direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: Bestemmingsplan Zorgvliet
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.20118-VS00

Artikel 1 Begrippen

In deze bestemmingsregels wordt verstaan onder:


1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Zorgvliet' van de gemeente Voorst;


1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0285000020118VO00 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);


1.3 verbeelding:

de kaart met bijbehorende verklaring, bestaande uit 1 kaartblad met tekeningnummer 20118, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;


1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;


1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;


1.6 aan huis gebonden bedrijf:

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;


1.7 aan huis gebonden beroep:

een (para)medische, juridische, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;


1.8 agrarisch bedrijf:

een bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren producten worden voortgebracht, waaronder mede wordt verstaan de met die activiteiten qua aard vergelijkbare activiteiten, zoals een productiegerichte paardenhouderij, inclusief pensionstal;


1.9 agrarisch medegebruik:

een agrarisch gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de bestemming waarbinnen dit agrarische gebruik is toegestaan;

1.10 ander bouwwerk:

bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;


1.12 bebouwingspercentage:

een op de plankaart of in de bestemmingsregels aangegeven percentage, dat per bouwvlak de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;


1.13 bed & breakfast:

Een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de

mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt;

1.14 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.15 bedrijfswoning:

een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting;


1.16 bestaand:

a. met betrekking tot bebouwing:

de bebouwing als aanwezig ten tijde van het in ontwerp ter visie leggen van het plan, voorzover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de ter visielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning was verleend;

b. met betrekking tot gebruik:

het gebruik ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het plan, voorzover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan;

1.17 bestemmingsgrens:

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;


1.18 bestemmingsvlak:

een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;


1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een standplaats;


1.20 bouwgrens:

een grens van een bouwvlak;


1.21 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;


1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;


1.23 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;


1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;


1.25 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;


1.26 calamiteit:

een (natuur)ramp of een niet-verwachte gebeurtenis, die ernstige schade veroorzaakt;


1.27 educatief medegebruik:

een educatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de bestemming waarbinnen dit educatieve gebruik is toegestaan;


1.28 extensieve (dag)recreatie:

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;


1.29 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, met drie of meer wanden omsloten ruimte vormt;


1.30 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door de ligging en/of omvang en/of in architectonisch en/of constructief opzicht dan wel gelet op de functie als belangrijkste gebouw valt aan te merken;


1.31 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;


1.32 maaiveld:

het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk;


1.33 natuur(wetenschappe)lijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;


1.34 overige gebouwen:

al dan niet vrijstaande gebouwen, die op een bouwperceel door de ligging en/of omvang en/of in architectonisch en/of constructief opzicht als ondergeschikt zijn te beschouwen aan het hoofdgebouw waarbij zij behoren;


1.35 paardenbak:

afgerasterde voorziening, geen gebouw zijnde, ten behoeve van het berijden van paarden, niet zijnde een manege;


1.36 paardenhouderij:

een productiegerichte, gebruiksgerichte of deels productie-, deels gebruiksgerichte paardenhouderij, niet zijnde een manege;


1.37 peil:

de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer;


1.38 recreatiewoning:

een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht-)verblijf voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.39 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.40 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.41 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.42 woning:

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;


1.43 woonhuis:

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;