direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Terwoldseweg 3 en 5, Twello
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.20243-VS00

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De eigenaar van het perceel Terwoldeseweg 3 en 5 in Terwolde heeft bij de gemeente Voorst een verzoek ingediend om de bestemming te wijzigen. Het perceel valt onder de werking van het bestemmingsplan 'Buitengebied' en heeft daarin de bestemming Agrarisch met de functieaanduiding 'Glastuinbouw'. Daarnaast gelden de dubbelbestemmingen met de waarden Landschap, Ecologie-EHS en Archeologie 3. Verder ligt het perceel in een gebied dat wordt aangeduid als reconstructiewetzone-verwevingsgebied.
Op het perceel is een kassengebouw met twee bedrijfswoningen aanwezig. De bedrijfsgebouwen worden op dit moment voor langere tijd verhuurd aan een glastiuinbouwbedrijf. De eigenaar wil de bedrijfswoningen beschikbaar maken voor burgerbewoning. Om dit gebruik formeel mogelijk te kunnen maken moet de bestemming van het perceel worden gewijzigd.

1.2 Doel van het bestemmingsplan

Doel van dit bestemmingsplan is het planologisch mogelijk maken van het gebruik van de percelen Terwoldeseweg 3 en 5 in Terwolde voor woondoeleinden.

1.3 Ligging plangebied

De situering van het plangebied is opgenomen in Afbeelding 1. Het perceel ligt in het buitengebied aan de Terwoldseweg nabij de kern Twello aan de provinciale weg N792. Een luchtfoto van het perceel is weergegeven in Afbeelding 2.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20243-VS00_0001.png"

Afbeelding 1 - Ligging plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20243-VS00_0002.png"

Afbeelding 2 - Luchtfoto perceel.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de bestaande en toekomstige situatie van het perceel en een ruimtelijke afweging van de voorgenomen ontwikkeling. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders van diverse overheden. Vervolgens gaat hoofdstuk 4 in op de haalbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de gekozen planvorm en de juridische regeling. Ten slotte komen in het zesde hoofdstuk de resultaten van de procedure aan de orde.

Hoofdstuk 2 Bestaande en toekomstige situatie

2.1 Bestaande situatie

Op het perceel Terwoldseweg 3/3A in Terwolde was in het verleden een agrarisch bedrijf actief.
De agrarische bebouwing (kassen) wordt momenteel verhuurd aan een andere agrarische onderneming. Op het perceel staat een monumentale woning (Terwoldseweg 3 - zie afbeelding 3).
Deze woning is aangemerkt als een rijksmonument, is gebouwd in 1872 en was oorspronkelijk in gebruik als dienstwoning annex koetshuis bij het zuidelijker gelegen landhuis De Witte Brug aan de Terwoldseweg 1. Rond 1980 is op het perceel ten noorden van Terwoldseweg 3 een kassencomplex gerealiseerd. De woning op nr. 3 is toen als bedrijfswoning gaan fungeren. In 1984 is ten noorden van de bedrijfsbebouwing een 2e bedrijfswoning gebouwd (Terwoldseweg 5).
De agrarische bebouwing is vanuit cultuurhistorisch oogpunt niet waardevol. Het totale oppervlakte aan voormalige, agrarische bebouwing bedraagt ca 10.000m2.
De omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt door veelal agrarische gronden en verspreid liggende (woon)bebouwing. Doordat het plangebied nabij de kern Twello aan de provinciale weg naar Terwolde is gesitueerd, doet zich in de omgeving veel woonbebouwing voor. Aan de overzijde is - naast een enkele burgerwoning - ook een agrarisch bedrijf gelegen. Ten zuiden van het plangebied ligt het eerder genoemde landhuis met bijbehorende waterpartij in de achtertuin.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20243-VS00_0003.png"

Afbeelding 3 - woning Terwoldseweg 3 (rijksmonument).

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20243-VS00_0004.png"

Afbeelding 4 - woning Terwoldseweg 5.

2.2 Toekomstige situatie

Door dit plan zal er weinig aan het perceel veranderen, het betreft enkel een omzetting in gebruik.
De huidige twee agrarische bedrijfswoningen worden met dit bestemmingsplan geschikt gemaakt voor burgerbewoning. Het totale oppervlakte aan bebouwing op het perceel zal vooralsnog gelijk blijven.

De overige, voormalige agrarische opstallen (kassen) zullen voorlopig niet worden gesloopt. Het kassencomplex behoudt de agrarische bestemming. Wel blijft het mogelijk om bij toekomstige bedrijfsbeeindiging een functieverandering te kunnen realiseren naar bijvoorbeeld woningbouw.

