direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied, geconsolideerde versie
Status: geconsolideerd
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.20191-GV00

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied, geconsolideerde versie met identificatienummer NL.IMRO.0285.20191-GV00 van de gemeente Voorst.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan het platteland gelieerde functies

recreatie, cultuur, educatie, detailhandel in lokaal geproduceerde producten, horeca in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten en ambachtelijke functies die een sterke link hebben met het platteland.

1.6 aan-huis-verbonden bedrijf

het door de bewoner(s) verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, die in een woning en/of overige gebouwen worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan-huis-verbonden bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.7 aan-huis-verbonden beroep

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, dat door de bewoner(s) in een woning en/of overige gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.9 agrarisch loonbedrijf

een gebiedsgebonden bedrijf waarbinnen in opdracht werk wordt verricht ten behoeve van het buitengebied, waaronder voor agrarische bedrijven.

1.10 agrarisch natuurbeheer

agrarisch beheer met inachtneming van het behouden van natuur- en landschapswaarden, zoals weidevogelbeheer, randenbeheer, slootkantenbeheer en dergelijke.

1.11 archeologisch deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijk deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie.

1.12 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.13 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.14 akker- en vollegrondstuinbouw

een vorm van een agrarisch bedrijf gericht op de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt, boomkwekerij en bosbouw.

1.15 ander bouwwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde. Overkappingen worden ook aangemerkt als andere bouwwerken.

1.16 bed & breakfast

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, die uitsluitend wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de (bedrijfs)woning en waarbij de bed & breakfast over maximaal twee van de drie essentiële woonvoorzieningen, te weten douche/bad, wc en keuken(blok), beschikt en met dien verstande dat de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt.

1.17 bebouwing

een of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.

1.18 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.19 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.20 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie

het bedrijfsmatig exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het jaarlijks aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.

1.21 (bedrijfs)woning

een gebouw waarin wordt gewoond en waarbij alle woonruimtes aan elkaar grenzen.

1.22 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.23 bestaand

1. met betrekking tot bebouwing:

de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;

2. met betrekking tot gebruik:

het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.24 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.25 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.26 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.27 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.28 bollenteelt

een vorm van een agrarisch bedrijf gericht op de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen.

1.29 boomkwekerij

een vorm van een agrarisch bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan.

1.30 bosbouw

een vorm van een agrarisch bedrijf gericht op de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie.

1.31 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.32 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.33 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.34 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten.

1.35 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.36 bijgebouw

al dan niet aangebouwd gebouw dat ten dienste van het wonen wordt gebruikt en waarin niet wordt gewoond.

1.37 brocantemarkt

de verkoop van antieke meubels en meubels uit grootmoederstijd, curiosa en woonaccessoires gedurende maximaal 12 dagen per jaar.

1.38 cultuurhistorische waarden

de waarden die een gebied ontleent aan zijn door vroegere cultuur-, bodembewerkings- of levenspatronen ontstane verschijningsvorm of eigenschappen, of in of op de bodem voorkomende overblijfselen van die patronen.

1.39 dagrecreatie

activiteiten gericht op ontspanning in de vrije tijd zoals sport en spel, natuurbeleving, amusement en uitstapjes, die uitsluitend plaatsvinden binnen een tijdsbestek van een dag, zonder overnachting en waartoe tevens kleinschalige horeca-activiteiten worden gerekend.

1.40 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de opslag, de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.41 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende categorieën:

  • a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  • c. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  • d. bouwmarkten.
1.42 dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek.

1.43 duurzame energie

een verzamelnaam voor vormen van hernieuwbare energie die verkregen wordt uit andere dan fossiele brandstoffen. Hieronder wordt onder andere begrepen energie die uit wind, stromend water, zonnestraling en aardwarmte wordt verkregen, maar ook energie die vrijkomt bij verwerking van afval (vooral verbranding) of biomassa.

1.44 evenementen

gebeurtenissen gericht op periodieke en/of incidentele manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die gericht zijn op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.

1.45 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.46 feestschuur

een (voormalige) schuur geschikt voor verhuur inzake horeca aangelegenheden en zalenverhuur waarbij geen sprake is van bedrijfsmatige exploitatie.

1.47 fruitteelt

een vorm van een agrarisch bedrijf gericht op de teelt van fruit op open grond.

1.48 geluidszone - industrie

de met de gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.

1.49 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.50 glastuinbouw

een vorm van een agrarisch bedrijf gericht op de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen.

1.51 grondgebonden veehouderij

een vorm van een agrarisch bedrijf gericht op het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, inclusief professionele productiegerichte paardenhouderijen.

1.52 hervestiging van een intensieve veehouderij

het verplaatsen van een intensieve veehouderij naar een bestaand agrarisch bouwvlak, waarbij de verplaatsing gepaard gaat met omschakeling naar de intensieve veehouderij op dat bouwvlak.

1.53 hobbymatige paardenhouderij

het niet bedrijfsmatig gebruiken van gronden voor het hobbymatig houden van ten hoogste 7 paarden.

1.54 hoogzit

een bouwwerk van 4 staanders met daarop een ruimte van 4 wanden en een dak bedoeld voor de jacht.

1.55 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.56 hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.57 intensieve kwekerij

een vorm van een agrarisch bedrijf gericht op de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht.

1.58 intensieve veehouderij

een intensieve veehouderij is een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waar tenminste 250 m² aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer, waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren biologisch gehouden worden (conform artikel 2 van de landbouwkwaliteitswet) en waar geen dieren gehouden worden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer.

1.59 kampeermiddelen

niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans, tenten of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.60 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie.

1.61 kassen

bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 1,5 m of meer.

1.62 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.63 kleinschalig kamperen

een kampeerterrein voor ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans.

1.64 kuilvoeropslag

de opslag van kuilvoer op kuilvoerplaten (uitsluitend verharding) en sleufsilo's (verharding omringd door drie wanden zonder dak).

1.65 landschappelijke waarde

de waarden die een gebied ontleent aan zijn visueel waarneembare verschijningsvorm, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.66 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.67 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.68 mantelzorg

langdurige zorg die buiten organisatorisch verband wordt geboden aan een ieder die op fysiek, psychisch en/of verstandelijk vlak hulpbehoevend is en waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

1.69 mestbassin

een reservoir, niet zijnde een bouwwerk, bestemd voor het bewaren van dunne mest, dat niet geheel of gedeeltelijk is gelegen onder een stal.

1.70 mestsilo

een bouwwerk voor het bewaren van dunne mest, dat niet geheel of gedeeltelijk is gelegen onder een stal.

1.71 molenbiotoop

de omgeving van een molen gelegen binnen een straal van 400 m, gerekend vanaf het middelpunt van de molen.

1.72 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.73 nevenfunctie

een functie die in ruimtelijk, functioneel en/of inkomensverwervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de in dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bestemming.

1.74 niet-groene producten
  • gereedschap voor tuinonderhoud, waaronder begrepen: bezems, schoeisel, matten en schoonmaakartikelen;
  • tuinaccessoires, waaronder begrepen: materialen voor terras- en vijveraanleg, blokhutten, tuinhuisjes, tuinhout, hobbykassen, tuin- en serremeubilair, barbecues en tuinafscheidingen van diverse materialen;
  • recreatie- en hobbyartikelen, waaronder begrepen: serviesgoed, kinderspeelgoed, tuinkleding en doe-het-zelf artikelen;
  • cadeau- en sfeerartikelen, waaronder begrepen: kerst- en paarsartikelen, verlichting en wandversiering
  • vissen en diervoeders en benodigdheden voor het houden van huisdieren;
  • boeken verband houdende met het bovenstaande, alsmede de exploitatie van een cafébedrijf cafetariabedrijf.
1.75 niet-permanente verblijfsrecreatie

verblijfsrecreatie waarbij uitsluitend van seizoensgebonden standplaatsen voor kampeermiddelen gebruik wordt gemaakt.

1.76 nieuwvestiging

nieuwvestiging is het oprichten van een nieuw agrarisch bouwvlak op een perceel waar voorheen nog geen agrarische bebouwing was toegestaan.

1.77 normaal onderhoud of gebruik

het onderhoud of gebruik dat, gelet op de bestemming, noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.

1.78 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.79 omschakeling naar intensieve veehouderij

het geheel of gedeeltelijk omzetten en/of uitbreiden van een grondgebonden agrarisch bedrijf in een intensieve veehouderij.

1.80 paardenbak

niet-overdekte rijbaan voorzien van al dan niet natuurlijk bodemmateriaal en al dan niet voorzien van hekwerk ten behoeve van (hobbymatig) paardrijden.

1.81 paardenfokkerij

een vorm van een agrarisch bedrijf gericht op het fokken van paarden met daaraan ondergeschikt de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling en manege.

1.82 paardenhouderij

te onderscheiden in:

  • a. gebruiksgerichte paardenhouderij: een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden, niet zijnde een manege;
  • b. productiegerichte paardenhouderij: een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, waarbij al dan niet in ondergeschikte mate het africhten en de handel van paarden plaatsvindt.
1.83 partyservicebedrijf

een bedrijf gericht op de organisatie en het voorbereiden van partijen en de daartoe noodzakelijke vervaardiging van snacks en etenswaren waar tevens het geven van kooklessen is toegestaan.

1.84 peil
  • a. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
1.85 permanente teeltondersteunende voorzieningen

a. laag: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m die langer dan

6 maanden worden gebruikt zoals bakken op stellingen, regenkappen en containervelden; hieronder worden niet verstaan teeltondersteunende kassen en boomteelthekken;

b. hoog: teeltondersteunende kassen met een bouwhoogte van meer dan 2 meter en maximaal 6 meter, die langer dan 6 maanden worden gebruikt.

1.86 plattelandsbedrijf

een bedrijf met aan het platteland gelieerde functies zoals recreatie, cultuur, educatie, zorg, detailhandel in streekeigen producten, horeca in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten en ambachtelijke functies die een sterke link hebben met het platteland.

1.87 plattelandswoning

een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die niet meer wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf.

1.88 recreatie

activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben.

1.89 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond.

1.90 recreatief medegebruik

extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte.

1.91 seizoensgebonden standplaats kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij het kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, uitsluitend gedurende het zomerseizoen.

1.92 sierteelt

een vorm van een agrarisch bedrijf gericht op de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen.

1.93 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.94 stacaravan

een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.95 standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.96 tijdelijke teeltondersteunende voorziening

teeltondersteunende voorzieningen (niet zijnde teeltondersteunende kassen of boomteelthekken) die maximaal 6 maanden op dezelfde locatie gebruikt mogen worden waaronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, vraatnetten, tunnels tot 0,5 m, hagelnetten, regenkappen, wandelkappen en schaduwhallen.

1.97 trekkershut

recreatieverblijf in de vorm van een eenvoudig gebouw zonder essentiële woonvoorzieningen, dat dient als recreatief verblijf waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.98 verblijfsrecreatie

vormen van recreatie waarbij minimaal één overnachting plaatsvindt.

1.99 Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.100 wooneenheden

zie (bedrijfs)woning.

1.101 zomerseizoen

de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

1.102 zorgboerderij

een boerderij waar mensen met een lichamelijke, psychische en/of verstandelijke beperking begeleid locatiegebonden agrarisch of landschappelijk georiënteerde werkzaamheden verrichten.

1.103 zorgwooneenheden

eenheden voor huisvesting van mensen met een lichamelijke, psychische en/of verstandelijke beperking die permanent begeleiding en zorg nodig hebben.

1.104 dakvloer

de draagconstructie van de isolatie, de dakbedekking en de eventuele ballast.

1.105 de deel

een bedrijfsgedeelte dat is aangebouwd aan de (voormalig) agrarische bedrijfswoning en die samen één bouwmassa vormen.

1.106 paddock

een ruimte waar één of meerdere paarden ter ontspanning en naar eigen inzicht vrij kunnen bewegen.

