direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Leemsteeg 24, Wilp
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.20240-VS00

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De toekomstige eigenaren van het perceel Leemsteeg 24 in Wilp, hebben bij de gemeente Voorst een verzoek ingediend om de huidige bedrijfsbestemming te wijzigen naar een woonbestemming. Het perceel valt onder de werking van het bestemmingsplan Buitengebied en heeft daarin de bestemming Bedrijf met een specifieke functieaanduiding installatiebedrijf. Daarnaast gelden de dubbelbestemmingen Landschap, Leiding - Hoogspanning, Archeologie - 5 en Archeologie - 6. Verder ligt het perceel in een gebied dat wordt aangeduid als reconstructiewetzone-verwevingsgebied.

Er is geen bedrijf meer actief op het perceel. De initiatiefnemers willen het perceel aan de Leemsteeg 24 (met de woning en schuren) kopen en gaan bewonen. De huidige eigenaren zijn hiervan op de hoogte en hebben middels een brief aangegeven in te stemmen met beoogde bestemmingswijziging. Om dit gebruik formeel mogelijk te maken moet de bestemming van het perceel worden gewijzigd. Dit is mogelijk door toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid Vervolgfunctie Wonen die in het bestemmingsplan Buitengebied is opgenomen.

1.2 Doel van het wijzigingsplan

Doel van dit wijzigingsplan is het planologisch mogelijk maken van het gebruik van het perceel Leemsteeg 24 in Wilp voor woondoeleinden.

1.3 Ligging plangebied

De situering van het plangebied is opgenomen in Afbeelding 1. Het perceel ligt in het buitengebied ten noordwesten van de dorpskern van Wilp-Achterhoek en ten zuidwesten van de kern Twello. Een luchtfoto van het perceel is weergegeven in Afbeelding 2. In deze luchtfoto is globaal het gedeelte van het perceel aangegeven waarvan de bestemming omgezet wordt naar Wonen. De overige gronden van het perceel behouden, net zoals in de huidige situatie, de agrarische bestemming. De gronden zijn kadastraal bekend als VOO00, sectie Q, nummer 384.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20240-VS00_0001.png"

Afbeelding 1 - ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20240-VS00_0002.png"

Afbeelding 2 - luchtfoto perceel

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de bestaande en toekomstige situatie van het perceel en een ruimtelijke afweging van de voorgenomen ontwikkeling. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders van diverse overheden. Vervolgens gaat hoofdstuk 4 in op de haalbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de gekozen planvorm en de juridische regeling. Ten slotte komen in het zesde hoofdstuk de resultaten van de procedure aan de orde.

Hoofdstuk 2 Bestaande en toekomstige situatie

2.1 Bestaande situatie

Op het perceel Leemsteeg 24 in Wilp was in het verleden een installatiebedrijf actief. De huidige bedrijfswoning is gelegen op een perceel van circa 12.405 m². Naast de bedrijfswoning zijn op het perceel meerdere bijgebouwen aanwezig. De totale oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt circa 250 m². Zo staan er op het perceel, naast de boerderij, een kapschuur met een oppervlakte van circa 100 m² en een grotere schuur van 150 m².

De rietgedekte boerderij is oorspronkelijk gebouwd omstreeks 1947. Wel zijn er in de loop der jaren enkele aanpassingen en verbouwingen geweest. De inhoud van de boerderij is ruim 1.100 m³ en het woonoppervlakte circa 240 m². Het achterhuis heeft een oppervlakte van circa 82 m² en bestaat uit een bergruimte en oude stal.

De omgeving van het perceel wordt gekenmerkt door veelal agrarische gronden en enkele burgerwoningen. Zo grens het perceel aan de zuidkant direct aan het agrarische bedrijf. Volgens de Cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Voorst wordt het perceel gewaardeerd met een lage cultuurhistorische waarde.