2.3 Ruimtelijke afweging

De ruimtelijke situatie zal, zoals eerder vermeld, weinig veranderen. De voormalige agrarische opstallen blijven vooralsnog behouden. Van deze opstallen is de oorspronkelijke 1e bedrijfswoning een gemeentelijk monument. Hierdoor is deze bebouwing beschermd.

In het bestemmingsplan Buitengebied is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee de bestemming 'Agrarisch' kan worden omgezet naar de vervolgfunctie 'Wonen'. Hierbij dient echter het aanwezige agrarische bedrijf geheel te worden beëindiging. In dit geval blijven de bedrijfsgebouwen in gebruik ten behoeve van een agrarisch bedrijf (glastuinbouw) en kan de wijzigingsbevoegheid niet worden toegepast. Voor onderhavig verzoek is daarom een herziening van het bestemmingsplan nodig.

De bedrijfswoningen zullen via deze herziening worden omgezet naar burgerwoningen. De kassen behouden de agrarische bestemming. Er is geen sprake van woningtoename.
De vervolgfunctie wonen is milieuhygiënisch inpasbaar; de afstand tot de bestaande kassen is aanvaardbaar. Ook andere bedrijven in de omgeving worden niet belemmerd door het toekennen van een woonbestemming aan de voormalige bedrijfswoningen Terwoldseweg 3 en 5.

Op voorhand bestaan dan ook geen ruimtelijke bezwaren tegen het herzien van de bestemming op genoemde percelen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beknopt het belangrijkste ruimtelijke beleidskader beschreven op de verschillende overheidsniveaus (rijk, provincie, regionaal en gemeente).

3.2 Rijksbeleid

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. Deze visie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Hierin heeft zij gekozen voor thema's zoals concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen opgesteld: concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken; de bereikbaarheid verbeteren; zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Voor de ruimtelijke ordening heeft dit geleid tot minder nationale belangen (van 39 naar 13) en eenvoudigere regelgeving. Hiermee is duidelijk het roer omgegooid, meer ruimte voor provincies en gemeenten om in te spelen op de eigen situatie. Dit komt voort vanuit de gedachte dat provincies en gemeenten beter weten wat er lokaal speelt en daardoor beter kunnen afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Dit biedt ook meer mogelijkheden voor burgers en bedrijven voor eigen initiatief en ontwikkeling.

Ladder duurzame verstedelijking

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20243-VS00_0005.png"

Afbeelding 5 - Schema Ladder voor duurzame verstedelijking

Gezien de omvang van de ontwikkeling, is de SVIR en de ladder voor duurzame verstedelijking op onderliggend plan niet van toepassing. Het Rijk heeft dan ook geen verdere bemoeienis met de planvorming. Nadere toetsing aan de ladder is om dan ook niet noodzakelijk.

3.3 Provinciaal beleid

De Omgevingsvisie Gelderland (vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies)
is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De opzet van de omgevingsvisie is opgehangen aan de termen dynamisch, mooi en divers. Gelderland is een dynamische provincie in een prachtige setting, met een grote diversiteit. Dynamisch duidt op economische ontwikkelingsaspecten als innovatie, duurzaamheid en bereikbaarheid. Mooi staat voor onze natuurdoelen en de kwaliteiten die we willen borgen en verder ontwikkelen. Divers gaat over het herkennen van de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en het koesteren van de regionale identiteit.

De planlocatie ligt in de Groene Ontwikkelingszone (GO). De provincie streeft in deze gebieden naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk. Het gaat hierbij om landbouwgrond, maar ook woningen en bedrijven. In de GO is ruimte voor nieuwe ontwikkelingen en uitbreiding van bestaande bedrijven, woningen en bouwwerken en andere functies. Het gaat hier om het 'per saldo' niet significant aantasten (bij een beperkte uitbreiding) dan wel om het substantieel versterken (bij een grote uitbreiding) van de kernkwaliteiten.

Verder bevat de Omgevingsvisie Gelderland het belangrijke instrument de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Hierin staan kwaliteiten en doelen centraal, niet de regels. Dit houdt in dat bij bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling er moet worden aangegeven hoe met de ladder is omgegaan wat betreft behoefte, bestaand stedelijk gebied en bereikbaarheid. Gezien de kleinschalige aard, omvang (aantal woningen) en effecten (verkeersaantrekkende werking) van onderliggend plan, is een afweging met de Gelderse ladder niet aan de orde.

