Plan: | Brandweerkazerne Zuiderlaan, Twello |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.171053-VS00 |
Een groot deel van het gebied tussen de Martinusweg, Jupiter en Hietweideweg in Twello wordt herontwikkeld naar woningbouw. In dit gebied bevinden zich de huidige brandweerkazerne, de gemeentewerf en het voormalige schoolgebouw en gymzaal van het Veluws College. Vanwege de integrale ontwikkeling van dit gebied, is behoud van de brandweerkazerne op deze locatie geen optie.
Diverse nieuwe locaties voor de brandweerkazerne zijn in beeld gebracht, waaronder de locatie aan de Zuiderlaan. Op 1 maart 2021 heeft de gemeenteraad van Voorst in een motie het college van B&W gevraagd de nieuwe brandweerkazerne te realiseren aan de Zuiderlaan. Uit onderzoek is vervolgens de locatie tussen de Zuiderlaan en hockeyclub VHC Twello als voorkeurslocatie naar voren gekomen.
Dit bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologisch kader te scheppen waarbinnen de voorgenomen ontwikkelingen kunnen worden uitgevoerd. Op de planlocatie van de brandweerkazerne, wordt de bestaande sportbestemming in het vigerende bestemmingsplan Twello Zuidwest deels gewijzigd in een maatschappelijke bestemming en deels in een groenbestemming.
De locatie van het plangebied is weergegeven in figuur 1. Het plangebied ligt aan de Zuiderlaan, aan de zuidkant van Twello. Het volledige plangebied beslaat een oppervlakte van 0,45 hectare. In afbeelding 2 is een luchtfoto van het plangebied opgenomen. Het perceel van het plangebied staat kadastraal bekend als gemeente VOO00, sectie Q, nummer 1070.
Afbeelding 1: ligging van het plangebied aan de zuidzijde van Twello
Afbeelding 2: luchtfoto van het plangebied
Ligging
Twello, de hoofdkern van de gemeente Voorst ligt centraal binnen de gemeente. Het dorp ligt aan de N344 tussen Apeldoorn en Deventer. Via de H.W. Iordensweg heeft Twello aansluiting op de rijksweg A1. De in 1888 geopende spoorlijn Apeldoorn-Deventer loopt dwars door het dorp. Twello wordt aan de noord-, oost- en westzijde omringd door een lommerrijke landgoederenzone, die de dorpsrand maakt tot een aantrekkelijk parkachtig gebied. In het zuidwesten grenst het meer rationele ontginningslandschap rondom Wilp-Achterhoek aan het dorp. De Twellose beek komt aan de zuidzijde de dorpskom binnen en stroomt in noordoostelijke richting door de kom van het dorp. Daarbinnen vormt de beek met zijn groene oevers een markant element.
Ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis
Twello is ontstaan op een rivierduin van de IJssel en wordt voor het eerst genoemd rond 1300. Lange tijd blijft het een klein dorp met verspreide agrarische bebouwing rondom de kerk aan de Dorpsstraat en een klein bebouwingscluster rond het huis Duistervoorde. Dit huis wordt al in 1358 genoemd.
Vooral vanaf de 18e eeuw ontstaan rondom het dorp verschillende buitenplaatsen. Met de aanleg van de straatweg en de spoorlijn in de 19e eeuw neemt de bereikbaarheid van Twello sterk toe. Welgestelde stedelingen bouwen met name langs de Rijksstraatweg nieuwe villa's en landhuizen.
Het spoor trekt bedrijvigheid aan en Twello groeit al snel uit tot een regionaal centrum voor vleesverwerking. Het dorp groeide aanvankelijk vooral aan en nabij de oude linten; later - vooral vanaf de jaren vijftig van de twintigste eeuw - ontstonden aan de zuid- en westkant van het oude dorp relatief grootschalige uitbreidingen. Met deze uitbreidingen is ook Duistervoorde deel uit gaan maken van de aaneengesloten bebouwde kom van Twello. Na het verdwijnen of verplaatsen van de oude industrieën, blijft Twello zich verder ontwikkelen als vestigingsplaats voor de lokale en (op beperkte schaal) regionale woningvraag en bedrijvigheid.
Ruimtelijke hoofdstructuur
De ruimtelijke hoofdstructuur van Twello wordt gekenmerkt door enkele belangrijke min of meer oost-west gerichte historische infrastructurele lijnen, namelijk de Rijksstraatweg, de spoorlijn Apeldoorn-Deventer en de Duistervoordseweg, die zich verder oostwaarts voortzet in de Dorpsstraat en Binnenweg. Daaraan zijn later toegevoegd de route Jupiter-Beethovenlaan-Maarten Tromplaan en de Zuiderlaan, die de dorpskom aan de zuidkant begrenst en een eerste aanzet vormt tot een randweg om het dorp richting Rijksstraatweg. Eerdergenoemde H.W. Iordensweg is de belangrijkste noord-zuid gerichte doorgaande route. Aan de westzijde vormt de Molenstraat een oude verbinding tussen de Rijksstraatweg en de Duistervoordseweg; de straat ontleent zijn naam aan de daar staande korenmolen. In de zone rondom de spoorlijn, min of meer het hart van het dorp, is sprake van een grote menging van functies en bebouwing van verschillende ouderdom. Centraal ligt het dorpscentrum en het voormalige Dumecoterrein. Als ruggengraat van deze zone kan de Duistervoordseweg worden gezien, die tussen het dorpscentrum en het historische Duistervoorde loopt. Ten zuiden van deze zone liggen voornamelijk homogeen opgebouwde woongebieden.
