Plan: | Oude Wezeveldseweg 7, Twello |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.20223-VS00 |
ARCOM Partners B.V. heeft namens de eigenaar van het perceel Oude Wezeveldseweg 7, bij de gemeente Voorst een verzoek ingediend om de bestemming te wijzigen. Het perceel valt onder de werking van het bestemmingsplan 'Buitengebied' en heeft daarin de bestemming Agrarisch. Daarnaast gelden de dubbelbestemmingen Landschap, Ecologie- EHS en Archeologie (3). Verder ligt het perceel in een gebied dat wordt aangeduid met luchtvaartverkeerszone - 2 en als reconstructiewetzone-verwevingsgebied. Er is geen agrarische bedrijfsvoering meer actief op het perceel. De eigenaar wil het perceel van Oude Wezeveldseweg 7 (met de boerderij en schuren) beschikbaar maken voor burger bewoning. Om dit gebruik formeel mogelijk te kunnen maken, moet de bestemming van het perceel worden gewijzigd.
Doel van dit wijzigingsplan is het planologisch mogelijk maken van het gebruik van het perceel Oude Wezeveldseweg 7 voor woondoeleinden.
De situering van het plangebied is opgenomen in Afbeelding 1. Het perceel ligt in het buitengebied aan de Oude Wezeveldseweg nabij de kern Twello. Het perceel is gelegen in de nabijheid van de provinciale weg N344. Een luchtfoto van het perceel is weergegeven in Afbeelding 2. De gronden zijn kadastraal bekend als VOO00, sectie P, nummer 653. Afbeelding 3 geeft het gebied aan waarvan de bestemming gewijzigd dient te worden naar Wonen.
Afbeelding 1 - Ligging plangebied
Afbeelding 2 - Luchtfoto perceel
Afbeelding 3 - afbakening gebied voor bestemming Wonen
In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de bestaande en toekomstige situatie van het perceel en een ruimtelijke afweging van de voorgenomen ontwikkeling. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders van diverse overheden. Vervolgens gaat hoofdstuk 4 in op de haalbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de gekozen planvorm en de juridische regeling. Ten slotte komen in het zesde hoofdstuk de resultaten van de procedure aan de orde.
Op het perceel Oude Wezeveldseweg 7 in Twello was in het verleden een agrarisch bedrijf actief. Deze boerderij is gelegen op een perceel van circa 6530 m2. Deze boerderij is aangrenzend aan het Landgoed `Het Wezeveld`. Naast de woonboerderij kenmerkt dit perceel zich door een totaal van ruim 700 m2 aan bijgebouwen. Zo bevindt zich op het perceel een ligboxenstal, een kapschuur, een stenen schuur en een oude veestalling.
Het boerenerf kent een lange geschiedenis. de vroegste vermelding, ´Dijckseijnde´, dateert van 1448. In de loop der jaren werd het op verschillende wijzen geschreven, van Dixende in 1561, naar Dijxeijnde in 1650 en op het kadastrale Minuutplan (1811-1832) werd De Dijzeinde genoteerd. Het erf is nu bekend als Dijkseinde. De boerderij zal in ieder geval genoemd zijn naar de ligging aan het einde van een dijk.
Het erf met de bebouwing is nog erg in de oorspronkelijke staat, deze staat dan ook vernoemd in de ´inventarisatie karakteristieke bebouwing buitengebied'. Ook is het erf van hoge cultuurhistorische waarde, met name op (cultuur) historisch gebied en de landschappelijke waarde.
De omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt door een bosgebied in het westen. Aan de oostzijde grenst het perceel aan het Landgoed 'Het Wezeveld'. Dit landgoed wordt gekenmerkt door de bestemming Maatschappelijk. Dit landgoed wordt ontwikkeld als een zorgbestemming. Het landgoed 'Het Wezeveld' wordt omringd door een gebied met bestemming Bos. De rest van de omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt door veelal agrarische gronden en verspreid enkele locaties met de bestemming Wonen.
