direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Quabbenburgerweg 3, Twello
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.171062-VS00

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Makelaar van den Belt heeft in opdracht van de huidige bewoners van Quabbenburgerweg 3 in Twello hebben een verzoek gedaan om de bestemming te wijzigen naar Wonen ter plaatse van de Quabbenburgerweg 3 in Twello. Er worden op dit perceel geen agrarische activiteiten meer uitgevoerd. Het perceel heeft in het bestemmingsplan ''Buitengebied'' een agrarische bestemming. Omdat er een wijzigheidsbevoegdheid is het bestemmingsplan ''Buitengebied'' is opgenomen, ligt de bevoegdheid om het plan te wijzigen bij het college. Er is dan ook bij dit plan sprake van een wijzigingsplan.

1.2 Doel van wijzigingsplan

Dit wijzigingsplan heeft tot doel een juridisch-planologisch kader te scheppen waarbinnen de voorgenomen ontwikkelingen kunnen worden uitgevoerd. Het volledige plangebied heeft nu de bestemming agrarisch en heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap', 'Waarde - Archeologie - 2, 4 & 5' en 'Waarde - Ecologie - Groene Ontwikkelingszone'. Ook heeft het de gebiedsaanduidingen: 'luchtvaartverkeerzone -2' en 'milieuzone - boringsvrije zone'. Het bouwvlak komt overeen met de perceelgrens, deze zal in dit nieuwe wijzigingsplan onveranderd blijven. De bestemming 'Agrarisch' zal worden gewijzigd in een woonbestemming. De bijhorende dubbelbestemmingen zoals hierboven genoemd, zullen worden overgenomen uit het vorige bestemmingsplan.

1.3 Ligging plangebied

1.3.1 Ligging plangebied met kadastrale aanduiding en luchtfoto's

De locatie van Quabbenburgerweg 3 in Twello is weergegeven in afbeelding 1. Het plangebied is gelegen in het buitengebied van het dorp Twello. De grotere steden in de omgeving van het plangebied zijn het ten westen gelegen Apeldoorn, en het ten oosten gelegen Deventer.

Het volledige plangebied beslaat een oppervlakte van 5815 m2. In afbeelding 2 is een luchtfoto van het plangebied opgenomen. Het plangebied bestaat uit het perceel welke kadastraal bekend staan als VOO00, sectie P, perceelnummer 293.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171062-VS00_0001.png"

Afbeelding 1 - Locatie plangebied Quabbenburgerweg 3, Twello (Google Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171062-VS00_0002.png"

Afbeelding 2 - Situering Quabbenburgerweg 3, Twello (Street Smart)

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171062-VS00_0003.png"

Afbeelding 3 - Luchtfoto Quabbenburgerweg 3, Twello (Street Smart)

1.3.2 Geldende bestemmingsplan met bijbehorende bestemmingen

Het plangebied valt onder de werking van het bestemmingsplan ''Buitengebied''. Dit bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologisch kader te scheppen waarbinnen de voorgenomen ontwikkelingen kunnen worden uitgevoerd. Het volledige plangebied heeft nu de bestemming agrarisch en heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap', 'Waarde - Archeologie - 2, 4 & 5' en 'Waarde - Ecologie - Groene Ontwikkelingszone' . Ook heeft het de gebiedsaanduidingen: 'luchtvaartverkeerzone -2' en 'milieuzone - boringsvrije zone'. Het bouwvlak komt overeen met de perceelgrens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171062-VS00_0004.png"

Afbeelding 4 - Uitsnede geldende bestemmingsplan met daaronder luchtfoto Quabbenburgerweg 3 (Ruimtelijke Plannen)

Hoofdstuk 2 Uitgangspunten van het plan

2.1 Dorp en omgeving

Het plangebied is in het buitengbied van Twello gelegen. Twello, de hoofdkern van de gemeente Voorst ligt centraal binnen de gemeente. Het dorp ligt aan de N344 tussen Apeldoorn en Deventer in. Via de Iordensweg heeft Twello aansluiting op de rijksweg A1. De spoorlijn Apeldoorn-Deventer loopt dwars door het dorp. Twello sluit aan de noord-, oost- en westzijde aan op de lommerrijke landgoederenzone. In het zuidwesten grenst het rationele ontginningslandschap rondom Wilp-Achterhoek aan het dorp. Van hieruit komt ook de Twellosebeek het dorp binnen.