Inzoomend op het plangebied van de brandweerkazerne, zijn ruimtelijk vooral het bestaande sportcomplex Zuiderlaan (waar de brandweerkazerne wordt gerealiseerd) en de woonwijk Hietweide/Doornweerd relevant. Hieronder volgt een korte beschrijving van deze gebieden.
Sportcomplex Zuiderlaan en plangebied brandweerkazerne
Aan de zuidkant van Twello, aan de Zuiderlaan, is rond 2005 een sportcomplex gerealiseerd. Het sportcomplex bestaat uit een sporthal en diverse sportvelden en wordt gebruikt door omnisportvereniging SV Twello en hockeyvereniging VHC Twello. Ook de jeugdopleiding van betaaldvoetbalclub Go Ahead Eagles maakt gebruik van sportcomplex Zuiderlaan.
De planlocatie van de nieuwe brandweerkazerne, aan de noordkant van het sportcomplex, heeft een sportbestemming, maar wordt op dit moment niet als zodanig gebruikt. Het plangebied bestaat op dit moment uit een braakliggend grasveld dat aan de west- en zuidwestzijde wordt begrensd door en bomenrij. Aan de noordzijde vormt de Zuiderlaan een duidelijke fysieke barrière. Verder lopen er langs de noord-, oost, zuidwest- en westkant van het plangebied sloten.
Afbeelding 3: Blik op het plangebied vanaf de Zuiderlaan
Afbeelding 4: Het plangebied in vogelvlucht, met op de achtergrond sportcomplex Zuiderlaan en op voorgrond de woonwijk Hietweide/Doornweerd
Hietweide/ Doornweerd
Grote woonwijk in het zuidwesten van Twello waar de woonbuurten rondom een centraal gelegen groenzone zijn gelegen. De bebouwing bestaat overwegend uit eengezinswoningen. Langs de randen van de buurten en de groenzone bevinden zich meer luxe woonmilieus met (half-)vrijstaande woningen in een ruime groene omgeving. De Zuiderlaan vormt de grens tussen deze wijk en de planlocatie van de brandweerkazerne
Het historisch kaartmateriaal laat de historische situatie van het plangebied zien vanaf het begin van de 19e eeuw (zie afbeelding 5). Destijds was de omgeving van de planlocatie en sportcomplex Zuiderlaan nog volledig onbebouwd. Het gebied ten zuidoosten van Duistervoorde wordt dan aangeduid als 'Noord Dijk' en de huidige Twellosebeek als 'Ter Woldsche Watering'. Rond het midden van de 19e eeuw wordt de Doornweerdstraat aangelegd en de 'Ter Woldsche Watering' rechtgetrokken en krijgt de huidige naam. Op enkele boerderijen na, blijft de omgeving lang onbebouwd. Vanaf medio 20e eeuw ontstaat meer lintbebouwing langs de Doornweerdstraat en aan het eind van jaren '80 van de 20e eeuw wordt de woonwijk Hietweide/Doornweerd gerealiseerd. Met de aanleg van de Zuiderlaan, medio jaren '90 en sportcomplex Zuiderlaan begin deze eeuw, ontstaat de bestaande situatie.
Afbeelding 5: Overzichtskaarten historie van het gebied
Op de locatie aan de Zuiderlaan in Twello wordt een nieuwe brandweerkazerne gerealiseerd ter vervanging van de huidige brandweerkazerne aan de Jupiter in Twello. De brandweerkazerne wordt parallel aan de Zuiderlaan gerealiseerd, aan de achterzijde van het perceel. Het concept-ontwerpen van de kazerne en de inrichting van het terrein zijn in de afgelopen periode tot stand gekomen in overleg met de brandweer Twello, de Veiligheidsregio Noord Oost Gelderland (VNOG) en de gemeente Voorst. De onlangs opgeleverde brandweerkazerne aan de Vincwijcweg 1c in Didam heeft hierbij als voorbeeld gediend.
Het inrichtingsplan wordt de komende periode verder uitgewerkt in overleg brandweer Twello, de VNOG en de gemeente Voorst. In de plannen is de brandweerkazerne parallel aan de Zuiderlaan voorzien. De kazerne is zover mogelijk aan de achterzijde van het perceel voorzien. Van en naar de Zuiderlaan is de ontsluiting voorzien. Daarnaast is rondom de kazerne verharding gepland, zodat de brandweerauto's de mogelijkheid hebben om de kazerne heen te rijden. Onderdeel van deze verharding is een oefenplaat, waar blusoefeningen plaats kunnen vinden. Aansluitend op de verharding zijn halfverharde parkeerplaatsen voorzien met een groene uitstraling.