De Omgevingsverordening Gelderland dient als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen. De verordening beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Wanneer niet wordt voorzien in toevoeging van functies, zoals in voorliggend plan het geval is, gelden bovengenoemde eisen op voorhand niet als harde kaders. Voor de planlocatie stelt de Omgevingsverordening Gelderland dan ook geen regels. Daarnaast geldt dat bij het omvormen van de agrarische bestemming naar woonbestemming, waarbij de voormalige bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en indien er geen sprake is van een toename van het aantal woningen, dit niet wordt gezien als een nieuwe woonlocatie op basis waarvan de verordening regels stelt.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

De gemeenten in de regio Stedendriehoek (met de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen) hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld. In de Regionale Structuurvisie heeft de regio Stedendriehoek ruimtelijk beleid ontwikkeld voor de lange termijn (2030). De doelstelling die hierbij luidt is het behoud en versterking van de samenhang en variatie in woon-, werk- en recreatiegebieden, met het gelijktijdig ontwikkelen van nieuwe kwaliteiten in water, natuur, landschap en landbouw. De Regionale Structuurvisie heeft de formele status van Intergemeentelijk Structuurplan. Dit betekent dat de structuurvisie richtinggevend is voor de ruimtelijke ontwikkeling. De Regionale Structuurvisie doet geen uitspraken over functieverandering.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst

In de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (vastgesteld op 31 januari 2005) is de toekomstvisie geformuleerd voor toekomstig gemeentelijk ruimtelijk beleid. Dit kader geeft de ambities weer ten aanzien van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling en is daarmee een handvat voor onder meer nieuwe bestemmingsplannen.

Aangezien onderliggend bestemmingsplan geen nieuwe bebouwingsmogelijkheden creërt, past het plan binnen de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst. Verder ligt het plangebied in het buitengebied waarvoor de gemeente Voorst het bestemmingsplan Buitengebied als beleidskader heeft vastgesteld.

3.5.2 Bestemmingsplan Buitengebied

In het bestemmingsplan Buitengebied (en Buitengebied, eerste herziening) is onder artikel 3.7.4 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het college van burgemeester en wethouders, waarmee de bestemming Agrarisch ten behoeve van de vervolgfunctie wonen gewijzigd kan worden in de bestemming Wonen. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:

  • wijziging is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van algehele beëindiging van een ter plaatse gevestigd agrarisch bedrijf;
  • de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • het aantal woningen mag niet toenemen;
  • indien er sprake is van reeds bestaande nevenfuncties met een oppervlakte groter dan 100 m2 wordt deze aangeduid met een op de nevenfunctie toegesneden functieaanduiding.

Zoals in de ruimtelijke afweging (paragraaf 2.3) al duidelijk wordt, voldoet het plan niet aan deze uitgangspunten. In dit geval blijven de bedrijfsgebouwen namelijk agrarisch in gebruik en kan de wijzigingsbevoegheid niet worden toegepast. Daarom is voor het plan een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden en onderzoek

4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ingrepen dient te worden onderbouwd of het voornemen 'redelijkerwijs uitvoerbaar' is. In dit hoofdstuk wordt per aspect (milieu, flora en fauna, archeologie, watertoets en economie) aangegeven in hoeverre het plan uitvoerbaar is.

4.2 Milieu-aspecten

4.2.1 Bodem

Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de mate van de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of -en zo ja welke- kosten gemoeid zijn met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.

In dit plan vindt geen sloop en nieuwbouw plaats, de bestaande bebouwing krijgt de bestemmingen Wonen en Agrarisch. Een verkennend bodemonderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht en milieuhygiënisch bestaan dan ook geen belemmeringen voor de voorgenomen bestemmingswijziging.

4.2.2 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies.

Om te beoordelen of het beoogde plan belemmerend is voor de nabij gesitueerde bedrijvigheid, wordt getoetst aan de VNG-publicatie.

In de directe omgeving van het plangebied zijn vooral burgerwoningen gelegen. Daarnaast is op Terwoldseweg 10 een glastuinbouwbedrijf gevestigd. Dit bedrijf heeft een richtafstand tot gevoelige functies van maximaal 30 meter. De woningen aan de Terwoldseweg 3 en 5 liggen beiden op meer dan 90 meter van dit glastuinbouwbedrijf en voldoen hiermee aan de richtafstand.
Aan de noordzijde van het plangebied is op de Hunderenslaan 9 een bedrijf met opslag van vuurwerk gevestigd met een richtafstand van 30 meter (opslag < 10.000 kg). De afstand van de opslagloods tot de woning aan de Terwoldseweg 5 is 110 meter en voldoet aan de richtafstand.