Twello is ontstaan op een rivierduin van de IJssel en wordt voor het eerst genoemd rond 1300. Lange tijd blijft het een klein dorp met verspreide agrarische bebouwing rondom de kerk aan de Dorpsstraat en een klein bebouwingscluster rond het huis Duistervoorde. Dit huis wordt al in 1358 genoemd. Vanaf de 18e eeuw ontstaan rondom het dorp de eerste landgoederen. Met de aanleg van de straatweg en de spoorlijn in de 19e eeuw neemt de bereikbaarheid van Twello sterk toe. Welgestelde stedelingen bouwen er buitenplaatsen, terwijl het spoor bedrijvigheid aantrekt. Twello groeit al snel uit tot een regionaal centrum voor vleesverwerking. Het dorp groeit en aan de zuid- en westkant van het oude dorp vinden relatief grootschalige uitbreidingen plaats. Met deze uitbreidingen gaat ook Duistervoorde deel uit maken van Twello. Na het verdwijnen of verplaatsen van de oude industrieën, blijft Twello zich verder ontwikkelen als vestigingsplaats voor de lokale en (op beperkte schaal) regionale woningvraag en bedrijvigheid.

De ruimtelijke hoofdstructuur van Twello wordt gekenmerkt door het oost-west verloop van een groot aantal belangrijke historische en infrastructurele lijnen in een zone rondom de spoorlijn. Deze zone vormt het hart van het dorp. Daarbinnen is sprake van een grote menging van functies en bebouwing van verschillende ouderdom. Centraal ligt het dorpscentrum. Als ruggengraat van de zone kan de Duistervoordseweg worden gezien, die tussen het dorpscentrum en het historische Duistervoorde loopt. Ten zuiden van deze zone liggen voornamelijk homogeen opgebouwde woongebieden. De Iordensweg vervult aan de oostkant een belangrijke ontsluitende functie als noord-zuid verbinding. De Zuiderlaan sluit het dorp aan de zuidkant af en vormt een eerste aanzet tot een randweg om het dorp richting Rijksstraatweg. Van zuid naar noord doorsnijdt de Twellosebeek het dorp. Deze kleine beek kent een groene inrichting van de oevers, maar is binnen het dorp weinig herkenbaar. Twello wordt omringend door een groene landgoederenzone dat de rand van het dorp maakt tot een aantrekkelijk parkachtig gebied.

2.2 Erf

De woning aan de Quabbenburgerweg 3 is in 1847 gebouwd. De woning ligt met de achterzijde naar de weg. Hiermee is het erf van de woning direct aan de weg gelegen. Op het erf zijn diverse bijgebouwen aanwezig. Zo staat er op het erf een karakteristieke kapschuur en twee oorspronkelijke bijgebouwtjes (varkensstalletjes). Daarnaast is er op het erf nog een kassencomplex en een grote schuur aanwezig. De Quabbenburgerweg 3 ligt naast het landgoed Het Wezeved en landgoed Bruggenbosch. In het verleden behoorde er meerdere boerderijen tot het landgoed Het Wezeveld. In 1832 waren dit tien boerderijen, waaronder de Nieuwe Vinkerij. Deze boerderij lijkt op de historische kaarten de boerderij aan de Quabbenburgerweg 3, Twello te zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171062-VS00_0005.png"

Afbeelding 5 - Ontwikkeling plangebied en omgeving (TopoTijdreis)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beknopt het belangrijkste ruimtelijke beleidskader beschreven op de verschillende overheidsniveaus (rijk, provincie, regionaal en gemeente).

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte;

Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;

Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties

Het plan is niet in strijd met de Nationale Omgevingsvisie.

3.2.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. Deze visie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. De structuurvisie speelt in op een aantal ontwikkelingen en uitdagingen; krimp, groeiende mobiliteitsbehoefte, versterken internationale concurrentiepositie, koesteren en versterken ruimtelijke structuur, klimaatverandering, duurzame energie en het stelsel van regels en procedures. Een van de kernmiddelen die wordt ingezet om goed op deze ontwikkelingen en uitdagingen in te spelen is decentralisatie. Beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen wil het kabinet dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten krijgen de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Voor de periode tot 2028 richt het Rijk zich op drie doelen:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van ruimtelijke ordening gekregen. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn. Voorliggend initiatief heeft geen relatie met één van de 13 nationale belangen.

