direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Dernhorstlaan 11, Twello
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.171056-VS00

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In opdracht van de eigenaar van de woning aan de Dernhorstlaan 11 in Twello is bij de gemeente Voorst een verzoek ingediend voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan.

Het geldende bestemmingsplan voor deze locatie is het plan 'BH.W. Iordensweg 27 uitengebied'. Het perceel heeft momenteel de bestemmingen Wonen, Groen en Verkeer.

Dernhorstlaan 11

In het verleden is er bij het opstellen van het nieuwbouwplan 'Schoneveld locaties Withagen en Dernhorstlaan' (gelegen op gronden in de directe omgeving van het perceel aan de Dernhorstlaan 11), een groenbestemming toegekend waarbij een deel van het perceel van de Dernhorstlaan 11 is meegenomen.

De intentie was om dit perceel buiten het plan te houden, maar door een omissie t.a.v. de perceelsgrenzen is er onverhoopt een klein deel van het perceel in het plan Schoneveld locaties Withagen en Dernhorstlaan terechtgekomen.

De eigenaar van de Dernhorstlaan 11 wil graag dat dit hersteld wordt naar de situatie zoals deze oorspronkelijk was (binnen het bestemmingsplan Buitengebied; bestemming wonen).

Dernhorstlaan 11a en 9c

Verder is er in het verleden op de percelen van de buren van de initiatiefnemer (Dernhorstlaan 11a en 9c) de bestemming Wonen toegekend in plaats van de bestemming Groen.

Dit is gebeurd vanwege de onduidelijke en onjuiste situering van de kavelgrenzen van de nieuwbouwwoningen. Het was niet de bedoeling, maar is gerelateerd aan de fout op het perceel Dernhorstlaan 11. Hierdoor is er sprake van doorwerking voor Dernhorstlaan 11a en 9c.

Bij het herstellen van Dernhorstlaan 11 wordt in dit bestemmingplan dan ook direct Dernhorstlaan 11a en 9c meegenomen. Het herstellen van de omissies is de aanleiding voor het opstellen van dit nieuwe bestemmingsplan.

1.2 Doel van het bestemmingsplan

Het doel van het bestemmingsplan is om de omissies in het kader van het bestemmingsplan 'Schoneveld locaties Withagen en Dernhorstlaan' planologisch te herstellen. Het planologisch herstellen is een minimale wijziging, welke ondanks dit gevoelig ligt.

Dernhorstlaan 11

Voor het nieuwe bestemmingsplan wordt de groenbestemming gewijzigd naar een woonbestemming met bijbehorende dubbelbestemmingen. De dubbelbestemmingen zijn: Waarde - Archeologie 3 en 5, Waarde - Ecologie - Groene Ontwikkelingszone en Waarde - Landschap.

Daarnaast wordt er in het nieuwe bestemmingsplan de verkeersbestemming aangehouden op het meest noordelijke stukje perceel van Dernhorstlaan 11. De dubbelbestemming die hierbij hoort is: Leiding - Riool. Het meest noordelijke deel van het perceel Dernhorstlaan 11 met de bestemming Verkeer zal dus ongewijzigd blijven.

Dernhorstlaan 11a en 9c

Verder wordt in het nieuwe bestemmingsplan de woonbestemming gewijzigd naar een groenbestemming op twee percelen van Dernhorstlaan 11a (circa 18 m2) en 9c (circa 0,5 m2).

1.3 Ligging plangebied

1.3.1 Ligging plangebied nmet kadastrale aanduiding en luchtfoto's

Dernhorstlaan 11

De situering van het plangebied is opgenomen in Afbeelding 1. Het plangebied ligt in het buitengebied ten noordoosten van Twello en ten westen van de buurtschap Steenenkamer. Het plangebied is kadastraal bekend als TLOO00, sectie B, nummer 5928.

Dernhorstlaan 11a en 9c

Het deel van het plangebied (van Dernhorstlaan 11a en 9c) staan kadastraal bekend als:

TLOO00, sectie B, nummer 9631 (in eigendom van Dernhorstlaan 9c)

TLOO00, sectie B, nummer 9632 (in eigendom van Dernhorstlaan 11a)

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171056-VS00_0001.png"

Afbeelding 1 - Ligging plangebied (bron: GoogleMaps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171056-VS00_0002.png"

Afbeelding 2 - Ligging plangebied (luchtfoto 2022)

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171056-VS00_0003.png"

Afbeelding 3 - Ligging plangebied (luchtfoto 2021)

1.3.2 Geldende bestemmingsplan(nen) met bijbehorende bestemmingen

Dernhorstlaan 11

Het plangebied valt onder de werking van twee verschillende bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan 'Buitengebied' en bestemmingsplan 'Schoneveld locaties Withagen en Dernhorstlaan'.

In het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn naast de woonbestemming de volgende dubbelbestemmingen van toepassing op het plangebied: 'Waarde - Archeologie 3 en 5', 'Waarde - Ecologie - Groene ontwikkelingszone' en 'Waarde - Landschap'. Ook is er op een deel van het plangebied de verkeersbestemming van toepassing met de bijhorende dubbelbestemmming Leiding - Riool.