1.107 overkapping

Een bouwwerk met maximaal 2 wanden, al dan niet behorend tot de eigen constructie, dat strekt tot beschutting. Onder een overkapping wordt ook een carport of veranda verstaan.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn. Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de overstekende delen niet meer dan 0,7 m bedraagt.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens het Bouwbesluit.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf nader te onderscheiden in:
    • 1. grondgebonden veehouderij;
    • 2. akkerbouw en vollegrondstuinbouw;

alsmede voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt': tevens fruitteelt;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': tevens glastuinbouw;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': tevens intensieve veehouderij;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'sierteelt': tevens sierteelt;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - klein agrarisch bedrijf': een klein agrarisch bedrijf;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf': tevens een agrarisch loonbedrijf;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan': tevens een onoverdekte natuurijsbaan ondergeschikt aan de agrarische functie;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' een paardenhouderij;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'; tevens een recreatiewoning;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - boomkwekerij': tevens een boomkwekerij;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandsbedrijf': tevens een bedrijf met aan het platteland gelieerde functies;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiewerkplaats': tevens een constructiewerkplaats;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - paintball': tevens een paintballterrein ondergeschikt aan de agrarische functie;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - feestschuur': tevens een feestschuur ondergeschikt aan de agrarische functie;
  • p. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - trekkershut': tevens één trekkershut;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling': tevens caravan- en botenstalling met een maximum oppervlakte zoals opgenomen in bijlage 6;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondopslag': tevens de opslag van grond;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast': tevens een antennemast;
  • t. aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 100 m² aan bebouwing mag worden gebruikt;
    • 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage niet zijn toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
    • 3. de opslag van risicovolle onderdelen niet is toegestaan;
    • 4. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 5. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 6. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • u. bed & breakfast, uitsluitend in een bedrijfswoning en/of bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    • 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • v. nevenfuncties op het gebied van dagrecreatie, verkoop van lokaal geproduceerde producten, dienstverlening, maatschappelijke functies, horeca tot en met categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten, trekkershutten, caravan- en botenstalling, paardenhouderij in de vorm van pensionstalling, africhtingsstal of manegeactiviteiten en duurzame energiewinning met dien verstande dat:
    • 1. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein en binnen het bouwvlak;
    • 4. buitenopslag niet is toegestaan;
    • 5. per bouwvlak ten hoogste 3 trekkershutten zijn toegestaan;
    • 6. caravan- en botenstalling uitsluitend in bestaande bebouwing is toegestaan;
  • w. recreatief medegebruik;
  • x. ondergeschikt agrarisch natuurbeheer;
  • y. hobbymatig agrarisch gebruik;
  • z. openbare nutsvoorzieningen;
  • aa. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, paardenbakken, paddocks, laad- en losvoorzieningen, (verharde) ontsluitingen ten behoeve van naastgelegen percelen en water(berging).

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' op elk bouwvlak voorzien van een relatieteken 1 bedrijfswoning is toegestaan;
  • d. het aantal recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' bedraagt ten hoogste 1, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen';
  • e. overigens geldt het volgende:

  max. inhoud/
oppervlak  
max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (per woning)   750 m³   4 m   10 m  
bedrijfsgebouwen ten behoeve van een agrarisch loonbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf'   Bottenhoekseweg 3: 3.900 m²
Holthoevensestraat 3b: 600 m²  
6 m   12 m  
bedrijfsgebouwen ten behoeve van een plattelandsbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandsbedrijf':
waarvan ten behoeve van:
- detailhandel
- horeca
- kamperen  


1.000 m²

250 m²
225 m²
100 m²  


6 m

6 m
6 m
6 m  


12 m

12 m
12 m
12 m  
bedrijfsgebouwen ten behoeve van een paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij'   1.630 m²   6m   12 m  
bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - klein agrarisch bedrijf'   bestaand + 15%   6 m   12 m  
bedrijfsgebouwen ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf (niet zijnde teeltondersteunende kassen) en kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'   1.000 m²   6 m   12 m  
overige bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken   volledig bouwvlak   6 m   12 m  
kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'   zoals opgenomen in bijlage 4   6 m   12 m  
trekkershutten ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - trekkershut'   50 m² per trekkershut   2,5 m   4 m  
overige trekkershut als nevenfunctie   25 m² per trekkershut   2,5 m   4 m  
teeltondersteunende kassen   1.000 m²   4,5 m   6 m  
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan'   100 m²   4 m   6 m  

met dien verstande dat:

  • f. in afwijking op het bepaalde onder e geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' de bestaande oppervlakte van de bestaande bebouwing niet mag toenemen;
  • g. nieuwbouw ten behoeve van de nevenfunctie caravan- en botenstalling niet toegestaan is;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder e geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bestaande maten' dat de bestaande hoogtematen de maximaal toegestane hoogtematen zijn;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder e gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering' de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3m;
    • 2. de goothoogte bedraagt ten hoogste 2,3 m.

3.2.2 Andere bouwwerken
  • a. andere bouwwerken worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erfafscheidingen ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
  • c. in afwijking op het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'tijdelijke teeltondersteunende voorziening' tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
  • d. in afwijking op het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'kuilvoerplaat' kuilvoerplaten ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat bestaande kuilvoerplaten, sleufsilo's, mest- en wateropslag, paardenbakken, paddocks en tredmolens gelegen aansluitend aan het bouwvlak, ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
  • f. in afwijking op het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de bouwaanduiding 'antennemast' antennemasten ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
  • g. lichtmasten buiten het bouwvlak zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';
  • h. overigens geldt het volgende:
  max. bouwhoogte   max. inhoud/oppervlakte  
silo's en hooibergen   10 m   -  
water- en mestsilo   10 m    
straatmeubilair (lichtmasten, gebods- en verbodsborden, verkeerslichtinstallaties)   12 m   -  
lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan'   12 m   -  
antennemasten ter plaatse van de aanduiding 'antennemast'   37,5 m    
paardenbak   1,5 m   800 m²  
vlaggenmasten   8 m   -  
erf- of terreinafscheidingen binnen een bouwvlak   2 m   -  
erf- of terreinafscheidingen buiten een bouwvlak   1 m   -  
windturbines (turbi's) (ten hoogste 1 per bouwvlak)   15 m    
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'tijdelijke teeltondersteunende voorziening'   6 m   -  
overige andere bouwwerken   3 m   -  

met dien verstande dat:

  • i. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken gelegen buiten gronden met de aanduiding 'bouwvlak' per bouwperceel ten hoogste 20 m² bedraagt.
  • j. in afwijking op het bepaalde onder a geldt dat hekwerken bij een mestbassin, buiten het bouwvlak zijn toegestaan met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 1,80 m bedraagt.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de aard van de verlichting bij paardenbakken waarbij eisen gesteld worden aan de uitstralingsrichting van het licht zodat de effecten op de omgeving beperkt worden.

3.4 Afwijken van bouwregels
3.4.1 Tweede bedrijfswoning

[vervallen]

3.4.2 Paardenbakken, kuilvoeropslag, waterbassin en mestbassin

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2.2 om paardenbakken, kuilvoeropslag, water in waterbassins en mestopslag in een mestbassin ook buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. paardenbakken, kuilvoeropslag, wateropslag en mestopslag dienen aansluitend aan het agrarische bouwvlak gerealiseerd te worden;
  • b. in aanvulling op het bepaalde onder a is de realisatie van paardenbakken ook aansluitend aan niet agrarische bouwvlakken met (bedrijfs)woningen toegestaan;
  • c. mestopslag is uitsluitend toegestaan in mestbassins;
  • d. de oppervlakte van een paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m²;
  • e. de hoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 8 m;
  • f. de hoogte van de keerwanden van sleufsilo's ten behoeve van kuilvoeropslag bedraagt ten hoogste 2 m;
  • g. de afstand tussen de paardenbak en de bouwvlakken van derden bedraagt ten minste 25 m;
  • h. paardenbakken met lichtmasten zijn uitsluitend toegestaan op gronden gelegen op een grotere afstand dan 250 m van de aanduiding 'Waarde - Ecologie - GNN' en 'Waarde - Ecologie - GO';
  • i. de totale inhoud van water- en mestbassins bedraagt ten hoogste 2.000 m³;
  • j. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast.

3.4.3 Oppervlakte paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2.1 om de maximum oppervlakte van paardenbakken te vergroten met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van de paardenbak mag maximaal 1.200 m² bedragen;
  • b. er dienen dressuurwedstrijden in de klasse Z of hoger te worden verreden;
  • c. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast.

3.4.4 Teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2.2 om het maximum oppervlak aan teeltondersteunende kassen te vergroten met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte aan teeltondersteunende kassen mag met ten hoogste 500 m² worden vergroot;
  • b. de teeltondersteunende kassen dienen aansluitend aan bestaande bebouwing te worden gerealiseerd;
  • c. het behoud en de ontwikkeling van het GNN en de GO mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast.

3.4.5 Teeltondersteunende voorzieningen ten behoeve van fruitteelt

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2.2 om tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ten behoeve van fruitteelt buiten het bouwvlak toe te staan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m;
  • b. het behoud en de ontwikkeling van het GNN en de GO mag niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast.

3.4.6 Teeltondersteunende voorzieningen ten behoeve van boomkwekerijen en overige kwekerijen en tuinderijen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2.2 om lage permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ten behoeve van boomteelt en overige kwekerijen en tuinderijen buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, toe te staan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het oppervlak van de teeltondersteunende voorzieningen bedraagt ten hoogste 2 ha;
  • b. de hoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt ten hoogst 6 m;
  • c. de hoogte van lage permanente teeltondersteunende voorzieningen bedraagt ten hoogst 2 m;
  • d. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast.

3.4.7 Goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2.1 om een hogere maximale goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. afwijking dient noodzakelijk te zijn als gevolg van nieuwe technologische, milieukundige en bouwkundige ontwikkelingen;
  • b. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • c. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast.

3.4.8 Bouwhoogte silo's en hooibergen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2.2 om silo's en hooibergen toe te staan van met een bouwhoogte van maximaal 15 m, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. afwijking dient noodzakelijk te zijn als gevolg van nieuwe technologische, milieukundige en bouwkundige ontwikkelingen;
  • b. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • c. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast.

3.4.9 afwijking bebouwingspercentage klein agrarisch bedrijf

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2.1 om het bebouwingspercentage voor uitbreiding van bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - klein agrarisch bedrijf' van 15% te verhogen naar maximaal 40% indien wettelijke bepalingen in het kader van dierenwelzijn en diergezondheid dit noodzakelijk maken.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het aantal kampeerplaatsen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandsbedrijf' bedraagt ten hoogste 30;
  • b. de opslag van risicovolle onderdelen ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' is niet toegestaan;
  • c. de totale oppervlakte aan bebouwing in gebruik voor nevenfuncties zoals bedoeld in lid 3.1 onder v bedraagt ten hoogste 100 m²;
  • d. het houden van dieren in meer dan 1 bouwlaag is niet toegestaan.

3.6 Afwijken van gebruiksregels
3.6.1 Omschakeling naar bosbouw, sierteelt, fruitteelt of boomkwekerij

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1 om bosbouw, sierteelt, fruitteelt of een boomkwekerij toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • b. de omschakeling naar bosbouw, sierteelt, fruitteelt of boomkwekerij dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast.

3.6.2 Nevenfunctie kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1 om kleinschalig kamperen toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan in het zomerseizoen;
  • b. stacaravans ten behoeve van het kamperen zijn niet toegestaan;
  • c. het aantal kampeermiddelen bedraagt ten hoogste 25;
  • d. kampeermiddelen zijn tevens buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak met de bestemming Agrarisch, Wonen of Wonen - Landhuis toegestaan;
  • e. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast en er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

3.6.3 Nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.5 om de oppervlakte aan bebouwing in gebruik voor nevenfuncties zoals bedoeld in lid 3.1 onder v te vergroten, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het maximum oppervlak bebouwing voor de nevenfunctie bedraagt in totaal 350 m²;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat het maximum oppervlak bebouwing voor caravan- en botenstallingen, paardenhouderij in de vorm van pensionstalling, africhtingsstal of manegeactiviteiten ten hoogste 1.000 m² bedraagt;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat het maximum oppervlak te bouwen bebouwing voor biomassavergisting en compostering ten hoogste 1.000 m2 bedraagt;
  • d. de verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties staat in verhouding tot de capaciteit van de betrokken wegen;
  • e. de omliggende bedrijven mogen door de toename van de oppervlakte van de nevenfunctie niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • f. ten aanzien van de nevenfunctie 'trekkershut' geldt dat het aantal trekkershutten per bouwvlak ten hoogste 5 bedraagt;
  • g. het gebruik van gronden ten behoeve van boerengolf is tevens buiten het bouwvlak toegestaan;
  • h. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast.

3.6.4 Afwijking plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1. ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. op het agrarisch bouwvlak de mogelijkheid voor een (extra) bedrijfswoning komt te vervallen;
  • d. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in artikel 3.2 van toepassing blijven;
  • e. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden).