3.2.3 Ladder duurzame verstedelijking

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen (zie afbeelding 13).

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171062-VS00_0006.png" Afbeelding 6 - Schema ladder voor duurzame verstedelijking

Met ingang van 1 juli 2017 is de nieuwe ladder in werking getreden. Ongewijzigd hierin is dat in de toelichting op bestemmingsplannen de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden beschreven. De aard en omvang van de stedelijke ontwikkeling zijn bepalend voor de afbakening van het gebied waarbinnen de behoefte moet worden onderzocht. In de wet is bovendien toegevoegd dat bij een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied goed gemotiveerd moet worden waarom deze niet in bestaand stedelijk gebied te realiseren is.

De laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang van een stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Of er wel of geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkelingen in relatie tot de omgeving.

Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling zijn de SVIR en de Ladder voor duurzame verstedelijking op onderliggend plan niet van toepassing. Het Rijk heeft dan ook geen verdere bemoeienis met de planvorming. Nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet noodzakelijk.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Gelderland

De Gelderse Omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De Omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies.

De titel van de Gelderse Omgevingsvisie is Gaaf Gelderland. Gaaf kent twee betekenissen. Enerzijds gaat gaaf in op de schoonheid van het landschap en de historie. Anderzijds heeft gaaf betrekking op de vernieuwing binnen Gelderland. De ambitie van Gelderland is het in stand houden van het landschap en de cultuurhistorische waarde. In de Omgevingsvisie staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.

- Gezond en veilig. Dat is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En, dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.

- Schoon en welvarend. Dat is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En, dat is het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.

Gezien de kleinschalige aard en omvang én de effecten van onderliggend plan past deze bestemmingswijziging binnen de kaders van de Omgevingsvisie. In dit geval gaat het enkel om een het opstellen van een wijzigingsplan waarbij de bestemming wordt gewijzigd van agrarisch naar wonen. Hiermee is er geen strijdigheid met de provinciale kaders.

3.3.2 Omgevingsverordening Gelderland

In de Omgevingsverordening Gelderland staan regels beschreven die ervoor zorgen dat de Omgevingsvisie Gelderland ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. De Omgevingsverordening dient dan ook als een juridisch instrument en beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Daarmee dient de Omgevingsverordening als een toetsingskader bij het opstellen van nieuwe ruimtelijke plannen zoals een bestemmingsplan of een uitgebreide afwijkingsprocedure in het kader van de omgevingsvergunning.

De Omgevingsverordening Gelderland bestaat uit de volgende kaartlagen waaraan regels zijn verbonden: Windenergie, Landbouw, Glastuinbouw, Natuur, Landschap, Water en milieu en Erfgoed.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171062-VS00_0007.png"

Afbeelding 7 – Uitsnede Omgevingsverordening Gelderland (bron: Planoview)

Afbeelding 7 laat zien dat er verschillend provinciaal beleid van invloed is op het plangebied. Het plangebied is Nationaal Landschap, maar valt buiten de Groene Ontwinkkelingszone (GO), het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW).

Het gehele plangebied is aangewezen als intrekgebied (zie afbeelding 7). De provincie streeft ernaar het grondwater als bron voor de drinkwatervoorziening te beschermen. Het is daarom verboden om in een intrekgebied werken tot stand te brengen of handelingen te verrichten ten behoeve van de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas.

In dit geval gaat het enkel om een het opstellen van een wijzigingsplan waarbij de bestemming wordt gewijzigd van agrarisch naar wonen. Het plan levert hierom ook geen problemen op voor de bescherming van het grondwater als bron voor de drinkwatervoorziening. Het plan is dus niet in strijd met provinciaal beleid.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

De Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 (RSV) (vastgesteld 2007) en de Regionale Structuurvisie De Voorlanden (vastgesteld 2009) geven de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling op langere termijn, tot 2030. De RSV gaat over het zogenaamde bundelingsgebied van de drie steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied (grote delen van het grondgebied van de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen).