Zuidwestelijk van het perceel is een bedrijfslocatie met detailhandel gesitueerd. Gezien de ligging in de nabijheid van de kern van Twello is er ten oosten veel woonbebouwing te vinden, hier ligt tevens een bedrijventerrein (Nijverheid - Belt). Zuidelijk van het perceel, op circa 250 meter afstand ligt de Rijksstraatweg (N344).
Dit plan zal weinig aan het perceel veranderen, het betreft enkel een omzetting in gebruik. Rondom het erf zal sprake blijven van grotendeels grasland in combinatie met hier en daar bomen. Gelijk aan de huidige situatie. De huidige agrarische bedrijfswoning wordt met wijzigingsplan geschikt gemaakt voor burgerbewoning. Het erf met de bebouwing is vanuit cultuurhistorisch oogpunt erg waardevol en wordt daarom ook vernoemd op de lijst 'inventarisatie karakteristieke bebouwing buitengebied'. In de toekomstige herziening van het bestemmingsplan Buitengebied wordt de woning met twee bijgebouwen aangeduid als karakteristiek. Het ensemble van gebouwen op het erf dient daarom beschermd te worden. Het totale oppervlakte aan bebouwing op het perceel zal vooralsnog gelijk blijven. Als gevolg van het wijzigen van de bestemming Agrarisch naar bestemming Wonen geldt de saneringsregeling. In de basis ligt de ondergrens op 100m² aan bijgebouwen. In dit wijzigingsplan wordt een ondergrens van 300m² ten aanzien van bijgebouwen aangehouden. Dit houdt in dat er bij toekomstige sloop en nieuwbouw er slechts 50% van het gesloopte oppervlakte teruggebouwd mag worden.
De ruimtelijke situatie zal, zoals eerder vermeld, weinig veranderen. De voormalige agrarische opstallen op het perceel blijven behouden. Het voormalige boerenerf is cultuurhistorisch waardevol en kent een hoge landschappelijke waarde. Om deze hoofdvorm aan bebouwing te behouden, zal in de toekomst aan het perceel de aanduiding 'karakteristiek' worden toegekend. Hierdoor kan de bebouwing niet zomaar worden gesloopt en wordt de hoofdvorm beschermd.
In het bestemmingsplan Buitengebied is er een wijzigingsbevoegdheid voor het college van burgemeester en wethouders opgenomen, zodat zij de bestemming Agrarisch ten behoeve van de vervolgfunctie wonen (art. 3.7.4) kunnen wijzigen naar de bestemming Wonen. Hierbij dient in acht te worden genomen dat:
Op het perceel wordt geen agrarisch bedrijf meer uitgeoefend. Zodoende ontstaat de behoefte om de bedrijfswoning te veranderen naar burgerwoning. Met deze wijziging is er geen sprake van een toename van het aantal woningen. De vervolgfunctie Wonen is milieuhygiënisch inpasbaar, er zijn geen bedrijven in de omgeving die belemmerd zouden kunnen worden door het toekennen van een woonbestemming aan de Oude Wezeveldseweg 7.
Op voorhand bestaan dan ook geen ruimtelijke bezwaren tegen het wijzigen van de bestemming. Een bestemmingswijziging naar Wonen heeft geen gevolgen voor de bestaande waarden op het erf. Daarnaast heeft de bestemmingswijziging naar Wonen geen gevolgen voor de omgeving.
In dit hoofdstuk wordt beknopt het belangrijkste ruimtelijke beleidskader beschreven op de verschillende overheidsniveaus (rijk, provincie, regionaal en gemeente).
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. Deze visie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Hierin heeft zij gekozen voor thema's zoals concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen opgesteld: concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken; de bereikbaarheid verbeteren; zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Voor de ruimtelijke ordening heeft dit geleid tot minder nationale belangen (van 39 naar 13) en eenvoudigere regelgeving. Hiermee is duidelijk het roer omgegooid, meer ruimte voor provincies en gemeenten om in te spelen op de eigen situatie. Dit komt voort vanuit de gedachte dat provincies en gemeenten beter weten wat er lokaal speelt en daardoor beter kunnen afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Dit biedt ook meer mogelijkheden voor burgers en bedrijven voor eigen initiatief en ontwikkeling.