Het deel van het plangebied (van Dernhorstlaan 11) dat onder de werking valt van het bestemmingsplan 'Schoneveld locaties Withagen en Dernhorstlaan' bestaat uit de enkelbestemming 'Groen'. Het nieuwe bestemmingsplan 'Dernhorstlaan 11, Twello' maakt niet gebruik van de regels van bestemmingsplan 'Schoneveld locaties Withagen en Dernhorstlaan'. Voor het nieuwe bestemmingsplan is enkel gebruik gemaakt van de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied'.

Dernhorstlaan 11a en 9c

Dit deel van het plangebied (Dernhorstlaan 11a en 9c) valt onder de werking van het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Dit bestaat uit de enkelbestemming 'Wonen'. Het nieuwe bestemmingsplan 'Dernhorstlaan 11, Twello' maakt gebruik van de regels van bestemmingsplan 'Schoneveld locaties Withagen en Dernhorstlaan'.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de bestaande en toekomstige situatie van het plangebied. Ook vindt hier de ruimtelijke afweging van de voorgenomen ontwikkeling plaats. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders van diverse overheden. In hoofdstuk 4 zal de planopzet worden beschreven. Vervolgens gaat hoofdstuk 5 in op de haalbaarheid van het plan. Hoofdstuk 6 geeft een toelichting op de gekozen planvorm en de juridische regeling. Ten slotte komen in het zevende hoofdstuk de resultaten van de procedure aan de orde.

Hoofdstuk 2 Planopzet

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het plan beschreven. De bestaande situatie van het plangebied zal eerst worden beschreven. Hierna wordt ingegaan op de omgeving en erf van het plangebied. Daarna zal de toekomstige situatie worden beschreven en de ruimtelijke afweging worden gemaakt.

2.2 Bestaande situatie

2.2.1 Beschrijving huidige situatie

Dernhorstlaan 11

In het verleden is er bij het opstellen van het bestemmingsplan 'Schoneveld locaties Withagen en Dernhorstlaan' (gronden rondom het perceel aan de Dernhorstlaan 11) een groenbestemming toegekend aan een deel van het perceel van de Dernhorstlaan 11, Twello (zie de licht blauwe markering in Afbeelding 8). De eigenaar van de Dernhorstlaan 11 wil graag dat zijn volledige perceel weer wordt bestemd zoals deze oorspronkelijk was (bestemming wonen).

Ook is er een stukje met de bestemming Verkeer op het perceel van de Dernhorstlaaan 11. Dit is het geval op het meest noordelijke gedeelte van het perceel (op de Dernhorstlaan). Zie de roze markering op Afbeelding 9.

Binnen het plangebied is een burgerwoning aanwezig. Deze woning stamt uit 1961. De totale oppervlakte van het perceel bedraagt 985 m2. De initiatiefnemer wil gebruik van alle gronden rondom de woning voor woondoeleinden mogelijk maken, zoals eerder ook mogelijk was onder de werking van het bestemmingsplan 'Buitengebied'.

De omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van woonbestemmingen en ook door agrarische gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171056-VS00_0004.png"

Afbeelding 8 - Bestaande situatie luchtfoto met bestemmingsplan Schoneveld locaties Withagen en Dernhorstlaan

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171056-VS00_0005.jpg"

Afbeelding 9 - Bestaande situatie luchtfoto met bestemmingsplan 'Buitengebied'

Dernhorstlaan 11a en 9c

Verder is er in het verleden op de percelen van de buren van de initiatiefnemer (Dernhorstlaan 11a en 9c) de bestemming Wonen toegekend in plaats van de bestemming Groen (zie lichtblauwe markering op Afbeelding 10). Bij het herstellen van Dernhorstlaan 11 wordt in dit bestemmingplan dan ook direct Dernhorstlaan 11a en 9c meegenomen. Binnen dit deel van het plangebied is een grasland aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171056-VS00_0006.png"

Afbeelding 10 - Bestaande situatie luchtfoto met bestemmingsplan 'Buitengebied 'en 'Schoneveld locaties Withagen en Dernhorstlaan'

2.2.2 Omgeving

In de directe omgeving van Dernhorstlaan 11 bevinden zich voornamelijk woon- en agrarische bestemmingen. Deze bestemmingen zijn als lint gelegen langs de Dernhorstlaan. Het verkavelingspatroon volgt dit lint met een strokenverkaveling aan weerszijde.

Op een afstand van ongeveer 110 meter bevindt zich een agrarisch bedrijf (Hof van Twello). Verder is het dichtbijzijnste bedrijf (Linthorst Culinair Catering & Kookclinics) op ongeveer 200 meter afstand gelegen.

Het dorp Twello is tegen de landgoederenzone aan gelegen. Deze zone kenmerkt zich door de grootschalige statige bouwwerken en bijbehorende bijgebouwen en boerderijen. De landgoederen en buitenplaatsen hebben een monumentale status en zijn als zone van grote landschappelijke en cultuurhistorische waarde voor de gemeente Voorst.

Verder bestaat de omgeving van de Dernhorstlaan 11 grotendeels uit verspreide bebouwing in een relatief open landschap met veelal om de perceelsgrenzen houtwallen. De bebouwing wordt gekarakteriseerd door een overwegend 19e en 20e eeuws uiterlijk en heeft een lage bebouwingsdichtheid. Zo ook in de omgeving van Dernhorstlaan 11.