De basis voor de inhoudelijke keuzes in de structuurvisie is de bestuurlijke doelstelling die door alle partners wordt gedragen als leidend beginsel voor het ruimtelijk beleid van de Stedendriehoek. De doelstelling die hierbij luidt is het behoud en versterking van de samenhang en variatie in woon-, werk- en recreatiegebieden, met het gelijktijdig ontwikkelen van nieuwe kwaliteiten in water, natuur, landschap en landbouw. De Regionale Structuurvisie heeft de formele status van Intergemeentelijk Structuurplan. Dit betekent dat de structuurvisie richtinggevend is voor de ruimtelijke ontwikkeling. Gezien de kleinschalige aard en omvang van het plan is het niet in strijd met regionaal beleid.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst

De gemeenteraad heeft op 18 december 2017 de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst "Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid" als structuurvisie vastgesteld. De visie volgt de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst uit 2005 op. De visie zet ambities neer, maar geldt ook als kader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Leidend is onze identiteit: de diversiteit en kwaliteit van de landschappen in onze gemeente, de bijzondere monumenten en cultuurhistorie, de dorpse schaal van de kernen, de menselijke maat en de krachtige sociale samenhang in onze gemeente. Duurzaamheid is daar in de visie als vijfde element aan toegevoegd. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten passen bij deze identiteit en die -waar mogelijk- versterken.

Mensen wonen graag in de gemeente Voorst vanwege het groen, de rust, de ruimte, de cultuurhistorie en de afwisselende landschappen. Om dezelfde reden komen elk jaar vele toeristen de gemeente bezoeken. Een belangrijk deel van de lokale economie is direct verbonden met het landelijk gebied (veeteelt, land- en tuinbouw, landgoederen, recreatie en horeca). Het Voorster landschap is letterlijk en figuurlijk de drager van onze gemeenschap. Voorst wordt niet voor niets omschreven als 'het groene hart van de Stedendriehoek'. Te midden van de steden Deventer, Apeldoorn en Zutphen kenmerkt Voorst zich door haar landelijk ligging, de rust en stilte in een uitgestrekt landelijk gebied. De regio Stedendriehoek profileert zich sinds enkele jaren als Cleantech Regio. Vanuit een brede benadering van duurzaamheid richt zij zich onder andere op 'toekomstige binnensteden en dorpskernen'. Het gaat daarbij om het vergroten van de aantrekkelijkheid van stads- en dorpskernen om op die manier te zorgen voor vitale stads- en dorpskernen.

De verhouding tussen de verdichting in de kernen en de ruimte in het buitengebied is typisch voor de gemeente Voorst. Het leidt tot een omgeving en een landschap waarin mensen zich thuis voelen, waarin de menselijke maat leidend is.

In dit geval gaat het enkel om een het opstellen van een wijzigingsplan waarbij de bestemming wordt gewijzigd van agrarisch naar wonen. Gezien de kleinschalige aard en omvang van de ontwikkeling, past het plan binnen de kaders van de Ruimtelijke Toekomstvisie.

Hoofdstuk 4 Planopzet

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven. Hierna wordt ingegaan op de plannen die ten grondslag liggen aan de beoogde ontwikkelingen. De plannen zijn getoetst aan het geldende nationale, provinciale en gemeentelijke beleid zoals in Beleidskader eerder is uitgewerkt.

4.2 Bestaande situatie

In de huidige situatie valt het plangebied onder de werking van het bestemmingsplan ''Buitengebied''. Dit bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologisch kader te scheppen waarbinnen de voorgenomen ontwikkelingen kunnen worden uitgevoerd. Het volledige plangebied heeft nu de bestemming agrarisch en heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap', 'Waarde - Archeologie - 2, 4 & 5' en 'Waarde - Ecologie - Groene Ontwikkelingszone'. Ook heeft het de gebiedsaanduidingen: 'luchtvaartverkeerzone -2' en 'milieuzone - boringsvrije zone'. Het bouwvlak komt overeen met de perceelgrens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171062-VS00_0008.png"

Afbeelding 8 - Uitsnede geldende bestemmingsplan met daaronder luchtfoto Quabbenburgerweg 3, Twello (Ruimtelijke Plannen)

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171062-VS00_0009.png" Afbeelding 9 - Situering Quabbenburgerweg 3, Twello (Street Smart)

4.3 Nieuwe ontwikkelingen

Met dit wijzigingsplan wordt de bestemming agrarisch gewijzigd naar een woonbestemming. De enkelbestemming Agrarisch zal hiermee wijzigen naar de enkelbestemming Wonen. Het bouwvlak, de gebiedsaanduidingen ('luchtvaartverkeerzone -2' en 'milieuzone - boringsvrije zone') en de bijhorende dubbelbestemmingen ('Waarde - Landschap', 'Waarde - Archeologie - 2, 4 & 5' en 'Waarde - Ecologie - Groene Ontwikkelingszone') zullen worden overgenomen uit het vorige bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ingrepen dient te worden onderbouwd of het voornemen 'redelijkerwijs uitvoerbaar' is. In dit hoofdstuk wordt per aspect (milieu, flora en fauna, archeologie, watertoets en economie) aangegeven in hoeverre het plan uitvoerbaar is.