Het niet verharde deel van het plangebied wordt zoveel mogelijk groen ingericht. Aandachtspunt hierbij is dat de begroeiing het zicht voor af- en aan rijdende auto's niet belemmert. Aan de noordoostzijde van het perceel is daarnaast een natuurlijke waterberging voorzien, waar regenwater bij piekmomenten in het plangebied opgevangen kan worden.
Afbeelding 6: concept-plan perceel brandweerkazerne
De brandweerkazerne wordt parallel aan de Zuiderlaan gerealiseerd en zoveel mogelijk aan de achterzijde van het perceel.
De brandweerkazerne bestaat uit twee delen: de kazerne zelf en de stallingsruimte voor vier brandweerauto's. De kazerne is ten opzichte van de stallingsruimte iets naar voren geplaatst. De kazerne is daarnaast iets hoger dan de stallingsruimte en krijgt een kap.
De brandweerkazerne kent een terughoudend en sober kleurgebruik en er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van natuurlijke materialen. Ook worden er geen opvallende (licht)uitingen aan de gevel bevestigd. Op de dakvlakken worden eventuele zonnepanelen mee ontworpen.
Onderstaande beelden geven een eerste impressie van de ontwerprichting. De beelden zijn nadrukkelijk slechts bedoeld om een eerste impressie te geven van de ontwerprichting. Het definitieve ontwerp wordt de komende periode verder uitgewerkt.
Afbeelding 7: impressie vooraanzicht brandweerkazerne
Afbeelding 8: impressie zicht op brandweerkazerne vanaf de Zuiderlaan
Afbeelding 9: impressies achteraanzicht brandweerkazerne
In dit hoofdstuk wordt beknopt het relevante ruimtelijke beleidskader beschreven, geformuleerd op de verschillende overheidsniveaus. Andere beleidsthema's zoals milieu, archeologie of water worden hier niet beschreven. Dit beleid komt aan bod in hoofdstuk 6.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR biedt het nieuwe kader dat de (nieuwe) ruimtelijke- en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt en de focus bepaalt voor mobiliteitsinvesteringen. De structuurvisie speelt in op een aantal ontwikkelingen en uitdagingen; krimp, groeiende mobiliteitsbehoefte, versterken internationale concurrentiepositie, koesteren en versterken ruimtelijke structuur, klimaatverandering, duurzame energie en het stelsel van regels en procedures. Een van de kernmiddelen die wordt ingezet om goed op deze
ontwikkelingen en uitdagingen in te spelen is decentralisatie. Beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen wil het kabinet dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten krijgen de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Voor de periode tot 2028 richt het Rijk zich op drie doelen:
Met bovengenoemde Rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van ruimtelijke ordening gekregen. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn. Voorliggend initiatief heeft geen directe relatie met één van de 13 nationale belangen.
De ladder voor duurzame verstedelijking wordt in de SVIR geïntroduceerd en is sinds 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door middel van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Bij een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied moet daarnaast goed gemotiveerd waarom deze niet in bestaand stedelijk gebied te realiseren is. Bestaand stedelijk gebied is in het Bro als volgt gedefinieerd: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang van een nieuwe stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Uit jurisprudentie (overzichtsuitspraak Ladder voor duurzame verstedelijking, ECLI:NL:RVS:2017:1724) volgt dat de ondergrens voor functies ander dan wonen 500 m2 ruimtebeslag om als nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 3.1.6, lid 2 van het Bro te gelden.
De omvang van de nieuw te ontwikkelen brandweerkazerne bedraag weliswaar maximaal 750 m2 (op een kavel van 0,45 ha). De brandweerkazerne wordt echter gebouwd ter vervanging van de bestaande brandweerkazerne aan de Jupiter 4 van circa 950 m2 . Deze wordt wegbestemd om plaats te maken voor een woonbestemming.
De locatie ligt ook in bestaand stedelijk gebied. De locatie heeft op dit moment al een sportbestemming en ligt tegen de woonwijk Hietweide/Doornweerd aan. Hiermee geldt de planlocatie volgens de definitie in het Bro en jurisprudentie als bestaand stedelijk gebied.
Gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling, is een onderbouwing in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking op onderliggend plan niet noodzakelijk. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Bovendien ligt de locatie binnen bestaand stedelijk gebied. Nadere toetsing aan de Ladder is om deze reden dan ook niet noodzakelijk.
Gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland
Het doel van de provincie Gelderland is om samen te werken aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. De natuur en het water hebben het landschap van Gelderland gevormd. Wereldwijde ontwikkelingen - zoals het energievraagstuk, de klimaatverandering, uitputting van grondstoffen, kwetsbare biodiversiteit, verdere verstedelijking en de toenemende mobiliteit - vragen om balans. De Gelderse leefomgeving is in omvang beperkt. Er moeten keuzes worden gemaakt. Met de schaarse ruimte en de vele uiteenlopende belangen en inzichten gaat dit niet vanzelf. De provincie Gelderland wil hierbij in gesprek gaan en samen keuzes maken over de vraagstukken die voorliggen en de betekenis daarvan voor de inrichting van Gelderland. Hierbij wordt gezocht naar synergie, samenhang en uitruilmogelijkheden.
