Plan: | Uitbreiding B.B.A. pompen en buizen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.20163-VS00 |
Bij ontwikkelingen dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. In dit geval draagt de ontwikkeling juist bij aan het creƫren van meer parkeerruimte doordat hier door groei van het bedrijf extra behoefte aan is ontstaan. Parkeren zal in principe plaatsvinden in de zuidoostelijke hoek van het terrein.
Het achterterrein kan via bestaande routes ontsloten worden. In de huidige situatie moeten veel verkeersbewegingen en manoeuvres op of direct aan de openbare parallelweg aan de voorzijde van het bedrijf plaatsvinden. In de nieuwe situatie kan dit op eigen terrein plaatsvinden door een logischer inrichting, waarbij de vrachtwagens rechtstreeks tussen de bedrijfshallen door richting achterterrein rijden. De ontsluitingsweg voor de parkeerplaats aan de oostzijde van het plangebied ligt in de bestaande situatie aan de buitenzijde van de aanwezige groenstrook. In de nieuwe situatie wordt deze situatie omgekeerd, zodat deze verkeersbewegingen door personeel van buitenaf niet waarneerbaar zijn. Alleen een doorgaand pad (recht van overpad) richting achterliggende agrarische gronden blijft in het zicht liggen.
Rond het plangebied zijn geen kabelleidingen, brandstoftransportleidingen of straalpaden aanwezig die enige invloed op het plan hebben.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.
Bij ontwikkelingen die leiden tot toename van verhard oppervlak, en daardoor tot versnelde afvoer van hemelwater, dienen maatregelen te worden getroffen. Hierbij geldt de trits vasthouden-bergen-afvoeren, waarbij het water zoveel mogelijk binnen het gebied blijft en niet wordt afgewenteld op lager gelegen gebieden. Hierbij wordt uitgegaan van een maatgevende bui van 36 mm (T=10), wat als bergingseis geldt. In het verleden is binnen het plangebied verharding aangebracht met een oppervlakte van circa 1250 m2, wat met dit bestemmingsplan wordt gelegaliseerd. Naast bestaande en gedeelde C-wateren aan de zuidzijde van het perceel, is gelijktijdig met de aanleg van de verharding aan de westzijde van het perceel over de gehele lengte van het plangebied een greppel gegraven voor waterberging en afwatering van het gebied.
Rondom de gerealiseerde verharding bestaat het perceel uit grasland. Een deel hiervan wordt met onderliggend plan ingericht met beplanting voor een goede landschappelijke inpassing van het geheel. Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid het resterende grasland in de toekomst te verharden. Concreet bestaan hiertoe nog geen plannen. Indien hier in de toekomst alsnog verharding wordt aangelegd, geldt de hiervoor genoemde bergingseis van 36 mm/m2. Voor zover de bestaande greppel niet toereikend is om in deze bergingsvraag te voorzien, dienen extra voorzieningen te worden getroffen voor berging van hemelwater op het perceel, bijvoorbeeld door aanleg van een (extra) bergingsvijver.
Bij uitbreiding van het verharde oppervlak met meer dan 1500 m2 is vanuit Waterschap Veluwe een watervergunning vereist. Bij een oppervlakte tussen 250 m2 en 1500 m2 kan volstaan worden met een melding, mits voldoende berging wordt gerealiseerd. Voor de reeds gerealiseerde oppervlakte kan hiermee in beginsel worden volstaan. De greppel biedt in principe voldoende bergingsruimte. Overleg tussen initiatiefnemer en het waterschap moet uitwijzen of nadere maatregelen getroffen dienen te worden om afstroming naar aangrenzende watergangen te beperken (overloop) en water langer vast te houden. Bij eventuele verdergaande uitbreiding dient alsnog een watervergunning te worden aangevraagd door initiatiefnemer.
Op het terrein vindt opslag van materialen plaats. Het gaat hierbij met name om slangen en buizen, die niet zorgen voor verontreiniging van het hemelwater. Opslag van materialen die middels uitstroom kunnen leiden tot vervuiling van grondwater, moet worden voorkomen. Mocht hiervan in de toekomst alsnog sprake zijn, dan zullen voorzieningen getroffen moeten worden om nadelige gevolgen voor (grond)water in de omgeving te voorkomen.