Ladder duurzame verstedelijking
De ladder voor duurzame verstedelijking wordt in de SVIR geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen (weergegeven in afbeelding 4).
Afbeelding 4 - Schema Ladder voor duurzame verstedelijking
Gezien de omvang van dit wijzigingsplan is de SVIR en ladder voor duurzame verstedelijking op onderliggend plan niet van toepassing. Het Rijk heeft dan ook geen verdere bemoeienis met de planvorming. Nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is om deze reden dan ook niet noodzakelijk.
De Omgevingsvisie Gelderland (vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies)
is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De opzet van de omgevingsvisie is opgehangen aan de termen dynamisch, mooi en divers. Gelderland is een dynamische provincie in een prachtige setting, met een grote diversiteit. Dynamisch duidt op economische ontwikkelingsaspecten als innovatie, duurzaamheid en bereikbaarheid. Mooi staat voor onze natuurdoelen en de kwaliteiten die we willen borgen en verder ontwikkelen. Divers gaat over het herkennen van de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en het koesteren van de regionale identiteit.
De planlocatie ligt in de Groene Ontwikkelingszone (GO). De provincie streeft in deze gebieden naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk. Het gaat hierbij om landbouwgrond, maar ook woningen en bedrijven. In de GO is ruimte voor nieuwe ontwikkelingen en uitbreiding van bestaande bedrijven, woningen en bouwwerken en andere functies. Het gaat hier om het 'per saldo' niet significant aantasten (bij een beperkte uitbreiding) dan wel om het substantieel versterken (bij een grote uitbreiding) van de kernkwaliteiten.
Daarnaast ligt de planlocatie binnen het Nationaal Landschap de Veluwe. De provincie wil met ruimtelijke ontwikkelingen de Kernkwaliteiten van de Nationale landschappen behouden, herstellen en versterken en de landschappelijke samenhang vergroten.
Binnen de Omgevingsvisie Gelderland valt het gebied onder de noemer 'Water als verbinder'. De provincie streeft er naar om een netwerk van onderling verbonden natuurgebieden te realiseren. Ook het realiseren van een veerkrachtig duurzaam watersysteem wil de provincie op deze manier bevorderen.
Het gebied wordt in de Omgevingsvisie Gelderland ook aangeduid als een Ecologische verbindingszone. Hetgeen inhoudt dat de provincie en haar partners aanvullende verbindingen willen realiseren zodat planten en dieren zich tussen verschillende natuur terreinen kunnen verplaatsen. Dit betreft ook het aanleggen van natte ecologische verbindingszones.
Verder bevat de Omgevingsvisie Gelderland het belangrijke instrument de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Hierin staan kwaliteiten en doelen centraal, niet de regels. Dit houdt in dat bij bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling er moet worden aangegeven hoe met de ladder is omgegaan wat betreft behoefte, bestaand stedelijk gebied en bereikbaarheid. Gezien de kleinschalige aard, omvang (aantal woningen) en effecten (verkeersaantrekkende werking) van onderliggend plan, is een afweging met de Gelderse ladder niet aan de orde.
De Omgevingsverordening Gelderland dient als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen. De verordening beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Wanneer niet wordt voorzien in toevoeging van functies, zoals in voorliggend plan het geval is, gelden bovengenoemde eisen op voorhand niet als harde kaders. Voor de planlocatie stelt de Omgevingsverordening Gelderland dan ook geen regels. Daarnaast geldt dat bij het omvormen van de agrarische bestemming naar woonbestemming, waarbij de voormalige bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en indien er geen sprake is van een toename van het aantal woningen, dit niet wordt gezien als een nieuwe woonlocatie op basis waarvan de verordening regels stelt.
De gemeenten in de regio Stedendriehoek (met de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen) hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld. In de Regionale Structuurvisie heeft de regio Stedendriehoek ruimtelijk beleid ontwikkeld voor de lange termijn (2030). De doelstelling die hierbij luidt is het behoud en versterking van de samenhang en variatie in woon-, werk- en recreatiegebieden, met het gelijktijdig ontwikkelen van nieuwe kwaliteiten in water, natuur, landschap en landbouw. De Regionale Structuurvisie heeft de formele status van Intergemeentelijk Structuurplan. Dit betekent dat de structuurvisie richtinggevend is voor de ruimtelijke ontwikkeling. De Regionale Structuurvisie doet geen uitspraken over functieverandering.