3.6.5 Afwijking voor grotere inhoudsmaat woning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2.1 om de inhoud van bedrijfswoningen te vergroten indien er sprake is van het betrekken van 'de deel' bij de woning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bestaande afmetingen van dat oorspronkelijke gebouw mogen niet worden uitgebreid en/of zijn uitgebreid;
  • b. de uiterlijke verschijningsvorm blijft gehandhaafd, tenzij door het verbouwen de karakteristieke hoofdvorm wordt hersteld dan wel dat de (landschappelijke en/of architectonische) verschijningsvorm wordt verbeterd;
  • c. het karakter van het erf (in het landschap ingebed ensemble van gebouwen op/aan een erf) wordt behouden en/of versterkt;
  • d. de afwijking dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Vergroting van het bouwvlak tot 1,5 ha

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming Agrarisch zodanig wijzigen dat agrarische bouwvlakken mogen worden vergroot, met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging van de begrenzing van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. het bouwvlak mag met maximaal 100% worden vergroot en heeft een oppervlakte van maximaal 1,5 ha;
  • c. het bouwvlak mag volledig bebouwd worden;
  • d. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing voor de intensieve veehouderijtak;
  • f. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op bouwvlakken met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - klein agrarisch bedrijf';
  • g. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast.

3.7.2 Vergroting van het bouwvlak tot 2 ha

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming Agrarisch zodanig wijzigen dat agrarische bouwvlakken mogen worden vergroot, met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging van de begrenzing van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. het bouwvlak mag met maximaal 100% vergroot worden en heeft een oppervlakte van maximaal 2 ha;
  • c. het bouwvlak mag volledig bebouwd worden;
  • d. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing voor de intensieve veehouderijtak;
  • f. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op bouwvlakken met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - klein agrarisch bedrijf';
  • g. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast en er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing van bestaande en nieuwe bebouwing.

3.7.3 Vormverandering van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming Agrarisch zodanig wijzigen dat agrarische bouwvlakken van vorm mogen worden gewijzigd, met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging van de begrenzing van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak mag niet toenemen;
  • c. vormverandering dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast.

3.7.4 Vervolgfunctie Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch ten behoeve van de vervolgfunctie wonen wijzigen in de bestemming Wonen, met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van algehele beëindiging van een ter plaatse gevestigd agrarisch bedrijf;
  • b. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • d. indien er sprake is van reeds bestaande nevenfuncties met een oppervlakte groter dan 100 m² wordt deze aangeduid met een op de nevenfunctie toegesneden functieaanduiding.

3.7.5 Functiewijziging naar Natuur en Bos

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch wijzigen in de bestemming Natuur of Bos indien er sprake is van realisatie van natuur of bos, met inachtneming van het volgende:

  • er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen.

3.7.6 Collectieve voorziening voor biomassavergisting en compostering

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de bestemming Agrarisch zodanig wijzigen dat een collectieve voorziening voor biomassavergisting en compostering mogelijk is, met inachtneming van het volgende:

  • a. het oppervlak aan bebouwing voor de collectieve voorziening voor biomassavergisting en compostering mag maximaal 3.000 m² bedragen;
  • b. de collectieve voorziening voor biomassavergisting en compostering moet binnen een van de deelnemende agrarische bouwvlakken worden gerealiseerd;
  • c. de overige deelnemende agrarische bedrijven leveren hun recht op het realiseren van een individuele voorziening voor biomassavergisting en compostering in;
  • d. de collectieve voorziening voor biomassavergisting en compostering dient binnen het bestaande bouwvlak gerealiseerd te worden;
  • e. de collectieve voorziening voor biomassavergisting en compostering moet milieuhygienisch inpasbaar zijn;
  • f. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven tot en met categorie 2 van de bij dit plan behorende 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  • b. ter plaatse van de aanduidingen zoals in de hierna opgenomen tabel genoemd, tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit ten hoogste voor deze bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de bij dit plan behorende 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten':

bedrijfsactiviteit   aanduiding   SBI-code   uit ten hoogste categorie  
agrarisch loonbedrijf   (al)   016   3.1  
hovenier   (hv)   016   3.1  
agrarisch loonbedrijf annex mestverwerkingsbedrijf   (sb-alm)   016   3.1  
autosloperij   (sb-asl)   4677   3.2  
constructiewerkplaats   (sb-cwp)   251, 331   3.2  
dienstverlening ten behoeve van de landbouw   (sb-dl)   016   3.1  
diervoederbedrijf   (sb-dvb)   4621   3.1  
goederenwegvervoerbedrijf   (sb-gwv)   494   3.1  
groothandel in vrachtauto's inclusief import/export, vervoer en reparatie   (sb-gva)   501   3.1  
groothandel in hout en bouwmaterialen   (sb-ghb)   4673   3.1  
groothandel in machines en apparaten   (sb-gma)   466   3.2  
houtverwerkingsbedrijf   (sb-hvb)   16101   3.2  
installatiebedrijf   (sb-inst)   -   3.1  
poeliersbedrijf   (sb-plb)   4632, 4633   3.1  
rioolwaterzuiveringsinstallatie   (sb-rwzi)   3700   4.2  
slachterij en overige vleesverwerking   (sb-svv)   101, 102   3.2  
timmer- en klus, bouwbedrijf en aannemersbedrijven (inclusief werkplaats)   (sb-tba)   41, 42, 43, 016   3.1  
veevoerfabriek   (sb-vvf)   1091   4.1  
zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabriek   (sb-zwr)   2041   4.2  

  • c. ter plaatse van de aanduidingen zoals in de hierna opgenomen tabel genoemd, tevens een bedrijfsactiviteit zoals hierna in de tabel genoemd:

bedrijfsactiviteit   aanduiding  
groothandel en opslag vuurwerk   (sb-gov)  
Bevi-inrichting   (sb-bevi)  
partyservicebedrijf   (sb-psb)  
een bedrijf gericht op het vervaardigen van machines en apparaten   (sb-vma)  
mestbewerkingsbedrijf   (sb-mbb)  
verkooppunt motorbrandstoffen met lpg   (vml)  
vulpunt lpg   (vu)  
nutsvoorziening   (nv)  

  • d. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling'; uitsluitend een caravan- en botenstalling met een maximum oppervlakte zoals opgenomen in bijlage 3;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'opslag'; uitsluitend opslag;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': uitsluitend een paardenhouderij en agrarische nevenactiviteiten;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theeschenkerij': tevens een theeschenkerij;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - betonwarenfabriek': uitsluitend een betonwarenfabriek uit categorie 5.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en kadegebonden bedrijvigheid;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf': uitsluitend een metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf uit categorie 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten en kadegebonden bedrijvigheid;

alsmede voor:

  • j. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast': tevens een antennemast;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens een recreatiewoning;
  • l. aan-huis-verbonden beroepen, met dien verstande dat:
    • 1. de vloeroppervlakte die mag worden gebruikt maximaal 100 m² bedraagt;
    • 2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • m. bed & breakfast, uitsluitend in een bedrijfswoning en/of bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    • 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • n. openbare nutsvoorzieningen;
  • o. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en water.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. het aantal recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' bedraagt ten hoogste 1;
  • d. overigens geldt het volgende:


 
max. inhoud/oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte   min. dakhelling  
bedrijfswoning   750 m³   4 m   10 m   -  
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'   bestaand   4 m   10 m   -  
overige gebouwen   zoals opgenomen in bijlage 3   6 m   12 m   15°  

4.2.2 Andere bouwwerken
  • a. andere bouwwerken worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. in afwijking op het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de bouwaanduiding 'antennemast' antennemasten ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten en kunstobjecten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8 m;
  • f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken gelegen buiten gronden met de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt per bouwperceel ten hoogste 20 m²;

met dien verstande dat:

  • h. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' de volgende regels gelden:
    • 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,5 m;
    • 2. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 10 m;
    • 3. de bouwhoogte van zendmasten bedraagt ten hoogste 20 m;
    • 4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5 m;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' de bouwhoogte ten hoogste 37,5 m bedraagt;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' de bouwhoogte van overkappingen ten hoogste 5,5 m bedraagt.
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolwaterzuiveringsinstallatie' de bouwhoogte ten hoogste 10 m bedraagt.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Bevi-inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Bevi;
  • b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • e. zelfstandige kantoren en horeca zijn niet toegestaan;
  • f. detailhandel is uitsluitend toegestaan mits de detailhandel een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsvoering en de detailhandel in goederen, gelet op de aard daarvan, geschiedt zowel ter plaatse waar dat bedrijf wordt uitgeoefend als in rechtstreeks verband met de uitoefening van dat bedrijf;
  • g. buitenopslag met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is niet toegestaan tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum hoogte'.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan in lid 4.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 onder a genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 onder a genoemd.

4.4.2 Nevenfunctie biomassavergisting en compostering

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.1 om de nevenfunctie biomassavergisting en compostering toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. deze afwijkingsbevoegdheid is uitsluitend van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf' en/of 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch loonbedrijf annex mestverwerkingsbedrijf';
  • b. het maximum oppervlak aan bebouwing bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
  • c. de verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties staat in verhouding tot de capaciteit van de betrokken wegen;
  • d. de omliggende agrarische bedrijven mogen door de toename van de oppervlakte van de nevenfunctie niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • e. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast.

4.4.3 Afwijking voor grotere inhoudsmaat woning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.2.1 om de inhoud van bedrijfswoningen te vergroten indien er sprake is van het betrekken van 'de deel' bij de woning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bestaande afmetingen van dat oorspronkelijke gebouw mogen niet worden uitgebreid en/of zijn uitgebreid;
  • b. de uiterlijke verschijningsvorm blijft gehandhaafd, tenzij door het verbouwen de karakteristieke hoofdvorm wordt hersteld dan wel dat de (landschappelijke en/of architectonische) verschijningsvorm wordt verbeterd;
  • c. het karakter van het erf (in het landschap ingebed ensemble van gebouwen op/aan een erf) wordt behouden en/of versterkt;
  • d. de afwijking dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 Vervolgfunctie Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Bedrijf ten behoeve van de vervolgfunctie wonen wijzigen in de bestemming Wonen, met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van algehele beëindiging van een ter plaatse gevestigd bedrijf;
  • b. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. het aantal woningen mag niet toenemen.

Artikel 5 Bos

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg, instandhouding en ontwikkeling van bosbeplanting al dan niet ten behoeve van de houtproductie;
  • b. het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke en bosbouwkundige waarden, zoals deze tot stand komen in de hoog opgaande beplanting en het (micro)reliëf;
  • c. het behoud en/of herstel van de natuurlijke waarden van het bos-ecosysteem;
  • d. recreatief medegebruik;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - hondendressuurterrein': tevens een hondendressuurterrein;

alsmede voor:

  • f. bestaande wegen, en (voet-, fiets- en ruiter-)paden;
  • g. bestaande sloten en andere watergangen;
  • h. openbare nutsvoorzieningen;
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en water.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan indien de aaneengesloten oppervlakte bos en het onderhouds- en/of beheersgebied ten minste 50 ha bedraagt, met dien verstande dat deze bepaling niet geldt voor gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van sport - hondendressuurterrein';
  • b. overigens geldt het volgende:

  max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - hondendressuurterrein'   50 m²   -   3 m  
overige gebouwen   150 m² per onderhouds- of beheersgebied   3 m   4,5 m  

5.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de hoogte van hoogzitten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • b. de hoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 20 m2 per bestemmingsvlak.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van de gronden als sport-, wedstrijd- en speelterrein is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - hondendressuurterrein';
  • b. het gebruik van de gronden als parkeerterrein is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - hondendressuurterrein';

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Bos zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen, aanleggen en/of verharden van bosbouwkundige ontsluitingswegen, voet-, fiets- en/of ruiterpaden;
  • b. het aanleggen van parkeerplaatsen;
  • c. het egaliseren, afgraven of ophogen van gronden;
  • d. het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen uitsluitend ten behoeve van aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet.

5.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 5.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • b. die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. waarvoor een vergunning is verreist krachtens de Wet natuurbescherming;
  • d. die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Wet natuurbescherming vastgesteld beheerplan.

5.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de bosbouwkundige, landschappelijke en/of natuurlijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid
5.5.1 Functiewijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Bos wijzigen in de bestemming Natuur indien er sprake is van realisatie van natuur, met inachtneming van het volgende:

  • er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen.

