Plan: | Quabbenburgerweg 7, Terwolde |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.20244-VS00 |
Initiatiefnemers hebben bij de gemeente Voorst een verzoek ingediend om de agrarische bestemming te wijzigen naar een woonbestemming. Het perceel valt onder de werking van het bestemmingsplan 'Buitengebied' en heeft daarin de bestemming "Agrarisch" met de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - klein agrarisch bedrijf'. Daarnaast gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Landschap', 'Waarde - Landgoed', 'Waarde - Ecologie' en 'Waarde - Archeologie - 3'. Verder ligt het perceel in een gebied dat wordt aangeduid als 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied', 'Luchtvaartverkeerszone - 2' en 'milieuzone - boringsvrije zone'. Er is geen agrarisch bedrijf meer actief op het perceel. Initiatiefnemers willen het perceel aankopen en in gebruik nemen als burgerbewoning. Om dit gebruik formeel mogelijk te maken, moet de bestemming van het perceel worden gewijzigd. Dit is mogelijk door toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid 'Vervolgfunctie Wonen' die in het bestemmingsplan Buitengebied is opgenomen.
Doel van dit wijzigingsplan is het planologisch mogelijk maken van het gebruik van het perceel Quabbenburgerweg 7 in Terwolde voor woondoeleinden.
De situering van het plangebied is opgenomen in afbeelding 1 (rode cirkel). Het perceel ligt in het buitengebied tussen de kernen Twello en Terwolde. Een luchtfoto van het perceel is weergegeven in afbeelding 2. De gronden zijn kadastraal bekend als VOO00, sectie P, nummer 296.
Afbeelding 1 - ligging plangebied
Afbeelding 2 - luchtfoto perceel
In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de bestaande en toekomstige situatie van het perceel en een ruimtelijke afweging van de voorgenomen ontwikkeling. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders van diverse overheden. Vervolgens gaat hoofdstuk 4 in op de haalbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de gekozen planvorm en de juridische regeling. Ten slotte komen in het zesde hoofdstuk de resultaten van de procedure aan de orde.
Op het perceel Quabbenburgerweg 7 in Terwolde was in het verleden een (klein) agrarisch bedrijf actief. De huidige bedrijfswoning is gelegen op een perceel van 22.195 m². De woonboerderij ligt op een landelijke locatie tussen enkele landgoederen in, te weten De Aze, Het Wezeveld en Bruggenbosch.
De Quabbenburgerweg is een verharde weg met een maximumsnelheid van 60 km/u.
Het agrarische bedrijf op het perceel Quabbenburgerweg 7 is niet meer actief, zodoende worden de gronden rondom de boerderij gebruikt als tuin. De rest van het perceel wordt gekenmerkt door weilanden (aan de zuidzijde) en een weide met diverse bomen en een poel (aan de noordzijde).
Naast de boerderij zijn er verschillende opstallen aanwezig op het perceel. Ten noordwesten van de woning staat een schuur van circa 150m2. Verder is er nog een paardenstal aanwezig van circa 50m2. De gezamenlijke oppervlakte van deze twee gebouwen bedraagt circa 200 m2.
De omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt door agrarische gronden, bos en burgerwoningen. De dichtstbijzijnde woonbestemmingen liggen op ruim 100 meter van het perceel. Ruim 300 meter naar het zuiden ligt een agrarische bestemming.
Door dit plan verandert er weinig aan het perceel, het betreft enkel een omzetting in gebruik. De huidige bedrijfswoning wordt met dit wijzigingsplan geschikt gemaakt voor burgerbewoning. De totale oppervlakte aan bebouwing op het perceel blijft vooralsnog gelijk. Rondom het erf blijft, zoals in de huidige situatie, sprake van agrarische gronden met diverse bomen en poelen.
De huidige bedrijfswoning is in 2008 nieuw gebouwd. In datzelfde jaar zijn ook beide bijgebouwen gerealiseerd. De gebouwen worden niet aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol.
In het buitengebied is bij een woonbestemming 100 m² aan bijgebouwen toegestaan. Aan de Quabbenburgerweg 7 wordt deze oppervlakte overschreden. In de nieuwe situatie geldt als gevolg van het wijzigen van de bestemming Agrarisch naar Wonen de saneringsregeling. Dit houdt in dat er bij toekomstige sloop, er 50% van het gesloopte oppervlakte mag worden teruggebouwd.