2.2.3 Erf

De woning aan de Dernhorstlaan 11 is in 1961 gebouwd. De voorzijde van de woning is gericht op de straatzijde. Achter de woning bevindt zich een tuin. Een luchtfoto van het huidige erf is weergeven in afbeelding 4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171056-VS00_0007.png" Afbeelding 4 - Ontwikkeling plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171056-VS00_0008.png"

Afbeelding 5 - Luchtfoto Dernhorstlaan 11 (2022)

2.3 Toekomstige situatie

Dit nieuwe bestemmingsplan brengt ruimtelijk gezien weinig verandering met zich mee. Het gaat in dit geval om het wijzigen van de bestemming van een deel van het perceel van de initiatiefnemer en van de buren.

De huidige groenbestemming wordt weer veranderd in een woonbestemming met de bijbehorende dubbelbestemmingen, zoals deze oorspronkelijk was onder de werking van het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Om in de toekomst op het perceel niet te maken te hebben met twee bestemmingsplannen, zal de rest van het perceel van de initiatiefnemer ook bij het plangebied horen. Hier geldt al een woonbestemming. Ook hier zal dus in de nieuwe situatie ruimtelijk niets veranderen.

Verder worden de kleine stukjes woonbestemming op de percelen van Dernhorstlaan 11a en 9c weer veranderd in de groenbestemming, zoals deze was bedoeld in bestemmingsplan 'Schoneveld locaties Withagen en Dernhorstlaan'.

2.4 Ruimteljke afweging

Het nieuwe bestemmingsplan voldoet aan een goede ruimtelijke ordening, want:

Het nieuwe bestemmingsplan is milieuhygiënisch inpasbaar. Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wordt op het perceel gegarandeerd. Deze verslechtert niet ten opzichte van de huidige situatie. Daarnaast zorgt het nieuwe bestemmingsplan er niet voor dat omliggende (agrarische) bedrijvigheid (extra) wordt gehinderd in de bedrijfsvoering en eventuele ontwikkelingsmogelijkheden. Het dichtsbijzijnde agrarische bouwvlak ligt op ongeveer 110 meter (Hof van Twello). Dit voldoet ruimschoots aan de richtafstand van 50 meter (conform VNG richtlijn 'Bedrijven en milieuzonering'). Verder is het dichtbijzijnste bedrijf (catering & kookstudio) op ongeveer 200 meter afstand gelegen (Linthorst Culinair Catering & Kookclinics). De richtafstand hiervoor is 30 meter. Aan het aspect afstand wordt ruimschoots voldaan.

In de bestaande situatie is er één woning aanwezig in het plangebied. Door het nieuwe bestemmingsplan mag deze nog steeds gebruikt worden voor reguliere woondoeleinden. Het aantal aanwezige en toegestane woningen wijzigt niet ten opzichte van de huidige situatie.

Zoals hierboven toegelicht bestaan er op voorhand geen ruimtelijke bezwaren tegen het opstellen van dit nieuwe bestemmingsplan. Het bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor de bestaande waarden in het plangebied. De omgeving ondervindt geen (extra) hinder van het bestemmingsplan. Het zorgt voor duidelijkheid en eenduidige richtlijnen op het perceel van de initiatiefnemer en de buren.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beknopt het belangrijkste ruimtelijke beleidskader beschreven op de verschillende overheidsniveaus (rijk, provincie, regionaal en gemeente).

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte;

Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;

Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties

Het plan is niet in strijd met de Nationale Omgevingsvisie.

3.2.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. Deze visie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. De structuurvisie speelt in op een aantal ontwikkelingen en uitdagingen; krimp, groeiende mobiliteitsbehoefte, versterken internationale concurrentiepositie, koesteren en versterken ruimtelijke structuur, klimaatverandering, duurzame energie en het stelsel van regels en procedures. Een van de kernmiddelen die wordt ingezet om goed op deze ontwikkelingen en uitdagingen in te spelen is decentralisatie. Beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen wil het kabinet dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten krijgen de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Voor de periode tot 2028 richt het Rijk zich op drie doelen:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van ruimtelijke ordening gekregen. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn. Voorliggend initiatief heeft geen relatie met één van de 13 nationale belangen.

3.2.3 Ladder duurzame verstedelijking

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen (zie afbeelding 5).

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171056-VS00_0009.png" Afbeelding 5 - Schema ladder voor duurzame verstedelijking

Met ingang van 1 juli 2017 is de nieuwe ladder in werking getreden. Ongewijzigd hierin is dat in de toelichting op bestemmingsplannen de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden beschreven. De aard en omvang van de stedelijke ontwikkeling zijn bepalend voor de afbakening van het gebied waarbinnen de behoefte moet worden onderzocht. In de wet is bovendien toegevoegd dat bij een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied goed gemotiveerd moet worden waarom deze niet in bestaand stedelijk gebied te realiseren is.

De laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang van een stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Of er wel of geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkelingen in relatie tot de omgeving.

Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling zijn de SVIR en de Ladder voor duurzame verstedelijking op onderliggend plan niet van toepassing. Het Rijk heeft dan ook geen verdere bemoeienis met de planvorming. Nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet noodzakelijk.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Gelderland

De Gelderse Omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De Omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies.