In de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (vastgesteld op 31 januari 2005) is de toekomstvisie geformuleerd voor toekomstig gemeentelijk ruimtelijk beleid. Dit kader geeft de ambities weer ten aanzien van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling en is daarmee een handvat voor onder meer nieuwe bestemmingsplannen.
Het plangebied is gelegen in het gebied het Groene Carré. De primaire functie van dit gebied, gezien de ligging en de ruimtelijke druk, is het zoeken naar het mengen van 'rode' (de verstedelijking) en groen-blauwe functies aangevuld met recreatie. De cultuurhistorisch waardevolle landschappen binnen dit gebied vormen een drager voor natuurontwikkeling, landschapsversterking en verdere ontwikkelingen van het recreatieve netwerk. Binnen het Groene Carré is er (gelijke) ruimte voor recreatie, landschap en water.
Het onderliggend wijzigingsplan creëert geen nieuwe bebouwingsmogelijkheden waardoor het plan past binnen de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst. Daarnaast ligt het plangebied in het buitengebied waarvoor de gemeente Voorst het bestemmingsplan Buitengebied heeft vastgesteld.
Bij ruimtelijke ingrepen dient te worden onderbouwd of het voornemen 'redelijkerwijs uitvoerbaar' is. In dit hoofdstuk wordt per aspect (milieu, flora en fauna, archeologie, watertoets en economie) aangegeven in hoeverre het plan uitvoerbaar is.
Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de mate van de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of -en zo ja welke- kosten gemoeid zijn met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.
In opdracht van Nikkels Bouwbedrijf B.V. is in september 2015 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 1, Verkennend Bodemonderzoek) door De Klinker Milieu. Hier is gekeken naar de eventuele aanwezigheid van verontreiniging in de grond en het grondwater in het plangebied. Uit het onderzoek is gebleken dat de bovengrond rondom de bovengrondse dieseltank licht verontreinigd is met minerale olie. De puinhoudende bovengrond kent een lichte verontreiniging met minerale olie, lood, PCB en PAK. In het grondwater is een licht (in verhouding tot de streefwaarde) verhoogd gehalte barium aangetoond. Het aangetroffen licht verhoogde gehalte barium is waarschijnlijk van natuurlijke oorsprong. De resultaten van het verkennend bodemonderzoek geven dan ook geen milieuhygiënische belemmeringen voor onderliggend wijzigingsplan.
In dit plan vindt geen sloop en nieuwbouw plaats, de bestaande bebouwing krijgt de bestemming Wonen.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies.
Om te beoordelen of het beoogde plan belemmerend is voor de nabij gesitueerde bedrijvigheid, wordt getoetst aan de VNG-publicatie. In de directe omgeving komen bosbestemmingen voor. Daarnaast enkele bestemmingen met de functie Wonen en tevens een maatschappelijke bestemming.
Er is niet gebleken dat in de onmiddellijke nabijheid van het plangebied van invloed zijnde bedrijvigheid is gesitueerd. Agrarische bedrijven zijn op een dusdanige afstand gesitueerd en worden, door het onderliggend plan, niet extra belemmerd in hun eventuele toekomstige ontwikkelingen.
De afstand tot de dichtstbijzijnde bedrijvigheid is circa 400 meter (Eternally). Het bedrijventerrein (Nijverheid - 't Belt) ten (zuid)oosten van het plangebied liggen op minimaal 420 meter van het plangebied. Op basis van de VNG-publicatie is er geen belemmering om medewerking te verlenen aan de gewenste wijziging van de bestemming. Het plan leidt dan ook niet tot beperkingen voor de omliggende bedrijvigheid.
