Plan: | Breuninkhofweg 5, Wilp |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.20258-VS00 |
Behorende bij de omgevingsvergunning SXO-2017-1122 voor de restauratie en een wijziging in gebruik van de bestaande monumentale schuur aan de Breuninkhofweg 5 in Wilp.
Initiatiefnemers hebben een omgevingsvergunning aangevraagd voor het restaureren van de monumentale schuur en een wijziging in gebruik van de schuur bekend onder adres Breuninkhofweg 5 in Wilp. Op het zelfde perceel is de horeca gelegenheid Hof van Bussloo (Breuninkhofweg 7) gevestigd. Het Hof van Bussloo wil de schuur gebruiken voor een uitbreiding van de horeca activiteiten. Om de schuur geschikt te maken voor deze horeca activiteiten wordt deze gerestaureerd en verbouwd. Uiteindelijk doel is om de schuur te verhuren voor bijvoorbeeld bijeenkomsten en feestjes.
Het perceel valt onder de werking van het bestemmingsplan Buitengebied (en Buitengebied, eerste herziening). Het perceel kent twee bestemmingen (zie ook afbeelding 3). Het grootste gedeelte van het perceel is bestemd als horeca (hier is ook het Hof van Bussloo gevestigd). De monumentale schuur kent een andere bestemming, namelijk 'Dagrecreatie - 2'. Het type horeca wat binnen deze bestemming is toegestaan matcht niet met het type horeca dat initiatiefnemers voor ogen hebben in de schuur. Het verhuren van de ruimte ten behoeve van bijvoorbeeld bijeenkomsten en feestjes is op basis van het geldende bestemmingsplan zodoende niet toegestaan.
Met een zogenaamde grote buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan (volgens artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)) kan planologische medewerking worden verleend. Een voorwaarde hierbij is dat de afwijking van het bestemmingsplan niet in strijd mag zijn met een goede ruimtelijke ordening.
Het perceel ligt ten zuiden van de kern Twello in het buitengebied. Het perceel maakt onderdeel uit van het recreatiegebied Bussloo. Onderstaande afbeeldingen geven de ligging van het perceel in de gemeente Voorst en een luchtfoto van het perceel weer. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Voorst, sectie B, nummer 968.
Afbeelding 1 - Ligging perceel in omgeving
Afbeelding 2 - luchtfoto van het perceel
Het doel van deze ruimtelijke procedure is het gebruik van de schuur voor diverse horeca activiteiten mogelijk te maken. Naastgelegen horecagelegenheid wil de schuur meer bij de bedrijfsvoering betrekken en de ruimte in de toekomst in gebruik nemen en verhuren als zijnde een bijeenkomstruimte. Het geldende bestemmingsplan laat het verhuren van de ruimte voor dit soort horeca activiteiten niet toe. Om dit gebruik mogelijk te maken wordt toepassing gegeven aan een zogenaamde 'grote buitenplanse afwijking´ (Wabo). Voorliggend stuk vormt de ruimtelijke onderbouwing voor de omgevingsvergunning.
In dit hoofdstuk wordt eerst de bestaande situatie en vervolgens de toekomstige situatie op het perceel beknopt weergegeven. Tot slot vindt er een ruimtelijke afweging plaats waarom medewerking aan de plannen in dit specifieke geval ruimtelijk niet bezwaarlijk is.
Zoals op afbeelding 2 is te zien zijn er op het perceel verschillende gebouwen aanwezig en kent het perceel twee huisnummers. Deze ruimtelijke procedure heeft specifiek betrekking op de schuur (nummer 5) maar kan niet los worden gezien van de hallehuisboerderij op nummer 7. In deze boerderij is horecagelegenheid Hof van Bussloo gevestigd. Zowel in ruimtelijk als functioneel opzicht vormen de boerderij én de voormalige landbouwschuur een geheel.