De bestaande kassen op het perceel Terwoldseweg 3a worden op dit moment (tijdelijk) verhuurd aan een tuindersbedrijf. De huidige agrarische bestemming voor het kassencomplex blijft daarom behouden. Als richtafstand geldt tussen een glastuinbouwbedrijf en een burgerwoning 30 meter. Hierbij is het aspect geluid bepalend voor deze afstand. De afstand tussen beide (voormalige) bedrijfswoningen en de kassen is ca. 24 meter. Het omliggende gebied kan echter aangemerkt worden als een gemengd gebied; er is sprake van lintbebouwing in het buitengebied met een mix van woningen, agrarische en andere bedrijvigheid. Bij een gemengd gebied kan de maximale afstandsrichtlijn één stap terug worden gezet: in dit geval van 30 meter naar 10 meter. De afstand van 24 meter voldoet aan deze norm. Daarbij bevinden de activiteiten die het meeste geluid produceren zich meer centraal binnenin het kassencomplex op een grotere afstand dan 30 meter.
Er is niet gebleken dat in het plangebied zelf of in de onmiddellijke nabijheid van het plangebied eventuele van invloed zijnde bedrijvigheid is gesitueerd. Bedrijven zijn op voldoende afstand gesitueerd en worden door het onderliggend plan niet extra belemmerd in hun eventuele toekomstige ontwikkelingen. Andersom kan in de beide woningen een goed woon - en leefklimaat worden gegarandeerd.
Op basis van de VNG-publicatie is er geen belemmering om medewerking te verlenen aan de beoogde herziening van de bestemming.

4.2.3 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden moet worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan is het verplicht, om bij de gronden die behoren tot een geluidszone, de grenswaarden in acht te nemen wat betreft de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.

Het plangebied is gesitueerd buiten de bebouwde kom, ten noordoosten van het dorp Twello, aan de Terwoldseweg. Er is sprake van een bestaande situatie, de bestemming van de bedrijfswoningen wordt gewijzigd in die van burgerwoningen. Er vindt bij dit plan enkel een wijziging in gebruik plaats, er worden geen nieuwe bouwmogelijkheden gecreëerd. Een nadere toetsing aan de Wet geluidhinder voor vaststelling van het plan is zodoende niet nodig.

4.2.4 Luchtkwaliteit

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer, in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'). In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal luchtvervuilende stoffen. In Nederland kunnen met name fijnstof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Fijnstof wordt grotendeels veroorzaakt door grote industriële bronnen en het wegverkeer, NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door wegverkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen of het afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan c.q. de afwijking per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.

Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (Nibm) bij zo lang de concentratie fijnstof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt. Volgens de regeling Nibm wordt die grens pas overschreden bij bijvoorbeeld woningbouwprojecten van meer dan 1500 woningen of kantoorlocaties met meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlak. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.

Het bestemmingsplan heeft niet één van bovenstaande ontwikkelingen tot gevolg. Geconcludeerd kan worden dat de luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' zal verslechteren. Om die reden hoeft niet verder op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.

4.2.5 Externe veiligheid

Het aspect externe veiligheid draait om het beheersen van de risico's bij transport, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (vervoer gevaarlijke stoffen) bronnen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen groepsrisico (GR) en plaatsgebonden risico (PR). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten.

Van belang is het uitvoeringsprogramma externe veiligheid van de provincie Gelderland. Een belangrijk product dat hieruit voortvloeit is de zogeheten Gelderse risicokaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20243-VS00_0006.png"

Afbeelding 6 - Uitsnede risicokaart Gelderland.

Uit de risicokaart blijkt (zie afbeelding 5) dat op ca 100 meter van de planlocatie een vuurwerkopslag aanwezig is. Het gaat hier om de opslag van minder dan 10.000 kg aan consumentenvuurwerk. Volgens het Vuurwerkbesluit moet voor de opslag van consumentenvuurwerk tot 10.000 kg 8 meter worden aangehouden (t.o.v. de deur van de bewaarplaats).

Aangezien er geen toename in personen op de locatie ontstaat, of extra bouwmogelijkheden worden gecreëerd, leveren het plaatsgebonden risico en het groepsrisico geen belemmering voor dit bestemmingsplan. Daarnaast is er sprake van voldoende afstand van de planlocatie tot de opslag.

Voor het aspect externe veiligheid luidt de conclusie dat deze geen belemmeringen vormen voor het bestemmingsplan.

4.3 Flora en fauna

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient de natuurwetgeving beschouwd te worden. Deze wetgeving richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).

De nieuwe Wet natuurbescherming vervangt vanaf 1 januari 2017 drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Doel van de nieuwe Wet natuurbescherming is drieledig:

  • 1. bescherming van de biodiversiteit in Nederland;
  • 2. decentralisatie van verantwoordelijkheden;
  • 3. vereenvoudiging van de regels.