2.2 Toekomstige situatie

Dit plan verandert weinig aan het perceel. Het betreft enkel een wijziging in gebruik. De huidige bedrijfsbestemming wordt grotendeels gewijzigd in een woonbestemming. De gronden die op dit moment een agrarische bestemming hebben blijven deze (grotendeels) behouden. De huidige bedrijfswoning wordt met dit plan, vanwege de aanstaande verkoop, geschikt gemaakt voor burgerbewoning. Het totale oppervlakte aan bebouwing op het perceel blijft vooralsnog gelijk.

In het buitengebied is bij een woonbestemming 100 m² aan bijgebouwen toegestaan, deze oppervlakte wordt overschreden aan de Leemsteeg 24. In de nieuwe situatie geldt als gevolg van het wijzigen van de bestemming Bedrijf naar Wonen de saneringsregeling. Dit houdt in dat als er in de bestaande situatie meer dan 100 m² aan legale bijgebouwen aanwezig is, er 50% van het gesloopte oppervlakte mag worden teruggebouwd bij toekomstige bouwplannen.

2.3 Ruimtelijke afweging

De ruimtelijke situatie verandert, zoals eerder vermeld, weinig. Zowel de woning als de bijgebouwen op het perceel blijven behouden. In het bestemmingsplan Buitengebied is een wijzigingsbevoegdheid voor het college van burgemeester en wethouders opgenomen, zodat zij de bestemming Bedrijf ten behoeve van de vervolgfunctie wonen (artikel 4.5.1) kunnen wijzigen naar de bestemming Wonen. Hierbij dient in acht te worden genomen dat:

  • wijziging uitsluitend is toegestaan indien er sprake is van algehele beëindiging van een ter plaatse gevestigd bedrijf;
  • de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • het aantal woningen mag niet toenemen.

Op het perceel wordt geen bedrijf meer uitgeoefend. Zodoende ontstaat de behoefte om de bedrijfswoning om te zetten naar een burgerwoning. Met deze wijziging in gebruik is er geen sprake van een toename van het aantal woningen. Daarnaast is de vervolgfunctie milieuhygiënisch inpasbaar, er zijn geen bedrijven in de omgeving die (extra) belemmerd worden door het toekennen van een woonbestemming aan de Leemsteeg 24. Verder geldt doorgaans dat er 100 m2 aan bijgebouwen is toegestaan bij een reguliere woonbestemming. Indien er in de bestaande situatie meer dan 100 m² aan bebouwing aanwezig is, dan is dit toegestaan. Wel geldt er een saneringsregeling bij sloop en nieuwbouw. Dit houdt in dat 50% van het gesloopte oppervlakte aan (legale) bebouwing boven de 100 m² teruggebouwd mag worden bij toekomstige bouwplannen.

Op voorhand bestaan dan ook geen ruimtelijke bezwaren tegen het wijzigen van de bestemming. Een bestemmingswijziging naar Wonen heeft geen gevolgen voor de bestaande waarden op het perceel. Ook heeft de bestemmingswijziging naar Wonen geen gevolgen voor de omgeving.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beknopt het belangrijkste ruimtelijke beleidskader beschreven op de verschillende overheidsniveaus (rijk, provincie, regionaal en gemeente).

3.2 Rijksbeleid

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. Deze visie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Hierin heeft zij gekozen voor thema's zoals concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen opgesteld: concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken; de bereikbaarheid verbeteren; zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Voor de ruimtelijke ordening heeft dit geleid tot minder nationale belangen (van 39 naar 13) en eenvoudigere regelgeving. Hiermee is duidelijk het roer omgegooid, meer ruimte voor provincies en gemeenten om in te spelen op de eigen situatie. Dit komt voort vanuit de gedachte dat provincies en gemeenten beter weten wat er lokaal speelt en daardoor beter kunnen afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Dit biedt ook meer mogelijkheden voor burgers en bedrijven voor eigen initiatief en ontwikkeling.