Zowel de schuur als de hallehuisboerderij zijn aangewezen als gemeentelijk monument. De boerderij genaamd De Breuninkhof heeft een rietgedekt wolfsdak. Na een brand is deze herbouwd rond 1907. Op een later moment is de boerderij via het tussenlid gekoppeld aan het bakhuisje. De naam van de boerderij werd voor het eerst vermeld in 1405 in de goederenlijst van de abdij Sint Salvador in Prüm. Later behoorde het ensemble tot het verdwenen landgoed Bussloo. Eind van de 20e eeuw was in het pand de uitgaansgelegenheid Pampus gevestigd. Het bakhuisje en de schuur zijn van een oudere datum dan het huis. Voorheen was de schuur in gebruik door het IVN Apeldoorn. Dit gebruik is echter al een aantal jaren beëindigd. Omdat er momenteel geen passende invulling is in de schuur verslechtert de onderhoudsstaat van het gebouw.
Afbeelding 3 geeft een uitsnede van het geldende bestemmingsplan Buitengebied weer. De monumentale boerderij (waar het hof van Bussloo in is gevestigd) is bestemd als Horeca. De monumentale landbouwschuur is bestemd als Dagrecreatie - 2. Binnen de huidige bestemming Dagrecreatie - 2 is wel lichte horeca toegestaan. De gewenste activiteiten (verhuur voor feesten en partijen) passen niet binnen de kaders van het geldende bestemmingsplan.
Afbeelding 3 - uitsnede bestemmingsplan Buitengebied
Afbeelding 4 - monumentale schuur
Afbeelding 5 - monumentale boerderij
Doel van deze procedure is een wijziging in gebruik van de monumentale schuur mogelijk te maken. Door deze wijziging in gebruik wordt het mogelijk de horeca activiteiten van het Hof van Bussloo naar de schuur uit te breiden. In de toekomst is het mogelijk deze ruimte te gebruiken voor bijvoorbeeld bijeenkomsten en feestjes.
Op dit moment is er geen passende invulling voor de schuur. Het naastgelegen restaurant Hof van Bussloo gebruikt de schuur enkel als opslag. De onderhoudsstaat van de schuur laat op dit moment intensiever gebruik dan ook niet toe. Om de schuur geschikt te maken voor de gewenste horeca activiteiten wordt deze gerestaureerd en verbouwd. De schuur is een gemeentelijk monument. Om deze reden is het restauratieplan (zoals de ingrepen die worden gedaan) zorgvuldig beordeeld. Afbeeldingen 7 en 8 geven de plattegrond en gevels weer van de bestaande en nieuwe situatie.
Intern worden de sanitaire voorzieningen verbeterd en wordt er in de schuur een bar gerealiseerd vanwege de gewenste bijeenkomsten en feesten in de schuur, Naast de interne verbouwingen worden er ook enkele ingrepen gedaan aan de buitenzijde van de schuur. In de achtergevel bevindt zich momenteel alleen een raam. Hier wordt, mede op advies van de monumentencommissie, een deur gerealiseerd. Het raam blijft in zijn huidige formaat behouden. In de rechter zijgevel worden de luiken vervangen door glas. Belangrijk was dat het huidige formaat behouden blijft. Het is niet wenselijk dat de ramen in de zijgevels door het dakvlak heen steken. Om meer licht in de schuur te creëren worden er twee dakramen in de rechter zijgevel gerealiseerd. De monumentencommissie heeft dit positief beoordeeld. De dakconstructie wordt voldoende gerespecteerd.
Zowel de welstandscommissie als de monumentencommissie hebben het restauratie- en verbouwplan (na een aantal wijzigingen) positief beoordeeld. De restauratie (en verbouwing) van de schuur wordt met voldoende respect voor de bestaande monumentale schuur uitgevoerd.
Afbeelding 6 - huidige situatie
Afbeelding 7 - bestaande situatie
Afbeelding 8 - nieuwe situatie
In de voormalige boerderij (Breuninkhofweg 7) is een restaurant gevestigd waar ook bruiloften, feestjes en vergaderingen georganiseerd kunnen worden. Deze ruimtelijke procedure maakt het mogelijk dat deze activiteiten straks ook in de schuur mogen plaatsvinden. Omdat er reeds sprake is van horeca op (een groot deel) van het perceel is de wens om de schuur hiervoor te gebruiken dan ook niet onlogisch.
Tevens is gebleken dat de horecabestemming van het Hof van Bussloo in het geldende bestemmingsplan lichtere horeca toestaat dan op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan Bussloo. Dit is bij de totstandkoming van het bestemmingsplan Buitengebied niet geheel juist overgenomen. Op basis van het verleden waren horeca activiteiten tot en met categorie 2 toegestaan op bij het huidige Hof van Bussloo.