In tegenstelling tot de Natuurbeschermingswet 1998 is de bescherming van Beschermde Natuurmonumenten komen te vervallen in de nieuwe Wet natuurbescherming. De wet gaat in op gebiedsbescherming (Natura 2000-gebieden of Nationaal Natuurnetwerk) en op soortbescherming.

De Wet natuurbescherming heeft de verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet overgenomen dat activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten, verboden zijn. De verboden activiteiten zijn het op enige wijze verwijderen van beschermde inheemse planten van hun groeiplaats, een beschermde inheemse soort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Opzettelijk verstoren van vogels is in sommige situaties wel toegestaan. Verstoren zonder dat er van tevoren een goed onderzoek naar beschermde soorten is uitgevoerd blijft strafbaar.

De locatie ligt niet in een beschermd natuurgebied. Binnen de planlocatie is de aanwezigheid van bijzondere soorten niet bekend. Gezien de aard en omvang van onderliggend plan - waarbij het enkel gaat om functieverandering en niet om bouwen - is nader ecologisch onderzoek achterwege gebleven. Ten allen tijde dient de algemene zorgplicht in acht te worden genomen voor alle soorten planten en dieren die tijdens werkzaamheden onverwacht worden aangetroffen, ongeacht of deze soorten beschermd zijn.

4.4 Archeologie

De bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door bodemverstorende activiteiten is in de Monumentenwet 1988 geregeld. Hierbij wordt uitgegaan van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningsproces. Specifiek voor het bestemmingsplan is hierop artikel 38a van de Monumentenwet van toepassing: “De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten”.

De gemeente Voorst heeft in 2009 een archeologische beleidskaart vastgesteld. Daarmee zijn de te verwachten archeologische waarden gedetailleerd in beeld gebracht. De beleidskaart is doorvertaald in dubbelbestemmingen voor bescherming van archeologische waarden in het bestemmingsplan Buitengebied.

De locatie ligt in zijn geheel in een archeologisch waardevol gebied (waarde 3). De voorschriften in categorie 3 zijn opgesteld ter bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologisch waardevol gebied met bekende archeologische vindplaatsen of een archeologische verwachtingszone met hoge archeologische verwachting. Het streven is het behouden van deze waarden in de huidige staat. Dit betekent dat een inventariserend archeologisch onderzoek verplicht is (IVO-Protocol 1) als de oppervlakte van de ingreep groter is dan 100m2 én de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 cm onder maaiveld.

In het plangebied vinden geen ingrepen plaats, het betreft enkel een wijziging in gebruik. Om die reden is het niet noodzakelijk archeologisch onderzoek te laten uitvoeren ten behoeve van de voorgenomen herziening van het bestemmingsplan.

4.5 Watertoets

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) kan beoordeeld worden welke waterthema's in het plan relevant zijn.

De toets is op 21 juni 2017 uitgevoerd (zie bijlage 1). Het plan is, vanuit de waterhuishouding bezien, voor het waterschap beperkt van belang. De motivatie daarvoor is dat plannen zonder (nieuwe) ontwikkelingsmogelijkheden, zoals functiewijzigingen en actualisaties, nauwelijks tot geen effect hebben op de waterhuishouding. Dit betekent dat geen essentieel waterbelang wordt geraakt en het waterschap op basis daarvan een positief wateradvies geeft.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

Aan het plangebied zijn op de verbeelding de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Wonen' toegekend aan het bestaande erf, waarbij voor beide bestemmingen het gehele bestemmingsvlak conform de systematiek van het moederplan Buitengebied ook bouwvlak is. De verschillende dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 3', 'Waarde - Landschap' en de bestemming 'Waarde - Ecologie - EHS' zijn in het bestemmingsplan overgenomen. De bestemming 'Waarde - Ecologie - EHS' is gewijzigd in de bestemming 'Waarde - Ecologie - Groene Ontwikkelingszone'.

5.1 Opzet

De planregels zijn als volgt opgebouwd.

  • In hoofdstuk 1 komen de Inleidende regels aan bod. Het betreft hier de Begrippen en de Wijze van meten.
  • In hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zijn de regels, behorende bij de verschillende bestemmingen, opgenomen. Per hoofdfunctie (agrarisch, wonen, bedrijf en dergelijke) is een bestemmingsregeling opgenomen, bestaande uit:
    • 1. bestemmingsomschrijving: waarvoor mogen de gebouwen en gronden worden gebruikt;
    • 2. bouwregels: een beschrijving van de toelaatbare bouwwerken;
  • en indien van toepassing:
    • 1. nadere eisen: de nadere eisen die aan het bouwen gesteld worden;
    • 2. afwijken van de bouwregels: bevoegdheid van het bevoegd gezag;
    • 3. specifieke gebruiksregels: verbod op bepaald gebruik van gronden;
    • 4. afwijken van de gebruiksregels: bevoegdheid van het bevoegd gezag;
    • 5. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
    • 6. wijzigingsbevoegdheden: mogelijkheden om het bestemmingsplan te wijzigen.
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels, bevat verschillende algemene bepalingen die van toepassing zijn op elke bestemming uit hoofdstuk 2.
  • Tot slot zijn de Overgangs- en slotregels opgenomen in hoofdstuk 4.