Artikel 6 Detailhandel

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, niet zijnde een tuincentrum;

alsmede voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum': uitsluitend een tuincentrum gericht op het kweken van en de (detail)handel in bloemen en planten en in directe samenhang daarmee de detailhandel in overige tuinartikelen en -benodigdheden alsmede ondergeschikte detailhandel in niet-groene producten;
  • c. aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 100 m2 aan bebouwing mag worden gebruikt;
    • 2. niet zijnde activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
    • 3. de opslag van risicovolle onderdelen niet is toegestaan;
    • 4. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 5. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 6. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • d. bed & breakfast, uitsluitend in een bedrijfswoning en/of bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    • 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en water.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. per bouwvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. overigens geldt het volgende:


 
max. inhoud/oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning   750 m³   4 m   10 m  
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum'   zoals opgenomen in bijlage 3   6 m   8 m  
overige gebouwen   zoals opgenomen in bijlage 3   3,5 m   10 m  

6.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en kunstobjecten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8 m;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken gelegen buiten gronden met de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt per bouwperceel ten hoogste 20 m².
  • f. met dien verstande dat:
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' de volgende regels gelden:
    • 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,5 m;
    • 2. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 m;
    • 3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3,5 m.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de verkoopvloeroppervlakte voor niet-groene producten, exclusief het cafetariabedrijf ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' bedraagt in de periode 2 februari tot en met 30 september ten hoogste 1.802 m²;
  • b. de verkoopvloeroppervlakte voor niet-groene producten, exclusief het cafetariabedrijf ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' bedraagt in de periode 1 oktober tot en met 1 februari, ten hoogste 2.282 m²;
  • c. de verkoopvloeroppervlakte voor het cafetariabedrijf ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' bedraagt ten hoogste 420 m²;

tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming, als bedoeld in lid 6.1, wordt in ieder geval gerekend:

  • d. het gebruik voor geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • e. detailhandel in volumineuze goederen.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Verkoopvloeroppervlakte niet-groene producten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.3 om een groter verkoopvloeroppervlak voor niet-groene producten en de exploitatie van het cafetariabedrijf ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  • b. de vergroting mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • c. het belang van het beheer en de ontwikkeling van landgoederen mag niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren, dienstverlening, maatschappelijke functies en horeca in categorie 1a en 1b;
  • b. openbare nutsvoorzieningen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en water.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. overigens geldt het volgende:


 
max. inhoud/oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
gebouwen   zoals opgenomen in bijlage 3   6 m   10 m  

7.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en kunstobjecten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8 m;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken gelegen buiten gronden met de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt per bouwperceel ten hoogste 20 m².

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. landschapsverzorging in de vorm van houtopstanden;
  • b. afschermende beplanting;
  • c. voorzieningen ten behoeve van ontsluiting.
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 2 m.

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca bedrijven in de categorieën 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;

alsmede voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - café/restaurant'; tevens een café/restaurant uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'museum'; tevens een museum;
  • d. aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 100 m2 aan bebouwing mag worden gebruikt;
    • 2. niet zijnde activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
    • 3. de opslag van risicovolle onderdelen niet is toegestaan;
    • 4. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 5. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 6. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • e. bed & breakfast, uitsluitend in een bedrijfswoning en/of bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    • 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • f. openbare nutsvoorzieningen;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, tuinen, terrassen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, water en speelvoorzieningen.
9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. overigens geldt het volgende:


 
max. inhoud/oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning   750 m³   4 m   10 m  
gebouwen   zoals opgenomen in bijlage 3   6 m   10 m  

9.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en kunstobjecten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8 m;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken gelegen buiten gronden met de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt per bouwperceel ten hoogste 20 m².

9.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de oppervlakte van gronden en bouwwerken in gebruik voor horeca ter plaatse van de functieaanduiding 'museum' bedraagt ten hoogste 200 m².

9.4 Afwijken van de gebruiksregels
9.4.1 Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 9.1:

  • a. om horecabedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorieën hoger dan in lid 9.1 onder a genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 9.1 onder a genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 9.1 onder a genoemd.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. culturele, educatieve, wetenschappelijke, sociale, religieuze en algemeen maatschappelijke voorzieningen;

alsmede voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - verpleeginrichting': uitsluitend een verpleeginrichting;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - parkgebied': uitsluitend een parkgebied ten dienste van een verpleeginrichting;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij': een zorgboerderij of één woning;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorgwooneenheden'; zorgwooneenheden;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - recreatiewoning': een recreatiewoning;
  • g. aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 100 m2 aan bebouwing mag worden gebruikt;
    • 2. niet zijnde activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
    • 3. de opslag van risicovolle onderdelen niet is toegestaan;
    • 4. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 5. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 6. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • h. bed & breakfast, uitsluitend in een bedrijfswoning en/of bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    • 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • i. openbare nutsvoorzieningen;
  • j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, water en speelvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. overigens geldt het volgende:


 
max. inhoud/oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning   750 m³   4 m   10 m  
kerktorens   -   -   15 m  
bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - verpleeginrichting'   zoals opgenomen in bijlage 3   6 m   10 m  
bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorgwooneenheden'   zoals aangegeven middels de aanduiding 'maximum aantal zorgwooneenheden'   bestaand   bestaand  
bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - recreatiewoning'   60 m2   3 m   5 m  
overige gebouwen   zoals opgenomen in bijlage 3   6 m*   10 m*  

* tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte'

10.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en kunstobjecten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8 m;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken gelegen buiten gronden met de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt per bouwperceel ten hoogste 20 m².

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'afwijkingsbevoegdheid goothoogte' afwijken van lid 10.2.1 om de goothoogte van gebouwen los te laten, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. afwijking wordt uitsluitend toegepast voor het oprichten of nadien veranderen van bebouwing die ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan nog niet aanwezig was;
  • b. afwijking wordt uitsluitend toegepast om te bereiken dat een ontwerp van onder a bedoelde bebouwing uit oogpunt van de eerbiediging van bestaande monumentale waarden ruimtelijk beter aansluit op bestaande monumentale bebouwing dan zou worden bereikt met het toepassen van een goothoogte bij onder a bedoelde bebouwing.

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen ter behoud van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden en de uiterlijke verschijningsvorm van de gebouwen de bestemming van de gebouwen gelegen ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' wijzigen ten behoeve van een woonfunctie met inachtneming van het volgende:

  • a. er dient een evenredige belangenafweging plaats te vinden waarbij betrokken wordt de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de omliggende gronden en/of nabijgelegen agrarische bedrijven alsmede de waarden en functies van de gronden die het plan beoogt te beschermen door de gebruiksverandering worden geschaad;
  • b. de vervolgfunctie dient milieuhygienisch inpasbaar te zijn;

de maatvoering zoals opgenomen in lid 10.2 zijn overeenkomstig van toepassing;

  • c. het totaal aantal woningen bedraagt maximaal 2;
  • d. de waarden, functies en/of belangen zoals genoemd onder a niet onevenredig mogen worden geschaad.

Artikel 11 Maatschappelijk - Begraafplaats

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van de lijkbezorging;
  • b. openbare nutsvoorzieningen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en water.
11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

11.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de oppervlakte zoals aangegeven in bijlage 3;
  • c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 6 m.

11.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3,5 m.

Artikel 12 Maatschappelijk - Militaire zaken

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Militaire zaken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de opslag en het beheer van militaire goederen;
  • b. openbare nutsvoorzieningen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en water.
12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

12.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. overigens geldt het volgende:


 
max. inhoud/oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning   750 m³   4 m   10 m  
gebouwen   zoals opgenomen in bijlage 3   6 m   10 m  

12.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van masten en bliksembeveiligingssystemen bedraagt ten hoogste 10 m;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3,5 m.

Artikel 13 Natuur

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, de bescherming en/of het herstel van de aanwezige natuurlijke waarde, zoals deze vooral tot uitdrukking komt in de vegetatie, en de landschappelijke waarde, zoals deze vooral tot uitdrukking komt in het (micro)reliëf;
  • b. recreatief medegebruik ten dienste van de bestemming Natuur;
  • c. agrarisch medegebruik;
  • d. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en water.
13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan indien deze functioneel gebonden zijn aan het onderhoud en beheer van het gebied en indien de aaneengesloten oppervlakte natuur en het onderhouds- en/of beheersgebied ten minste 25 ha bedraagt;
  • b. in aanvulling op het bepaalde onder a geldt dat gebouwen tevens zijn toegestaan binnen een bouwvlak;
  • c. de oppervlakte van gebouwen per aaneengesloten onderhouds- en beheergebied bedraagt ten hoogste 100 m²;
  • d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • f. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.
13.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van de gronden als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover deze opslag geschiedt in het kader van het normale onderhoud, is niet toegestaan;
  • b. het gebruik van de gronden als sport-, wedstrijd-, speel-, parkeer- en/of kampeerterrein is niet toegestaan;
  • c. het gebruik van de gronden voor het beproeven van motorvoertuigen of voor het beoefenen van gemotoriseerde snelheids- en/of behendigheidssporten en de (model-) vliegsport is niet toegestaan.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen, voet-, fiets- en/of ruiterpaden;
  • b. het aanleggen van parkeerplaatsen;
  • c. het egaliseren, afgraven of ophogen van gronden;
  • d. het aanbrengen dan wel wijzigen van drainagesystemen;
  • e. het graven, vergraven, verbreden, verdiepen of dempen van watergangen, vijvers en poelen;
  • f. het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen uitsluitend ten behoeve van aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet.

13.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 13.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • b. die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. waarvoor een vergunning is verreist krachtens de Wet natuurbescherming;
  • d. die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Wet natuurbescherming vastgesteld beheersplan.

13.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 13.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuurlijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig wordt of kan worden verkleind.

Artikel 14 Recreatie - Dagrecreatie - 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie;

alsmede voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatietuin': voor bezoekers toegankelijke siertuinen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - roofvogeltuin': uitsluitend een roofvogeltuin;
  • d. aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 100 m2 aan bebouwing mag worden gebruikt;
    • 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage niet zijn toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
    • 3. de opslag van risicovolle onderdelen niet is toegestaan;
    • 4. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 5. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 6. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • e. bed & breakfast, uitsluitend in een bedrijfswoning en/of bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    • 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • f. openbare nutsvoorzieningen;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en water.
14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

14.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. per bouwvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
  • c. overigens geldt het volgende:


 
max. inhoud/oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning   750 m³   4 m   10 m  
gebouwen   zoals opgenomen in bijlage 3   5 m   8 m  

14.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en kunstobjecten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8 m;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken gelegen buiten gronden met de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt per bouwperceel ten hoogste 20 m².

14.3 Afwijken van bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 14.2.1 sub c teneinde extra bebouwing in recreatietuinen toe te staan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de tuinen dienen voorzien te zijn van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-recreatietuin';
  • b. het aantal gebouwen bedraagt ten hoogste 5;
  • c. de oppervlakte per gebouw bedraagt ten hoogste 20 m².

Artikel 15 Recreatie - Dagrecreatie - 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie;

alsmede voor:

  • b. evenementen, inclusief kamperen behorende bij evenementen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
  • d. horeca in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': horeca in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • f. aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 100 m2 aan bebouwing mag worden gebruikt;
    • 2. niet zijnde activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
    • 3. de opslag van risicovolle onderdelen niet is toegestaan;
    • 4. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 5. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 6. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • g. bed & breakfast, uitsluitend in een bedrijfswoning en/of bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    • 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • h. groen met een natuur en landschapsfunctie, plantsoenen, stranden, ligweiden, bermen, taluds, sloten en moerassen;
  • i. wegen, paden en parkeergelegenheden ten behoeve van de bestemming;
  • j. openbare nutsvoorzieningen;
  • k. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, kantoor-, dienst-, berg-, toilet- en kioskruimten.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

15.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' bedraagt ten hoogste 1;
  • c. overigens geldt het volgende:


 
max. inhoud/oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning   750 m³   4 m   10 m  
bijgebouwen   100 m²   3 m   -  
kiosken   250 m2   4,5 m   7 m  
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'horeca'   750 m2   4,5 m   7 m  
overige (dienst)-gebouwen   zoals opgenomen middels de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'   -   -  

15.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van palen, masten en speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 10 m;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 7 m;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken gelegen buiten gronden met de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt per bouwperceel ten hoogste 20 m².

15.3 Afwijken van bouwregels
15.3.1 Bouwhoogte andere bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.2 onder a, b en c, ten einde een hogere bouwhoogte van andere bouwwerken toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 20 m;
  • b. de hoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 10 m.

