Plan: | Grotenhuisweg 37, 50 en Zwarte Kolkstraat 51 en 51a in Wilp |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.20156-VS00 |
Het plangebied ligt in een kampenontginningenlandschap. In het LOP (Landschapsontwikkelingsplan Van Veluwe Tot IJssel) wordt het landschapsbeleid ten aanzien van de kampenontginningen omschreven. De kampenontginningen bestaan uit een gebied ten oosten van Apeldoorns Kanaal, dat als het ware in een band ligt tussen Twello, Wilp Achterhoek, Teuge en de Vecht. De kampenontginningen bestaan uit een afwisselend patroon van hoge zandopduikingen en de ertussen gelegen lage delen.
De hoge delen van deze eenheid bestaan uit ‘kampen’ die liggen op kleine zandopduikingen te midden van het relatief vlakke landschap van de IJsselvallei. Vaak waren de opduikingen te laag om vroeg in gebruik te zijn. De bewoning is dan ook van jongere oorsprong dan bijvoorbeeld de Veluweflank en de dekzandruggen. De lage zandopduikingen waren, doordat ze net iets hoger liggen dan de omgeving, relatief geschikt voor de bouw van één of enkele boerderijen en de gronden waren vaak net bruikbaar voor akkerbouw. In combinatie met erfbeplanting en beplanting langs percelen en wegen ontstonden groene ‘eilanden’ te midden van de lager gelegen graslanden.
De oudste kampenontginningen dateren uit het jaar 1000 en zijn gelegen rondom Twello. De opduiking bij Bussloo en Appensche Veld is bijzonder vanwege de als droge heideontginning ontstane bossen en een bijzonder lijnenspel van ontginnings- en zichtassen.
Op de zandopduikingen zijn drie typerende bebouwingspatronen ontstaan. De eerste bestaat uit een patroon van bebouwing langs de weg, maar wel geclusterd en niet gelijkmatig verspreid. Een tweede patroon bestaat uit boerderijen in het veld, meestal in een groepje, met eigen aansluitingen op de weg. Een derde bijzonder patroon betreft de landgoederen ten noorden van Twello, waarbij de buitenplaatsen op een kleine opduiking staan, direct omringd door lage gronden.
Vanuit de hogere, en dus eerder in gebruik genomen (bewoonde) kampen werden de lager gelegen broekgronden tussen de kampen in gebruik genomen. Vaak ging dit lukraak en zijn perceelsgrenzen ‘toevallig’ ontstaan waardoor nu veelal een beeld heerst van onregelmatige perceelsbegrenzingen.
Figuur 6: Kaartbeeld uit 'Landschapsontwikkelingsplan van Veluwe tot IJssel',
kampenontginningenlandschap. Het plangebied is rood omcirkeld.
De kaartbeelden tussen 1894 en 2003 tonen in het plangebied veranderingen aan in het landschap. Het kaartbeeld uit 1894 geeft een kleinschalig en afwisselend akker- en weidegebied weer, met percelen omzoomd door houtsingels en hagen. Bij de agrarische nederzettingen zien we veelal de aanplant van boomgaarden.
De locatie Grotenhuisweg 37 ligt op de rand van een oude akker, die de overgang vormt naar de lager gelegen vochtige graslanden. Westelijk van de Grotenhuisweg liggen in het beekdal de broekbossen. In de loop van vele jaren zijn veel houtsingels en hagen uit het landschapsbeeld verdwenen. Deze veranderingen zijn het gevolg van een opschaling van de percelen en een ruilverkaveling om tot een betere inrichting van het gebied te komen ten behoeve van de landbouw productie.
De topografische kaart uit 2003 laat een landschap zien met een relatief open karakter en opgaand groen op de erven en verspreid liggende bosjes en houtsingels. Door de opschaling is het landschap overzichtelijker geworden en zijn vele doorzichten naar bosranden en vergezichten tussen de groene erven ontstaan. Door dit landschappelijk kader is er nu meer sprake van een open coulisse landschap. De hoogteverschillen in het landschap zijn nu duidelijker te zien, de kenmerkende overgangen van hoog naar laag zijn hierdoor weer afgezwakt.
Figuur 7 -
Ontwikkeling van het plangebied Grotenhuisweg vanaf 1894
De bebouwing in het plangebied bestaat afwisselend uit burgerwoningen en agrarische bedrijven en liggen niet altijd direct gekoppeld aan een doorgaande weg, maar in zekere mate verspreid over het landschap. Opvallend is de situering van de bebouwing op de erven. De wisselende kaprichting van de bebouwing vormt een opmerkelijk kenmerk in deze omgeving. De bebouwing staat zowel haaks als parallel op de percelen en langs de weg en op de verspreid gelegen erven op de percelen. De percelen in de omgeving van het plangebied zijn hoofdzakelijk in gebruik als hooi/grasland, afgewisseld met akkerland voor de teelt van maïs.