De titel van de Gelderse Omgevingsvisie is Gaaf Gelderland. Gaaf kent twee betekenissen. Enerzijds gaat gaaf in op de schoonheid van het landschap en de historie. Anderzijds heeft gaaf betrekking op de vernieuwing binnen Gelderland. De ambitie van Gelderland is het in stand houden van het landschap en de cultuurhistorische waarde. In de Omgevingsvisie staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.

- Gezond en veilig. Dat is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En, dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.

- Schoon en welvarend. Dat is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En, dat is het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.

Gezien de kleinschalige aard en omvang én de effecten van onderliggend plan past deze bestemmingswijziging binnen de kaders van de Omgevingsvisie. In dit geval gaat het enkel om een het opstellen van een nieuw bestemmingsplan, waardoor de omissies uit het eerdere bestemmingsplan worden hersteld. Hiermee is er geen strijdigheid met de provinciale kaders.

3.3.2 Omgevingsverordening Gelderland

In de Omgevingsverordening Gelderland staan regels beschreven die ervoor zorgen dat de Omgevingsvisie Gelderland ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. De Omgevingsverordening dient dan ook als een juridisch instrument en beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Daarmee dient de Omgevingsverordening als een toetsingskader bij het opstellen van nieuwe ruimtelijke plannen zoals een bestemmingsplan of een uitgebreide afwijkingsprocedure in het kader van de omgevingsvergunning.

De Omgevingsverordening Gelderland bestaat uit de volgende kaartlagen waaraan regels zijn verbonden: Windenergie, Landbouw, Glastuinbouw, Natuur, Landschap, Water en milieu en Erfgoed.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171056-VS00_0010.png"

Afbeelding 6 – Uitsnede Omgevingsverordening Gelderland (bron: Planoview)

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171056-VS00_0011.png"

Afbeelding 7 – Uitsnede Nationale landschappen Gelderland (bron: Planoview)

Afbeeldingen 6 en 7 laat zien dat er verschillend provinciaal beleid van invloed is op het plangebied. Het plangebied valt buiten het Nationaal Landschap, het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW). Wel ligt het plangebied gelegen binnen de Groene Ontwinkkelingszone (GO).

Daarnaast is het gehele plangebied aangewezen als intrekgebied. De provincie streeft ernaar het grondwater als bron voor de drinkwatervoorziening te beschermen. Het is daarom verboden om in een intrekgebied werken tot stand te brengen of handelingen te verrichten ten behoeve van de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas.

In dit geval gaat het enkel om een het opstellen van een nieuw bestemmingsplan, waardoor de omissies uit het eerdere bestemmingsplan worden hersteld. Het heeft hiermee niet als gevolg dat de kernkwaliteiten van het Groene ontwikkelszone (GO) worden aangetast. Bovendien levert het plan ook geen problemen op voor de bescherming van het grondwater als bron voor de drinkwatervoorziening. Het plan is dus niet in strijd met provinciaal beleid.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

De Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 (RSV) (vastgesteld 2007) en de Regionale Structuurvisie De Voorlanden (vastgesteld 2009) geven de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling op langere termijn, tot 2030. De RSV gaat over het zogenaamde bundelingsgebied van de drie steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied (grote delen van het grondgebied van de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen).

De basis voor de inhoudelijke keuzes in de structuurvisie is de bestuurlijke doelstelling die door alle partners wordt gedragen als leidend beginsel voor het ruimtelijk beleid van de Stedendriehoek. De doelstelling die hierbij luidt is het behoud en versterking van de samenhang en variatie in woon-, werk- en recreatiegebieden, met het gelijktijdig ontwikkelen van nieuwe kwaliteiten in water, natuur, landschap en landbouw. De Regionale Structuurvisie heeft de formele status van Intergemeentelijk Structuurplan. Dit betekent dat de structuurvisie richtinggevend is voor de ruimtelijke ontwikkeling. Gezien de kleinschalige aard en omvang van het plan is het niet in strijd met regionaal beleid.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst

De gemeenteraad heeft op 18 december 2017 de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst "Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid" als structuurvisie vastgesteld. De visie volgt de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst uit 2005 op. De visie zet ambities neer, maar geldt ook als kader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Leidend is onze identiteit: de diversiteit en kwaliteit van de landschappen in onze gemeente, de bijzondere monumenten en cultuurhistorie, de dorpse schaal van de kernen, de menselijke maat en de krachtige sociale samenhang in onze gemeente. Duurzaamheid is daar in de visie als vijfde element aan toegevoegd. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten passen bij deze identiteit en die -waar mogelijk- versterken.