Ruimtelijk gezien is de wens van het Hof van Bussloo om de horeca activiteiten uit te breiden naar de schuur dan ook niet bezwaarlijk. Ook vanwege het feit dat het gaat om een uitbreiding van een bestaande horeca onderneming. Het is van belang om overlast op de omgeving te voorkomen/minimaliseren. Meer hierover in hoofdstuk 4.
De uitbreiding van de horecafunctie brengt diverse wijzigingen met zich mee voor het erf. Zo moeten er extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd om te voldoen aan de parkeernormen, maar heeft ook een bijbehorend terras effect op de (landschappelijke) inrichting van het perceel. Initiatiefnemers hebben in samenwerking met Landschapsbeheer Gelderland een erfinrichtingsplan opgesteld (zie Bijlage 1 en Bijlage 2). Belangrijk was om de erfinrichting rustig en informeel te houden en de hoeveelheid (gesloten) verharding zoveel mogelijk te beperken. Afbeelding 9 geeft de toekomstige inrichting van het perceel weer. Ten noorden van de te verbouwen schuur worden een aantal fruitbomen geplant gecombineerd met een knip- of scheerheg. Rondom het perceel wordt de heggenstructuur hersteld / versterkt om zo rondom het perceel een gesloten geheel te krijgen. Bovendien worden er meerdere solitaire bomen aan de randen van het perceel geplaatst. In vergelijking met de bestaande situatie betekent dit een landschappelijke verbetering.
De uitbreiding van de horecafunctie op het perceel heeft tevens tot gevolg dat het aantal parkeerplaatsen moet worden vergroot om parkeerproblemen in de toekomst te voorkomen. Op basis van de parkeernormen betekent dit dat er minimaal 16 parkeerplaatsen extra gerealiseerd moeten worden. Op welke wijze deze worden gerealiseerd is te zien in afbeelding 9.
Afbeelding 9 - erfinrichtingsplan
In het geldende bestemmingsplan kennen de twee aanwezige panden op het perceel beiden een verschillende bestemming. Enerzijds de bestemming Horeca en anderzijds de bestemming Dagrecreatie - 2. Initiatiefnemers willen de horeca activiteiten uitbreiden naar de schuur. In deze paragraaf wordt toegelicht om welke redenen een uitbreiding van de horeca activiteiten naar de schuur ruimtelijk aanvaardbaar is.
Horeca is reeds (in lichtere vorm) toegestaan op het perceel
Op basis van het geldende bestemmingsplan is zowel in de schuur als in het restaurant horeca toegestaan. In de schuur is slechts lichte horeca toegestaan terwijl in de boerderij zwaardere horeca mogelijk is. Deze activiteiten wil men nu uitbreiden naar de schuur. Er is in die zin geen sprake van nieuw vestiging van een horeca bedrijf. Het betreft een uitbreiding van een bestaand bedrijf. Het is niet aannemelijk dat het verhuren van de schuur voor kleinschalige bijeenkomsten en feestjes zoals verjaardagen leidt tot (extra) onaanvaardbare overlast voor de omgeving. De afstand tot de dichtstbijzijnde woningen is bovendien ruim 100 meter. Milieuhygiënisch is het plan daarom inpasbaar. Meer hierover in hoofdstuk 4.
De monumentale schuur wordt gerestaureerd en blijft behouden
De voorgaande paragrafen hebben een inzicht gegeven in de bestaande en toekomstige situatie op het perceel. Op het perceel zijn twee gemeentelijke monumenten aanwezig (de boerderij en de schuur). Men heeft een nieuwe invulling gevonden voor de schuur en om dit mogelijk te maken is een verbouwing en restauratie noodzakelijk. De gevonden nieuwe invulling en de restauratie van de schuur dragen bij aan het behoud. Op dit moment is de schuur niet in goede staat en om verder verval tegen te gaan is restauratie wenselijk. Zowel de monumentencommissie als de welstandscommissie hebben het restauratie- en verbouwplan voor de schuur zorgvuldig bekeken. Gedurende het traject zijn verschillende aanpassingen aangebracht in de verbouw- en restauratieplan voor de schuur. Uiteindelijk is het plan akkoord bevonden. Ruimtelijk gezien is de nieuwe invulling voor de schuur ook niet onwenselijk. Vanwege de nieuwe invulling van de schuur en het feit dat restauratie hiervoor noodzakelijk is draagt bij aan het behoud en instandhouding van het gemeentelijk monument in de toekomst.