5.2 Artikelsgewijze toelichting op de planregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Algemene regels

Artikel 3 Agrarisch

De bestaande bedrijfsgebouwen van het glastuinbouwbedrijf aan de Terwoldseweg 3a zijn voorzien van de bestemming Agrarisch. Binnen de bestemmingsomschrijving wordt aangegeven welke productietakken rechtstreeks zijn toegestaan. In dit geval behoudt het bedrijf de specifieke functieaanduiding ´Glastuinbouw´.

Voor agrarische bedrijven geldt dat nevenfuncties op het gebied van recreatie, dienstverlening en duurzaamheid mogelijk zijn. Nieuwbouw ten behoeve van nevenfuncties is toegestaan, met dien verstande dat nieuwbouw ten behoeve van de nevenfunctie caravan- en botenstalling niet is toegestaan.

Voor het agrarische bedrijf is een bouwvlak opgenomen. Binnen het toegekende bouwvlak dienen de bedrijfsgebouwen, de bijgebouwen en andere bouwwerken (met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen) te worden gesitueerd. Voor onderhavig glastuinbouwbedrijf is in de regels opgenomen hoeveel m² aan kassen maximaal is toegestaan. De huidige bebouwde oppervlakte is hierbij als maatstaf genomen. Door de omzetting van bedrijfswoningen naar burgerwoningen is het ruimtelijk en milieukundig gezien niet aanvaardbaar om de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen/kassen te vergroten.
Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan, omdat de twee reeds bestaande bedrijfswoningen met dit plan nu juist worden omgezet naar burgerwoningen.


Afwijkingsregels

Er zijn in de planregels geen afwijkingsmogelijkheden van de bouwregels opgenomen.
Dit omdat de bestaande bedrijfsbebouwing het maximum is.

Er zijn wel afwijkingsmogelijkheden van de gebruiksregels opgenomen. Hierbij gaat het om omschakeling naar de productietak bosbouw, sierteelt of boomkwekerij (binnen de bestaande bebouwing) en het vergroten van het gebruiksoppervlak ten behoeve van nevenfuncties.

Milieuhygiënische inpasbaarheid

In verschillende flexibiliteitsbepalingen wordt als voorwaarde gesteld dat de ontwikkeling 'milieuhygiënisch inpasbaar' is. Milieuhygiënisch inpasbaar is een verzamelbegrip voor verschillende aspecten. Hieronder is weergegeven waar tijdens de toetsing rekening mee gehouden dient te worden:

- toetsing aan de eisen uit de Natuurbeschermingswet;
- toetsing van de geurhinder ter plaatse van omliggende geurgevoelige objecten (waarbij ook wordt
gekeken naar mogelijke cumulatie van geurhinder);
- toetsing aan de eisen uit de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen;
- aantonen dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie en geen onevenredige negatieve gevolgen voor het waterbeheer optreden;
- beoordeling van de inpasbaarheid voor de thema's verkeer, externe veiligheid en geluid;
- toetsing aan het gebruik van bestrijdingsmiddelen.  

Artikel 4 Wonen

De twee voormalige bedrijfswoningen in dit plan en bijbehorende bijgebouwen en tuinen zijn voorzien van de bestemming Wonen. De inhoud van een woning mag maximaal 750 m³ bedragen. Onder een woning worden alle aan elkaar gebouwde ruimten verstaan die voor het wonen worden gebruikt. Op het perceel mogen daarnaast nog maximaal 100 m² aan bijgebouwen aanwezig zijn die worden gebruikt ten dienste van het wonen. Het maakt niet uit of deze vrijstaan of aan de woning vastzitten.

Een woning mag bewoond worden door meerdere huishoudens, maar dit geeft geen recht op meer bouwmogelijkheden, noch wat betreft de inhoud van de woning, noch wat betreft de oppervlakte van de bijgebouwen.

Omdat woningeigenaren op grotere kavels vaak behoefte hebben aan ruimere mogelijkheden voor bijgebouwen, is voor de 2 woningen in dit plan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee uitbreiding van de bijgebouwen tot 150 m² onder voorwaarden mogelijk is. Uitbreiding wordt uitsluitend toegestaan indien de uitbreiding noodzakelijk is om een bijdrage te kunnen leveren aan het beheer en de instandhouding van het agrarisch cultuurlandschap. Daarnaast dient de oppervlakte grond in eigendom of duurzaam gehuurd of gepacht ten minste 1,0 ha te bedragen.