Mensen wonen graag in de gemeente Voorst vanwege het groen, de rust, de ruimte, de cultuurhistorie en de afwisselende landschappen. Om dezelfde reden komen elk jaar vele toeristen de gemeente bezoeken. Een belangrijk deel van de lokale economie is direct verbonden met het landelijk gebied (veeteelt, land- en tuinbouw, landgoederen, recreatie en horeca). Het Voorster landschap is letterlijk en figuurlijk de drager van onze gemeenschap. Voorst wordt niet voor niets omschreven als 'het groene hart van de Stedendriehoek'. Te midden van de steden Deventer, Apeldoorn en Zutphen kenmerkt Voorst zich door haar landelijk ligging, de rust en stilte in een uitgestrekt landelijk gebied. De regio Stedendriehoek profileert zich sinds enkele jaren als Cleantech Regio. Vanuit een brede benadering van duurzaamheid richt zij zich onder andere op 'toekomstige binnensteden en dorpskernen'. Het gaat daarbij om het vergroten van de aantrekkelijkheid van stads- en dorpskernen om op die manier te zorgen voor vitale stads- en dorpskernen.

De verhouding tussen de verdichting in de kernen en de ruimte in het buitengebied is typisch voor de gemeente Voorst. Het leidt tot een omgeving en een landschap waarin mensen zich thuis voelen, waarin de menselijke maat leidend is.

In dit geval gaat het enkel om een het opstellen van een nieuw bestemmingsplan, waardoor de omissies uit het eerdere bestemmingsplan worden hersteld. Gezien de kleinschalige aard en omvang van de ontwikkeling, past het plan binnen de kaders van de Ruimtelijke Toekomstvisie.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden en onderzoek

4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ingrepen dient te worden onderbouwd of het voornemen 'redelijkerwijs uitvoerbaar' is. In dit hoofdstuk wordt per aspect (milieu, flora en fauna, archeologie, watertoets en economie) aangegeven in hoeverre het plan uitvoerbaar is.

4.2 Milieu-aspecten

4.2.1 Bodem

Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de mate van de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of -en zo ja welke- kosten gemoeid zijn met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.

In dit plan vindt geen sloop en nieuwbouw plaats, de bestaande bebouwing krijgt de bestemming Wonen en een klein deel van de percelen van de buren de bestemming Groen. Een verkennend bodemonderzoek is om deze reden niet noodzakelijk. Dit aspect vormt dan ook geen belemmeringen voor de voorgenomen nieuwe bestemmingsplan.

4.2.2 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies.

Een woning wordt aangemerkt als een geurgevoelig object. Daarom moet bij dit nieuwe bestemmingsplan beoordeeld worden of de (agrarische) bedrijven in de omgeving worden belemmerd en of er aan de Dernhorstlaan 11 in Twello sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171056-VS00_0012.png"

Afbeelding 10 - Overzicht bestemmingen in de directe omgeving van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171056-VS00_0013.png"

Afbeelding 11 - Overzicht bestemmingen in de directe omgeving van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171056-VS00_0014.png"

Afbeelding 12 - Overzicht bestemmingen in de directe omgeving van het plangebied

Afbeeldingen 10, 11 en 12 laten zien dat het plangebied in een omgeving met voornamelijk woonbestemmingen ligt. De afstand tot de dichtstbijzijnde agrarische bedrijvigheid is ongeveer 110 meter. Dit voldoet ruimschoots aan de richtafstand van 50 meter (conform VNG richtafstanden 'bedrijven en milieuzonering'). Verder is het dichtbijzijnste bedrijf (catering & kookstudio) ongeveer 200 meter afstand gelegen. De richtafstand hiervoor is 30 meter. Onderliggend plan voldoet aan een goede milieuzonering.

Gezien de bestaande afstanden en de aard en omvang van het bestemmingsplan is geconcludeerd dat er geen (extra) beperkingen voor (agrarische) bedrijvigheid ontstaan. Bovendien wordt een aanvaardbaar woon- en leefklimaat binnen het plangebied gegarandeerd.

4.2.3 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen of wijzigingsplannen rekening gehouden moet worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Door artikel 76 Wgh is het bij de vaststelling van een bestemmingsplan of wijzigingsplan verplicht, om bij de gronden die behoren tot een geluidszone, de grenswaarden in acht te nemen wat betreft de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of wijzigingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.

Er is in het plangebied sprake van een situatie, waarbij de huidige woning al in gebruik is genomen als burgerwoning. Deze situatie komt niet te veranderen. Het huidige woon- en leefklimaat blijft daarnaast gehandhaafd. Er vinden geen bouwactiviteiten plaats en er worden geen nieuwe bouwmogelijkheden gecreëerd. Een nadere toetsing aan de Wet geluidhinder voor vaststelling van dit bestemmingsplan is om deze redenen niet nodig.

4.2.4 Luchtkwaliteit

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer, in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'). In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal luchtvervuilende stoffen. In Nederland kunnen met name fijnstof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Fijnstof wordt grotendeels veroorzaakt door grote industriële bronnen en het wegverkeer, NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door wegverkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen of het afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wabo gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan c.q. de afwijking per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.

Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (Nibm) bij zo lang de concentratie fijnstof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt. Volgens de regeling Nibm wordt die grens pas overschreden bij bijvoorbeeld woningbouwprojecten van meer dan 1500 woningen of kantoorlocaties met meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlak. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.

Het bestemmingsplan heeft niet één van bovenstaande ontwikkelingen tot gevolg. Er is geconcludeerd dat de luchtkwaliteit door dit bestemmingsplan 'niet in betekenende mate' verslechtert. Er wordt daarom niet verder ingegaan op het aspect luchtkwaliteit.

