direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Rijksstraatweg 90, Twello
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.171043-VS00

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De eigenaar van het perceel Rijksstraatweg 90 in Twello heeft in het verleden een omgevingsvergunning aangevraagd om het gehele pand te mogen gebruiken als kantoor. Op 24 juli 2012 heeft college van burgemeester en wethouders deze vergunning verleend. Het pand was in het destijds geldende bestemmingsplan bestemd voor woondoeleinden. Bij de aanvraag voor het gewijzigde gebruik is in 2012 expliciet gevraagd om het behoud van de woonbestemming. Nu blijkt echter dat in het geldende bestemmingsplan Twello-Noordoost (vastgesteld op 1 juli 2013) het perceel is bestemd als Kantoor waarbij niet gewoond mag worden. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is onbewust enkel het gebruik als kantoor bestemd en is de woonbestemming komen te vervallen.

Met voorliggend bestemmingsplan wordt de oude planologische situatie weer hersteld. Het perceel krijgt een woonbestemming. Daarnaast blijft de omgevingsvergunning voor het gewijzigde gebruik (als kantoorpand) van kracht. Om het gebruik van het perceel voor woondoeleinden weer formeel mogelijk te maken is een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171043-VS00_0001.png"

Afbeelding 1 - uitsnede bestemmingsplan Twello-Noordoost

1.2 Het plangebied

Het perceel is gesitueerd aan de Rijksstraatweg 90 in Twello bij de kruising met de Domineestraat, ten noorden van de kern Twello. De ligging en een luchtfoto van het perceel ziet u op onderstaande afbeeldingen. Kadastraal zijn de gronden bekend als Twello, sectie A, nummer 2136.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171043-VS00_0002.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171043-VS00_0003.png"

Afbeelding 2 - ligging perceel in de omgeving Afbeelding 3 - luchtfoto plangebied 2017

1.3 Doel

Het doel van dit bestemmingsplan is de bestemming van het perceel wijzigen van Kantoor naar Wonen. Het perceel is bij de totstandkoming van het geldende bestemmingsplan per abuis bestemd als Kantoor zonder woonfunctie. Dit bestemmingsplan herstelt de oorspronkelijke planologische situatie. Wel blijft de verleende afwijking voor het gebruiken van het pand als kantoor in stand.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie en toekomstige situatie

2.1 Historische en bestaande situatie

Ontstaansgeschiedenis

Het pand aan de Rijksstraatweg 90 is een rijksmonument genaamd 'de Mariënhof'. Huize Mariënhof is van oorsprong een oude buitenplaats, gelegen aan de Rijksstraatweg en de hoek van de Basseltlaan. De villa is omstreeks 1840 gebouwd in opdracht van de arts J.J. van Pennink als huwelijksgeschenk voor zijn dochter. Het oorspronkelijke huis werd na een brand verbouwd door de Deventerse architect J.D. Gantvoort tot de huidige witgepleisterde villa in chaletstijl. De villa heeft een markante ligging aan de Rijksstraatweg tegenover de Domineestraat. De bijbehorende houten schuur stamt uit dezelfde bouwperiode als de woning (1910) en is een gemeentelijk monument.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171043-VS00_0004.png"

Afbeelding 4 - de Mariënhof

Gebruik

Van oudsher is het pand gebruikt voor woondoeleinden al dan niet in combinatie met een praktijk/bedrijf aan huis. In het voorgaande bestemmingsplan 'Twello-Noord' (goedgekeurd op 25 januari 1988) was het pand bestemd als eengezinswoning met praktijk aan huis. Het pand is echter al meerdere jaren nagenoeg volledig in gebruik als kantoor. In 2012 is dan ook een omgevingsvergunning verleend voor het gewijzigde gebruik van het pand als kantoor. Het behoud van de woonbestemming was hierbij expliciet aangegeven. In het geldende bestemmingsplan is de woonbestemming abusievelijk wegbestemd. Op basis van het geldende bestemmingsplan mag het pand formeel niet meer gebruikt worden voor woondoeleinden.

2.2 Toekomstige situatie

Ruimtelijk gezien verandert het perceel door de bestemmingswijziging niet. Enkel de mogelijkheid om het perceel in gebruik te nemen voor woondoeleinden wordt hersteld. Ook blijft de verleende afwijking voor het gebruiken van het pand als kantoor van kracht. Dit gebruik wordt vooralsnog ook doorgezet door de huidige eigenaar. Het plan bevat daarnaast geen bouwactiviteiten. Het gaat puur om de wijziging van de bestemming Kantoor naar Wonen waarbij het pand zowel als woning en als kantoor gebruikt kan worden.