Gezond en veilig
Dit is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En, dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.
Schoon en welvarend
Dat is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En: het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.
Afbeelding 10 - Overzicht Omgevingsvisie Gelderland.
De provincie Gelderland gaat hierbij uit van het toevoegen van waarde door vanuit een brede blik te focussen. Vertrekkend vanuit de unieke kwaliteiten van de Gelderse streken en steeds weer verschillende belangen en bovenregionale mogelijkheden afwegen. De focus ligt op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van 7 onderwerpen wordt hier richting aan gegeven:
Op de ontwikkeling van de nieuwe brandweerkazerne aan de Zuiderlaan zijn verschillende thema's van toepassing. In dit stuk wordt ingezoomd op de volgende thema's:
Bereikbaarheid
Het uitgangspunt van de provincie Gelderland is een veilige en vlotte doorstroming in het mobiliteitsnetwerk, bijvoorbeeld voor auto's, openbaar vervoer, (snel)fietsen, voet- en wandelpaden. Hierbij wordt ingezet op dat mensen elkaar kunnen blijven bereiken en ontmoeten. Het stimuleren van alternatieve manieren van vervoer is de focus, in het bijzonder de fiets. Ontwikkelingen vragen om een brede blik en een samenhangende aanpak tussen mobiliteit en de inrichting van woonwijken, bedrijventerreinen, voorzieningen (zoals laadpalen en internet) en vervoerssystemen.
Woon- en leefomgeving
Het uitgangspunt van de provincie Gelderland is een duurzame en diverse woon- en leefomgeving, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Hierbij luidt de ambitie van de provincie Gelderland om een aanbod aan woningtypen en woonmilieus te hebben dat past bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende duurzame woning. Goed bereikbare voorzieningen, aansprekende evenementen, unieke cultuurhistorie, inspirerende culturele voorzieningen, een mooie natuur; het is allemaal van belang. De provincie gaat hierbij voor een concentratie van bebouwing, tenzij er geen andere goede maatregelen zijn. De bestaande bebouwde omgeving wordt optimaal benut met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen.
Het onderliggende plan voor een nieuwe brandweerkazerne past binnen de uitgangspunten zoals die verwoord zijn in de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland. De locatie van de nieuwe brandweerkazerne aan de Zuiderlaan is goed bereikbaar. De Zuiderlaan is een belangrijke verbindingsweg in Twello, waarvan uit het hele dorp en omgeving goed bereikt kunnen worden. Daarnaast is mede voor deze locatie gekozen omdat deze voor de brandweermedewerkers goed bereikbaar is. Tot slot draagt de realisatie van een nieuwe brandweerkazerne op een goed bereikbare plaats bij aan een goede woon- en leefomgeving.
In de Omgevingsverordening Gelderland staan regels beschreven die de ambities uit de omgevingsvisie helpen te realiseren De omgevingsverordening dient als juridisch instrument en beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Daarmee dient de omgevingsverordening als een toetsingskader bij het opstellen van nieuwe ruimtelijke plannen zoals een bestemmingsplan of een uitgebreide afwijkingsprocedure in het kader van de omgevingsvergunning.
Daarnaast kent de verordening verschillende kaartlagen waaraan regels zijn verbonden: Windenergie, Luchtvaart, Landbouw, Glastuinbouw, Natuur, Natura2000-gebied, Landschap, Water en milieu en Erfgoed.
De locatie is aangeduid als 'intrekgebied'. Gebieden met deze aanduiding mogen geen bestemming krijgen die de winning van fossiele energie zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas mogelijk maakt. Daarnaast gelden er beperkingen voor vestiging van glastuinbouwbedrijven. Deze bepalingen zijn voor de realisatie van de brandweerkazerne niet relevant.
Geconcludeerd wordt dat het initiatief past binnen de Omgevingsverordening Gelderland.
De gemeenten in de regio Stedendriehoek, met daarin de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen, hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld. Deze visie vormt de integrale afstemming tussen de ruimtelijke opgaven binnen de regio.
De visie is onderverdeeld in een aantal thema's:
Hiervan heeft vooral het derde thema (wonen: steden dorpen en landschap) een concrete koppeling met de brandweerkazerne aan de Zuiderlaan. Hierbij kiest de regio onder meer voor: 'intensiveren en herontwikkelen van de dorpen en afronding van bestaand dorpsstructuren voor het realiseren van hun autonome woningbehoefte'.
Door de brandweerkazerne tegen de bestaande bebouwing van Twello aan te realiseren en binnen bestaand stedelijk gebied, komt deze ontwikkeling tegemoet aan bovengenoemde ambities. Het plan past hiermee binnen de Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030
Op 18 december 2017 heeft de gemeente Voorst de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (RTV) 'Kwaliteit,Verbinding en Duurzaamheid' vastgesteld. Deze Ruimtelijke Toekomstvisie is vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet (treedt naar verwachting in 2022 in werking) opgesteld. Met de Omgevingswet wordt het ruimtelijke beleid dynamischer opgesteld, meer ontwikkelingsgericht. Participatie speelt hierbij een belangrijke rol. De rol van de overheid is aan het veranderen. Inwoners en ondernemers krijgen een grotere rol in het ruimtelijk beleid. Met de nieuwe Omgevingswet krijgen initiatieven vanuit de samenleving waar mogelijk meer ruimte. De taak van de gemeente richt zich voornamelijk op het afwegen van alle belangen.