De ruimtelijke situatie verandert, zoals eerder vermeld, nauwelijks. Zowel de bedrijfswoning als de bijgebouwen op het perceel blijven vooralsnog behouden. In het bestemmingsplan Buitengebied is een wijzigingsbevoegdheid voor het college van burgemeester en wethouders opgenomen, zodat zij de bestemming Agrarisch ten behoeve van de vervolgfunctie Wonen (art. 3.7.4) kunnen wijzigen naar de bestemming Wonen. Hierbij dient in acht te worden genomen dat:
Op het perceel wordt geen agrarisch bedrijf meer uitgeoefend. De bestaande milieumelding die nog op het perceel rust (voor het houden van vee) is ingetrokken. Zodoende bestaat de behoefte om de bedrijfswoning te wijzigen naar een burgerwoning. Met deze wijziging is er geen sprake van een toename van het aantal woningen.
De vervolgfunctie wonen is milieuhygiënisch inpasbaar, er zijn geen bedrijven in de omgeving die (extra) belemmerd worden door het toekennen van een woonbestemming aan de Quabbenburgerweg 7 in Terwolde. Verder geldt doorgaans dat er 100 m² aan bijgebouwen is toegestaan bij een reguliere woonbestemming. Indien in die bestaande situatie meer dan 100 m² aan bebouwing aanwezig is, dan is dit toegestaan. Wel geldt de saneringsregeling bij sloop en nieuwbouw. Dit houdt in dat 50% van het gesloopte oppervlakte mag worden teruggebouwd.
Op voorhand bestaan dan ook geen ruimtelijke bezwaren tegen het wijzigen van de bestemming. Een bestemmingswijziging naar Wonen heeft geen gevolgen voor de omgeving.
In dit hoofdstuk wordt beknopt het belangrijkste ruimtelijke beleidskader beschreven op de verschillende overheidsniveaus (rijk, provincie, regionaal en gemeente).
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. Deze visie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Hierin heeft zij gekozen voor thema's zoals concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen opgesteld: concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken; de bereikbaarheid verbeteren; zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Voor de ruimtelijke ordening heeft dit geleid tot minder nationale belangen (van 39 naar 13) en eenvoudigere regelgeving. Hiermee is duidelijk het roer omgegooid, meer ruimte voor provincies en gemeenten om in te spelen op de eigen situatie. Dit komt voort vanuit de gedachte dat provincies en gemeenten beter weten wat er lokaal speelt en daardoor beter kunnen afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Dit biedt ook meer mogelijkheden voor burgers en bedrijven voor eigen initiatief en ontwikkeling.
Ladder duurzame verstedelijking
In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen.
Afbeelding 3 - schema Ladder voor duurzame verstedelijking
Gezien de omvang van de ontwikkeling, zijn de SVIR en de ladder voor duurzame verstedelijking op onderliggend plan niet van toepassing. Het Rijk heeft dan ook geen verdere bemoeienis met de planvorming. Nadere toetsing aan de ladder is om deze reden dan ook niet noodzakelijk.
De Omgevingsvisie Gelderland (vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies)
is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De opzet van de omgevingsvisie is opgehangen aan de termen dynamisch, mooi en divers. Gelderland is een dynamische provincie in een prachtige setting, met een grote diversiteit. Dynamisch duidt op economische ontwikkelingsaspecten als innovatie, duurzaamheid en bereikbaarheid. Mooi staat voor onze natuurdoelen en de kwaliteiten die we willen borgen en verder ontwikkelen. Divers gaat over het herkennen van de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en het koesteren van de regionale identiteit.
De Omgevingsvisie Gelderland bevat het belangrijke instrument de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Hierin staan kwaliteiten en doelen centraal, niet de regels. Dit houdt in dat bij bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling er moet worden aangegeven hoe met de ladder is omgegaan wat betreft behoefte, bestaand stedelijk gebied en bereikbaarheid. Gezien de kleinschalige aard en omvang van onderliggend wijzigingsplan, is een afweging met de Gelderse ladder niet aan de orde.