15.3.2 Gebouwen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.1 onder a, ten einde gebouwen buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de inhoud van de gebouwen bedraagt ten hoogste 50 m³;
  • b. de goothoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden ten behoeve van kamperen bij evenementen geldt dat de gronden per kalenderjaar ten hoogste 1 keer een periode van 15 aaneengesloten dagen gebruikt mogen worden voor kamperen.

15.5 Wijzigingsbevoegdheden
15.5.1 Nieuwe bouwvlakken

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming Recreatie - Dagrecreatie - 2 zodanig wijzigen dat nieuwe bouwvlakken worden gerealiseerd, met inachtneming van het volgende:

  • a. het aantal nieuwe bouwvlakken bedraagt ten hoogste 5;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt ten hoogste 900 m²;
  • c. de oppervlakte aan bebouwing per bouwvlak bedraagt ten hoogste 360 m².

Artikel 16 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatief verblijf in recreatiewoningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerboerderij': uitsluitend een kampeerboerderij;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': uitsluitend een solitaire recreatiewoning;
  • e. aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 100 m2 aan bebouwing mag worden gebruikt;
    • 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage niet zijn toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
    • 3. de opslag van risicovolle onderdelen niet is toegestaan;
    • 4. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 5. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 6. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • f. bed & breakfast, uitsluitend in een bedrijfswoning en/of bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    • 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • g. openbare nutsvoorzieningen;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en water.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

16.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' bedraagt ten hoogste 1;
  • c. per bouwvlak zijn maximaal 3 recreatiewoningen toegestaan;
  • d. in afwijking op het bepaalde onder b en c geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' per bouwvlak ten hoogste 1 recreatiewoning, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' en geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • e. overigens geldt het volgende:

  max. inhoud/
oppervlak/  
max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)   750 m³   4 m   10 m  
bijgebouwen bij bedrijfswoningen   100 m² per bedrijfswoning   -   6 m  
kampeerboerderijen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerboerderij'   zoals opgenomen in bijlage 3   3,5 m   8 m  
recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' (inclusief bijgebouwen)   80 m²   3 m   6 m  

16.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en kunstobjecten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8 m;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken gelegen buiten gronden met de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt per bouwperceel ten hoogste 20 m².

16.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de recreatieverblijven dienen bedrijfsmatig geëxploiteerd en beheerd te worden, met dien verstande dat deze gebruiksregel niet van toepassing is ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'.

Artikel 17 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatief verblijf in niet permanent aanwezige kampeermiddelen ten behoeve van toeristisch kamperen en seizoenstandplaatsen;

alsmede voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - trekkershut': trekkershutten;
  • c. aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 100 m2 aan bebouwing mag worden gebruikt;
    • 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage niet zijn toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
    • 3. de opslag van risicovolle onderdelen niet is toegestaan;
    • 4. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 5. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 6. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • d. bed & breakfast, uitsluitend in een bedrijfswoning en/of bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    • 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • e. horeca en detailshandelvoorzieningen;
  • f. openbare nutsvoorzieningen;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en water.
17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

17.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat trekkershutten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - trekkershut' tevens buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
  • c. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning en overige gebouwen toegestaan, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • d. overigens geldt het volgende:

  max. inhoud/oppervlak/   max. aantal   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning   750 m³   zie 17.2.1. onder c.   4 m   10 m  
trekkershutten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - trekkershut'   25 m² per trekkershut   5   2,5 m   4 m  
overige gebouwen   bestaand + 10%   -   bestaand   bestaand  

17.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en kunstobjecten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8 m;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken gelegen buiten gronden met de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt per bouwperceel ten hoogste 20 m².
17.3 Specifieke gebruiksregel

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. horeca, anders dan horeca ten behoeve van verblijfsrecreatie is niet toegestaan;
  • b. detailhandel anders dan detailhandel ten behoeve van verblijfsrecreatie is niet toegestaan;
  • c. jaarstandplaatsen voor caravans zijn niet toegestaan;
  • d. recreatieverblijven dienen bedrijfsmatig geëxploiteerd en beheerd te worden.

Artikel 18 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 3

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatief verblijf in niet permanent aanwezige kampeermiddelen en trekkershutten ten behoeve van toeristisch kamperen en seizoenstandplaatsen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 100 m2 aan bebouwing mag worden gebruikt;
    • 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage niet zijn toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
    • 3. de opslag van risicovolle onderdelen niet is toegestaan;
    • 4. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 5. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 6. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • c. bed & breakfast, uitsluitend in een bedrijfswoning en/of bijgebouwen, met dien verstande dat;
    • 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    • 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en spel en ontsluitings- en parkeervoorzieningen.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

18.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat trekkershutten en gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen tevens buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
  • c. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 1;
  • d. overigens geldt het volgende:
  max. inhoud/oppervlak/   max. aantal   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
trekkershutten   20 m² per trekkershut   10     3 m  
bedrijfswoning( inclusief aan- en uitbouwen)   750 m3     4 m   10 m  
overige gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen, kantoorruimte, een kampwinkel, een kantine alsmede voorzieningen ten behoeve van actieve recreatie overeenkomstig de bestemming   1.500 m²     4 m   8 m  

18.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en kunstobjecten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8 m;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken gelegen buiten gronden met de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt per bouwperceel ten hoogste 20 m².

18.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. horeca, anders dan horeca ten behoeve van verblijfsrecreatie is niet toegestaan;
  • b. detailhandel anders dan detailhandel ten behoeve van verblijfsrecreatie is niet toegestaan;
  • c. jaarstandplaatsen voor caravans zijn niet toegestaan;
  • d. maximaal 30% van het bestemde oppervlak mag voor seizoenplaatsen gebruikt te worden;
  • e. maximaal 70% van het bestemde oppervlak (exclusief de gronden voorzien van een bouwvlak) mag voor het toeristisch kamperen gebruikt te worden;
  • f. recreatieverblijven dienen bedrijfsmatig geëxploiteerd en beheerd te worden.

18.4 Afwijken van de gebruiksregels
18.4.1 Percentage seizoenstandplaatsen en toeristische plaatsen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.3 onder d en e, ten aanzien van de daar genoemde percentages, teneinde 50% van het bestemde oppervlak voor toeristisch kamperen en 50% van de bestemde oppervlakte voor seizoenstandplaatsen te gebruiken.

18.5 Wijzigingsbevoegdheid
18.5.1 Recreatiewoningen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie - 3 zodanig wijzigen dat nieuwe recreatiewoningen kunnen worden gerealiseerd, met inachtneming van het volgende:

  • a. het aantal nieuwe recreatiewoningen bedraagt ten hoogste 20;
  • b. de oppervlakte van de recreatiewoning bedraagt ten hoogste 60 m²;
  • c. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 19 Sport

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de beoefening van sport en spel;

alsmede voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'manege': tevens voor de recreatieve beoefening van de paardensport, maneges;
  • c. aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 100 m2 aan bebouwing mag worden gebruikt;
    • 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage niet zijn toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
    • 3. de opslag van risicovolle onderdelen niet is toegestaan;
    • 4. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 5. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 6. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • d. bed & breakfast, uitsluitend in een bedrijfswoning en/of bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    • 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en water.
  • g. maatschappelijke functies, met dien verstande dat:
    • 1. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 2. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein en binnen het bouwvlak;
    • 3. ondergeschikt aan de sportfunctie.
19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

19.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. overigens geldt het volgende:


 
max. inhoud/oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning   750 m³   4 m   10 m  
gebouwen   zoals opgenomen in bijlage 3   3 m   6 m  

19.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 14 m en de bouwhoogte van kunstobjecten bedraagt ten hoogste 8 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8 m;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken gelegen buiten gronden met de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt per bouwperceel ten hoogste 20 m².
19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 19.2 om af te wijken van de maximale bouwhoogte van lichtmasten, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 15 m;
  • b. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast.

Artikel 20 Verkeer

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een doorgaande functie voor zowel het verkeer met een doorgaand karakter als de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;
  • b. parkeerplaatsen;
  • c. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast': tevens een antennemast;
  • g. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, geluidswerende voorzieningen, parkeren, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, viaducten, bruggen en water;

met dien verstande dat de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel dan wel vermeerdering van het aantal rijstroken voorziet.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat tevens apparatenruimten ten behoeve van de telecommunicatie en abri's zijn toegestaan;
  • c. de oppervlakte van apparatenruimten ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' bedraagt ten hoogste 40 m² per gebouw;
  • d. de bouwhoogte van zendmasten ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' bedraagt ten hoogste 60 m;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 15 m;
  • f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 20.2 om een overkapping ten behoeve van een oplaadstation voor elektrische motorvoertuigen toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte aan overkappingen per oplaadstation bedraagt ten hoogste 200 m2;
  • b. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5 m;
  • c. de ontwikkeling heeft geen nadelige invloed op de verkeersveiligheid;
  • d. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast.

Artikel 21 Verkeer - Onverhard

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Onverhard' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. onverharde wegen;
  • b. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. openbare nutsvoorzieningen;
  • d. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en water;
21.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 22 Verkeer - Railverkeer

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen waaronder begrepen (ongelijkvloerse) kruisingen met wegen en waterwegen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, bermen, taluds, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, (ontsluitings)wegen en water.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

22.2.1 Gebouwen
  • a. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 150 m².

22.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken geen overkappingen zijnde, gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf bedraagt ten hoogste 10 m.

Artikel 23 Water

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en oeverstroken;
  • b. waterhuishouding;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. natuurvriendelijke oevers;
  • e. scheepvaart;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie': recreatief water met bij deze functie horende voorzieningen zoals bruggen, glijbanen, steigers en vlonders;
  • g. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, bruggen, kunstwerken;
  • h. openbare nutsvoorzieningen.
23.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen andere bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding en openbare nutsvoorzieningen worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van masten en palen ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' bedraagt ten hoogste 10 m;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' bedraagt ten hoogste 7 m;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan.
23.3 Afwijken van de bouwregels

Hogere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 onder a en b, ten einde een hogere bouwhoogte van andere bouwwerken toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uitbreiding wordt uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'recreatie';
  • b. de hoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 20 m;
  • c. de hoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 10 m.

Artikel 24 Wonen

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

alsmede voor:

  • b. aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 100 m2 aan bebouwing mag worden gebruikt;
    • 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
    • 3. de opslag van risicovolle onderdelen niet is toegestaan;
    • 4. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 5. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 6. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • c. bed & breakfast, uitsluitend in een woning en/of bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    • 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • d. nevenfuncties op het gebied van dagrecreatie, dienstverlening, maatschappelijke functies, horeca tot en met categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten, trekkershutten en duurzame energiewinning, met dien verstande dat:
    • 1. de nevenfuncties in toegestane bebouwing plaatsvinden;
    • 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein en binnen het bouwvlak;
    • 4. buitenopslag niet is toegestaan;
    • 5. het aantal trekkershutten bedraagt maximaal 3 per bouwvlak;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling'; tevens caravan- en botenstalling met een maximum oppervlakte zoals opgenomen in bijlage 6;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens een recreatiewoning;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - hondendressuurterrein': tevens hondendressuurterrein voor de beoefening van hondendressuur;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - feestschuur': een feestschuur;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': opslag;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - brocantemarkt'; een brocantemarkt;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theeschenkerij': tevens een theeschenkerij;
  • l. hobbymatig agrarisch medegebruik;
  • m. openbare nutsvoorzieningen;
  • n. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, tuin, erven, paden, verhardingen, water, paardenbakken en parkeerplaatsen;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - diergeneeskundige praktijk': tevens een diergeneeskundige praktijk.

24.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

24.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. per bouwvlak is ten hoogste 1 woning toegestaan, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. overigens geldt het volgende:

  max. inhoud/oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
woning   750 m³   4 m   10 m  
bijgebouwen ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'bebouwing'   50 m²      
overige bijgebouwen (per woning) inclusief trekkershutten   100 m², met dien verstande dat de oppervlakte per trekkershut ten hoogste 25 m²²bedraagt.   3,5 m, met dien verstande dat de goothoogte van een trekkershut ten hoogste 2,5 m bedraagt.   6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van een trekkershut ten hoogste 4 m bedraagt.  

  • d. als er in de bestaande situatie meer dan 100 m² aan legale bijgebouwen, niet zijnde monumenten, aanwezig is, mag van hetgeen dat wordt gesloopt 50% worden herbouwd, onverminderd het bepaalde onder c;
  • e. het bepaalde onder d is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - diergeneeskundige praktijk'; hier kan de bestaande oppervlakte worden herbouwd.