De RTV 'Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid' heeft een dubbele doelstelling. Enerzijds zijn bij de totstandkoming van de RTV doelen bepaald met de samenleving en hoe deze behaald moeten worden. Aan de andere kant dient de visie ook als toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Centraal in het ruimtelijk beleid van de gemeente Voorst staat dan ook onze eigen identiteit. Nieuwe ontwikkelingen moeten hierbij aansluiten en waar mogelijk versterken. Onder identiteit wordt verstaan: diversiteit en kwaliteit van de landschappen in de gemeente, de bijzondere monumenten en rijke cultuurhistorie, de dorpse schaal van de kernen, de menselijke maat en de krachtige sociale samenhang in de gemeente. Ook duurzaamheid maakt een onderdeel uit van de identiteit. Het gaat dan om de wens en de noodzaak om de ruimtelijke, economische en sociale kwaliteiten toekomstbestendig te maken. Op basis van de identiteit zijn in Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst de volgende thema's geformuleerd:
Nieuwe ontwikkelingen in de gemeente Voorst, moeten aansluiten op de vier karakteristieken van de gemeente:
De nieuwe brandweerkazerne wordt tegen de bestaande dorpskern aan, passend in het landschap en bij de schaal van Twello. Ook is bij de locatiekeuze rekening gehouden met de aanrijtijden van de vrijwilligers. Hiermee sluit dit plan aan op de vier karakteristieken.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Daarnaast wordt ingegaan op de thema's water, ecologie, archeologie, verkeer en parkeren, de mer-beoordeling en de economische uitvoerbaarheid van het plan.
De Wet geluidhinder (Wgh) biedt vooral in het ruimtelijk spoor bescherming tegen (spoor)weglawaai en industrielawaai van inrichtingen gelegen op een gezoneerd industrieterrein. In de Wet geluidhinder wordt een beperkt aantal typen objecten beschermd.
De Wet geluidhinder beschermt de volgende objecten:
Het besluit geluidhinder (Bgh) wijst volgens art. 1 Wgh een 'ander geluidsgevoelig gebouw' aan. Art. 1.2 Bgh wijst onderstaande gebouwen aan als 'ander geluidsgevoelig gebouw':
Het Besluit geluidhinder (Bgh) wijst volgens art. 1 Wgh een 'geluidsgevoelig terrein' aan. Art. 1.2 Bgh wijst onderstaande terreinen aan als 'geluidsgevoelig terrein':
Een brandweerkazerne valt onder geen van deze definities en geldt daarmee niet als geluidsgevoelige bestemming. Een nader onderzoek naar geluid is hiermee niet noodzakelijk. Paragraaf 6.2.5 (Bedrijven en milieuzonering) gaat in op het geluid dat veroorzaakt wordt door de brandweerkazerne.
Met wet- en regelgeving wil de overheid zorgen voor een goede luchtkwaliteit en inwoners beschermen tegen de schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het Besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.
De Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:
Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Situatie brandweerkazerne
Hoewel een brandweerkazerne niet staat genoemd in de Regeling NIBM, kan gelet op de aard en omvang van het project worden aangenomen dat voorliggend project 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging. De locaties liggen niet in de nabijheid van rijkswegen of provinciale wegen. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.
Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Conclusie
Met de realisatie van de brandweerkazerne wordt geen risicovolle inrichtingen mogelijk gemaakt. Aangezien een brandweerkazerne een vitaal onderdeel is in de hulpverlening kan een brandweerkazerne wel worden aangemerkt als een kwetsbare object. De navolgende afbeelding bevat een fragment van de risicokaart Nederland. De globale ligging van het plangebied is aangeduid met een rode stippellijn
Afbeelding 11 - Uitsnede risicokaart
Uit de risicokaart blijkt dat er in de omgeving van de nieuwe brandweerkazerne aan de Zuiderlaan een mogelijke risicobron is. Dit is het gasontvangststation aan de Westerlaan en de gasleiding die hier vanuit zuidelijke richting naartoe loopt. Afstand tot plangebied ruim 800 meter. Voor gasontvangst en -verdeelstations geldt volgens de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de VNG een richtafstand van 50 meter. Het gasontvangststation aan de Westerlaan heeft dan ook geen invloed op het groepsrisico en het plaatsgebondenrisico. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van de brandweerkazerne
In het kader van de bestemmingsplanwijziging moet op basis van artikel 3.1.6. Besluit ruimtelijke ordening worden onderzocht of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. Het uitgangspunt is dat een eventuele aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico mag opleveren voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet.
Conclusie
De locatie van de brandweerkazerne is onverdacht ligt in de schone zone van de bodemkwaliteitskaart. Dit betekent dat nader onderzoek naar de bodemkwaliteit niet noodzakelijk is en dat dit geen belemmering vormt voor de realisatie van de brandweerkazerne
In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009) van de VNG is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten 'milieubelastende activiteiten' aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van 'milieugevoelige activiteiten' De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.