Inrichting van het erf
Het Hof van Bussloo wil de horeca activiteiten uitbreiden naar de schuur. Dit biedt hen meer ruimte activiteiten op het perceel te ontplooien en om extra inkomsten te genereren. De monumentale boerderij en schuur bevinden zich op hetzelfde perceel en ruimtelijk gezien horen deze ook bij elkaar. Bij het opstellen van het erfinrichtingsplan (zie afbeelding 9) is hier rekening mee gehouden. Door de landschappelijke inpassing en de inrichting van het erf oogt het perceel als één geheel. Belangrijk is hierin het behoud van één inrit.
In dit hoofdstuk wordt beknopt het belangrijkste ruimtelijke beleidskader beschreven op de verschillende overheidsniveaus (rijk, provincie, regionaal en gemeente).
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze visie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Hierin heeft zij gekozen voor thema's zoals concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen opgesteld: concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken; de bereikbaarheid verbeteren; zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden. Eén van de kernmiddelen die wordt ingezet om goed op deze ontwikkelingen en uitdagingen in te spelen is decentralisatie.
Voor de ruimtelijke ordening heeft dit geleid tot minder nationale belangen (van 39 naar 13) en eenvoudigere regelgeving. Hiermee is duidelijk het roer omgegooid, meer ruimte voor provincies en gemeenten om in te spelen op de eigen situatie. Dit komt voort vanuit de gedachte dat provincies en gemeenten beter weten wat er lokaal speelt en daardoor beter kunnen afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Dit biedt ook meer mogelijkheden voor burgers en bedrijven voor eigen initiatief en ontwikkeling.
Beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen wil het kabinet dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten krijgen de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Het Rijk richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen als geheel. Hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur, ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten, waterveiligheid en milieukwaliteit en de bescherming van ons werelderfgoed zijn daarbij onderwerpen. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaat boeken.
Afbeelding 10 - Ladder duurzame verstedelijking
In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.
Met ingang van 1 juli 2017 is de nieuwe Ladder in werking getreden. Ongewijzigd hierin is dat in de toelichting op bestemmingsplannen de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden beschreven. De aard en omvang van de stedelijke ontwikkeling zijn bepalend voor de afbakening van het gebied waarbinnen de behoefte moet worden onderzocht. In de wet is bovendien toegevoegd dat bij een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied goed gemotiveerd moet worden waarom deze niet in bestaand stedelijk gebied te realiseren is.
De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang van een stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Of er wel of geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkelingen in relatie tot de omgeving.
Gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling, zijn de SVIR en de (nieuwe) Ladder voor duurzame verstedelijking op onderliggend plan niet van toepassing. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals hierboven benoemd. Het betreft enkel een wijziging in het gebruik van bestaande bebouwing. Het Rijk heeft dan ook geen verdere bemoeienis met de planvorming. Nadere toetsing aan de ladder is om deze reden dan ook niet noodzakelijk.
De Omgevingsvisie Gelderland (vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies) is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan.
De provincie kiest ervoor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan maatschappelijke opgaven: een duurzame economische structuur en het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving. De uitwerking van de omgevingsvisie is hierbij opgehangen aan de termen dynamisch, mooi en divers. Gelderland is een dynamische provincie in een prachtige setting, met een grote diversiteit. Dynamisch duidt op economische ontwikkelingsaspecten als innovatie, duurzaamheid en bereikbaarheid. Mooi staat voor onze natuurdoelen en de kwaliteiten die we willen borgen en verder ontwikkelen. Divers gaat over het herkennen van de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en het koesteren van de regionale identiteit.
Het perceel ligt in het nationaal landschap De Veluwe deelgebied Twello. Daarnaast ligt het projectgebied niet in het Gelders Natuurnetwerk of de Groene Ontwikkelingszone.