Het plangebied valt tevens onder de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerszone - 2'. Op basis hiervan is het op een dergelijke locatie niet toegestaan om nieuwe geluidsgevoelige objecten te realiseren (art. 44.9). Het onderliggende plan heeft betrekking op een functieverandering waardoor deze gebiedsaanduiding geen belemmering vormt voor het wijzigingsplan.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden moet worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Door Artikel 76 Wgh is het bij de vaststelling van een bestemmingsplan verplicht, om bij de gronden die behoren tot een geluidszone, de grenswaarden in acht te nemen wat betreft de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Het plangebied is gesitueerd buiten de bebouwde kom, ten westen van het dorp Twello aan de Oude Wezeveldseweg. Er is sprake van een bestaande situatie. De bedrijfswoning wordt ingewisseld voor een burgerwoning. Er vinden geen bouwactiviteiten plaats bij deze wijziging, ook worden er geen nieuwe bouwmogelijkheden gecreëerd. Zodoende is een nadere toetsing aan de wet voor vaststelling van het plan niet nodig.
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer, in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'). In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal luchtvervuilende stoffen. In Nederland kunnen met name fijnstof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Fijnstof wordt grotendeels veroorzaakt door grote industriële bronnen en het wegverkeer, NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door wegverkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen of het afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (Nibm) bij zo lang de concentratie fijnstof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt. Volgens de regeling Nibm wordt die grens pas overschreden bij bijvoorbeeld woningbouwprojecten van meer dan 1500 woningen of kantoorlocaties met meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlak. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.
Het wijzigingsplan heeft niet één van bovenstaande ontwikkelingen tot gevolg. Geconcludeerd kan worden dat de luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' zal verslechteren. Om die reden hoeft niet verder op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
Het aspect externe veiligheid draait om het beheersen van de risico's bij transport, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (vervoer gevaarlijke stoffen) bronnen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen groepsrisico (GR) en plaatsgebonden risico (PR). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten.
Van belang is het uitvoeringsprogramma externe veiligheid van de provincie Gelderland. Een belangrijk product dat hieruit voortvloeit is de zogeheten Gelderse risicokaart.
Afbeelding 5 - Uitsnede risicokaart Gelderland (overstroombaar gebied)
Uit de risicokaart blijkt (zie afbeelding 5) dat de gehele planlocatie een klein risico loopt op overstromingen. Een kleine kans betekent dat er overstromingen kunnen plaatsvinden, maar dat dit binnen een mensenleven plaatsvindt is zeer gering. Het plangebied ligt in een beschermd gebied. Dat wil zeggen dat deze gebieden beschermd worden door een primaire of regionale waterkering tegen buitenwater (zee, grote rivieren etc.) en regionale wateren (kleine rivieren, kanalen etc.).
Voor het aspect externe veiligheid luidt de conclusie dat het zojuist genoemde risico op overstromingen geen belemmering vormt voor het wijzigingsplan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient de natuurwetgeving beschouwd te worden. Deze wetgeving richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).
De bescherming van natuurgebieden wordt geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 (in de Natura 2000-gebieden) en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), tegenwoordig bekend als Natuurnetwerk Nederland. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing van het natuurnetwerk. Ruimtelijke projecten kunnen niet zonder meer worden gerealiseerd in of nabij beschermde natuurgebieden. Projecten die in of in de nabijheid van beschermde natuurgebieden worden geprojecteerd, dienen te worden getoetst op de mogelijke negatieve effecten die zij op deze gebieden kunnen hebben en of zij verstoring zullen veroorzaken (externe werking). Als sprake is van externe werking dan kan het noodzakelijk zijn dat bij de provincie (bevoegd gezag) een vergunning volgens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet aangevraagd moet worden.
Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en faunawet. In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Deze beschermde organismen mogen niet zonder reden in hun bestaan worden aangetast. De wet maakt een onderscheid tussen licht en zwaar beschermde soorten. Het uitgangspunt van de wet is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd bij het ministerie van Economische Zaken (Dienst Regelingen).