4.2.5 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport van deze stoffen. Op basis van de criteria, zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven zoals LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Doel van het externe veiligheidsbeleid is om zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn provincies en gemeenten verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Binnen het werkveld van de externe veiligheid wordt veelal het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) gehanteerd. Het PR biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het GR legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal potentiële slachtoffers. Als een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Het plangebied ligt in een gebied dat volgens de Gelderse Risicokaart een maximale waterhoogte bij een dijkdoorbraak heeft van 0,5 - 1.0. Er is hiermee dus een klein risico op overstromingen. Bovendien ligt het plangebied in een beschermd gebied. Dit houdt in dat het gebied wordt beschermd door een primaire waterkering tegen buitenwater (zee, grote rivieren etc.) en regionale wateren (kleine rivieren, kanalen etc).

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicobronnen die invloed hebben op het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan brengt geen toename van het aantal personen en/of kwetsbare objecten met zich mee. De ruimtelijke situatie aan Dernhorstlaan 11 in Twello wijzigt niet ten opzichte van de bestaande situatie. Het aspect externe veiligheid levert zodoende geen belemmeringen op voor het nieuwe bestemmingsplan.

4.3 Flora en fauna

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient de natuurwetgeving beschouwd te worden. Deze wetgeving richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).

De nieuwe Wet natuurbescherming vervangt vanaf 1 januari 2017 drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Doel van de nieuwe Wet natuurbescherming is drieledig:

  • 1. bescherming van de biodiversiteit in Nederland;
  • 2. decentralisatie van verantwoordelijkheden;
  • 3. vereenvoudiging van de regels.

De Wet natuurbescherming heeft de verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet overgenomen. Activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten zijn verboden. De verboden activiteiten zijn het op enige wijze verwijderen van beschermde inheemse planten van hun groeiplaats, een beschermde inheemse soort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Opzettelijk verstoren van vogels is in sommige situaties wel toegestaan. Verstoren zonder dat er van tevoren een goed onderzoek naar beschermde soorten is uitgevoerd blijft strafbaar.

Bij het plan is er geen sprake van sloop- en of bouwactiviteiten. Gezien de aard en omvang van voorliggend plan is verder geen onderzoek naar aanwezige flora en fauna uitgevoerd. Wel geldt altijd de zorgplicht voor de aanwezige flora en fauna.

4.4 Archeologie

In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. In het Verdrag van Malta wordt gesteld dat de archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst te behouden. De gehanteerde uitgangspunten zijn:

  • Archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behouden in de bodem (ter plaatse) niet mogelijk is;
  • In ruimtelijke ordening (planvorming) al vroegtijdig rekening houden met archeologische waarden;
  • De bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen.

De bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door bodemverstorende activiteiten was in de Monumentenwet 1988 geregeld. Echter is deze wet per 1 juli 2016 vervallen. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet en deze treedt naar verwachting in 2021 in werking. Tot die tijd zijn de artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar deze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. Hierbij wordt uitgegaan van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningsproces.

Specifiek voor het bestemmingsplan is hierop artikel 38a van de Monumentenwet van toepassing: “De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten”.

De archeologische waarden zijn in het moederplan 'Buitengebied' vertaald naar een dubbelbestemming. Het plangebied kent twee archeologische dubbelbestemmingen (Waarde - Archeologie - 3 en Waarde - Archeologie - 5). Deze waarde is overgenomen uit de archeologische beleidskaart van 2017.

Er vinden met dit bestemmingsplan geen ingrepen plaats. Voor deze ruimtelijke procedure is dan ook geen waardestellend archeologisch vooronderzoek vereist.

4.5 Watertoets

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) kan beoordeeld worden welke waterthema's in het plan relevant zijn.

De Watertoets is op 27 maart 2023 uitgevoerd. Het plan is, vanuit de waterhuishouding bezien, voor het waterschap beperkt van belang. De motivatie daarvoor is dat plannen zonder (nieuwe) ontwikkelingsmogelijkheden, zoals functiewijzigingen en actualisaties, nauwelijks tot geen effect hebben op de waterhuishouding. Dit betekent dat geen essentiële waterbelangen worden geraakt en het waterschap op basis daarvan een positief water advies geeft.

4.6 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In dit geval is van een dergelijk plan geen sprake.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitinstrumenten.

5.2 Planregels

Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.
5.2.1 Inleidende regels

In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen

5.2.2 Bestemmingsregels

Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende enkelbestemmingen voor:

In het bestemmingspan komen daarnaast een aantal dubbelbestemmingen voor, dit zijn:

5.2.3 Algemene regels

De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.

Anti-dubbeltelbepaling

De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.

Strijdig gebruik

In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik, uitgezonderd geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel. Deze worden expliciet genoemd als strijdig gebruik bij de desbetreffende bestemmingen.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

5.3 Bestemmingen

Het bestemmingsplan kent verschillende enkel en dubbelbestemmingen. De verschillende bestemmingen worden in de subparagrafen hieronder kort toegelicht. Allereerst worden de enkelbestemmingen beschreven, daarna de dubbelbestemmingen.