De Omgevingsvisie Gelderland bevat tevens het belangrijke instrument de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Hierin staan kwaliteiten en doelen centraal, niet de regels. Dit houdt in dat bij bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling er moet worden aangegeven hoe met de ladder is omgegaan wat betreft behoefte, bestaand stedelijk gebied en bereikbaarheid.
In dit specifieke geval gaat het om een uitbreiding van de horecafunctie binnen bestaande bebouwing. Gezien aard en omvang van het plan is een afweging met de Gelderse ladder niet aan de orde. Daarnaast doet de Omgevingsvisie Gelderland geen uitspraken die specifiek betrekking hebben op voorliggend plan.
De Omgevingsverordening dient als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen en beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De verordening kent de volgende kaartlagen waaraan regels zijn verbonden: Windenergie, Luchtvaart, Landbouw, Glastuinbouw, Natuur, Natura2000-gebied, Landschap, Water en milieu en Erfgoed. Op het plan gebied zijn de kaartlagen Landschap, water en milieu van toepassing.
Afbeelding 11 - uitsnede Omgevingsverordening Gelderland
Artikel 2.7.4.2 gaat in op de bescherming van het Nationaal landschap gelegen buiten het Gelders Natuurnetwerk, Groene Ontwikkelingszone en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het maakt alleen bestemmingen mogelijk die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap niet aantasten of versterken. Dit is niet van toepassing op de situatie aan de Breuninkhofweg 5 in Wilp. Er is sprake van een wijziging in gebruik binnen een bestaand gebouw. De uitbreiding van de horeca activiteiten van het Hof van Bussloo naar naastgelegen schuur leidt zodoende niet tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.
Het projectgebied is ook aangewezen als intrekgebied. Op basis van de Omgevingsverordening Gelderland mogen deze gebieden geen bestemming krijgen die de winning van fossiele energie (bijvoorbeeld aardgas) mogelijk maakt. Hier is geen sprake van.
Op basis van bovenstaande mag worden geconcludeerd dat de plannen voor de schuur aan de Breuninkhofweg 5 in Wilp niet stuit op belemmeringen vanuit de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland.
De gemeenten in de regio Stedendriehoek hebben gezamenlijk een regiovisie opgesteld. Deze visie vormt de integrale afstemming tussen ruimtelijke opgaven binnen de regio en is beleidsmatig tevens vertaald in de Omgevingsvisie Gelderland. In de Regionale Structuurvisie heeft de regio Stedendriehoek ruimtelijk beleid ontwikkeld voor de lange termijn (2030). De doelstelling luidt hierbij: het behoud en versterking van de samenhang en variatie in woon-, werk- en recreatiegebieden, met het gelijktijdig ontwikkelen van nieuwe kwaliteiten in water, natuur, landschap en landbouw. De Regionale Structuurvisie heeft de formele status van Intergemeentelijk Structuurplan. Dit betekent dat de structuurvisie richtinggevend is voor de ruimtelijke ontwikkeling.
In de structuurvisie komt onder meer de noodzaak van het versterken van de eigen identiteit aan bod, door middel van het benadrukken van de diversiteit van het landschap en de culturele eigenheid van de dorpen in ruimtelijke plannen en de koppeling van economische activiteiten met omgevingsfactoren. Water, natuur, landschap en cultuurhistorie zijn de grondslag voor de ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de gemeente Voorst is verder van belang de expliciete opname van een woningbouwprogramma voor de dorpen in de gemeente. Een programma dat de lokale behoefte te boven kan gaan. Zo wordt een bijdrage geleverd aan de vitaliteit van de dorpen en aan het vergroten van het woonmilieu 'landelijk en dorps wonen'.
De Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 doet, mede vanwege aard en omvang, geen specifieke uitspraken over de gewenste ruimtelijke ontwikkeling aan de Breuninkhofweg 5 in Wilp. Wel kan het plan bijdragen aan een versterking van de recreatieve potentie van het gebied rond recreatieplas Bussloo. Om deze reden wordt aangenomen dat de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voldoende aansluiting vindt bij de Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030.
