a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, of tot een doel, in strijd met de aan de gronden gegeven bestemmingen.
b. Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde onder a indien strikte toepassing van deze bestemmingsregel leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.