De Omgevingsverordening Gelderland dient als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen. De verordening beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Wanneer niet wordt voorzien in toevoeging van functies, zoals in voorliggend plan het geval is, gelden bovengenoemde eisen op voorhand niet als harde kaders. Voor de planlocatie stelt de Omgevingsverordening Gelderland dan ook geen regels. Daarnaast geldt dat bij het wijzigen van de agrarische bestemming naar woonbestemming (waarbij de voormalige bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning zonder een toename van het aantal woningen) dit niet wordt gezien als een nieuwe woonlocatie op basis waarvan de verordening regels stelt.
De gemeenten in de regio Stedendriehoek (met de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen) hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld. In de Regionale Structuurvisie heeft de regio Stedendriehoek ruimtelijk beleid ontwikkeld voor de lange termijn (2030). De doelstelling die hierbij luidt is het behoud en versterking van de samenhang en variatie in woon-, werk- en recreatiegebieden, met het gelijktijdig ontwikkelen van nieuwe kwaliteiten in water, natuur, landschap en landbouw. De Regionale Structuurvisie heeft de formele status van Intergemeentelijk Structuurplan. Dit betekent dat de structuurvisie richtinggevend is voor de ruimtelijke ontwikkeling. De Regionale Structuurvisie doet geen uitspraken over een bestemmingswijziging van Agrarisch naar Wonen.
In de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (vastgesteld op 31 januari 2005) is de toekomstvisie geformuleerd voor tozekomstig gemeentelijk ruimtelijk beleid. Dit kader geeft de ambities weer ten aanzien van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling en is daarmee een handvat voor onder meer nieuwe bestemmingsplannen.
Het plangebied ligt in het gebied het Groene Carré. De primaire functie van dit gebied, gezien de ligging en de ruimtelijke druk, is het zoeken naar het mengen van 'rode' (de verstedelijking) en groen-blauwe functies aangevuld met recreatie. De cultuurhistorische waardevolle landschappen binnen dit gebied vormen een drager voor natuurontwikkeling, landschapsversterking en verdere ontwikkelingen van het recreatieve netwerk. Binnen het Groene Carré is er (gelijke) ruimte voor recreatie, landschap en water.
Aangezien onderliggend wijzigingsplan geen nieuwe bebouwingsmogelijkheden creëert, past het plan binnen de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst. Verder ligt het plangebied in het buitengebied waarvoor de gemeente Voorst het bestemmingsplan Buitengebied heeft vastgesteld.
In het bestemmingsplan Buitengebied (en Buitengebied, eerste herziening) is onder artikel 3.7.4 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het college van burgemeester en wethouders, waarmee de bestemming Agrarisch ten behoeve van de vervolgfunctie wonen gewijzigd kan worden in de bestemming Wonen. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:
Zoals uit de ruimtelijke afweging (paragraaf 2.3) al naar voren kwam, voldoet het voorliggend plan aan de uitgangspunten om medewerking te verlenen aan de wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van de vervolgfunctie Wonen.
Bij ruimtelijke ingrepen moet worden onderbouwd of het voornemen 'redelijkerwijs uitvoerbaar' is. In dit hoofdstuk wordt per aspect (milieu, flora en fauna, archeologie, watertoets en economie) aangegeven in hoeverre het plan uitvoerbaar is.
Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de mate van de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of -en zo ja welke- kosten gemoeid zijn met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.
In dit plan vindt geen sloop en nieuwbouw plaats, de bestaande bebouwing krijgt de bestemming Wonen. Een verkennend bodemonderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht. Dit aspect vormt dan ook geen belemmeringen voor het voorgenomen wijzigingsplan.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies.
Zowel een burgerwoning als een bedrijfswoning worden beiden aangemerkt als een geurgevoelig object. Daarom moet bij dit wijzigingsplan beoordeeld worden of er door de wijziging geen bedrijven worden belemmerd in hun ontwikkelingsmogelijkheden en of in de nieuwe burgerwoning Quabbenburgerweg 7 wel sprake is van een goed woon- een leefklimaat.
De volgende bedrijven zijn in de omgeving van het plangebied aanwezig:
De afstand van het bouwperceel aan de Quabbenburgerweg 7 tot het dichtsbijzijnde gelegen grens van het bouwperceel Quabbenburgerweg 4 is 85 meter. De afstanden tot de overige bovengenoemde bedrijven zijn meer dan 100 meter, gemeten van grens bouwperceel tot grens bouwperceel.