Op 18 december 2017 heeft de gemeente Voorst de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (RTV) 'Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid' vastgesteld. Deze Ruimtelijke Toekomstvisie is vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet (treedt naar verwachting in 2021 in werking) opgesteld. Met de nieuwe Omgevingswet moet een balans worden gevonden tussen aan de ene kant dynamiek en aan de andere kant zekerheid. Participatie speelt hierbij een belangrijke rol. De rol van de overheid is namelijk aan het veranderen. Inwoners en ondernemers krijgen een steeds grotere rol in het ruimtelijk beleid. Met de nieuwe Omgevingswet krijgen initiatieven vanuit de samenleving waar mogelijk meer ruimte. De taak van de gemeente richt zich voornamelijk op het afwegen van alle belangen. De doelen worden uitgewerkt in de Uitvoeringsagenda Ruimtelijke Toekomstvisie. In de uitvoeringsagenda is gespecificeerd wat, met wie en op welke termijn de uitvoering plaatsvindt. De uitvoeringsagenda heeft, net zoals de samenleving, een dynamisch karakter. Beiden zijn continu onderhevig aan nieuwe ontwikkelingen en daarom wordt het document met enige regelmaat vernieuwd, aangevuld en geactualiseerd.
Voor de grotere kernen in de gemeente Voorst zijn er afzonderlijke dorpsvisies opgesteld. De planlocatie ligt ten noorden van de kern Twello. Voor dit gebied is geen aparte dorpsvisie opgesteld.
De RTV 'Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid' heeft een dubbele doelstelling. Enerzijds zijn bij de totstandkoming van de RTV doelen bepaald met de samenleving en hoe deze behaald moeten worden. Aan de andere kant dient de visie ook als toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Centraal in het ruimtelijk beleid van de gemeente Voorst staat dan ook onze eigen identiteit.
Nieuwe ontwikkelingen moeten hierbij aansluiten en waar mogelijk versterken. Onder identiteit wordt verstaan: diversiteit en kwaliteit van de landschappen in de gemeente, de bijzondere monumenten en rijke cultuurhistorie, de dorpse schaal van de kernen, de menselijke maat en de krachtige sociale samenhang in de gemeente. Ook duurzaamheid maakt een onderdeel uit van de identiteit. Het gaat dan om de wens en de noodzaak om de ruimtelijke, economische en sociale kwaliteiten toekomstbestendig te maken. Op basis van de identiteit zijn in Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst de volgende thema's geformuleerd.
Recreatie en toerisme worden economisch gezien steeds belangrijker. De aantrekkingskracht van de gemeente Voorst op toeristen en dagjesmensen is groot. De uitbreiding van de horecafunctie op het perceel kan hier op een positieve manier aan bijdragen. Bovendien betreft het geen nieuw vestiging van een dergelijke functie in het buitengebied. Gezien de aard en omvang van het plan mag worden aangenomen dat het plan past binnen de uitgangspunten van de RTV 'Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid'.
In het geldende bestemmingsplan heeft de schuur een andere bestemming dan de voormalige boerderij. De gewenste horeca activiteiten in de te restaureren schuur passen niet binnen de huidige bestemming Dagrecreatie - 2. Er is geen afwijkingsmogelijkheid voor de 'Staat van Horeca-activiteiten' in het bestemmingsplan Buitengebied (eerste herziening) opgenomen om zwaardere horeca activiteiten toe te staan. Met een grote buitenplanse afwijkingsprocedure kan het gewijzigde gebruik worden toegestaan. Voorwaarde is wel dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Bij ruimtelijke ingrepen moet onderbouwd worden of het voornemen 'redelijkerwijs uitvoerbaar' is. In dit hoofdstuk wordt per aspect (milieu, flora en fauna, archeologie, watertoets en economie) aangegeven in hoeverre het plan uitvoerbaar is.
Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de mate van de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of- en zo ja welke- kosten gemoeid zijn met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.
Het plan voorziet in een wijziging in gebruik van de schuur ten behoeve van de gewenste horeca activiteiten. De locatie van de schuur is geen verdachte locatie op het voorkomen van bodemverontreiniging. Daarnaast is het niet aannemelijk dat door de nieuwe invulling van de schuur (verhuren voor bijeenkomsten en kleinschalige feestjes zoals verjaardagen) er personen structureel langer dan 3 uur per dag in deze ruimte verblijven. Daarnaast is er geen sprake van grond roerende activiteiten (verbouwingen voornamelijk intern).