Ladder duurzame verstedelijking

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20240-VS00_0003.png" Afbeelding 3 - schema Ladder voor duurzame verstedelijking

Gezien de omvang van de ontwikkeling, is de SVIR en de ladder voor duurzame verstedelijking op onderliggend plan niet van toepassing. Het Rijk heeft dan ook geen verdere bemoeienis met de planvorming. Nadere toetsing aan de ladder is om deze reden dan ook niet noodzakelijk.

3.3 Provinciaal beleid

De Omgevingsvisie Gelderland (vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies) is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De opzet van de omgevingsvisie is opgehangen aan de termen dynamisch, mooi en divers. Gelderland is een dynamische provincie in een prachtige setting, met een grote diversiteit. Dynamisch duidt op economische ontwikkelingsaspecten als innovatie, duurzaamheid en bereikbaarheid. Mooi staat voor onze natuurdoelen en de kwaliteiten die we willen borgen en verder ontwikkelen. Divers gaat over het herkennen van de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en het koesteren van de regionale identiteit.

De planlocatie ligt in het nationale landschap de Veluwe. De provincie streeft er naar om ook door ruimtelijke ontwikkelingen de Kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen te behouden, herstellen en versterken en de landschappelijke samenhang te vergroten. Dit wijzigingsplan betreft enkel een wijziging in gebruik van Bedrijf naar Wonen. Ruimtelijk blijft de situatie ongewijzigd en zijn er geen belemmeringen voor voorgenomen ontwikkeling.

Verder bevat de Omgevingsvisie Gelderland het belangrijke instrument de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Hierin staan kwaliteiten en doelen centraal, niet de regels. Dit houdt in dat bij bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling er moet worden aangegeven hoe met de ladder is omgegaan wat betreft behoefte, bestaand stedelijk gebied en bereikbaarheid. Gezien de kleinschalige aard en omvang (aantal woningen) van onderliggend plan, is een afweging met de Gelderse ladder niet aan de orde.

De Omgevingsverordening Gelderland dient als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciale beleid af te dwingen. De verordening beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Wanneer niet wordt voorzien in toevoeging van functies, zoals in voorliggend plan het geval is, gelden bovengenoemde eisen op voorhand niet als harde kaders. Voor de planlocatie stelt de Omgevingsverordening Gelderland dan ook geen regels. Daarnaast geldt dat bij het omvormen van de bedrijfsbestemming naar een woonbestemming, waarbij de voormalige bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en indien er geen sprake is van een toename van het aantal woningen, dit niet wordt gezien als een nieuwe woonlocatie op basis waarvan de verordening regels stelt.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

De gemeenten in de regio Stedendriehoek (met de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen) hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld. In de Regionale Structuurvisie heeft de regio Stedendriehoek ruimtelijk beleid ontwikkeld voor de lange termijn (2030). De doelstelling die hierbij luidt is het behoud en versterking van de samenhang en variatie in woon-, werk- en recreatiegebieden, met het gelijktijdig ontwikkelen van nieuwe kwaliteiten in water, natuur, landschap en landbouw. De Regionale Structuurvisie heeft de formele status van Intergemeentelijk Structuurplan. Dit betekent dat de structuurvisie richtinggevend is voor de ruimtelijke ontwikkeling. De Regionale Structuurvisie doet geen uitspraken over bestemmingswijzigingen van Bedrijf naar Wonen.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst

In de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (vastgesteld op 31 januari 2005) is de toekomstvisie geformuleerd voor toekomstig gemeentelijk ruimtelijk beleid. Dit kader geeft de ambities weer ten aanzien van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling en is daarmee een handvat voor onder meer nieuwe bestemmingsplannen.

Het plangebied ligt in het Open Middengebied. In het Open Middengebied neemt de ruimtelijke druk toe, met als gevolg 'verrommeling'. De GLTO (voorloper Land en Tuinbouw Organisatie) ziet dit gebied als een belangrijk perspectiefgebied voor de grondgebonden landbouw. De hoofdkoers in dit gebied is een menging van 'groene' en 'rode' functies waarbij ontwikkeling de motor is voor het versterken van de ruimtelijke kwaliteiten in het gebied. In het deel waarin de planlocatie ligt, wordt naar een combinatie met andere functies gezocht. Hierbij wordt gekeken naar landschappelijke versterking van het betrokken deelgebied.

