordt dit aspect wederom beoordeeld.

4.3 Water

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) kan beoordeeld worden welke waterthema's in het plan relevant zijn.

De digitale watertoets is op 24 juli 2018 uitgevoerd (zie Bijlage 1 De Watertoets). Het plan is, vanuit de waterhuishouding bezien, voor het waterschap beperkt van belang. De motivatie daarvoor is dat plannen zonder (nieuwe) ontwikkelingsmogelijkheden, zoals functiewijzigingen en actualisaties, nauwelijks tot geen effect hebben op de waterhuishouding. Dit betekent dat geen essentiële waterbelangen worden geraakt en het waterschap op basis daarvan een positief wateradvies geeft.

4.4 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In dit geval is van een dergelijk plan geen sprake. Kosten voor uitvoering van de bouwplannen en eventuele planschade zijn voor rekening van de initiatiefnemer.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

Doel van dit bestemmingsplan is het wijzigen van de huidige recreatieve bestemming naar een woonbestemming op het perceel Kneuterstraat 24 in Wilp. Initiatiefnemers willen het gebruik van het perceel voor reguliere woondoeleinden planologisch regelen. In het bestemmingsplan Buitengebied is bij een agrarische bestemming een wijzigingsbevoegdheid voor het college van burgemeester en wethouders opgenomen, zodat zij de bestemming Agrarisch ten behoeve van de vervolgfunctie wonen (artikel 3.7.4) kunnen wijzigen naar een woonbestemming. Deze wijzigingsbevoegdheid is echter niet opgenomen voor de geldende bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1. Om medewerking te verlenen is daarom een nieuw bestemmingsplan nodig. Op basis van de volgende overwegingen is, in dit specifieke geval, medewerking aan het plan mogelijk.

In paragraaf 2.1 is de planologische situatie van het perceel kort toegelicht. De woonfunctie op het perceel is abusievelijk niet juist overgenomen in het geldende bestemmingsplan Buitengebied. Voorheen was op het perceel een kampeerboerderij gevestigd mét een bedrijfswoning. Op basis van het geldende bestemmingsplan is een woning formeel niet toegestaan op het perceel. De woonboerderij is echter in 2001 gebouwd en sinds die tijd in gebruik voor woondoeleinden. Bewoning wordt met die bestemmingsplan dan ook weer planologisch mogelijk gemaakt.

De kampeerboerderij die op basis van het geldende bestemmingsplan is toegestaan op het perceel is niet (meer) aanwezig. Op het perceel zijn alleen de woonboerderij en het bijgebouw aanwezig. Van activiteiten gerelateerd aan de verblijfsrecreatieve bestemming is al een langere perdiode geen sprake meer. Een woonbestemming past zodoende beter bij de feitelijke situatie. Wel is het binnen een woonbestemming bij recht mogelijk om een Bed & Breakfast te beginnen. Middels een binnenplanse afwijking is het tevens mogelijk een minicamping op te richten. Er blijven zodoende mogelijkheden bestaan voor recreatieve nevenfuncties.

Het betreft enkel een bestemmingswijziging van de geldende recreatieve bestemming naar een woonbestemming. Er vinden geen ingrepen op het perceel plaats. De ruimtelijk uitstraling van het perceel ten opzichte van de bestaande situatie wijzigt niet. De bestemmingswijziging heeft geen negatieve ruimtelijke effecten tot gevolg.

Er blijft sprake van een goede ruimtelijke ordening. Zoals in hoofdstuk 4 is toegelicht wordt de uitvoerbaarheid van het plan niet belemmerd door milieutechnische aspecten zoals bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, flora en fauna en archeologie. Ten westen van het perceel ligt op circa 77 meter van de perceelsgrens een bedrijfsbestemming. Tussen het plangebied en de bedrijfsbestemming is reeds een woonbestemming aanwezig. De bestemmingswijziging van het plangebied levert daarom geen (extra) beperkingen. De afstanden tot het aangrenzende perceel in het oosten is nagenoeg overal 50 meter. Op basis van deze afstanden en de diverse beoordeelde milieu-aspecten worden geen belemmeringen gezien ten aanzien van het plan om de bestemming van het plangebied te wijzigen naar een deel Agrarisch en een deel naar Wonen.

Op basis van bovenstaande luidt de conclusie dat er geen belemmeringen worden gezien voor het wijzigen van de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1 naar een woonbestemming op het perceel Kneuterstraat 24 in Wilp.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitsinstrumenten.

6.2 Planregels

Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.
6.2.1 Inleidende regels

In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.