5.2 Milieu-aspecten

5.2.1 Bodem

Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de mate van de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of -en zo ja welke- kosten gemoeid zijn met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.

In dit plan vindt geen sloop en nieuwbouw plkaats, de bestaande bebouwing krijgt de bestemming Wonen. Een verkennend bodemonderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht. Op de locatie van Quabbenburgerweg 3 is sprake geweest van een ondergrondse huisbrandolietank. Deze is Kiwa-gecertifiveert gesaneerd. De locatie is nu geschikt voor de functie Wonen. Dit aspect vormt dan ook geen belemmeringen voor het voorgenomen wijzigingsplan.

5.2.2 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies.

Een woning wordt aangemerkt als een geurgevoelig object. Daarom moet bij dit nieuwe bestemmingsplan beoordeeld worden of de (agrarische) bedrijven in de omgeving worden belemmerd en of er aan de Quabbenburgerweg 3, Twello sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171062-VS00_0010.png"

Afbeelding 10 - Overzicht bestemmingen in de directe omgeving van het plangebied (bestemmingsplan Buitengebied)

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171062-VS00_0011.png"

Afbeelding 11 - Overzicht bestemmingen in de directe omgeving van het plangebied (bestemmingsplan Langoed Het Wezeveld, Twello)

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171062-VS00_0012.png"

Afbeelding 12 - Overzicht bestemmingen in de directe omgeving van het plangebied (bestemmingsplan Langoed Bruggenbosch)

De omgeving van de Quabbenburgerweg 3 kenmerkt zich vooral door agrarische - en bosbestemmingen. Ook bevinden zich hier en daar verschillende woonbestemmingen. Op een afstand van ongeveer 60 meter bevindt zich het dichtbijzijnste agrarische bedrijf (fokken en houden van rundvee, Quabbenburgerweg 5). Aan deze richtafstand wordt voldaan. De afstand tot een agrarisch bedrijf moet voldoen aan een richtafstand van 50 meter voor milieuzonering. De woning is gelegen op een afstand van 60 meter tot het agrarische bouwvlak van Quabbenburgerweg 5. Er is geen sprake van de intentie om de woning op een andere plek op het perceel te situeren. Hierom vormt de bestemmingswijziging geen belemmering voor het agrarische bedrijf op de Quabbenburgerweg 5.

Verder ligt er op een afstand van 400 meter een bedrijf in regentonnen en bloembakken (Blikkenweg 16). Dit voldoet ruimschoots aan de VNG-richtafstanden voor deze bedrijvigheid. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat de het wijzigen van de bestemming wonen geen belemmering vormt voor omliggende bedrijvigheid. Onderliggend plan voldoet aan een goede milieuzonering.

Gezien de bestaande afstanden en de aard en omvang van het wijzigingsplan is geconcludeerd dat er geen (extra) beperkingen voor (agrarische) bedrijvigheid ontstaan. Bovendien wordt een aanvaardbaar woon- en leefklimaat binnen het plangebied gegarandeerd.

5.2.3 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen of wijzigingsplannen rekening gehouden moet worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Door artikel 76 Wgh is het bij de vaststelling van een bestemmingsplan of wijzigingsplan verplicht, om bij de gronden die behoren tot een geluidszone, de grenswaarden in acht te nemen wat betreft de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of wijzigingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.

Het plangebied is gesitueerd buiten de bebouwde kom, tussen de dorpskernen van Twello en Terwolde. Er is sprake van een bestaande situatie, de bedrijfswoning wordt gewijzigd naar een burgerwoning. Er vindt bij dit plan enkel een wijziging in gebruik plaats, er worden geen nieuwe bouwmogelijkheden gecreëerd. Een nadere toetsing aan de wet voor vaststelling van het plan is zodoende niet nodig.

