Plan: | Bestemmingsplan De Zanden 215 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.20144-VS00 |
De Wet geluidhinder heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van de wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect 'geluid'. Een camping wordt op grond van de wet niet beschermd. Een onderzoek naar de geluidbelasting als gevolg van weg- en railverkeer is om deze redenen achterwege gebleven.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor inrichtingen, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. Uitgangspunt van de Wgv is het garanderen van een goed woon- en verblijfsklimaat en het voorkomen van beperking van bestaande agrarische bedrijven. Een campingterrein wordt niet zonder meer aangemerkt als geurgevoelig object. Alleen de binnen het plangebied aanwezige en te realiseren bouwwerken, die worden gebruikt voor menselijk verblijf gedurende langere, aaneengesloten perioden, zijn aan te merken als geurgevoelige objecten in de zin van de Wgv. Daarnaast geldt op grond van het Besluit landbouw milieubeheer een minimaal aan te houden afstand tussen een veehouderij en een terrein voor verblijfsrecreatie. Deze afstand bedraagt 100 meter. Aangezien de afstand van de grens van het campingterrein tot aan het meest nabijgelegen agrarische bedrijf ruim 250 meter bedraagt, vormt de ontwikkeling geen belemmering voor bestaande agrarische bedrijvigheid.
Bij planontwikkeling wordt met behulp van de systematiek uit de VNG-publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” bepaald binnen welke straal bedrijven invloed hebben op de omgeving en met welke aspecten (zoals o.a. geluid en geur) rekening gehouden moet worden. Deze zogenaamde milieuzones zijn bepaald ten opzichte van gevoelige functies, uitgaande van het referentie omgevingstype 'rustige woonwijk'/'rustig buitengebied'. Voor kampeerterreinen en vakantiecentra en dergelijke geldt daarbij een richtafstand van 50 meter vanwege het geluidsaspect. De dichtsbijzijnde woning van derden bevindt zich in dit geval op circa 20 meter van het plangebied. Doordat een deel van het plangebied voor agrarisch gebruik bestemd wordt en tussen het kampeerterrein en de woning voorzien wordt in de aanleg van een bosje en singels, is de afstand tussen het woonperceel en het kampeerterrein ruim 100 meter. Hiermee wordt ruimschoots aan genoemde richtafstand voldaan.
Zodra verkeer de camping verlaat en gebruik maakt van de openbare weg, wordt het formeel gezien als onderdeel van het verkeer op de openbare weg en niet van de camping. Niettemin is de invloed van toename van het aantal verkeersbewegingen op De Zanden naar aanleiding van de uitbreiding van de camping nader onderzocht voor de ten westen van de camping gelegen woning. Volgens het verkeersmodel van de gemeente Voorst rijden per etmaal 800 motorvoertuigen over De Zanden. Door de uitbreiding met 70 standplaatsen ten opzichte van de bestaande situatie, zal het aantal motorvoertuigbewegingen van en naar de camping tijdens piekmomenten per dag naar verwachting met circa 200 toenemen. Het wegdek bestaat uit dicht asfaltbeton en de toegestane verkeerssnelheid bedraagt 60 km/h. De gevel van genoemde woning ligt op circa 28 meter uit de wegas. Bij 1000 motorvoertuigen per etmaal zal de geluidbelasting op de woning circa 44,5 dB bedragen (bron: programma Promil (2011) van Goudappel Coffeng), waarmee geluidbelasting ruimschoots onder de voorkeurswaarde van 48 dB ligt.
Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Met deze wet wordt de wijziging van de Wet milieubeheer (Wm) op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) bedoeld. De 'Wet luchtkwaliteit' vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Met de nieuwe wet en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. Er is sprake van verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" indien één van de volgende ontwikkelingen zich voordoet:
Van dergelijke ontwikkelingen is in dit plan geen sprake.
Jaarlijks wordt in de gemeente Voorst bekeken wat de achtergrondconcentratie is voor de aandachtvragende stoffen met betrekking tot de in de Wm aangegeven luchtkwaliteitseisen. Deze concentraties liggen ruim onder de wettelijk toegestane grenswaarden. Voor fijnstof is dit rond de 25 ug/m3 (norm 40 ug/m3) zonder zeezout aftrek met een maximum van 14 dagen overschrijding van de grenswaarde voor daggemiddelde concentraties (norm: niet meer dan 35 dagen met een daggemiddelde concentratie boven 50 µg/m3). Voor stikstofdioxide (NOx) is de maximale jaargemiddelde concentratie rond de 20 (ug/m3).
Met voorgenomen ontwikkeling ontstaan 70 extra kampeerplaatsen. Er kan gesteld worden dat dit op jaarbasis gemiddeld niet meer dan 200 extra verkeersbewegingen per etmaal zal opleveren. Uitgaande van 800 verkeersbewegingen per etmaal in de bestaande situatie (verkeersmodel Voorst), moet na realisatie van de uitbreiding rekening worden gehouden met 1000 verkeersbewegingen per etmaal. Dit zal maximaal enkele tienden ug/m3 toename van NOx en fijnstof tot gevolg hebben. Hiermee blijft de gevonden concentratie nog ruim onder de wettelijke Luchtkwaliteitseisen.
Gezien bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de toename tengevolge van de (extra) verkeersintensiteit beperkt is en 'niet in betekenende mate' (NIBM). Nader onderzoek met betrekking tot luchtkwaliteit is niet nodig is. Luchtkwaliteit geeft geen belemmeringen voor het plan.
Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de mate van de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of -en zo ja welke- kosten gemoeid zijn met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.
Als gevolg van de uitbreiding van de camping is het noodzakelijk dat er een nieuw toiletgebouw wordt gebouwd. De kampeerplekken worden gesitueerd op grasland, waar in het verleden voor zover bekend geen verdachte activiteiten hebben plaatsgevonden. Ten behoeve van de voorgenomen uitbreiding is door Verhoeve Milieu bv een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd volgens NEN 5740 (d.d. 3 december 2010, projectnummer 180110). De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een vervolgonderzoek of sanerende maatregelen, omdat de gemeten concentraties kleiner zijn dan de betreffende tussen- en interventiewaarden. De resultaten vormen geen milieuhygiënische belemmering voor de recreatieve bestemming. Het onderzoek is als bijlage bij dit plan gevoegd (Bijlage 1).
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (vervoer gevaarlijke stoffen) bronnen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen groepsrisico en plaatsgebonden risico. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten.
In de directe omgeving van het plangebied vindt geen transport plaats van gevaarlijke stoffen. Ook zijn er geen productiecomplexen van gevaarlijke stoffen in de directe omgeving aanwezig die van invloed kunnen zijn op de voorgenomen ontwikkeling. Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor het plan.