Voor brandweerkazernes geldt ten aanzien van geluid een richtafstand van 50 meter. Voor geur, stof en gevaar gelden geen richtafstanden.
Conclusie
De dichtstbijzijnde milieugevoelige bestemming, is de woning aan de Doornweerdstraat 7. De afstand van de grens van het perceel van de brandweerkazerne tot aan deze woning bedraagt circa 100 meter. Ook aan de Händelstraat liggen woningen op relatief nabije afstand (nummer 17 tot en met nummer 39). De afstand van de perceelsgrens tot aan deze woningen bedraagt meer dan 100 meter. Wat betreft milieuzonering zijn er dus geen beperkingen voor de nieuwe brandweerkazerne aan de Zuiderlaan.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn. Het plangebied valt onder het Waterschap Vallei en Veluwe.
De toets is op 6 juni 2022 uitgevoerd (zie Bijlage 2). Het plan is, vanuit de waterhuishouding bezien, voor het waterschap beperkt van belang. De motivering is dat in het plangebied geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging liggen. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Ook blijft het oppervlakte verharding door het toepassen van halfverhard parkeren rond de 1500 m2
Het waterschap geeft wel enkele algemene aandachtspunten voor de beoogde ontwikkeling. Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Daarnaast adviseert het waterschap om grondwateroverlast te voorkomen door boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand te ontwerpen. Ten slotte benadrukt het waterschap de verontreiniging van afstromend hemelwater te voorkomen door middel van hun beslisboom (toegepaste (bouw)materialen).
In Nederland is de wetgeving omtrent de bescherming van natuurwaarden gesplitst in soortbescherming en gebiedsbescherming. De bescherming was voorheen geregeld in respectievelijk de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. Voor houtopstanden gold de Boswet. Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden die de bovenstaande wetten vervangt. Wat betreft gebiedsbescherming is er weinig veranderd. Op het gebied van soortenbescherming hebben zich diverse wijzigingen voorgedaan. Zo zijn veel planten en vissen onder de nieuwe wet niet meer beschermd, terwijl een aantal zeldzame dagvlinders en libellen juist zijn toegevoegd. Verder is het bevoegd gezag in de meeste gevallen GS van de provincie, waar dat eerder de RVO was. De provincies hebben meer zeggenschap over het beleid, wat zich vooral uit in het feit dat er verschillen zijn in de vrijstellingslijsten van soorten waarvoor bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting of bestendig beheer en onderhoud vrijstelling geld.
Gebiedsbescherming
Gebiedsbescherming was voorheen opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998 en heeft de bescherming en instandhouding van natuurgebieden in Nederland als doel. Daartoe zijn gebieden aangewezen in het kader van de Vogelrichtlijn (VR-gebieden), Habitatrichtlijn (HR-gebieden) en het Verdrag van Ramsar (Wetlands). Beschermde Natuurmonumenten vervallen onder de Wet Natuurbescherming omdat deze vrijwel geheel samenvallen met Natura 2000-gebieden. De VR- en HR-gebieden worden samengevat onder de noemer Natura 2000.
Daarnaast wordt het Natuurnetwerk Nederland (NNN) onderscheiden. De NNN komt voort uit het herdefiniëren van de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS) door de provincies. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Binnen de zone ondernemen met natuur en water is ruimte voor ontwikkeling maar dient hierbij een aantoonbare bijdrage te worden geleverd aan de ontwikkelingsdoelen.
Soortbescherming
Onder de Wet natuurbescherming zijn verschillende beschermingsregimes te onderscheiden: soorten van de Vogelrichtlijn (VR), soorten van de Habitatrichtlijn (HR) en overige beschermde soorten genoemd in bijlage A behorend bij artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming. Daarnaast hebben provincies de vrijheid om voor bepaalde soorten uit de laatste categorie vrijstelling te verlenen bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting en bestendig beheer en onderhoud.
Onderzoek
Foreest Groen Consult BV heeft op 25 oktober 2021 een quickscan Wet Natuurbescherming uitgevoerd (zie Bijlage 3).
Conclusies:
Onderzocht is of de omvorming van deze gronden, gevolgen kan hebben voor beschermde dier- en plantensoorten.
De Wet natuurbescherming wordt wat betreft flora, zoogdieren, amfibieën, reptielen, ongewervelden, broedvogels, vleermuizen en vissen niet overtreden. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Ten aanzien van broedvogels en de vliegrouten van vleermuizen geeft de quickscan een aantal aandachtpunten mee.
Broedvogels
De Wet natuurbescherming wordt voor de soortgroep broedvogels niet overtreden zolang de beplanting niet in de broedperiode wordt verwijderd. Nader onderzoek is onder deze voorwaarde niet noodzakelijk.