Het onderliggend wijzigingsplan creëert geen nieuwe bebouwingsmogelijkheden waardoor het plan past binnen de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst. Het is enkel een omzetting in gebruik. Verder ligt het plangebied in het buitengebied waarvoor de gemeente Voorst het bestemmingsplan Buitengebied heeft vastgesteld.

3.5.2 Bestemmingsplan Buitengebied

In het bestemmingsplan Buitengebied (en Buitengebied, eerste herziening) is onder artikel 4.5.1 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het college van burgemeester en wethouders, waarmee de bestemming Bedrijf ten behoeve van de vervolgfunctie wonen gewijzigd kan worden in de bestemming Wonen. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:

  • wijziging is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van algehele beëindiging van een ter plaatse gevestigd bedrijf;
  • de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • het aantal woningen mag niet toenemen.

Zoals uit de ruimtelijke afweging (paragraaf 2.3) al naar voren kwam, voldoet het voorliggend plan aan de uitgangspunten om medewerking te verlenen aan de wijzigingsbevoegdheid om de bedrijfsbestemming te wijzigen naar Wonen.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden en onderzoek

4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ingrepen dient te worden onderbouwd of het voornemen 'redelijkerwijs uitvoerbaar' is. In dit hoofdstuk wordt per aspect (milieu, flora en fauna, archeologie, watertoets en economie) aangegeven in hoeverre het plan uitvoerbaar is.

4.2 Milieu-aspecten

4.2.1 Bodem

Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de mate van de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of -en zo ja welke- kosten gemoeid zijn met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.

In dit plan vindt geen sloop en nieuwbouw plaats, de bestaande bebouwing krijgt de bestemming Wonen. Een verkennend bodemonderzoek is om deze reden niet noodzakelijk. Dit aspect vormt dan ook geen belemmeringen voor de voorgenomen bestemmingswijziging.

4.2.2 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies.

Direct aangrenzend aan het perceel Leemsteeg 24 ligt de agrarische bedrijfsbestemming van de Leemsteeg 26. Normaal gesproken wordt er vanuit milieu een vaste afstand van 50 meter gehanteerd tussen een veehouderij (waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld) en een geurgevoelig object (de huidige bedrijfswoning aan de Leemsteeg 24). Deze afstand wordt op locatie niet gehaald. Echter verandert door de beoogde bestemmingsplanwijziging van Bedrijf naar Wonen de status van de woning aan de Leemsteeg 24 niet ten opzichte van het nabijgelegen agrarische bedrijf. In de huidige situatie is het een woning van derden en dat blijft in de nieuwe situatie ook zo. In de nieuwe situatie ondervindt de burgerwoning daarom niet meer hinder van het agrarische bedrijf dan de huidige bedrijfswoning. Daarnaast wordt het naastgelegen agrarische bedrijf door de beoogde burgerwoning niet meer gehinderd in de bedrijfsvoering dan in de huidige situatie.

4.2.3 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen of wijzigingsplannen rekening gehouden moet worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Door Artikel 76 Wgh is het bij de vaststelling van een bestemmingsplan of wijzigingsplan verplicht, om bij de gronden die behoren tot een geluidszone, de grenswaarden in acht te nemen wat betreft de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan of wijzigingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.

Het plangebied is gesitueerd buiten de bebouwde kom, ten noordoosten van de kern van het dorp Wilp-Achterhoek aan de Leemsteeg 24. Op ruim een kilometer afstand van het perceel ligt de Rijksweg A1. Er is sprake van een bestaande situatie waarbij de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als een burgerwoning. Omdat het enkel een wijziging in gebruik betreft blijft het huidige woon- en leefklimaat gehandhaafd. Er vinden geen bouwactiviteiten plaats bij deze wijziging, ook worden er geen nieuwe bouwmogelijkheden gecreëerd. Om deze reden is een nadere toetsing aan de Wet geluidhinder voor vaststelling van dit plan niet nodig.

