Plan: | Thermen Bussloo |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.20152-VS00 |
De Wet geluidhinder heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van de wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect 'geluid'. Het complex van Thermen Bussloo met kuuroord en hotel is geen voor geluid gevoelige bestemming. Het aspect geluid vormt dan ook geen beperking voor dit plan.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies.
Bij planontwikkeling wordt met behulp van de systematiek uit de VNG-publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” bepaald binnen welke straal bedrijven invloed hebben op de omgeving en met welke aspecten (zoals o.a. geluid en geur) rekening gehouden moet worden. Deze zogenaamde milieuzones zijn bepaald ten opzichte van gevoelige functies, uitgaande van het referentie omgevingstype 'rustige woonwijk'/'rustig buitengebied'. Voor een hotel geldt hierbij een richtafstand van 10 meter voor de aspecten geur, geluid en gevaar. Bij badhuizen en sauna-baden is de richtafstand 30 meter, gebaseerd op het geluidsaspect. Binnen deze afstanden zijn geen gevoelige bestemmingen aanwezig. De toekomstige ontwikkelingen op het terrein brengen daar geen verandering in.
Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Met deze wet wordt de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) bedoeld. De 'Wet luchtkwaliteit' vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Met de nieuwe wet en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. Er is sprake van verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" indien één van de volgende ontwikkelingen zich voordoet:
Het bestemmingsplan voorziet in beginsel in het vastleggen van de bestaande en vergunde situatie in het plangebied. In het kader van de vrijstellingsprocedure ex artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voor het realiseren van het hotel is reeds onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit als gevolg van de planvorming in combinatie met het al aanwezige kuuroord. Daarbij is geconcludeerd dat voldaan wordt aan het toenmalige Besluit luchtkwaliteit 2005 en geen belemmeringen bestonden voor deze ontwikkeling. De uitbreidingsruimte die het bestemmingsplan biedt, geeft met name mogelijkheden voorzieningen in kwalitatieve zin te kunnen aanpassen c.q. uitbreiden. De plannen hebben geen onevenredige invloed op aantallen verkeersbewegingen van bezoekers van en naar de locatie. Invloed op de luchtkwaliteit is dan ook verwaarloosbaar. Geconcludeerd kan worden dat met het plan de luchtkwaliteit niet "in overwegende mate" zal verslechteren.
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (vervoer gevaarlijke stoffen) bronnen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen groepsrisico en plaatsgebonden risico. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten. Het complex betreft zelf geen inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen productiecomplexen van gevaarlijke stoffen aanwezig die van invloed zijn op het plangebied. Ook vindt in directe omgeving geen transport plaats van gevaarlijke stoffen. De N345 en de Rijksweg A1, waarover vervoer met gevaarlijke stoffen plaatsvindt, liggen op ruime afstand van het plangebied. Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor het plan.
Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet onderzocht worden of de bodem verontreinigd is en watvoor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.
Voor de vergunningverlening van het kuuroord en het hotel is in twee fasen verkennend bodemonderzoek uitgevoerd binnen het gehele plangebied. Hieruit zijn geen belemmeringen naar voren komen voor realisatie van ontwikkelingen binnen het plangebied.