5.2.4 Luchtkwaliteit

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer, in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'). In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal luchtvervuilende stoffen. In Nederland kunnen met name fijnstof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Fijnstof wordt grotendeels veroorzaakt door grote industriële bronnen en het wegverkeer, NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door wegverkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen of het afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wabo gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan c.q. de afwijking per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.

Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (Nibm) bij zo lang de concentratie fijnstof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt. Volgens de regeling Nibm wordt die grens pas overschreden bij bijvoorbeeld woningbouwprojecten van meer dan 1500 woningen of kantoorlocaties met meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlak. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.

Het wijzigingsplan heeft niet één van bovenstaande ontwikkelingen tot gevolg. Er is geconcludeerd dat de luchtkwaliteit door dit bestemmingsplan 'niet in betekenende mate' verslechtert. Er wordt daarom niet verder ingegaan op het aspect luchtkwaliteit.

5.2.5 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport van deze stoffen. Op basis van de criteria, zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven zoals LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Doel van het externe veiligheidsbeleid is om zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn provincies en gemeenten verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Binnen het werkveld van de externe veiligheid wordt veelal het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) gehanteerd. Het PR biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het GR legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal potentiële slachtoffers. Als een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Het plangebied ligt in een gebied dat volgens de Gelderse Risicokaart een maximale waterhoogte bij een dijkdoorbraak heeft van tussen de 0,5 en 1,0. Er is hiermee dus een klein risico op overstromingen. Bovendien ligt het plangebied in een beschermd gebied. Dit houdt in dat het gebied wordt beschermd door een primaire waterkering tegen buitenwater (zee, grote rivieren etc.) en regionale wateren (kleine rivieren, kanalen etc).

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171062-VS00_0013.png"

Afbeelding 13 - Risicokaart maximale waterdiepte bij een dijkdoorbraak (Rijkswaterstaat, 2022)

In de nabije omgeving van het plangebied zijn geen veiligheidsrisico's. Zo is bijvoorbeeld geen sprake van transport van gevaarlijke stoffen in de omgeving. Het woon- en leefklimaat zal hier dus niet negatief door worden beinvloed.

Het bestemmingsplan brengt geen toename van het aantal personen en/of kwetsbare objecten met zich mee. De ruimtelijke situatie aan Quabbenburgerweg 3, Twello wijzigt niet ten opzichte van de bestaande situatie. Het aspect externe veiligheid levert zodoende geen belemmeringen op voor het wijzigingsplan.

5.3 Flora en fauna

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient de natuurwetgeving beschouwd te worden. Deze wetgeving richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).

De nieuwe Wet natuurbescherming vervangt vanaf 1 januari 2017 drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Doel van de nieuwe Wet natuurbescherming is drieledig:

  • 1. bescherming van de biodiversiteit in Nederland;
  • 2. decentralisatie van verantwoordelijkheden;
  • 3. vereenvoudiging van de regels.

De Wet natuurbescherming heeft de verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet overgenomen. Activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten zijn verboden. De verboden activiteiten zijn het op enige wijze verwijderen van beschermde inheemse planten van hun groeiplaats, een beschermde inheemse soort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Opzettelijk verstoren van vogels is in sommige situaties wel toegestaan. Verstoren zonder dat er van tevoren een goed onderzoek naar beschermde soorten is uitgevoerd blijft strafbaar.

Bij het plan is er geen sprake van sloop- en of bouwactiviteiten. Gezien de aard en omvang van voorliggend plan is verder geen onderzoek naar aanwezige flora en fauna uitgevoerd. Wel geldt altijd de zorgplicht voor de aanwezige flora en fauna.

5.4 Archeologie

In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. In het Verdrag van Malta wordt gesteld dat de archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst te behouden. De gehanteerde uitgangspunten zijn:

  • Archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behouden in de bodem (ter plaatse) niet mogelijk is;
  • In ruimtelijke ordening (planvorming) al vroegtijdig rekening houden met archeologische waarden;
  • De bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen.

De bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door bodemverstorende activiteiten was in de Monumentenwet 1988 geregeld. Echter is deze wet per 1 juli 2016 vervallen. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet en deze treedt naar verwachting in 2021 in werking. Tot die tijd zijn de artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar deze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. Hierbij wordt uitgegaan van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningsproces.