4.2.4 Luchtkwaliteit

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer, in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'). In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal luchtvervuilende stoffen. In Nederland kunnen met name fijnstof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Fijnstof wordt grotendeels veroorzaakt door grote industriële bronnen en het wegverkeer, NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door wegverkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen of het afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan c.q. de afwijking per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.

Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (Nibm) bij zo lang de concentratie fijnstof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt. Volgens de regeling Nibm wordt die grens pas overschreden bij bijvoorbeeld woningbouwprojecten van meer dan 1500 woningen of kantoorlocaties met meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlak. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.

Het wijzigingsplan heeft niet één van bovenstaande ontwikkelingen tot gevolg. Geconcludeerd mag worden dat de luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' zal verslechteren. Om die reden hoeft niet verder op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.

4.2.5 Externe veiligheid

Het aspect externe veiligheid draait om het beheersen van de risico's bij transport, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (vervoer gevaarlijke stoffen) bronnen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen groepsrisico (GR) en plaatsgebonden risico (PR). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten.

Van belang is het uitvoeringsprogramma externe veiligheid van de provincie Gelderland. Een belangrijk product dat hieruit voortvloeit is de zogeheten Gelderse risicokaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20240-VS00_0004.png"

Afbeelding 4 - uitsnede risicokaart Gelderland

Op afbeelding 4 is te zien dat ten noorden van het perceel een risicobron voorkomt in de vorm van een buisleiding. Deze buisleiding ligt op ruim 550 meter van het perceel Leemsteeg 24. Door deze grote afstand is deze risicobron niet van invloed op het plan. Daarbij is geen sprake van toevoeging van personen en/of kwetsbare objecten. De ruimtelijke situatie aan de Leemsteeg 24 in Wilp verandert niet ten opzichte van de bestaande. Het aspect externe veiligheid levert zodoende geen belemmeringen op voor dit wijzigingsplan.

4.3 Flora en fauna

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient de natuurwetgeving beschouwd te worden. Deze wetgeving richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).

De nieuwe Wet natuurbescherming vervangt vanaf 1 januari 2017 drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Doel van de nieuwe Wet natuurbescherming is drieledig:

  • 1. bescherming van de biodiversiteit in Nederland;
  • 2. decentralisatie van verantwoordelijkheden;
  • 3. vereenvoudiging van de regels.

In tegenstelling tot de Natuurbeschermingswet 1998 is de bescherming van Beschermde Natuurmonumenten komen te vervallen in de nieuwe Wet natuurbescherming. De wet gaat in op gebiedsbescherming (Natura 2000-gebieden of Nationaal Natuurnetwerk) en op soortbescherming. De Wet natuurbescherming heeft de verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet overgenomen dat activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten, verboden zijn. De verboden activiteiten zijn het op enige wijze verwijderen van beschermde inheemse planten van hun groeiplaats, een beschermde inheemse soort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Opzettelijk verstoren van vogels is in sommige situaties wel toegestaan. Verstoren zonder dat er van tevoren een goed onderzoek naar beschermde soorten is uitgevoerd blijft strafbaar.

De locatie ligt niet in een beschermd natuurgebied. Binnen de planlocatie is de aanwezigheid van bijzondere soorten niet bekend. Gezien de aard en omvang van voorliggend plan, is geen verder ecologisch onderzoek uitgevoerd.

4.4 Archeologie

De bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door bodemverstorende activiteiten was in de Monumentenwet 1988 geregeld. Echter is deze wet per 1 juli 2016 vervallen. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de omgevingswet en deze treedt in 2019 in werking. Wel blijft hetgeen dat in de Monumentenwet 1988 is geregeld, zoals hieronder vermeld, van toepassing. Hierbij wordt uitgegaan van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningsproces.