Gezien de verwachte verblijfsduur van personen in de schuur en de aard van de verbouwingen is bepaald dat voor het verruimen van de gebruiksmogelijkheden er geen bodemonderzoek vereist is.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies. Voor de onderbouwing van te hanteren afstanden wordt in eerste instantie uitgegaan van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. De brochure geeft minimale afstanden vanaf de grens van een bedrijf tot een gevoelige functie die aangehouden moeten worden. De aan te houden afstanden van de brochure zijn opgezet voor inwaarts zoneren en bevatten vanuit de milieugevoelige functie gezien een bufferzone.
De directe omgeving van het projectgebied kenmerkt zich voornamelijk door gronden die bestemd zijn voor recreatieve doeleinden. In de nabijheid van het projectgebied ligt de golfbaan en recreatieplas Bussloo. Deze worden niet aangemerkt als gevoelige bestemmingen.
Ten noorden en zuidoosten van het projectgebied liggen verschillende woonbestemmingen. De kortste afstand tussen het projectgebied en de woonbestemmingen is ruim 115 meter. Deze afstand is ruim meer dan de richtafstand van 30 meter zoals vermeld in de VNG-brochure (voor discotheken en muziekcafe's). Bovendien is er reeds sprake van een horecabestemming op een groot gedeelte van het perceel. Deze horeca activiteiten worden met deze procedure ook mogelijk gemaakt in de schuur.
Om bovenstaande redenen wordt aangenomen dat er geen onevenredige (extra) hinder ontstaat door het verruimen van de gebruiksmogelijkheden in de schuur. Bovendien is de afstand ten opzichte van woonbestemmingen dermate groot (meer dan 100 meter) dat de plannen op het perceel niet leiden tot een (significante) aantasting van het woon- en leefklimaat voor deze woningen.
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een ruimtelijk plan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect geluid. Geluidsbelasting op gevels van geluidsgevoelige objecten moet binnen de normen blijven. Het gaat hier zowel om geluidhinder van wegverkeer, railverkeer en industrielawaai. Artikel 76a Wgh verplicht ertoe om bij een beslissing over een aanvraag om omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen als geluidsbelasting op de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen.
Met onderliggend plan wordt geen extra geluidgevoelig object toegevoegd. Het betreft enkel een uitbreiding van de gebruiksmogelijkheden in de bestaande schuur. Vanwege de aard en omvang is beoordeeld dat een nadere toetsing aan de Wet geluidhinder voor het verlenen van de omgevingsvergunning niet nodig is.
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer, in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'). In zijn algemeenheid kan worden gestelde dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal luchtvervuilende stoffen. In Nederland kunnen met name fijn stof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Fijnstof wordt grotendeels veroorzaakt door grote industriële bronnen en het wegverkeer, stikstofoxiden worden voornamelijk veroorzaakt door wegverkeer.
Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen of het afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wabo gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (Nibm) bij zo lang de concentratie fijn stof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt. Volgens de regeling Nibm wordt die grens pas overschreden bij bijvoorbeeld woningbouwprojecten van meer dan 1500 woningen of kantoorlocaties met meer dan 100.000 m² bruto vloeroppervlak. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.
De wijziging in gebruik van de te restaureren monumentale schuur mag worden aangemerkt als een ontwikkeling die niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Een nadere beschouwing van de effecten op de luchtkwaliteit is zodoende achterwege gebleven.
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (vervoer gevaarlijke stoffen) bronnen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen groepsrisico (GR) en plaatsgebonden risico (PR). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten. Van belang is het uitvoeringsprogramma externe veiligheid van de provincie Gelderland. Een belangrijk product dat hieruit voortvloeit is de zogeheten Gelderse risicokaart.
Afbeelding 12 - uitsnede risicokaart Gelderland
Uit de risicokaart Gelderland blijkt (zie afbeelding 12) dat het projectgebied in een gebied ligt met een kleine kans op overstromingen. De kans dat het projectgebied overstroomt tijdens een mensenleven is zeer gering. Bovendien ligt het projectgebied in een beschermd gebied. Dat wil zeggen dat het gebied beschermd wordt door een primaire waterkering (dijk) tegen buitenwater (zee, grote rivieren etc.) en regionale wateren (kleine rivieren, kanalen etc.). In de directe omgeving van het projectgebied zijn geen risicobronnen aanwezig. Voor het aspect externe veiligheid luidt de conclusie dan ook dat dit aspect geen belemmering vormt voor de uitbreiding van de horecafunctie in de schuur.