24.2.2 Andere bouwwerken
  • a. andere bouwwerken, met uitzondering van erf- en terreinafscheiding worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - hondendressuurterrein' bedraagt ten hoogste 8 m;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bebouwing bedraagt ten hoogste 1 m;
  • d. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken mag per bouwperceel maximaal 20 m² bedragen.

24.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, indien en voor zover bijgebouwen worden opgericht, nadere eisen stellen aan de situering van het bijgebouw ten einde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van de bebouwing onderling te verzekeren.

24.3.1 Opslag van materialen en stalruimte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2.1 onder c, ten behoeve van de realisatie van een groter oppervlakte aan bijgebouwen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de totale oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt ten hoogste 150 m²;
  • b. uitbreiding wordt uitsluitend toegestaan indien de uitbreiding noodzakelijk is om een bijdrage te kunnen leveren aan het beheer en de instandhouding van natuur, bos en/of het agrarisch cultuurlandschap;
  • c. het oppervlakte grond in eigendom of duurzaam gehuurd of gepacht bedraagt ten minste 1 ha.

24.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak waarbij de afstand van paardenbakken tot bouwvlakken van derden ten minste 25 m bedraagt;
  • b. de oppervlakte van bebouwing in gebruik voor een brocantemarkt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - brocantemarkt' bedraagt ten hoogste 150 m²;
  • c. de oppervlakte van bebouwing in gebruik voor de theeschenkerij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theeschenkerij' bedraagt ten hoogste 325 m²;
  • d. buitenopslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - brocantemarkt' is niet toegestaan;
  • e. parkeergelegenheid ten behoeve van een brocantemarkt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - brocantemarkt' dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • f. de opslag van risicovolle onderdelen ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' is niet toegestaan;
  • g. de totale oppervlakte aan bebouwing in gebruik voor nevenfuncties bedraagt ten hoogste 100 m²;
  • h. in afwijking van het bepaalde in artikel 43 onder c, mag het gebruik van bijgebouwen als woonruimte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - uitsterfregeling bewoning bijgebouw' worden voortgezet;
  • i. indien het gebruik van bijgebouwen als woonruimte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - uitsterfregeling bewoning bijgebouw' na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden om het gebruik als woonruimte daarna te hervatten of te laten hervatten.

24.5 Afwijken van gebruiksregels
24.5.1 Afwijking voor grotere inhoudsmaat woning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 24.2.1 om de inhoud van woningen te vergroten indien er sprake is van het betrekken van 'de deel' bij de woning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bestaande afmetingen van dat oorspronkelijke gebouw niet mogen worden uitgebreid en/of zijn uitgebreid;
  • b. de uiterlijke verschijningsvorm gehandhaafd blijft, tenzij door het verbouwen de karakteristieke hoofdvorm wordt hersteld dan wel dat de (landschappelijke en/of architectonische) verschijningsvorm wordt verbeterd;
  • c. het karakter van het erf (in het landschap ingebed ensemble van gebouwen op/aan een erf) wordt behouden en/of versterkt.

24.5.2 Nevenfunctie kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 24.1 om kleinschalig kamperen toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan in het zomerseizoen;
  • b. stacaravans ten behoeve van het kamperen zijn niet toegestaan;
  • c. het aantal kampeermiddelen bedraagt ten hoogste 25;
  • d. kampeermiddelen zijn tevens buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak toegestaan;
  • e. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast en er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

Artikel 25 Wonen - Landhuis

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Landhuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (aanzienlijke) woningen of buitenverblijven binnen gronden met een parkachtige aanleg;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens horeca tot en met categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens een kantoorfunctie;
  • d. aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 100 m2 aan bebouwing mag worden gebruikt;
    • 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage niet zijn toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
    • 3. de opslag van risicovolle onderdelen niet is toegestaan;
    • 4. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 5. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 6. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • e. bed & breakfast, uitsluitend in een bedrijfswoning en/of bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    • 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • f. nevenfuncties op het gebied van recreatie, verkoop van lokaal geproduceerde producten, dienstverlening, maatschappelijke functies, horeca tot en met categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten en duurzame energiewinning met dien verstande dat:
    • 1. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein en binnen het bouwvlak;
    • 4. buitenopslag niet is toegestaan;
  • g. recreatief medegebruik;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, tuin, erven, paden, verhardingen, water en parkeerplaatsen.

25.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

25.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. per bouwvlak is maximaal 1 woning toegestaan tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. overigens geldt het volgende:

  max. inhoud/oppervlak   max. goothoogte   max.
bouwhoogte  
woningen   bestaand   bestaand   bestaand  
bijgebouwen   bestaand   4,5 m   8 m  

25.2.2 Andere bouwwerken
  • a. andere bouwwerken met uitzondering van erf- en terreinafscheiding worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5 m.

25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 25.2.1 om de oppervlakte aan bijgebouwen te vergroten, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van bijgebouwen mag met ten hoogste 25% worden vergroot;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag in afwijking van het bepaalde onder a de oppervlakte van bijgebouwen met ten hoogste 100% worden vergroot;
  • c. de bestaande natuur- en cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

25.3.2 Huisvesting meerdere huishoudens

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 25.2.1 onder b ten behoeve van de huisvesting van meerdere huishoudens (appartementen) in het landhuis of daarbijbehorende oorspronkelijke stallen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er dient een evenredige belangenafweging plaats te vinden waarbij betrokken wordt de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de omliggende gronden en/of nabijgelegen agrarische bedrijven, alsmede de waarden en functies van de gronden die het plan beoogt te beschermen, door de verandering worden geschaad;
  • b. de cultuurhistorische waarden dienen behouden te blijven.

25.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. de oppervlakte gebouwen in gebruik voor de kantoorfunctie ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' bedraagt maximaal 480 m²;
  • b. de totale oppervlakte aan bebouwing in gebruik voor nevenfuncties bedraagt ten hoogste 100 m².

25.5 Afwijken van gebruiksregels
25.5.1 Nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 25.1 om de oppervlakte aan bebouwing voor nevenfuncties te vergroten, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het maximum oppervlak in gebruik voor de nevenfunctie bedraagt 350 m²;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat het maximum oppervlak in gebruik voor de nevenfuncties caravan- en botenstalling, paardenhouderij in de vorm van pensionstalling, africhtingsstal of manegeactiviteiten of biomassavergisting en compostering ten hoogste 1.000 m² bedraagt;
  • c. nieuwbouw ten behoeve van de nevenfunctie caravan- en botenstalling is niet toegestaan;
  • d. de verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties staat in verhouding tot de capaciteit van de betrokken wegen;
  • e. de omliggende bedrijven mogen door de nevenfunctie niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt.

25.5.2 Nevenfunctie kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 25.4.1 om kleinschalig kamperen toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan in het zomerseizoen;
  • b. stacaravans ten behoeve van het kamperen zijn niet toegestaan;
  • c. het aantal kampeermiddelen bedraagt ten hoogste 25;
  • d. kampeermiddelen zijn tevens buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak toegestaan;
  • e. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

25.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen ter behoud van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden en de uiterlijke verschijningsvorm van het landhuis, de bestemming Wonen - Landhuis wijzigen ten behoeve van sociale, culturele, kunstzinnige, medische, therapeutische, algemeen maatschappelijke functies, horeca tot en met categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten en/of kantoren, met inachtneming van het volgende:

  • a. er dient een evenredige belangenafweging plaats te vinden waarbij betrokken wordt de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de omliggende gronden en/of nabijgelegen agrarische bedrijven alsmede de waarden en functies van de gronden die het plan beoogt te beschermen door de gebruiksverandering worden geschaad;
  • b. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. de maatvoeringen zoals opgenomen in lid 25.2 zijn overeenkomstig van toepassing;
  • d. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • e. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 26 Leiding - Brandstof

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een brandstoftransportleiding.

26.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 26.1 genoemde bestemming uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m en een oppervlakte van 5 m²;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van lid 26.2.b indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Brandstof zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het permanent opslaan van goederen.

26.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 26.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 26.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

26.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 26.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

26.4.4 Advisering over de omgevingsvergunning

Alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 26.4.3.

Artikel 27 Leiding - Gas

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn  behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding.

27.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 27.1 genoemde bestemming uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van lid 27.2.b indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen.

27.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 27.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 27.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

27.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 27.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

27.4.4 Advisering over een omgevingsvergunning

Alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 27.4.3.

Artikel 28 Leiding - Hoogspanning

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsleiding.

28.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 28.1 genoemde bestemming uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat andere bouwwerken ten behoeve van de transport van elektriciteit mogen worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 70 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, niet wordt uitgebreid.

28.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 28.2.c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Hoogspanning zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

28.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 28.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 28.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

28.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 28.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

28.4.4 Advisering over een omgevingsvergunning

Alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 28.4.3.

Artikel 29 Leiding - Riool

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een rioolleiding.

29.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 29.1 genoemde bestemming uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

29.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 29.2.b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Riool zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

29.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 29.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 29.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

29.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 29.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

29.4.4 Advisering over een omgevingsvergunning

Alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 29.4.3.

Artikel 30 Waarde - Archeologie - 1

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

30.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

30.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 0 m², en dieper dan 30 cm beneden het maaiveld, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd;

30.2.2 Uitzondering archeologisch rapport

Het bepaalde onder 30.2.1 is niet van toepassing, indien: 1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing,waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; 2. een rapport niet noodzakelijk is indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

30.2.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 30.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.

30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), afplaggen, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur
b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
d. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diep wortelende beplanting;
e. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
f. grondwaterpeilverlagingen.

30.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 30.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 30.2 in acht is genomen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
c. minder diep uitgevoerd worden dan 30 cm beneden het maaiveld;
d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
e. het normale onderhoud of gebruik betreffen.

30.3.3 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

30.3.4 Uitzondering archeologisch rapport

Het bepaalde onder 30.3.3 is niet van toepassing indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

30.3.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 30.3.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 31 Waarde - Archeologie - 2

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

31.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

31.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 30 m², en dieper dan 30 cm beneden het maaiveld, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

31.2.2 Uitzondering archeologisch rapport

Het bepaalde onder 31.2.1 is niet van toepassing, indien:

1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
2. een rapport niet noodzakelijk is indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

31.2.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 31.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.

31.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), afplaggen, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur
b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
d. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diep wortelende beplanting;
e. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
f. grondwaterpeilverlagingen.

31.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 31.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 31.2 in acht is genomen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
c. minder diep uitgevoerd worden dan 30 cm beneden het maaiveld of een kleinere oppervlakte dan 30 m2 beslaan;
d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
e. het normale onderhoud of gebruik betreffen.

31.3.3 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:

a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

31.3.4 Uitzondering archeologisch rapport

Het bepaalde onder 31.3.3 is niet van toepassing indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

31.3.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 31.3.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg

Artikel 32 Waarde - Archeologie - 3

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

32.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

32.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m², en dieper dan 30 cm beneden het maaiveld moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
32.2.2 Uitzondering archeologisch rapport

Het bepaalde onder 32.2.1 is niet van toepassing, indien:

  • 1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • 2. een rapport niet noodzakelijk is indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
32.2.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 32.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.

32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 3 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), afplaggen, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur
b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
d. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diep wortelende beplanting;
e. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
f. grondwaterpeilverlagingen.

32.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 32.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 32.2 in acht is genomen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
c. minder diep uitgevoerd worden dan 30 cm beneden het maaiveld of een kleinere oppervlakte dan 250 m2 beslaan;
d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
e. het normale onderhoud of gebruik betreffen.

32.3.3 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:

a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

32.3.4 Uitzondering archeologisch rapport

Het bepaalde onder 32.3.3 is niet van toepassing indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

32.3.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 32.3.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 33 Waarde - Archeologie - 4

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

33.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

33.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1.000 m², en dieper dan 30 cm beneden het maaiveld, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
33.2.2 Uitzondering archeologisch rapport

Het bepaalde onder 33.2.1 is niet van toepassing, indien:

1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruikt wordt gemaakt van de bestaande fundering;
2. een rapport niet noodzakelijk is indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

33.2.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 33.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
33.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 4 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), afplaggen, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • d. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diep wortelende beplanting;
  • e. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. grondwaterpeilverlagingen.
33.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 33.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 33.2 in acht is genomen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. minder diep uitgevoerd worden dan 30 cm beneden het maaiveld of een kleinere oppervlakte dan 1.000 m2 beslaan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. het normale onderhoud of gebruik betreffen.
33.3.3 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:

a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

33.3.4 Uitzondering archeologisch rapport

Het bepaalde onder 33.3.3 is niet van toepassing indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld

33.3.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 33.3.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 34 Waarde - Archeologie - 5

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

34.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

34.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m², en dieper dan 30 cm beneden het maaiveld, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
34.2.2 Uitzondering archeologisch rapport

Het bepaalde onder 34.2.1 is niet van toepassing, indien:

1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
2. een rapport niet noodzakelijk is indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld

34.2.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 34.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.