6.2.2 Bestemmingsregels

Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

Het komt regelmatig voor dat er twee functies op één perceel plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld een leiding. De aanwezigheid van deze leiding brengt de nodige beperkingen met zich mee. Deze beperkingen kunnen ook gelegen zijn onder het maaiveld. In het geval dat er twee functies tegelijk op één perceel geregeld moeten worden in een bestemmingsplan wordt er wel gesproken van een 'dubbelbestemming'. In dit bestemmingsplan komen de volgende dubbelbestemmingen voor:

De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, nadere eisen, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.

Bestaande situatie

In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, kan worden verwezen naar de bestaande situatie. Dit vindt veelal plaats om van het plan afwijkende maten en oppervlakten niet onder het overgangsrecht te plaatsen. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van het gemeentelijk bouwdossier aangevuld met de BGT, DKK, het kadaster, de luchtfoto's en de cyclomedia, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.

6.2.3 Algemene regels

De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.

Anti-dubbeltelbepaling

De anti-dubbeltelbepaling is als algemene regel opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.

Strijdig gebruik

In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik, uitgezonderd geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel. Deze worden expliciet genoemd als strijdig gebruik bij de desbetreffende bestemmingen.

6.2.4 Overgangs- en slotregels

Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

6.3 Bestemmingen

6.3.1 Agrarisch met waarden - Landschap

Deze bestemming geldt voor de agrarische gronden binnen het plangebied. Deze agrarische gronden hebben landschappelijke en ecologische waarden. De bestemmingsregeling richt zich op de bescherming van deze waarden. Verder zijn deze gronden onder andere bestemd voor agrarisch natuurbeheer, recreatief medegebruik, (hobbymatig) agrarisch gebruik. Binnen deze bestemming mogen alleen terreinafscheidingen tot een hoogte van 1 meter worden gebouwd.

6.3.2 Wonen

Bestemmingsomschrijving

De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het wonen, beroepen en bedrijven aan huis alsmede voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als bed en breakfast, groen, paden, verhardingen, water en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan. Hetzelfde geldt voor openbare nutsvoorzieningen.

Bouwvlak

Er is gekozen voor een systematiek waarbij de woning en de bijgebouwen binnen het bouwvlak dienen te worden gebouwd. Bij het bepalen van het bouwvlak is de bestaande situatie aan bebouwing en het gebruik van de gronden als privétuin aangehouden.

Aan huis verbonden beroep en -bedrijf

Binnen de woonbestemming is een beroep of bedrijf aan huis mogelijk tot een gezamenlijk maximum oppervlak van 100 m², binnen het bouwvlak. Er dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • opslag van risicovolle onderdelen is niet toegestaan;
  • buitenopslag is niet toegestaan;
  • er mag geen sprake zijn van belemmeringen voor omliggende functies;
  • er mag geen nadelige invloed worden uitgeoefend op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • er dient in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak Wonen te worden voorzien;
  • er mag geen sprake zijn van detailhandel, uitgezonderd internetverkoop;
  • het beroep en het bedrijf mogen uitsluitend door de bewoner(s) worden uitgeoefend;
  • de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf is alleen toegestaan als het een bedrijf is dat is opgenomen in categorie 1 of 2 van de in Bijlage 2 bij de regels opgenomen standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Opslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of –bedrijf valt ook binnen het toegestane aantal vierkante meters.

Bed & breakfast

De woning en de overige gebouwen mogen gedeeltelijk worden gebruikt voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer en er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak Wonen. Hiervoor worden de CROW-normen gehanteerd. Vanzelfsprekend is de geldende milieuwetgeving ook van kracht.

6.3.3 Waarde - Archeologie 2, 3 & 4

Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veilig gesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van bepaalde werkzaamheden.

De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen geldt een specifieke regeling. Deze regeling is van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing groter dan 30 m² (bij Waarde - Archeologie - 2), 250 m² (Waarde - Archeologie 3) of 1.000 m² (Waarde - Archeologie - 4) én dieper dan 30 cm onder maaiveld. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming.

6.4 Flexibiliteit in het bestemmingsplan

6.4.1 Flexibiliteit in het bestemmingsplan

Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.

6.4.2 Afwijking

Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.

