direct naar inhoud van 4.3 Beeldkwaliteit
Plan: Weteringse Broek, Ganzevlesweg 12 e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.20169-VS00

4.3 Beeldkwaliteit

In aanvulling op dit bestemmingsplan geeft het beeldkwaliteitsplan het architectonisch en stedenbouwkundig ontwerp voor het plangebied weer. Het plan zal gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd. Na vaststelling door de raad zal het beeldkwaliteitsplan het toetsingskader voor welstand vormen.Het beeldkwaliteitsplan is als bijlage 2 bij de regels gevoegd.

Uitgangspunten beeldkwaliteit

In het beeldkwaliteitsplan is een aantal hoofduitgangspunten geformuleerd ten aanzien van de beeldkwaliteit van de nieuwe woningen en bijgebouwen:

  • Totaalsfeer: specifiek passend in het landelijk gebied, maar wel eigentijds vormgegeven;
  • Van veraf, door de oogharen, voegt het plan zich naadloos in de omgeving. Van dichtbij toont het zijn eigentijdsheid en zijn eerlijke eigenheid;
  • Het ontwerp moet aantoonbaar voor deze locatie zijn ontworpen.

Kenmerken van de terreininrichting bij de nieuwe woningen

  • De tuinen en de overige terreinen rondom de woningen hebben een landelijke, groene, uitstraling.
  • De woningen liggen zo “open” mogelijk in het landschap.
  • Bij elke woning wordt minimaal 1 grote boom (minimaal 15 meter hoog) die passend is in het landschap van het Weteringse Broek aangeplant. Voorbeelden van inheemse soorten zijn: zomereik, gewone es, berk, zwarte els en wilg. Er mag ook een soort met meer sierwaarde worden aangeplant, zoals linde, paardenkastanje of notenboom.
  • De kavels die aan de openbare weg met een sloot liggen worden ontsloten door een dam (geen brug). De begrenzing van de tuin ligt minimaal op 2 meter afstand van de sloot.
  • Een erfafscheiding van de tuinen aan de straatzijde is niet noodzakelijk. Desgewenst worden gekozen voor een lage haag (meidoorn, liguster, veldesdoorn) of een laag raster. De maximale hoogte is 1 meter hoog.
  • Voor de begrenzing van achter- en zijtuinen die grenzen aan het open landschap worden per locatie aanbevelingen gedaan. Mogelijke oplossingen zijn: rasters, beplantingsgroepen, greppel, sloot of een lage haag.
  • Houten schuttingen, muren en groenblijvende hagen (coniferen, laurier, taxus, hulst) zijn nergens toegestaan.
  • De aanleg van een siertuin is geen verplichting. De weilanden mogen in principe tot de gevels doorlopen.
  • Elke woning wordt ontsloten door één inrit. Eventuele poorten (max. 1 m. hoog) zijn eenvoudig en sober van karakter en passen bij de vormgeving en uitstraling van de woning. De poorten staan nooit op de dam.
  • De inrit en erfverharding bestaan uit een sobere halfverharding of klinkerverharding die passend is bij de materialen en kleuren van de woning.
  • De verlichting op het terrein bestaat uit verlichtingsarmaturen die aan de gevels van de woning of bijgebouwen zijn bevestigd. Vrijstaande verlichtingselementen zijn maximaal 0,80 m hoog. Vormgeving en kleurgebruik sluiten aan op de architectuur van de woning.
  • Op de erven, in de tuinen en in het landschap wordt streekeigen beplanting toegepast.
  • De woningen en de bijbehorende terreinen hebben een landelijke uitstraling en voegen zich op een logische wijze in het bestaande landschap. De overgangen tussen tuin en landschap zijn zo transparant mogelijk. Bij elke woning wordt minimaal 1 grote boom aangeplant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20169-VS00_0016.png"

figuur 15: opzet inrichting nieuwe woningbouwkavels

Kenmerken van de terreininrichting bij de boerderij

  • Het erf behoudt de uitstraling van een agrarisch erf.
  • De meest zuidelijke schuur kan gebouwd worden in de vorm van een hooiberg.
  • Het principe van voor- en achtererf wordt toegepast. Het voorerf (of voortuin) krijgt de uitstraling van een (sobere) boerensiertuin. Het achtererf is functioneel van karakter en heeft een relatie met het achterliggende landschap.
  • Beeldbepalende bomen blijven gehandhaafd.
  • Tuinafscheidingen bestaan uit lage geschoren hagen (max. 1 meter hoog). Toe te passen soorten zijn: liguster, veldesdoorn, meidoorn, beuk of haagbeuk. Hulst of taxus zijn als groenblijvende soorten toepasbaar. Laurierkers en coniferen zijn niet toegestaan.
  • De verharding op het achtererf bestaat uit gebakken of betonnen klinkerverharding of halfverharding (in leem gestabiliseerd grind of gebroken puin of zand). Een combinatie van verschillende materialen is mogelijk.
  • Afrasteringen zijn eenvoudig van vorm en uitvoering (palen en draad).