34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 5 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), afplaggen, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • d. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diep wortelende beplanting;
  • e. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. grondwaterpeilverlagingen.
34.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 34.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 34.2 in acht is genomen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
c. minder diep uitgevoerd worden dan 30 cm beneden het maaiveld of een kleinere oppervlakte dan 2.500 m2 beslaan;
d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
e. het normale onderhoud of gebruik betreffen.

34.3.3 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:

a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

34.3.4 Uitzondering archeologisch rapport

Het bepaalde onder 34.3.3 is niet van toepassing indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

34.3.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 34.3.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 35 Waarde - Ecologie - GNN

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie - GNN' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

a. bescherming, behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden, tot uitdrukking komende in:

1. de landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden;
2. het areaal en kwaliteit van natuur, bos en landschapselementen en gebieden die aangewezen zijn voor nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer;
3. de specifieke verbindingsdoelstellingen voor de ecologische verbindingszones;
4. de natuurlijke morfologie, waterkwaliteit, watervoering en verbondenheid met het landschap van de HEN-wateren (water van het Hoogste Ecologisch Niveau).

35.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de onderliggende bestemming van de gronden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Ecologie - GNN' wijzigen in de bestemming Natuur indien er sprake is van realisatie van een (gedeelte van) het Gelders Natuurnetwerk, met inachtneming van het volgende:

  • a. de gronden zijn verworven of ontpacht ten behoeve van het realiseren van de natuurfunctie;
  • b. een overeenkomst voor functieverandering door middel van particulier natuurbeheer is gesloten; of
  • c. Gedeputeerde Staten hebben besloten aan Provinciale Staten voor te stellen om de Kroon te verzoeken een onteigeningsbesluit te nemen als bedoeld in artikel 78 van de Onteigeningswet en Gedeputeerde Staten een kopie van hun besluit aan burgemeester en wethouders hebben gezonden met het verzoek over te gaan tot vaststelling van het wijzigingsplan.

Artikel 36 Waarde - Ecologie - GO

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie - GO' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  • a. bescherming, behoud, herstel en realisatie van de ecologische waarden en ecologische samenhang van de onderscheiden gebieden, met dien verstande dat bij ontwikkelingen zoals mogelijk gemaakt in hoofdstuk 2, de waarden niet onevenredig mogen worden geschaad. Doel is om na ontwikkeling van nieuwe natuurelementen, deze toe te voegen tot het GNN. Tot uitdrukking komende in:
    • 1. de landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden;
    • 2. het areaal en kwaliteit van natuur, bos en landschapselementen en gebieden die aangewezen zijn voor nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer;
    • 3. de specifieke verbindingsdoelstellingen voor de ecologische verbindingszones;
    • 4. de natuurlijke morfologie, waterkwaliteit, watervoering en verbondenheid met het landschap van de HEN-wateren (water van het Hoogste Ecologisch Niveau).

Artikel 37 Waarde - Landgoed

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landgoed' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en een samenhangend beheer van landgoederen.

37.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden - in aanvulling op de regels voor de andere aldaar voorkomende bestemmingen - de volgende regels:

a. ten behoeve van beheer van het landgoed met een oppervlakte van ten minste 25 ha grond behorende bij een landgoed, mag een gebouw worden opgericht met een oppervlakte van maximaal 100 m²;
b. de goothoogte van het gebouw ten behoeve van beheer van het landgoed bedraagt ten hoogste 3,5 m;
c. de bouwhoogte van het gebouw ten behoeve van beheer van het landgoed bedraagt ten hoogste 6 m.

37.3 Afwijken van de bouwregels
37.3.1 Ten behoeve van een groter oppervlakte aan beheersgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 37.2 om een groter beheersgebouw toe te staan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per 15 ha landgoed is een aanvullend oppervlak van 20 m² toegestaan ten behoeve van het beheer of onderhoud, mits het gezamenlijk oppervlak van alle bebouwing, uitgezonderd de woning, behorende bij het landgoed niet meer dan 400 m² bedraagt;
  • b. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
37.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

In afwijking van het bepaalde in artikel 5 lid 5.4, artikel 13 lid 13.4, artikel 38 lid 38.2 en artikel 45 lid 45.7.1, is op gronden met de dubbelbestemming Waarde - Landgoed de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden niet van toepassing mits:

a. het een landgoed betreft zoals bedoeld in artikel 1, lid 3 van de Natuurschoonwet 1928;
b. de werken en of werkzaamheden de rangschikking als bedoeld in het Rangschikkingsbesluit natuurschoonwet 1928 niet aantasten.

37.5 Wijzigingsregels
37.5.1 Ten behoeve van andere functies

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen die voorkomen ter plaatse van de gronden met de bestemming Waarde - Landgoed wijzigen in de bestemming Agrarisch, Bos of Natuur, met inachtneming van het volgende:

a. de rangschikking zoals bedoeld in het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 wordt niet aangetast;
b. er dient een evenredige belangenafweging plaats te vinden waarbij betrokken wordt:

1. de mate waarin de waarden en functies van de betrokken gronden, welke het plan beoogt te beschermen door de gebruiksverandering worden geschaad; 2. de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de omliggende gronden en/of nabijgelegen agrarische bedrijven worden geschaad;
3. de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische toelaatbaarheid;
4. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden;

met dien verstande dat:

c. de waarden, functies en/of belangen zoals genoemd onder b niet onevenredig mogen worden geschaad.

37.5.2 Ten behoeve van een privé begraafplaats

Burgemeester en wethouders kunnen de andere bestemmingen die voorkomen ter plaatse van de gronden met de bestemming Waarde - Landgoed wijzigen ten behoeve van een privé begraafplaats, met inachtneming van het volgende:

a. het dient een privé begraafplaats te betreffen zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet op de Lijkbezorging;
b. er dient een evenredige belangenafweging plaats te vinden waarbij betrokken wordt:

1. de mate waarin de waarden en functies van de betrokken gronden, welke het plan beoogt te beschermen door de gebruiksverandering worden geschaad;
2. de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de omliggende gronden en/of nabijgelegen agrarische bedrijven worden geschaad;
3. de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische toelaatbaarheid, en de landschappelijke inpasbaarheid;
4. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden;

met dien verstande dat:

c. de waarden, functies en/of belangen zoals genoemd onder b niet onevenredig mogen worden geschaad.

Artikel 38 Waarde - Landschap

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  • a. het behoud, de bescherming, het herstel en/of de versterking van de in het gebied aanwezige landschappelijke waarden in de vorm van:
    • 1. een robuust groen casco in de meer bebouwde en verrommelde gebieden door het 'vergroenen' van het landschap;
    • 2. de openheid van onbebouwde waardevolle open gebieden in de vorm van graslanden, doorsneden door lange noord-zuidlopende weteringen;
    • 3. het fijnmazige rechthoekige verkavelingspatroon van de komgebieden, haaks op de weteringen met boerderijen in linten langs de weteringen;
    • 4. karakteristieke kleinschalige oeverwal met afwisseling van buurtschappen en verspreide bebouwing, grasland en bouwland, onregelmatige blokverkaveling en houtsingels tussen de landwegen;
    • 5. fraaie vergezichten over het binnendijkse landschap en de IJssel met uiterwaarden, zicht op het Veluwemassief en de stadsgezichten van Deventer en Zutphen;
    • 6. het gave microreliëf van lage rivierduinen en de complexen van richels en geulen (kronkelwaarden);
    • 7. het contrast tussen laag- en hoog gelegen gebieden door behoud en aanleg van 'pollen' en de aanleg van hagen rond erven en percelen;
    • 8. het contrast tussen de waardevolle openheid van gebieden en de beslotenheid van de landgoederen;
    • 9. zandopduikingen door de aanleg van weg-, erf- en kavelbeplantingen;
    • 10. het ontginningspatroon en de ontginningsassen door de aanleg van laanbeplantingen;
    • 11. karakteristieke kavelpaden;
    • 12. onverharde ontginningswegen;
    • 13. karakteristieke beplantingen zoals heggen, wegbeplantingen, erfbeplantingen, bosjes en hoogstamboomgaarden;
    • 14. waardevolle beken en weteringen;
    • 15. de samenhang tussen de oeverwal en dijk waardoor bij de ontwikkeling van bouwplannen ingespeeld wordt op de kenmerkende karakteristiek;
    • 16. de Veluwse Bandijk en de Appensedijk;
  • b. het behoud en de ontwikkeling van de ecologische waarden, tot uitdrukking komende in:
    • 1. de landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden;
    • 2. het areaal en kwaliteit van natuur, bos en landschapselementen en gebieden die aangewezen zijn voor nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer;
    • 3. de specifieke verbindingsdoelstellingen voor de ecologische verbindingszones;
    • 4. de natuurlijke morfologie, waterkwaliteit, watervoering en verbondenheid met het landschap van de HEN-wateren (water van het Hoogste Ecologisch Niveau);
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – natte landnatuur': tevens voor de bescherming van de vochtgebonden natuurlijke waarden van de binnen deze zone gelegen gronden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - weidevogel- en ganzengebieden': tevens voor de bescherming van de weidevogels en ganzen;

met dien verstande dat:

  • e. bij ontwikkelingen, zoals mogelijk gemaakt in lid 3.4.1, 3.4.2, 3.4.3, 3.4.4, 3.4.5, 3.4.6, 3.4.7, 3.4.8, 3.6.1, 3.6.2, 3.6.3, 3.6.5, 3.7.1, 3.7.2, 3.7.3, 3.7.6, 4.4.2, 15.3.2, 19.3, 20.3, 24.5.2, 25.3.1, 25.5.1, 25.5.2, 25.6, 37.3.1, 37.5.1, 37.5.2, 45.6.2 onder a, 46.2, 46.3, 47.1 de waarden zoals opgenomen onder a t/m d niet onevenredig mogen worden aangetast.
38.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.2.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Landschap zonder of in afwijking vaneen omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het kappen, rooien of beschadigen van houtopstanden alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage alsmede het dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
38.2.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van 38.2.1 is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, dan wel worden uitgevoerd ter realisering van een bouwvergunning of omgevingsvergunning;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de primaire bestemming betreffen;
  • c. plaatsvinden op gronden gelegen binnen het bouwvlak;
  • d. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Wet natuurbescherming;
  • e. worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Wet natuurbescherming vastgesteld beheersplan.
38.2.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 38.2.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de agrarische, landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden en/of aangrenzende natuurlijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 39 Waterstaat - Waterkering

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.

39.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 39.1 genoemde bestemming uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
39.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 39.2 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen, het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad en alvorens vergunning te verlenen advies ingewonnen is bij de betreffende beheerder, het waterschap.

Artikel 40 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  • a. water, waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden, en het beheer en onderhoud ervan;
  • b. de afvoer en berging van water, sediment en ijs;
  • c. de vergroting, de bescherming en het behoud van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit;
  • d. aanleg, onderhoud en verbetering van de hoofdwaterkering;
  • e. bij deze bestemming behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals duikers, keerwanden en merktekens.
40.2 Bouwregels
  • a. Op de in artikel 40.1 bedoelde gronden mogen, behalve overeenkomstig de andere bestemmingen, tevens worden gebouwd, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de scheepvaart ten hoogste 12 m bedraagt en de bouwhoogte van overige bouwwerken ten hoogste 4 m bedraagt;
  • b. Het bouwen zoals bedoeld onder a alsmede het bouwen overeenkomstig de aldaar voorkomende bestemming is, voor zover voor dat bouwen een vergunning krachtens de Waterwet is vereist, uitsluitend toegestaan na inwerkingtreding van die vergunning.
40.3 Specifieke gebruiksregels

Het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden op de in lid 40.1 bedoelde gronden is, voor zover voor het uitvoeren van die werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een vergunning krachtens de Waterwet is vereist, uitsluitend toegestaan na inwerkingtreding van die vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 41 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 42 Algemene bouwregels

42.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduiding, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
42.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • a. voor een (deel van een) bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing ingeval van sloop-herbouw van bijgebouwen met de bestemming Wonen, in dit geval is het bepaalde in artikel 24 lid 24.2.1 onder d van toepassing.
42.3 Herbouw woningen

Algehele herbouw van (bedrijfs)woningen mag uitsluitend plaatsvinden ter plaatse van bestaande funderingen waarbij het vervangen van de bestaande funderingen is toegestaan.