Vliegrouten vleermuizen
De bomen langs de Zuiderlaan en de landschappelijke beplanting aan de westzijde van de locatie kunnen onderdeel vormen van een vliegroute voor vleermuizen. De landschappelijke beplanting sluit aan bij andere beplantingen waardoor hier een verbinding ontstaat van de bebouwde kom van Twello naar het bosgebied rondom landgoed Noordijk. De begroeiing lans de watergang is van minder belang omdat deze niet aansluit op een andere beplanting. Deze beplanting maakt wel dat de landschappelijke beplanting aan de westrand meer robuust is.
De bomen langs de Zuiderlaan staan ook met andere lijnvormige elementen in verbinding. Ontstaan door de planvorming openingen die breder zijn dan 30 meter dan kan een vliegroute hierdoor in gevaar komen. Dit kan ook op het moment dat lichtbelasting op de beplantingen ontstaat als gevolg van de plannen.
Voor de uitrit van de brandweerkazerne zal één zomereik worden gekapt. Hierdoor ontstaat aan één zijde van de dubbele laan, een opening van circa 15 meter waardoor dit geen effect heeft op het functioneren van een eventuele vliegroute.
Langs de Zuiderlaan staan bij de kruisingen en direct voor en na de kruising hoge lantarenpalen. De stukken tussen deze kruisingen zijn niet verlicht. Op de sportvelden staat langs alle velden terreinverlichting. Dit geldt zowel voor de voetbalvelden als voor de hockeyvelden. Langs de toegangsweg en op de parkeerplaats van de hockeyvereniging staan ook lantarenpalen. Ook de andere wegen en parkeerplaatsen op dit sportcomplex zijn voorzien van lantarenpalen. Het hele complex is in de nachtelijke uren verlicht. Dit maakt dat zowel de Zuiderlaan als de planlocatie op dit moment met licht is belast. Het gebied is niet donker. Het toevoegen van enkele verlichtingspunten heeft daardoor geen effect op het functioneren van eventuele vliegrouten. Hierdoor kan worden geconcludeerd dat de eventueel aanwezige vliegrouten niet worden aangetast.
De Wet natuurbescherming wordt wat betreft vliegrouten van vleermuizen niet overtreden. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. In het verdrag van Malta wordt gesteld dat de archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst te behouden. De gehanteerde uitgangspunten zijn:
Onderzoeken
RAAP Archeologisch adviesbureau heeft op 7 december 2021 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) opgeleverd (zie Bijlagen 4 en 5). Het bureauonderzoek is voor een groter gebied aan de Zuiderlaan uitgevoerd, waarin ook andere gronden ten noorden van het sportcomplex zijn meegenomen. Specifiek voor de locatie van de brandweerkazerne is het niventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd.
Conclusie
Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek en voorgaand onderzoek (de Wit, 2001) blijkt dat in het plangebied naar verwachting geen archeologische resten bedreigd worden. Daarom wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) noodzakelijk geacht.
Uit het veldonderzoek blijkt dat de bodemopbouw in het plangebied globaal bestaat uit een opgebracht/verstoord pakket (minimaal 40 centimeter dik) op een bouwvoor (sterk zandige, grindige klei) op verspoeld dekzand-/beekafzettingen. Gezien de vele zand-/kleibrokken in de boorprofielen, wordt aangenomen dat het plangebied enkele malen is overstroomd. In de boringen zijn enkele zeer gefragmenteerde indicatoren (spikkeltjes houtskool en verbrande leem) waargenomen. Vermoedelijk zijn deze verspoeld vanaf nabijgelegen vindplaatsen in hogere delen van het landschap. Binnen onderhavig plangebied kan op basis van het veldonderzoek de lage archeologische verwachting voor alle perioden derhalve worden gehandhaafd.
Op basis van de resultaten van de onderzoeken blijkt dat in het plangebied geen archeologische resten bedreigd worden. Daarom wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) noodzakelijk geacht.
Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).
Verkeersgeneratie
In de CROW-kerncijfers (publicatie 381) zijn geen kengetallen opgenomen voor een brandweerkazerne of een vergelijkbare voorziening.
Per jaar rukt de brandweer in Twello gemiddeld 100 keer uit. Dit aantal kan in de toekomst licht toenemen. Daarnaast vinden er oefeningen plaats. Aangezien het initiatief een verplaatsing van een brandweerkazerne betreft is er per saldo geen sprake van een toename in het aantal verkeersbewegingen.
Verkeersafwikkeling
De brandweerkazerne kan vanaf de Zuiderlaan vanuit twee richtingen worden bereikt. In verband met de verkeersveiligheid is een vrij uitzicht op de Zuiderlaan van belang. De onsluiting van de brandweerkazerne op de Zuiderlaan is daarom haaks, waardoor het zicht op de Zuiderlaan in beide richtingen optimaal is. Ook worden er rond de ontsluitingsweg geen hoge begroeiing of bomen gepland.
Parkeren
Het parkeren voor de medewerkers van de brandweer wordt volledig op eigen terrein opgelost. In totaal zijn er 24 parkeerplaatsen opgenomen in de concept-plannen voor de nieuwe brandweerkazerne.
Conclusie
Ten aanzien van verkeer en parkeren zijn er geen beperkignen voor de ontwikkeling van de brandweerkazerne.