De locatie is niet gelegen in een beschermd natuurgebied. De aanwezigheid van bijzondere plant- en diersoorten op de planlocatie is niet bekend. De aard van onderliggend plan, het wijzigen van de bestemming Agrarisch naar Wonen, acht nader ecologisch onderzoek niet nodig. Wel dient altijd de algemene zorgplicht (artikel 2 van de Flora- en faunawet) in acht genomen te worden voor alle soorten planten en dieren die tijdens de werkzaamheden onverwacht worden aangetroffen. Ongeacht of deze soorten beschermd zijn of niet.
De bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door bodemverstorende activiteiten is in de Monumentenwet 1988 geregeld. Hierbij wordt uitgegaan van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningsproces. Specifiek voor het bestemmingsplan is hierop artikel 38a van de Monumentenwet van toepassing: “De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten”.
De gemeente Voorst heeft in 2009 een archeologische beleidskaart vastgesteld. Daarmee zijn de te verwachten archeologische waarden gedetailleerd in beeld gebracht. De beleidskaart is doorvertaald in dubbelbestemmingen voor bescherming van archeologische waarden in het bestemmingsplan Buitengebied. De locatie ligt in zijn geheel in een archeologisch waardevol gebied (waarde 3). Het streven is naar het behoud in huidige staat. Concreet betekent dit dat inventariserend archeologisch onderzoek (IVO-protocol 1) verplicht is als de oppervlakte van de ingreep groter is dan 100m² en de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 centimeter onder maaiveld.
Op het perceel Oude Wezeveldseweg 7 vinden met dit wijzigingsplan geen ingrepen plaats. Het betreft enkel een wijziging in het gebruik van bestemming Agrarisch naar Wonen. Om die reden is het niet noodzakelijk archeologisch onderzoek te laten uitvoeren ten behoeve van de voorgenomen bestemmingsplanwijziging.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) kan beoordeeld worden welke waterthema's in het plan relevant zijn.
De toets is op 9 juni 2016 uitgevoerd (zie bijlage 2 de Watertoets). Het plan is, vanuit de waterhuishouding bezien, voor het waterschap beperkt van belang. De motivatie daarvoor is dat plannen zonder (nieuwe) ontwikkelingsmogelijkheden, zoals functiewijzigingen en actualisaties, nauwelijks tot geen effect hebben op de waterhuishouding. Dit betekent dat geen essentieel waterbelang wordt geraakt en het waterschap op basis daarvan een positief wateradvies geeft.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In dit geval is van een dergelijk plan geen sprake. Kosten voor uitvoering van de bouwplannen en eventuele planschade zijn voor rekening van initiatiefnemer.
Dit wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan. Beide planonderdelen dienen in een onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
Aan het plangebied is op de verbeelding de bestemming Wonen toegekend aan het bestaande erf, waarbij het gehele bestemmingsvlak conform de systematiek van het moederplan ook bouwvlak is.
De onbebouwde stroken grasland rondom het huidige erf behoudt de bestemming Agrarisch om enige openheid tussen het erf en omliggende functies te (blijven) waarborgen.
De verbeelding is gebaseerd op de huidige situering van de bebouwing. Zo is bij het bepalen van het bouwvlak de grenzen van de bebouwing aangehouden. Op deze manier wordt uitbreiding richting de omliggende bosgebieden voorkomen en blijft het oorspronkelijke karakter van de Oude Wezeveldseweg 7 behouden.
De verschillende dubbelbestemmingen 'Waarde - Landschap', Waarde - Ecologie - EHS', Waarde - Archeologie - 3' zijn in het wijzigingsplan overgenomen. Ook de gebiedsaanduidingen 'Luchtvaartverkeerszone - 2' en 'Reconstructiewetzone - Verwevingsgebied' vinden navolging in dit wijzigingsplan. De dubbelbestemmingen gelden in de heersende plannen voor de locatie en dienen ter bescherming en veiligstelling van archeologische, landschappelijke en ecologische waarden.
Het wijzigingsplan kent geen op zich staande regels. De geldende regels uit de bestemmingsplannen 'Buitengebied' en 'Buitengebied, eerste herziening' zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.
Het ontwerpwijzigingsplan heeft met ingang van 7 juli 2016 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens de inzagetermijn zijn belanghebbenden in de gelegenheid gesteld een zienswijze over het plan naar voren te brengen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.