5.3.1 Wonen

Voor het plangebied geldt de enkelbestemming Wonen. Alle burgerwoningen en bijbehorende bijgebouwen en tuinen zijn voorzien van de bestemming Wonen. De inhoud van een woning mag maximaal 750 m³ bedragen. Onder een woning worden alle aan elkaar gebouwde ruimten verstaan die voor het wonen worden gebruikt. Op het perceel mogen daarnaast nog maximaal 100 m² aan bijgebouwen aanwezig zijn die worden gebruikt ten dienste van het wonen. Het maakt niet uit of deze vrijstaan of aan de woning vastzitten.

Een woning mag bewoond worden door meerdere huishoudens, maar dit geeft geen recht op meer bouwmogelijkheden, noch wat betreft de inhoud van de woning, noch wat betreft de oppervlakte van de bijgebouwen.

Percelen in gebruik door hobbyboeren hebben ook de bestemming Wonen gekregen. Omdat hobbyboeren vaak behoefte hebben aan ruimere mogelijkheden voor bijgebouwen, is hier een afwijkingsbevoegdheid voor opgenomen. Middels deze afwijkingsbevoegdheid is uitbreiding van de bijgebouwen tot 150 m² onder voorwaarden mogelijk. Uitbreiding wordt uitsluitend toegestaan indien de uitbreiding noodzakelijk is om een bijdrage te kunnen leveren aan het beheer en de instandhouding van het agrarisch cultuurlandschap. Daarnaast dient de oppervlakte grond in eigendom of duurzaam gehuurd of gepacht ten minste 1,0 ha te bedragen.

Indien woningen in de bestaande situatie meer dan 100 c.q. 150 m² aan bebouwing hebben staan is dit toegestaan. Het is niet zonder meer toegestaan deze bebouwing af te breken en nieuw te bouwen. Indien er in deze gevallen sprake is van nieuwbouw, dient voldaan te worden aan de saneringsregels.

Er zijn binnen de bestemming Wonen aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, bed & breakfast en nevenfuncties mogelijk. Deze functies dienen plaats te vinden in de bestaande bebouwing.

5.3.2 Groen

De bestemming 'Groen' wordt gebruikt om het structurele groen te bestemmen. In deze gebieden staat de groen inrichting voorop, ook voor de langere termijn. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor groenvoorzieningen, water, openbare nutsvoorzieningen en extensief recreatief medegebruik. Wegen zijn niet toegestaan. Paden en wegen voor langzaam verkeer zijn wel mogelijk. Ten behoeve van een flexibel gebruik van de gronden en in relatie met de nodige aandacht voor de waterhuishouding is het ook mogelijk watergangen of -bergingen binnen deze bestemming toe te staan.

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken toegestaan.

5.3.3 Verkeer

In het plan is voor de wegen, alsmede opstelstroken, busstroken en voet- en fietspaden de bestemming Verkeer opgenomen. Binnen de bestemming Verkeer zijn tevens bijbehorende voorzieningen toegestaan. Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd. Een uitzondering wordt gemaakt voor apparatenruimten ter plaatse van de aanduiding 'antennemast'. Deze zijn binnen deze bestemming toegestaan waarbij de oppervlakte ten hoogste 40 m² bedraagt.

Ter bescherming van de in het plangebied aanwezige zandwegen is de bestemming Verkeer -Onverhard opgenomen. Deze bestemming voorkomt dat zandwegen verhard kunnen worden.

Voor de bestaande spoorweg is de bestemming Verkeer - Railverkeer opgenomen.

5.3.4 Waarde - Archeologie 3 en 5

Voor het plangebied gelden de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie -3 en Waarde - Archeologie - 5. Op deze gronden gelden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veilig gesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.

De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen geldt per archeologische dubbelbestemming een specifieke regeling. Deze regeling is van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing groter dan een bepaald oppervlak en dieper dan een bepaalde diepte. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming.

5.3.5 Waarde - Ecologie - Groene Ontwikkelingszone

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor gronden die aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Dit betreft zowel gerealiseerde als nog te realiseren natuur. Om te voorkomen dat ontwikkelingen de realisatie van de EHS in de weg staan, dient bij alle ontwikkelingen getoetst te worden aan de aanwezige waarden binnen de EHS. In de bestemmingsomschrijving zijn de kernkwaliteiten weergegeven die genoemd worden in de streekplanuitwerking Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse Ecologische HoofdStructuur (mei 2006).

5.3.6 Waarde - Landschap

Voor de verschillende zone uit het landschapsontwikkelingsplan (LOP) is één dubbelbestemming Waarde - Landschap opgenomen. De aangewezen beschermingszones Natte Landnatuur en Weidevogel- en ganzengebieden binnen de dubbelbestemming Waarde - Landschap aangegeven door middel van een specifieke functieaanduiding. In de bestemmingsomschrijving zijn de aanwezige landschappelijke waarden omschreven. Om de aanwezige waarden te beschermen of te versterken, is een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. Middels regels wordt het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bepaalde werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die een aantasting van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden dan wel de cultuurhistorische waarde betekenen. Dit vergunningenstelsel is niet van toepassing voor werken en werkzaamheden binnen het bouwvlak. Voor elke zone is dit vergunningenstelsel gelijk. De mate waarin de werken of werkzaamheden van belang zijn, dient per waarde afzonderlijk bepaald te worden op het moment van de aanvraag. Indien er ontwikkelingen plaatsvinden in het gebied die via een afwijkingsregel of een wijzigingsbevoegdheid worden mogelijk gemaakt, dient tevens te allen tijde rekening gehouden te worden met de waarden zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijving.