42.4 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de onderkant van het ondergrondse bouwwerk (inclusief fundering) bedraagt ten hoogste 4 m onder het peil.
42.5 Aaneengebouwd

(Bedrijfs)woningen die op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aaneengebouwd zijn dienen te allen tijde aaneengebouwd te blijven.

Artikel 43 Algemene gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bewoning van recreatiewoningen is niet toegestaan;
  • b. bewoning van gastenverblijven is niet toegestaan;
  • c. het gebruik van bijgebouwen als woonruimte is niet toegestaan;
  • d. het gebruik van de gronden als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover deze opslag geschiedt in het kader van het normale onderhoud, is niet toegestaan;
  • e. het gebruik van de gronden voor het beproeven van motorvoertuigen of voor het beoefenen van gemotoriseerde snelheids- en/of behendigheidssporten en de (model)vliegsport is niet toegestaan.
  • f. Algemene voorwaardelijke verplichting
    • 1. Gronden en bouwwerken overeenkomstig de in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingsomschrijvingen mogen uitsluitend gebruikt worden, wanneer is aangetoond dat op eigen terrein in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
    • 2. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid indien op een andere wijze wordt voorzien in de parkeerbehoefte

Artikel 44 Algemene aanduidingsregels

44.1 geluidszone - industrie

In afwijking van hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie' de volgende regel:

  • een op grond van de hoofdbestemming toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van dit geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een reeds verkregen hogere grenswaarde.

44.2 vrijwaringszone - molenbiotoop
44.2.1 Zoneomschrijving

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, de volgende regels:

  • a. binnen de zone van 100 m gemeten vanaf de molen mogen geen bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van meer dan de stellinghoogte;
  • b. binnen de zone gemeten van 100 m vanaf de molen tot een afstand van 400 m gemeten vanaf de molen, mogen geen hogere gebouwen worden gebouwd dan door middel van onderstaande formule wordt bepaald:
    • 1. H = X/n + c·z
  • c. waarin:
    • 1. H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen);
    • 2. X = de afstand in meters vanaf het gebouw tot de wieken van de molen;
    • 3. n = 50 (bebouwd gebied);
    • 4. c = 0,2 (constante in verband met een windreductie van 5%);
    • 5. z = askophoogte;
  • d. bestaande bouwwerken waarvan de bouwhoogte afwijkt van hetgeen op grond van sub a en b zou zijn toegestaan, worden geacht in overeenstemming te zijn met het bepaalde in sub a en b.

44.2.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 44.2.1 onder a, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig het ten aanzien van de bestemmingen bepaalde, mits de windvangzone van de molen en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element daardoor niet onevenredig wordt aangetast.

44.2.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Vergunningplicht
    Onverminderd het overige in deze regels met betrekking tot de omgevingsvergunning bepaalde, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders op en in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
    • 2. het ophogen van gronden.
  • b. Uitzonderingen aanlegvergunningsplicht
    Het in a vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
    • 1. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis, in het kader van het normale beheer en onderhoud;
    • 2. werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreden van het plan.
  • c. Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
    Werken en werkzaamheden als bedoeld in a zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredige aantasting van de windvang van de molen en/of waarde van de molen als landschapsbepalend element ontstaat of kan ontstaan.
44.3 milieuzone - waterwingebied

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' de volgende regels ten aanzien van waterwingebieden van de provincie Gelderland, zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland of een herziene versie hiervan.

  • a. de gronden zijn bestemd voor puttenvelden ten dienste van de openbare drinkwaterwinning met de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en openbare terreinen;
  • b. op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van het waterwingebied;

het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b indien strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik en niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd en er geen sprake is negatieve effecten op de kwaliteit van het grondwater.

44.4 milieuzone - boringsvrije zone

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' de volgende  regels ten aanzien van boringsvrije zones van de provincie Gelderland, zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland of een herziene versie hiervan.

  • a. het oprichten, in exploitatie of in exploitatie hebben van boorputten niet toegestaan;
  • b. het uitvoeren of doen uitvoeren van werken op of in de bodem, waarbij ingrepen worden verricht in de afsluitende kleilaag die de beschermende werking ervan kunnen aantasten, of het gebruiken van stoffen die de kwaliteit van het grondwater in de zandlagen van waaruit drinkwater wordt gewonnen aantasten is niet toegestaan. Onder deze werken wordt in elk geval verstaan toepassingen van de bodem als energiebron en buffer alsmede het plaatsen en verwijderen van heipalen en het verwijderen van damwanden.
44.5 reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' de volgende regels:

44.5.1 Ontwikkelingen via afwijking toegestaan

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2.1 sub f om uitbreiding van bebouwing voor intensieve veehouderij binnen het bestaande bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • uitbreiding dient aantoonbaar noodzakelijk te zijn om te voldoen aan de wettelijke eisen van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid, zonder dat het aantal dierplaatsen toeneemt.
44.6 reconstructiewetzone - verwevingsgebied

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' de volgende regels:

44.6.1 Ontwikkelingen bij recht toegestaan

Gronden met de bestemming Agrarisch zijn, ongeacht het bepaalde in artikel 3 lid 3.1 onder d, tevens bestemd voor de uitoefening van een intensieve veehouderij.

  • c. Ter plaatse van de bestemming Agrarisch is uitbreiding van bebouwing voor intensieve veehouderij of een intensieve veehouderijtak toegestaan tot ten hoogste 1 ha.

44.6.2 Ontwikkelingen via wijziging toegestaan
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming Agrarisch zodanig wijzigen dat agrarische bouwvlakken ten behoeve van intensieve veehouderijbedrijven of een intensieve veehouderijtak mogen worden vergroot en bebouwing mag worden uitgebreid, met inachtneming van het volgende:
    • 1. vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot ten hoogste 1,5 ha waarbij het bouwvlak volledig bebouwd mag worden;
    • 2. planwijziging is uitsluitend toelaatbaar indien de locatie voldoet aan de criteria voor ontwikkellocaties zoals opgenomen in bijlage 5;
    • 3. planwijziging is uitsluitend toelaatbaar indien de locatie voldoet aan de ter plaatse geldende ruimtelijke en milieuhygiënische criteria.
    • 4. planwijziging is uitsluitend toelaatbaar indien de bestaande landschappelijk, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming Agrarisch zodanig wijzigen dat agrarische bouwvlakken ten behoeve van intensieve veehouderijbedrijven of een intensieve veehouderijtak mogen worden vergroot tot meer dan 1,5 ha en bebouwing mag worden uitgebreid, met inachtneming van het volgende:
    • 1. planwijziging is uitsluitend toelaatbaar indien de locatie voldoet aan de criteria voor ontwikkellocaties zoals opgenomen in bijlage 5;
    • 2. planwijziging is uitsluitend toelaatbaar indien de locatie voldoet aan de ter plaatse geldende ruimtelijke en milieuhygiënische criteria;
    • 3. planwijziging is uitsluitend toelaatbaar indien de bestaande landschappelijk, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast en er voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing van bestaande en nieuwe bebouwing.
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming Agrarisch zodanig wijzigen dat concentratie van intensieve veehouderijtakken van één bedrijf mogelijk is, met inachtneming van het volgende:
    • 1. toetsing door de gemeente aan de ter plaatse van belang zijnde omgevingsfactoren dient te leiden tot de slotsom dat een bouwvlak kan worden vergroot tot ten hoogste 1 ha;
    • 2. uitbreiding van het bouwvlak groter dan 1 ha is uitsluitend toegestaan indien de intensieve veehouderij op de andere locaties van het bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' of 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' wordt beëindigd;
    • 3. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
44.7 historische waarden

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'historische waarden', bestemd voor het behoud en een samenhangend beheer van de Veluwse Bandijk en de Appensedijk, de volgende regels:

44.7.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
    Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'historische waarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • 2. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • b. Uitzondering op het uitvoeringsverbod
    Het verbod onder a is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden die:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, dan wel worden uitgevoerd ter realisering van een bouwvergunning of omgevingsvergunning; normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
    • 2. plaatsvinden op gronden gelegen binnen het bouwvlak;
    • 3. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Wet natuurbescherming;
    • 4. worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Wet natuurbescherming vastgesteld beheersplan.
  • c. Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
    De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid a, zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
44.8 luchtvaartverkeerszone-1

Op deze gronden is de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten niet toegestaan.

44.9 luchtvaartverkeerszone-2
  • a. Op deze gronden is de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten niet toegestaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a om de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten toe te staan indien voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in het Besluit Geluidsbelasting Kleine Luchtvaart.
44.10 veiligheidszone - nutsvoorziening

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone -nutsvoorziening' het volgende:

  • a. de oprichting van (beperkt) kwetsbare objecten is niet toegestaan;
  • b. ter plaatse van de functieaanduiding 'nutsvoorziening: tevens een nutsvoorziening.

Artikel 45 Algemene afwijkingsregels

45.1 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat deze afwijking niet van toepassing is op de inhoudsmaat van (bedrijfs)woningen;
  • b. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwen, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw niet meer dan 75 m³ bedraagt;
  • c. het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 40 m worden gebouwd;
  • d. het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 100 m² van de toegestane bijgebouwen in gebruik mag worden genomen ten behoeve van de mantelzorg;
    • 2. een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
    • 3. aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders;
    • 4. aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg de bewoning is beëindigd, door minimaal één van de drie essentiële woonvoorzieningen te verwijderen, te weten douche/bad, wc of keuken(blok), zodat de gebouwen vanaf dat moment weer overeenkomstig de bestemming (kunnen) worden gebruikt.
  • e. de onder a, b, c en d bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de verkeersveiligheid.

45.2 Afwijkingsregels voor de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande funderingen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels ten behoeve van de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande funderingen met inachtneming van het volgende:

  • a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
  • b. de nieuwe situering van de (bedrijfs)woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
  • c. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  • d. door de herbouw de landschappelijke waarden van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de geluidbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder ingeval van geheel nieuw te bouwen woningen niet overschrijden.
45.3 Afwijkingsbevoegdheid standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;
  • de milieusituatie;

afgeweken worden voor de vestiging van aan-huis-verbonden bedrijven:

  • a. welke niet zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' of,
  • b. bedrijven die worden genoemd in een naast hogere categorie;

mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven welke zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten'.

45.4 Afwijkingsregels voor de plaatsing van zonnepanelen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 om een grondopstelling van zonnepanelen toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. plaatsing op bestaande gebouwen en/of andere bouwwerken is niet mogelijk;
  • b. de grondopstelling van zonnepanelen vindt plaats binnen het bouwvlak en leidt niet tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat plaatsing buiten het bouwvlak is toegestaan indien plaatsing binnen het bouwvlak niet mogelijk is en dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • d. de oppervlakte aan zonnepanelen voor woningen (niet zijnde bedrijfswoningen) bedraagt ten hoogste 20 m2 en de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 1,50 m;
  • e. de oppervlakte aan zonnepanelen voor bedrijven en organisaties bedraagt ten hoogste 100 m2 en de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 1,50 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder d en e bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 1,80 m indien dit leidt tot een efficiënter gebruik en een betere landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische inpasbaarheid.

Artikel 46 Algemene wijzigingsregels

46.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingsgrenzen wijzigen, met inachtneming van het volgende:

  • a. het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  • b. de wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast.
46.2 Verbreding watergangen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden zoals opgenomen in hoofdstuk 2 wijzigen in de bestemming Water ten behoeve van de verbreding van watergangen teneinde wateroverlast te voorkomen met inachtneming van het volgende: de bestemmingswijziging dient vanuit een waterbergingsopgave noodzakelijk te zijn.

46.3 Waarde - Archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie - 1, Waarde - Archeologie - 2, Waarde - Archeologie - 3, Waarde - Archeologie - 4 of Waarde - Archeologie - 5 of Waarde - Archeologie - 6 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 47 Overige regels

47.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

47.2 Relatie

Indien er blijkens het figuur 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak, dan zijn voor het gebruik, het bouwen, bevoegdheid tot afwijken en wijzigingsbevoegdheden, de bepalingen met betrekking tot een 'enkel' bouwvlak van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat dit niet van toepassing is op het gebruik dat specifiek door middel van een functieaanduiding is aangegeven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 48 Overgangsrecht

48.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
48.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 49 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, geconsolideerde versie'.