Beleid en Normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Voor de ontwerpbestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt, moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.
Onderzoek
Onderliggend plan gaat over het bouwen van een nieuwe brandweerkazerne, ter vervanging van de huidige kazerne. Qua aard en omvang kan het project niet worden aangemerkt als stedelijke ontwikkelingsproject. Daarnaast tonen de milieuonderzoeken geen nadelige gevolgen. De locatie ligt hierbij niet nabij een natuurgebied. Daarbij is van belang dat sprake is van bestaand bebouwd gebied en dat het ruimtebeslag van de voorziene bebouwing beperkt is.
Conclusie is dan ook dat de voorziene ontwikkeling geen stedelijk ontwikkelingsproject vormt en daarmee er geen noodzaak is om een reguliere of vormvrije m.e.r.-(beoordelings-) procedure te volgen.
Wanneer met een bestemmingsplan een bouwplan mogelijk wordt gemaakt zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (waaronder de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen), stelt artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In afwijking hiervan kan de raad besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
Conclusie
In dit geval is de gemeente Voorst grondeigenaar en worden de kosten gedekt uit de gemeentelijke begroting. Hiermee zijn de kosten anderszins verzekerd. Om die reden kan worden besloten geen exploitatieplan vast te stellen.
In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitinstrumenten.
Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in
In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen
Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:
De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, nadere eisen, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.
Bestaande situatie
In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, kan worden verwezen naar de bestaande situatie. Dit vindt veelal plaats om van het plan afwijkende maten en oppervlakten niet onder het overgangsrecht te plaatsen. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van het gemeentelijk bouwdossier aangevuld met de GBKN, het kadaster, de luchtfoto's en de cyclomedia, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.
De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.
Anti-dubbeltelbepaling
De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.
Strijdig gebruik
In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan.Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik, uitgezonderd geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel. Deze worden expliciet genoemd als strijdig gebruik bij de desbetreffende bestemmingen.
Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Bestemmingsomschrijving
De nieuwe brandweerkazerne, de verharding rondom de brandweerkazerne en de parkeerplaatsen worden mogelijk gemaakt binnen de maatschappelijke bestemming.
Bebouwingsmogelijkheden
Binnen de bestemming Maatschappelijk is een onderscheid gemaakt tussen welke bebouwing is toegestaan binnen het bouwvlak en welke erbuiten. Waar de brandweerkazerne mag worden gebouwd is dat middels een bouwvlak aangegeven. Dit onderscheid maakt dat op de plankaart de grootte en ligging van het bouwvlak de bouwmogelijkheden bepalen. Binnen het bouwvlak staan de toegestane goot- en bouwhoogte en – indien van toepassing – een maximum bebouwingspercentage vermeld. Buiten het bouwvlak zijn alleen andere bouwwerken toegestaan.
Maatvoering bouwvlak
Het bouwvlak is rondom de voorziene locatie van de brandweerkazerne getrokken. Aan de noorzijde sluit deze precies aan, aan de achterzijde is ruimte voor eventuele uitbreidingen. Voor het bouwvlak geldt een maximaal bebouwingspercentage van 70%.
Bestemmingsomschrijving
De bestemming 'Groen' wordt gebruikt om het structurele en openbare groen te bestemmen. In deze gebieden staat de groeninrichting voorop, ook voor de langere termijn. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water, openbare nutsvoorzieningen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen (parkeerplaatsen, inritten e.d.) en bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals bankjes, wandel- en fietspaden en prullenbakken. Ook is er ruimte voor verblijfsfuncties waar deze de groene functie niet in de weg staan. Ten behoeve van een flexibel gebruik van de gronden en in relatie met de nodige aandacht voor de waterhuishouding is het ook mogelijk watergangen of -bergingen binnen deze bestemming toe te staan. Daarnaast is er binnen de bestemming de aanduiding 'ontsluiting' opgenomen, ten behoeve van de ontsluiting van het perceel.
Bebouwingsmogelijkheden
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken toegestaan.
Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.
Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.
In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:
Meer ingrijpende functieveranderingen en meer ingrijpende afwijkingen van de regels werden voorheen mogelijk worden gemaakt met een in het bestemmingsplan op te nemen wijzigingsbevoegdheid. Door de naderende inwerkingtreding van de Omgevingswet (gepland voor 1 januari 2022) verdwijnt dit instrument. Mede om deze reden is geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen in dit plan.
Op 28 april 2022 is, voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, een informatiebijeenkomst voor omwonenden gehouden waar deze plannen zijn gepresenteerd.
Ter voorbereiding van het bestemmingsplan dient overleg plaats te vinden met het waterschap en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn (artikel 3.1.1 Bro).
Er is in het kader van dit plan overleg gevoerd met de Veiligheidsregio Noord Oost Gelderland (VNOG). Als veiligheidsregio hebben zij belang bij dit plan. De VNOG is nauw betrokken geweest bij de planvorming en het ontwerp van de brandweerkazerne.
Het vooroverleg met het Waterschap heeft per mail en via de website www.dewatertoets.nl plaatsgevonden.
Het plan wordt voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid zienswijzen in te dienen. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.