Indien woningen in de bestaande situatie meer dan 100 c.q. 150 m² aan bebouwing hebben staan is dit toegestaan. Het is niet zonder meer toegestaan deze bebouwing af te breken en nieuw te bouwen. Indien er in deze gevallen sprake is van nieuwbouw, dient voldaan te worden aan de saneringsregels.

Binnen de bestemming Wonen zijn aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, bed & breakfast en nevenfuncties mogelijk. Deze functies dienen plaats te vinden in de bestaande bebouwing.

Via een afwijking is een grotere inhoudsmaat van de woningen mogelijk en kan als nevenfunctie kleinschalig kamperen worden gerealiseerd.

Daarnaast is via de specifieke gebruiksregels de uitvoering van een groenplan (bijlage 3 regels) vastgelegd. Via afwijking kan van dit groenplan worden afgeweken.

Artikel 5 Waarde - Archeologie - 3

Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van bepaalde werkzaamheden.

De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen geldt per archeologische dubbelbestemming een specifieke regeling. Deze regeling is van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing groter dan een bepaald oppervlak en dieper dan een bepaalde diepte. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming.

Artikel 6 Waarde - Ecologie - Groene Ontwikkelingszone (voormalige EHS)

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor gronden die voorheen waren aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Dit betreft zowel gerealiseerde als nog te realiseren natuur.
Onder de Gelderse natuurgebieden vallen alle Natura 2000-gebieden, het Gelders natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszones (GO). Laatstgenoemd gebieden vervullen een belangrijke rol bij het behoud van de biodiversiteit. De provincie en haar partners streven samen naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.

De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het GNN. Het gaat vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven. De Ecologische verbindingszones maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden. Enkele weidevogelreservaten maken deel uit van het GNN. Door de samenhang met de aangrenzende en inliggende natuur van het GNN herbergt de GO ook kenmerkende natuurwaarden.

Om te voorkomen dat ontwikkelingen de realisatie van nog te realiseren toekomstige natuur in de weg staan, dient bij alle ontwikkelingen getoetst te worden aan de aanwezige waarden binnen de GO.

Artikel 7 Waarde - Landschap

Voor de verschillende zone uit het landschapsontwikkelingsplan (LOP) is één dubbelbestemming Waarde - Landschap opgenomen. De aangewezen beschermingszones Natte Landnatuur en Weidevogel- en ganzengebieden binnen de dubbelbestemming Waarde - Landschap aangegeven door middel van een specifieke functieaanduiding. In de bestemmingsomschrijving zijn de aanwezige landschappelijke waarden omschreven. Om de aanwezige waarden te beschermen of te versterken, is een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. Middels regels wordt het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bepaalde werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die een aantasting van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden dan wel de cultuurhistorische waarde betekenen. Dit vergunningenstelsel is niet van toepassing voor werken en werkzaamheden binnen het bouwvlak. Voor elke zone is dit vergunningenstelsel gelijk. De mate waarin de werken of werkzaamheden van belang zijn, dient per waarde afzonderlijk bepaald te worden op het moment van de aanvraag. Indien er ontwikkelingen plaatsvinden in het gebied die via een afwijkingsregel of een wijzigingsbevoegdheid worden mogelijk gemaakt, dient tevens te allen tijde rekening gehouden te worden met de waarden zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijving.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Antidubbeltelbepaling

Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) bouwvlakken van eigenaars verschillen. De regeling is met name van belang met het oog op woningbouw.

Artikel 9 Algemene bouwregels

In het kader van het bestemmingsplan is geen akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit betekent dat de afstandsmaten van woningen tot wegen niet bekend zijn. Om deze reden is de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande fundamenten uitgesloten. Middels een algemene afwijkingsregel of een algemene wijzigingsbevoegdheid wordt herbouw mogelijk gemaakt.

Tevens zijn er bouwregels opgenomen voor de bestaande maten, het overschrijden van bouwgrenzen, ondergronds bouwen en het aaneenbouwen van woningen.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State is gebleken dat wonen in bijgebouwen is toegestaan als die niet expliciet is uitgesloten. Omdat dit niet gewenst is, wordt in deze specifieke gebruiksregel wonen in bijgebouwen uitgesloten. Ook permanente bewoning van recreatiewoningen is niet toegestaan.