In alle gevallen wordt dus aan de maximale afstand voldaan (50 meter) die gesteld wordt vanuit de milieuregelgeving. Het omzetten van de voormalige bedrijfswoning naar een burgerwoning aan de Quabbenburgerweg 7 leidt dan ook niet tot extra beperkingen voor omliggende (agrarische) bedrijven. Omdat wordt voldaan aan de afstanden kan eveneens een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen of wijzigingsplannen rekening gehouden moet worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Door Artikel 76 Wgh is het bij de vaststelling van een bestemmingsplan of wijzigingsplan verplicht, om bij de gronden die behoren tot een geluidszone, de grenswaarden in acht te nemen wat betreft de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan of wijzigingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Het plangebied is gesitueerd buiten de bebouwde kom, tussen de dorpskernen van Twello en Terwolde. Er is sprake van een bestaande situatie, de bedrijfswoning wordt gewijzigd naar een burgerwoning.
Er vindt bij dit plan enkel een wijziging in gebruik plaats, er worden geen nieuwe bouwmogelijkheden gecreëerd. Een nadere toetsing aan de wet voor vaststelling van het plan is zodoende niet nodig.
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer, in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'). In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal luchtvervuilende stoffen. In Nederland kunnen met name fijnstof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Fijnstof wordt grotendeels veroorzaakt door grote industriële bronnen en het wegverkeer, NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door wegverkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen of het afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (Nibm) bij zo lang de concentratie fijnstof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt. Volgens de regeling Nibm wordt die grens pas overschreden bij bijvoorbeeld woningbouwprojecten van meer dan 1500 woningen of kantoorlocaties met meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlak. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.
Het wijzigingsplan heeft niet één van bovenstaande ontwikkelingen tot gevolg. Geconcludeerd mag worden dat de luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' zal verslechteren. Om die reden hoeft niet verder op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
Het aspect externe veiligheid draait om het beheersen van de risico's bij transport, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (vervoer gevaarlijke stoffen) bronnen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen groepsrisico (GR) en plaatsgebonden risico (PR). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten.
Van belang is het uitvoeringsprogramma externe veiligheid van de provincie Gelderland. Een belangrijk product dat hieruit voortvloeit is de zogeheten Gelderse risicokaart. Uit de risicokaart blijkt dat er geen mobiele en/of stationaire risicobronnen zijn gelegen in de nabijheid van het plangebied en er geen sprake is van toevoeging van personen en/of kwetsbare objecten. De ruimtelijke situatie aan de Quabbenburgerweg 7 in Terwolde verandert niet ten opzichte van de bestaande situatie waardoor het aspect externe veiligheid geen belemmeringen oplevert voor dit wijzigingsplan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient de natuurwetgeving beschouwd te worden. Deze wetgeving richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).
De nieuwe Wet natuurbescherming vervangt vanaf 1 januari 2017 drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Doel van de nieuwe Wet natuurbescherming is drieledig:
In tegenstelling tot de Natuurbeschermingswet 1998 is de bescherming van Beschermde Natuurmonumenten komen te vervallen in de nieuwe Wet natuurbescherming. De wet gaat in op gebiedsbescherming (Natura 2000-gebieden of Nationaal Natuurnetwerk) en op soortbescherming.
De Wet natuurbescherming heeft de verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet overgenomen dat activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten, verboden zijn. De verboden activiteiten zijn het op enige wijze verwijderen van beschermde inheemse planten van hun groeiplaats, een beschermde inheemse soort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Opzettelijk verstoren van vogels is in sommige situaties wel toegestaan. Verstoren zonder dat er van tevoren een goed onderzoek naar beschermde soorten is uitgevoerd blijft strafbaar.
De locatie ligt niet in een beschermd natuurgebied. Binnen de planlocatie is de aanwezigheid van bijzondere soorten niet bekend. Gezien de aard en omvang van voorliggend plan, is geen verder ecologisch onderzoek uitgevoerd.
De bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door bodemverstorende activiteiten was in de Monumentenwet 1988 geregeld. Echter is deze wet per 1 juli 2016 vervallen. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet en deze treedt in 2019 in werking. Tot die tijd zijn de artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar deze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. Hierbij wordt uitgegaan van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningsproces.