In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:

  • bestemmingen 'Wonen' en 'Agrarisch': ten behoeve van het toestaan van de nevenfunctie kleinschalig kamperen;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw niet meer dan 75 m³ bedraagt;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid ten behoeve van de vestiging van aan huis verbonden bedrijven die niet zijn genoemd in categorie 1 of 2 van de bij het plan behorende standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten, of ten behoeve van bedrijven in hogere categorieën, mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1 of 2;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het herbouwen van een (bedrijfs)woning buiten bestaande funderingen;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg. Er is voor gekozen om mantelzorg niet bij recht toe te staan maar te regelen via een afwijking, zodat er voorwaarden gesteld kunnen worden. Een van de voorwaarden bij deze afwijkingsmogelijkheid is dat een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd moet worden. Ook moet binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders. Tenslotte moet binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik ten behoeve van mantelzorg de bewoning zijn beëindigd.

De algemene afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de verkeersveiligheid.
6.4.3 Wijziging

Meer ingrijpende functieveranderingen en meer ingrijpende afwijkingen van de regels kunnen mogelijk worden gemaakt met een in het bestemmingsplan op te nemen wijzigingsbevoegdheid. Dit mag er niet toe leiden dat de structuur en de ruimtelijke opzet van het plan ingrijpend wordt gewijzigd. De wijziging treedt in werking na de vaststelling van een afzonderlijk wijzigingsplan. In dit bestemmingsplan zijn de volgende wijzigingsbevoegdheden opgenomen:

  • bestemming 'Agrarisch': ten behoeve van deze gronden kan de bestemming gewijzigd worden in de bestemming Natuur of Bos, mits er sprake is van realisatie van natuur of bos;
  • een algemene wijzigingsmogelijkheid voor de overschrijding van bestemmingsgrenzen;
  • een algemene wijzigingsmogelijkheid voor het aanpassen van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

7.1 Uitkomsten overleg

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.

In artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt bij lid 2 de mogelijkheid gegeven dat de Minister van Infrastructuur en Milieu kan aangeven onder welke omstandigheden of in welke gevallen geen overleg gevoerd hoeft te worden met de rijksdienst die betrokken is bij de zorg voor de ruimtelijke ordening. Na overleg met de betrokken departementen is besloten het overleg te beperken tot die zaken waarbij directe belangen aan de orde zijn. Aangezien er geen sprake is van directe rijksbelangen heeft er geen vooroverleg plaatsgevonden met het Rijk.

Met de provincie is een vergelijkbare afspraak gemaakt. Enkel wanneer er sprake is van een provinciaal belang is vooroverleg noodzakelijk. Het voorliggende plan is niet in strijd met enig provinciaal belang, waardoor er voor gekozen is geen vooroverleg te plegen.

Het vooroverleg met het waterschap heeft plaats gevonden via de website http://www.dewatertoets.nl. Hieruit is naar voren gekomen dat verder overleg niet noodzakelijk is.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 11 oktober voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad zienswijzen over het ontwerp naar voren te brengen. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.

7.3 Aanpassingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan

Tijdens de inzagetermijn zijn ambtshalve een paar foutjes ontdekt en hersteld ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. Los van enkele taal- en spellingsfoutjes gaat het om de volgende wijzigingen in de regels:

Wijzigingen in de regels

  • Lid 3.3 is toegevoegd aan de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap. Hierin is een uitvoeringsverbod voor bepaalde activiteiten zonder omgevingsvergunning opgenomen. Doel van dit lid is om de landschappelijke en/of natuurlijke waarden dan wel de cultuurhistorische waarde van het gebied te beschermen ;
  • De wijzigingsbevoegdheid bij de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap is aangepast. Deze wijzigingsbevoegdheid heeft betrekking op het wijzigen van de bestemming naar Natuur of Bos. In het ontwerpbestemmingsplan werd verwezen naar de bestemming 'Agrarisch'. Dit had de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap moeten zijn. De foutieve wijziging is hersteld;
  • Bij de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie - 2, Waarde - Archeologie - 3 en Waarde - Archeologie - 4 is bij de leden 5.2.1, 6.2.1 en 7.2.1 onder c een zin toegevoegd die bepaalt dat een archeologisch rapport niet noodzakelijk is als naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie is vastgesteld. Deze ontbrak in het ontwerpbestemmingsplan.

Wijzigingen in de verbeelding

Het doel van het bestemmingsplan is het wijzigen van de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1 naar een woonbestemming. De plangrens in de ontwerpverbeelding ging daarom uit van de grens van deze bestemming. Gevolg hiervan is dat het plangebied niet gelijk loopt met de kadastrale situatie. In de definitieve verbeelding is dit gewijzigd. Het plangebied volgt nu de kadastrale grenzen.

De aangebrachte wijzigingen in het plan ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zijn ondergeschikt van aard. Inhoudelijk hebben de aangebrachte wijzigingen geen gevolgen.