Het gebruik van panden ten behoeve van een seksinrichting is uitsluitend toegestaan indien het gebruik logischerwijs in de bestemmingsomschrijving past. In dit bestemmingsplan zijn geen bestemmingen en bestemmingsomschrijvingen opgenomen waar deze activiteit binnen past. Om deze reden zijn seksinrichtingen in het plangebied niet toegestaan en is het niet noodzakelijk dit in de algemene gebruiksregels specifiek op te nemen.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Algemene afwijkingsregels zijn opgenomen voor zaken die niet voor één specifieke bestemming gelden, maar in meerdere bestemmingen voorkomen en bijvoorbeeld gekoppeld zijn aan een aanduiding. In dit bestemmingsplan is er een afwijkingsregel opgenomen voor 10% uitbreiding (welke niet van toepassing is voor de inhoud van woningen), openbare nutsvoorziening, antennemasten en mantelzorg. Tevens is een afwijkingsregel opgenomen voor de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande funderingen. Indien aangetoond kan worden dat aan de voorkeursgrenswaarde en de overige voorwaarden wordt voldaan, is herbouw buiten de bestaande funderingen, maar binnen het bouwvlak toegestaan.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

Naast de algemene afwijkingsregels zijn er ook een aantal algemene wijzigingsregels. Concreet gaat het om:

  • overschrijden bestemmingsgrenzen;
  • verbreden watergangen;
  • bestemmingswijziging Agrarisch naar Natuur in het kader van de NNN;
  • verwijderen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 t/m 6.

Artikel 14 Overige regels

Voor een aantal bouwvlakken is een relatieteken opgenomen. Dit betekent dat deze bouwvlakken bij elkaar horen en samen 1 bedrijf vormen. Het relatieteken regelt dat voor het gebruik, het bouwen, de bevoegdheid tot afwijken en wijzigingsbevoegdheden, de bepalingen met betrekking tot een 'enkel' bouwvlak van overeenkomstige toepassing. Een uitzondering hierop vormt het gebruik dat specifiek door middel van een functieaanduiding is aangegeven. Indien de functie op beide bouwvlakken van toepassing is, dient deze functieaanduiding op beide bouwvlakken opgenomen te zijn.

Indien er bijvoorbeeld sprake is van twee bedrijfswoningen, is dus op slechts 1 bouwvlak de maatvoeringaanduiding opgenomen. Op welke van de twee bouwvlakken de woningen komen te staan is om het even. Omdat in een aantal gevallen dit wel belangrijk is (bijvoorbeeld als er op elke gekoppeld bouwvlak 1 bedrijfswoning staat, waarbij het niet gewenst is beide bedrijfswoningen te concentreren op 1 bouwvlak), is hiervoor een uitzondering opgenomen. In dit geval is niet gewerkt met een maatvoeringaanduiding voor 2 woningen, maar met de functieaanduiding 'bedrijfswoning'. Op elk bouwvlak waar een bedrijfswoning is toegestaan, is deze functieaanduiding opgenomen. Deze uitzondering is geregeld in artikel 3, lid 3.2.1 onder c.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregel

Artikel 15 Overgangsrecht

Overgangsrecht bouwwerken

Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen is neergelegd in lid 15.1. Uitbreiding van de bebouwing die onder het overgangsrecht valt is slechts mogelijk met afwijking van het bevoegd gezag.

Overgangsrecht gebruik

Lid 15.2 betreft de overgangsbepaling met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken voor zover dat gebruik afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt.

Artikel 16 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In dit geval is van een dergelijk plan geen sprake. Kosten voor uitvoering van de bouwplannen en eventuele planschade zijn voor rekening van initiatiefnemer. Er is een planschadeverhaalsovereenkomst met initiatiefnemer gesloten.

Hoofdstuk 7 Overleg en Inspraak

7.1 Inspraak

Op 4 september 2006 heeft de gemeenteraad besloten dat het college van burgemeester en wethouders in het kader van de voorbereiding op ruimtelijke procedures waarmee zij is belast, slechts inspraak verleent voorafgaand aan de zienswijzenfase als sprake is van een plan dat een ingrijpende verandering kan hebben op de ruimtelijke structuur van de gemeente Voorst. Gezien het karakter van de in het plan opgenomen wijzigingen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan is inspraak achterwege gelaten.

7.2 Uitkomsten overleg

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.
In dit geval is sprake van een omzetting van twee bedrijfswoningen naar twee burgerwoningen met een geringe impact op de omgeving. Het betreft een plan van lokaal belang waarvoor provincie en Rijk vooroverleg niet noodzakelijk achten. Op grond van de digitale watertoets heeft waterschap
Vallei & Veluwe een positief wateradvies gegeven (zie bijlage 1).

7.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 3 augustus 2017 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens de inzagetermijn is iedereen in de gelegenheid gesteld een zienswijze over het plan naar voren te brengen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.