Specifiek voor het bestemmingsplan is hierop artikel 38a van de Monumentenwet van toepassing: “De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten”.

De archeologische waarden zijn in het moederplan 'Buitengebied' vertaald naar een dubbelbestemming. Het plangebied kent acheologische dubbelbestemmingen (Waarde - Archeologie - 2, 4 & 5 en 'Waarde - Ecologie - Groene Ontwikkelingszone'). Deze waarden zijn overgenomen uit de archeologische beleidskaart van 2017.

Er vinden met dit wijzigingsplan geen grootschalige ingrepen plaats. Voor deze ruimtelijke procedure is dan ook geen waardestellend archeologisch vooronderzoek vereist.

5.5 Watertoets

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) kan beoordeeld worden welke waterthema's in het plan relevant zijn.

De Watertoets is op 26 oktober 2023 uitgevoerd. Het plan is, vanuit de waterhuishouding bezien, voor het waterschap beperkt van belang. De motivatie daarvoor is dat plannen zonder (nieuwe) ontwikkelingsmogelijkheden, zoals functiewijzigingen en actualisaties, nauwelijks tot geen effect hebben op de waterhuishouding. Dit betekent dat geen essentiële waterbelangen worden geraakt en het waterschap op basis daarvan een positief water advies geeft.

5.6 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. De gemeenteraad kan hiervan afwijken indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen kosten anderszins is geregeld. Aangaande de grondexploitatie over de in voorliggend plan begrepen gronden is een planschadeovereenkomst met de initiatiefnemer gesloten. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet nodig. Eventuele kosten van planschade zijn voor rekening van de initiatiefnemer.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

Dit wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan. Beide planonderdelen dienen in een onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

Aan het plangebied is op de verbeelding de bestemming Wonen toegekend. Ten opzichte van het moederplan is gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid en een woonbestemming toegevoegd. Het plangebied heeft de een woonbestemming gekregen met de bestemming 'Wonen', conform de wijzigingsbevoegheid uit het moederplan.

De dubbelbestemmingen 'Waarde - Landschap', 'Waarde - Archeologie - 2, 4 & 5' en 'Waarde - Ecologie - Groene Ontwikkelingszone' uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied zijn overgenomen. Daarnaast vinden ook de gebiedsaanduidingen 'Luchtvaartverkeerszone - 2' en 'milieuzone - boringsvrije zone' navolging in dit wijzigingsplan. Deze dubbelbestemmingen en de gebiedsaanduiding gelden in de geldende bestemmingsplannen voor de locatie en dienen ter bescherming en veiligstelling van archeologische, landschappelijke en ecologische waarden.

Het wijzigingsplan kent geen op zich staande regels. De geldende regels uit de bestemmingsplannen 'Buitengebied', 'Buitengebied, eerste herziening', 'Buitengebied, tweede herziening' en 'Buitengebied, geconsolideerde versie' zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

7.1 Uitkomsten overleg

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.

In artikel 3.1.1. wordt bij lid 2 de mogelijkheid gegeven dat de Minister van Infrastructuur en Milieu kan aangeven onder welke omstandigheden of in welke gevallen geen overleg gevoerd hoeft te worden met de rijksdienst die betrokken is bij de zorg voor de ruimtelijke ordening. Na overleg met de betrokken departementen is besloten het overleg te beperken tot die zaken waarbij directe belangen aan de orde zijn. Overigens zijn per 1 januari 2012 de voormalige VROM-inspectie en de Inspectie van Verkeer & Waterstaat samengevoegd tot de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Aangezien er geen sprake is van directe rijksbelangen heeft er geen vooroverleg plaatsgevonden met het Rijk.

Met de provincie is een vergelijkbare afspraak gemaakt. Enkel wanneer er sprake is van een provinciaal belang is vooroverleg noodzakelijk. Het voorliggende plan is niet in strijd met enig provinciaal belang, waardoor er voor gekozen is geen vooroverleg te plegen.

Het vooroverleg met het waterschap heeft plaats gevonden via de website http://www.dewatertoets.nl. Hieruit is naar voren gekomen dat verder overleg niet noodzakelijk is.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerp-bestemmingsplan heeft met ingang van 14 december 2023 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens de inzagetermijn zijn belanghebbenden in de gelegenheid gesteld een zienswijze over het plan naar voren te brengen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.