Specifiek voor het bestemmingsplan is hierop artikel 38a van de Monumentenwet van toepassing: “De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten”.
De gemeente Voorst heeft in 2009 een archeologische beleidskaart vastgesteld. Daarmee zijn de te verwachten archeologische waarden gedetailleerd in beeld gebracht. De beleidskaart is doorvertaald in dubbelbestemmingen voor bescherming van archeologische waarden in het bestemmingsplan Buitengebied. De locatie ligt in de archeologische verwachtingszone 3 (hoge archeologische verwachting).
De voorschriften in deze categorie is het steven naar behoud in huidige staat. In deze archeologische verwachtingszone is een inventariserend archeologisch onderzoek verplicht (IVO-Protocol 2) als de oppervlakte van de ingreep groter is dan 100 m2 én de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 cm onder het maaiveld.
Op het perceel vinden met dit wijzigingsplan geen ingrepen plaats, het betreft enkel een wijziging in gebruik. De bestemming wijzigt van Agrarisch naar Wonen. Om deze reden is het niet noodzakelijk om een archeologisch onderzoek uit te laten voeren ten behoeve van de bestemmingswijziging.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) kan beoordeeld worden welke waterthema's in het plan relevant zijn.
De toets is op 14 juli 2017 uitgevoerd (zie Bijlage 1, Watertoets). Het plan is, vanuit de waterhuishouding bezien, voor het waterschap beperkt van belang. De motivatie daarvoor is dat plannen zonder (nieuwe) ontwikkelingsmogelijkheden, zoals functiewijzigingen en actualisaties, nauwelijks tot geen effect hebben op de waterhuishouding. Dit betekent dat geen essentiële waterbelangen worden geraakt en het waterschap op basis daarvan een positief water advies geeft.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voorc gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In dit geval is van een dergelijk plan geen sprake. Kosten voor het wijzigingsplan, uitvoering van eventuele toekomstige bouwplannen en eventuele planschade zijn voor rekening van de initiatiefnemer.
Dit wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
Aan het plangebied is op de verbeelding de bestemming Wonen toegekend aan het bestaande erf, waarbij het gehele bestemmingsplan conform de systematiek van het moederplan Buitengebied ook bouwvlak is. Hierbij gelden dezelfde reguliere bouwregels voor de bestemming Wonen: maximaal één woning per bouwvlak, maximale inhoud van 750 m³, maximale nok hoogte 10 m, maximale goothoogte 4 meter etcetera. De gronden rondom de woonbestemming behouden de agrarische bestemming met de oorspronkelijke waarden uit het moederpland Buitengebied.
De verbeelding is gebaseerd op de huidige situering van de bebouwing. Zo is bij het bepalen van het bouwvlak de grenzen van het huidige agrarische bouwvlak aangehouden. In toekomstige situaties van sloop- en nieuwbouw geldt de saneringsregeling. Deze regeling houdt in dat bij sloop, er 50% van het gesloopte oppervlakte mag worden teruggebouwd met een ondergrens van 100 m².
De verschillende dubbelbestemmingen 'Waarde - Landschap', 'Waarde - Landgoed', 'Waarde - Groene Ontwikkelingszone' (voorheen 'Waarde - Ecologie') en 'Waarde - Archeologie - 3' zijn in het wijzigingsplan overgenomen. Daarnaast vinden ook de gebiedsaanduidingen 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied', 'Luchtvaartverkeerszone - 2' en 'milieuzone - boringsvrije zone' navolging in dit wijzigingsplan.
Deze dubbelbestemmingen en de gebiedsaanduiding gelden in de geldende bestemmingsplannen voor de locatie en dienen ter bescherming en veiligstelling van archeologische, landschappelijke en ecologische waarden.
Het wijzigingsplan kent geen op zich staande regels. De geldende regels uit de bestemmingsplannen 'Buitengebied' en 'Buitengebied, eerste herziening' zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.
Het ontwerpwijzigingsplan heeft met ingang van 3 augustus 2017 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens de inzagetermijn zijn belanghebbenden in de gelegenheid gesteld een zienswijze over het plan naar voren te brengen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.