Het is aannemelijk dat de uitbreiding van de horecafunctie ook een toename van het aantal verkeersbewegingen met zich meebrengt. Uitgangspunt hierbij is dat parkeren opgelost moet worden op eigen terrein. Op basis van de CROW-normen betekent dit een toename van minimaal 16 parkeerplaatsen. Zoals ook in paragraaf 2.2 is beschreven is hier in de planvorming rekening mee gehouden. In Bijlage 2 is een kaart opgenomen van de inrichting van het perceel en op welke manier de parkeerplaatsen zijn ingetekend. Er is beoordeeld dat de extra benodigde parkeerbehoefte op een aanvaardbare manier is opgelost.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient de natuurwetgeving beschouwd te worden. Deze wetgeving richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).
De nieuwe Wet natuurbescherming vervangt vanaf 1 januari 2017 drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Doel van de nieuwe Wet natuurbescherming is drieledig:
In tegenstelling tot de Natuurbeschermingswet 1998 is de bescherming van Beschermde Natuurmonumenten komen te vervallen in de nieuwe Wet natuurbescherming. De wet gaat in op gebiedsbescherming (Natura 2000-gebieden of Nationaal Natuurnetwerk) en op soortbescherming.
De Wet natuurbescherming heeft de verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet overgenomen dat activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten, verboden zijn. De verboden activiteiten zijn het op enige wijze verwijderen van beschermde inheemse planten van hun groeiplaats, een beschermde inheemse soort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Opzettelijk verstoren van vogels is in sommige situaties wel toegestaan. Verstoren zonder dat er van tevoren een goed onderzoek naar beschermde soorten is uitgevoerd blijft strafbaar.
Op basis van foto's van de binnenzijde van de monumentale schuur is beoordeeld dat deze niet werd gebruikt (door bijvoorbeeld uilen) om te paren. Een flora- en faunaonderzoek is om deze reden niet noodzakelijk geacht.
De bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door bodemverstorende activiteiten was in de Monumentenwet 1988 geregeld. Echter is deze wet per 1 juli 2016 vervallen. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet en deze treedt (naar verwachting) in 2021 in werking. Tot die tijd zijn de artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar deze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. Hierbij wordt uitgegaan van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningsproces.
Specifiek voor het bestemmingsplan is hierop artikel 38a van de Monumentenwet van toepassing: “De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten”.
Op basis van het geldende bestemmingsplan Buitengebied (en Buitengebied eerste herziening) ligt het projectgebied in een archeologische verwachtingszone met een middelmatige archeologische verwachting. In deze zone geldt dat een archeologisch onderzoek verplicht is als de ingreep groter is dan 1.000 m² én de diepte van de ingreep dieper is dan 30 centimeter onder het maaiveld.
Voorliggend plan voorziet enkel in het planologisch mogelijk maken van de uitbreiding van de horecafunctie. Bovendien heeft het restauratie- en verbouwplan alleen betrekking op inpandige wijzigingen. Om deze reden is een (verkennend) archeologisch onderzoek achterwege gelaten.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) is beoordeeld welke waterthema's in het plan relevant zijn.
Op 9 april 2018 is de digitale Watertoets van Waterschap Vallei en Veluwe ingevuld (zie Bijlage 3). Beoordeeld is dat het plan voor het waterschap beperkt van belang is. De motivatie daarvoor is dat plannen zonder (nieuwe) ontwikkelingsmogelijkheden, zoals functiewijzigingen en actualisaties, nauwelijks tot geen effect hebben op de waterhuishouding. Bovendien liggen er in het projectgebied geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire- of A-watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Er wordt geen essentieel waterbelang geraakt en het waterschap geeft op basis daarvan een positief wateradvies.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In dit geval is van een dergelijk plan geen sprake. Kosten voor uitvoering van de bouwplannen en eventuele planschade zijn voor rekening van de initiatiefnemer.
Deze ruimtelijke onderbouwing heeft samen met de aanvraag om omgevingsvergunning op basis van de Wabo en overeenkomstig afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft iedereen de mogelijkheid gehad een zienswijze in te dienen. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.