5.3.7 Leiding - Riool

De planologisch relevante leidingen zijn in deze dubbelbestemmingen als zodanig bestemd. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is alleen na afwijken toegestaan. Alvorens het bevoegd gezag over een verzoek om af te wijken beslissen, wint zij schriftelijk advies in bij de desbetreffende leidingbeheerder. Ter bescherming van aanwezige leidingen is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

5.4 Flexibiliteit in het bestemmingsplan

5.4.1 Flexibiliteit in het bestemmingsplan

Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.

5.4.2 Afwijken van de regels

Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.

Binnen de bestemming 'Wonen' zijn 2 afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Met een omgevingsvergunning kan er medewerking worden verleend aan een grotere inhoudsmaat van de woning door het betrekken van deel. Daarnaast is er een afwijkingsmogelijkheid binnen de bestemming 'Wonen' om de nevenfunctie 'kleinschalig kamperen' mogelijk te maken.

Naast deze afwijkingsmogelijkheden onder de bestemming 'Wonen' zijn er ook enkele algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen in dit plan. Het gaat hier om de afwijkingsmogelijkheden om herbouw van de woning toe te staan buiten de fundering, een hogere categorie uit de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' toe te staan bij vestiging van aan-huis-verbonden bedrijven en een afwijkingsmogelijkheid voor de plaatsing van een grondopstelling zonnepanelen.

Tot slot zijn in dit bestemmingsplan de volgende algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen:

  • a. voor de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Ook geldt deze afwijking alleen voor maten, afmetingen en percentages die binnen het bestemmingsvlak passen, omdat anders sprake is van een wijzigingsbevoegdheid, vanwege een te grote impact op de omgeving;
  • b. voor het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwen, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw niet meer dan 75 m³ bedraagt;
  • c. voor de plaatsing van antennemasten tot 40 meter;
  • d. voor het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg. Er is voor gekozen om mantelzorg niet bij recht toe te staan, maar te regelen via een afwijking, zodat voorwaarden gesteld kunnen worden. Eén van de voorwaarden bij deze afwijkingsmogelijkheid is dat een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd moet worden. Ook moet binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg hiervan mededeling worden gedaan aan burgemeester en wethouders. Tenslotte moet binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik ten behoeve van mantelzorg de bewoning zijn beëindigd;
5.4.3 Wijzigingsregels

Naast de afwijkingsregels zijn er ook wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen voor ontwikkelingen waarvoor een zwaarder afwegingskader geldt dan bij afwijken. Daarnaast gaat een wijzigingsbevoegdheid gepaard met een aanpassing van de verbeelding. De wijziging treedt in werking na de vaststelling van een afzonderlijk wijzigingsplan.

Het bestemmingsplan bevat 3 algemene wijzigingsbevoegdheden:

  • Overschrijding bestemmingsgrenzen: voor zover dit van belang is voor de betere realisatie van de bestemmingen dan wel noodzakelijk is in verband met de werkelijke situatie. De overschrijding bedraagt maximaal 3 meter en het bestemmingsvlak mag hooguit 10% worden vergroot;
  • Waarde - Archeologie: Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie - 3 of Waarde Archeologie - 5 geheel of gedeeltelijk verwijderen wanneer wordt voldaan aan voorwaarden;
  • Toevoegen bestemming Water: Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen van de gronden zoals opgenomen in hoofdstuk 2 wijzigen in de bestemming Water wanneer dit vanuit een waterbergingsopgave noodzakelijk is.

Hoofdstuk 6 Overleg en inspraak

6.1 Uitkomsten vooroverleg artikel 3.1.1 Bro

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.

In artikel 3.1.1. wordt bij lid 2 de mogelijkheid gegeven dat de Minister van Infrastructuur en Milieu kan aangeven onder welke omstandigheden of in welke gevallen geen overleg gevoerd hoeft te worden met de rijksdienst die betrokken is bij de zorg voor de ruimtelijke ordening. Na overleg met de betrokken departementen is besloten het overleg te beperken tot die zaken waarbij directe belangen aan de orde zijn. Overigens zijn per 1 januari 2012 de voormalige VROM-inspectie en de Inspectie van Verkeer & Waterstaat samengevoegd tot de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Aangezien er geen sprake is van directe rijksbelangen heeft er geen vooroverleg plaatsgevonden met het Rijk.

Met de provincie is een vergelijkbare afspraak gemaakt. Enkel wanneer er sprake is van een provinciaal belang is vooroverleg noodzakelijk. Het voorliggende plan is niet in strijd met enig provinciaal belang, waardoor er voor gekozen is geen vooroverleg te plegen.

Het vooroverleg met het waterschap heeft plaats gevonden via de website http://www.dewatertoets.nl. Hieruit is naar voren gekomen dat verder overleg niet noodzakelijk is.

6.2 Zienswijzen

Het ontwerp-bestemmingsplan heeft met ingang van 20-07-2023 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens de inzagetermijn zijn belanghebbenden in de gelegenheid gesteld een zienswijze over het plan naar voren te brengen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.