Specifiek voor het bestemmingsplan is hierop artikel 38a van de Monumentenwet van toepassing: “De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten”.

De gemeente Voorst heeft in 2009 een archeologische beleidskaart vastgesteld. Daarmee zijn de te verwachten archeologische waarden gedetailleerd in beeld gebracht. De beleidskaart is doorvertaald in dubbelbestemmingen voor bescherming van archeologische waarden in het bestemmingsplan Buitengebied. Het plangebied ligt voor het grootste gedeelte in de archeologische verwachtingszone met waarde 6. Slechts een klein gedeelte van het perceel (bestemd als Agrarisch) ligt in de archeologische verwachtingszone met waarde 5. Het streven is naar behoud in huidige staat. Concreet betekent dit dat inventariserend archeologisch onderzoek (IVO-protocol 2) verplicht is als de oppervlakte van de ingreep groter is dan 1.000 m² (bij waarde 5) of 2.500 m² (bij waarde 6) én als de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 centimeter onder maaiveld.

Op het perceel Leemsteeg 24 in Wilp vinden met dit wijzigingsplan geen ingrepen plaats. Het betreft enkel een wijziging in het gebruik van de bestemming Bedrijf naar Wonen. Om deze reden is het voor de beoogde bestemmingsplanwijziging niet nodig een archeologisch onderzoek uit te laten voeren.

4.5 Watertoets

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) kan beoordeeld worden welke waterthema's in het plan relevant zijn.

De toets is op 12 mei 2017 uitgevoerd (zie Bijlage 1, De Watertoets). Het plan is, vanuit de waterhuishouding bezien, voor het waterschap beperkt van belang. De motivatie daarvoor is dat plannen zonder (nieuwe) ontwikkelingsmogelijkheden, zoals functiewijzigingen en actualisaties, nauwelijks tot geen effect hebben op de waterhuishouding. Dit betekent dat geen essentiële waterbelangen worden geraakt en het waterschap op basis daarvan een positief water advies geeft.

4.6 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In dit geval is van een dergelijk plan geen sprake. Kosten voor uitvoering van de bouwplannen en eventuele planschade zijn voor rekening van initiatiefnemer.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

Dit wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan. Beide planonderdelen dienen in een onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

Aan het plangebied is op de verbeelding de bestemming Wonen toegekend aan de bestaande bedrijfsbestemming waarbij het gehele bestemmingsvlak conform de systematiek van het moederplan ook bouwvlak is. Hierbij gelden dezelfde reguliere bouwregels voor de bestemming Wonen: maximaal één woning per bouwvlak, maximale inhoud van 750 m³, maximale nokhoogte 10 m, maximale goothoogte 4 m et cetera. Daarnaast wordt de verharding van de inrit ook meegenomen in de woonbestemming. De overige gronden van het perceel zijn in de huidige situatie bestemd als Agrarisch. Deze gronden houden in de nieuwe situatie ook de agrarische bestemming.

De dubbelbestemmingen Waarde - Landschap, Waarde - Archeologie - 5, Waarde - Archeologie - 6 en Leiding - Hoogspanning zijn in het wijzigingsplan overgenomen. Ook de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone-verwevingsgebied vindt navolging in dit wijzigingsplan. De dubbelbestemmingen gelden in de heersende plannen voor de locatie en dienen ter bescherming en veiligstelling van archeologische, landschappelijke en ecologische waarden.

Het wijzigingsplan kent geen op zich staande regels. De geldende regels uit de bestemmingsplannen 'Buitengebied' en 'Buitengebied, eerste herziening' zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 6 Overleg en inspraak

Het ontwerpwijzigingsplan heeft met ingang van 25 mei 2017 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens de inzagetermijn zijn belanghebbenden in de gelegenheid gesteld een zienswijze over het plan naar voren te brengen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.