direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden
Plan: Kadijk 24
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.20161-VS01

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de versterking van de in het gebied aanwezige landschappelijke waarden;
  • b. het behoud en de ontwikkeling van de ecologische waarden;
  • c. agrarisch natuurbeheer;
  • d. hobbymatig agrarisch gebruik;
  • e. onverharde paden ten dienste van de bestemming;
  • f. extensief recreatief en/of educatief medegebruik.

met daarbijbehorende:

  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. (bedrijfs)woningen en voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest, zijn niet toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters bedragen.
3.2.2 Andere bouwwerken
  • a. andere bouwwerken zijn niet toegestaan met uitzondering van afrasteringen tot een hoogte van maximaal 1 m.
3.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.1 nadere eisen stellen met betrekking tot:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken;
    • 2. de afmetingen van bouwwerken;
    • 3. de oriëntering/situering van bouwwerken.
  • b. De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Uitvoeringsverbod zonden omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen, voet-, fiets- en/of ruiterpaden alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het egaliseren, afgraven of ophogen van gronden;
  • c. het graven, vergraven, verbreden, verdiepen of dempen van watergangen, vijvers en poelen;
  • d. het vellen, rooien of beschadigen van houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de gemeentelijke kapverordening of de Boswet is geregeld, zoals deze regelingen luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen uitsluitend ten behoeve van aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet.
3.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 3.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • b. die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Natuurbeschermingswet;
  • d. die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheerplan;
  • e. die worden uitgevoerd krachtens het functieveranderingsplan “Boerderij De Pol” d.d. oktober 2013 zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels en die werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die voor de uitvoering van dit plan noodzakelijk zijn.
3.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.4.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.