2.3 Ruimtelijke afweging

In het geldende bestemmingsplan Twello Noordoost is het perceel bestemd als Kantoor. Deze bestemming laat functies anders dan kantoren niet toe. Met de voorgenomen omzetting naar Wonen kan het perceel en pand ook weer in gebruik worden genomen voor woondoeleinden. Deze woonbestemming is in het verleden ten tijde van de totstandkoming van het geldende bestemmingsplan per ongeluk komen te vervallen. Het herstellen van de oorspronkelijke planologische situatie, waarbij sprake is van één woning, stuit daarom vanuit ruimtelijk oogpunt stuit niet op bezwaren.

Het pand is fors van omvang en wordt gekenmerkt door de landhuisstijl die veelvuldig voorkomt aan het dorpslint van Twello. Deze panden zijn door de jaren heen vaak voor meerdere doeleinden gebruikt. Stedenbouwkundig is het daarom niet bezwaarlijk dat het pand gebruikt wordt als woning en/of kantoor. Ook gezien de afstanden tot omliggende panden en het feit dat dit grotendeels woonbestemmingen zijn wordt gesteld dat belangen van derden niet wordt geschaad. Bovendien is op het perceel voldoende parkeerruimte aanwezig waardoor er geen hinder ontstaat voor de omgeving. Ruimtelijk gezien is een woonbestemming dus passend op het perceel.

Het is normaliter niet gangbaar dat wordt meegewerkt aan functiewijzigingen waarbij het aantal woningen toeneemt. Ten opzichte van de bestaande situatie wordt met dit plan formeel gezien een nieuwe woning toegevoegd. De woonbestemming op het perceel is bij de totstandkoming van het geldende bestemmingsplan Twello Noordoost ten onrechte omgezet naar een kantoorbestemming. Het gebruik van het gehele pand als kantoor was immers al vergund in 2012. Gezien het feit dat de woonbestemming abusievelijk is wegbestemd is het gerechtvaardigd middels deze bestemmingsplanherziening de oorspronkelijke en juiste planologische situatie weer te herstellen.

Echter is het pand altijd gebouwd als een woning waarbij deze ook altijd (behalve in geldende bestemmingsplan) bestem geweest voor woondoeleinden. Bij de actualisatie is de woonfunctie komen te vervallen. De (bewonings)geschiedenis van het pand en het feit dat de woonfunctie per ongelijk is komen te vervallen rechtvaardigt het herstellen van de woonbestemming op het perceel (ondanks dat er in formele zin sprake is van een toevoeging van een woning).

Vanwege bovenstaande redenen is het bestemmen van het perceel als Wonen niet bezwaarlijk. Vanuit relevante milieu wet- en regelgeving worden ook geen belemmeringen gezien tegen de bestemmingswijziging van het perceel. Meer hierover in hoofdstuk 4.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden beknopt de belangrijkste ruimtelijke beleidskaders beschreven, geformuleerd op de verschillende overheidsniveaus. Andere beleidsthema's, zoals water, archeologie en milieu, worden hier niet beschreven. Dit beleid komt in het hoofdstuk 4 aan de orde, waar wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van ruimtelijke ordening gekregen. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn. Voorliggend initiatief heeft geen relatie met één van de 13 nationale belangen.

Ladder duurzame verstedelijking

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171043-VS00_0005.png"

Afbeelding 5 - schema Ladder voor duurzame verstedelijking

Met ingang van 1 juli 2017 is de nieuwe Ladder in werking getreden. Ongewijzigd hierin is dat in de toelichting op bestemmingsplannen de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden beschreven. De aard en omvang van de stedelijke ontwikkeling zijn bepalend voor de afbakening van het gebied waarbinnen de behoefte moet worden onderzocht. In de wet is bovendien toegevoegd dat bij een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied goed gemotiveerd moet worden waarom deze niet in bestaand stedelijk gebied te realiseren is.

De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang van een stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Of er wel of geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkelingen in relatie tot de omgeving.

Gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling (functiewijziging naar Wonen), zijn de SVIR en de (nieuwe) Ladder voor duurzame verstedelijking op onderliggend plan niet van toepassing. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals hierboven benoemd. Het Rijk heeft dan ook geen verdere bemoeienis met de planvorming. Nadere toetsing aan de ladder is om deze reden dan ook niet noodzakelijk.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Gelderland

De Omgevingsvisie Gelderland (vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies) is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De opzet van de omgevingsvisie is opgehangen aan de termen dynamisch, mooi en divers. Gelderland is een dynamische provincie in een prachtige setting, met een grote diversiteit. Dynamisch duidt op economische ontwikkelingsaspecten als innovatie, duurzaamheid en bereikbaarheid. Mooi staat voor de natuurdoelen en de kwaliteiten die gewaarborgd en verder ontwikkelt dienen te worden. Divers gaat over het herkennen van de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en het koesteren van de regionale identiteit.

Het plangebied ligt in de regio Stedendriehoek, buiten maar in de nabijheid van het nationale landschap De Veluwe, deelgebied Twello. De Omgevingsvisie Gelderland gaat meerdere malen in op bijvoorbeeld leegstand van kantoren en nieuwbouw van kantoren. In dit geval gaat het om het wijzigen van de kantoorbestemming naar een woonbestemming. Qua gebruik verandert er vooralsnog niets op het perceel. Bovendien heeft het pand altijd een woonfunctie gehad. De Omgevingsvisie Gelderland doet geen uitspraken over het wijzigen van de kantoorbestemming naar een woonbestemming.

Daarnaast bevat de Omgevingsvisie Gelderland het belangrijke instrument de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Hierin staan kwaliteiten en doelen centraal, niet de regels. Dit houdt in dat bij bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling er moet worden aangegeven hoe met de ladder is omgegaan wat betreft behoefte, bestaand stedelijk gebied en bereikbaarheid. In dit specifieke geval gaat het enkel om een wijziging van de bestemming Kantoor naar Wonen. Ruimtelijk gezien wijzigt er niets op het perceel. Er is in dit specifieke geval geen sprake van een stedelijke ontwikkeling, zodoende is een afweging met de Gelderse ladder niet aan de orde.

3.3.2 Omgevingsverordening Gelderland

Het is voor provincies mogelijk om invloed uit te oefenen op bestemmingsplannen en de daarbij behorende toelichting (artikel 4.1 Wro). De omgevingsverordening Gelderland dient dan ook als een juridisch instrument en beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De verordening kent de volgende kaartlagen waaraan regels zijn verbonden: Windenergie, Luchtvaart, Landbouw, Glastuinbouw, Natuur, Natura2000-gebied, Landschap, Water en milieu en Erfgoed. Van toepassing op het plangebied is de kaart Water en milieu (intrekgebied).

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171043-VS00_0006.png"

Afbeelding 6 - uitsnede Omgevingsverordening Gelderland

Vanuit de Omgevingsverordening Gelderland worden geen bezwaren gezien voor de beoogde bestemmingswijziging. Het betreft geen bouwplan maar enkel een bestemmingswijziging zodat het perceel ook weer voor woondoeleinden gebruikt mag worden.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst

Op 18 december 2017 heeft de gemeente Voorst de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (RTV) 'Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid' vastgesteld. Deze Ruimtelijke Toekomstvisie is vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet (treedt naar verwachting in 2021 in werking) opgesteld. Met de nieuwe Omgevingswet moet een balans worden gevonden tussen enerzijds dynamiek en zekerheid anderzijds. Participatie speelt hierbij een belangrijke rol. De rol van de overheid is namelijk aan het veranderen. Inwoners en ondernemers krijgen een steeds grotere rol in het ruimtelijk beleid. Met de nieuwe Omgevingswet krijgen initiatieven vanuit de samenleving waar mogelijk meer ruimte. De taak van de gemeente richt zich voornamelijk op het afwegen van alle belangen. De doelen worden uitgewerkt in de Uitvoeringsagenda Ruimtelijke Toekomstvisie. In de uitvoeringsagenda is gespecificeerd wat, met wie en op welke termijn de uitvoering plaatsvindt. De uitvoeringsagenda heeft, net zoals de samenleving, een dynamisch karakter. Beiden zijn continu onderhevig aan nieuwe ontwikkelingen en daarom wordt het document met enige regelmaat vernieuwd, aangevuld en geactualiseerd.

Voor de grotere kernen in de gemeente Voorst zijn er afzonderlijke dorpsvisies opgesteld. De planlocatie ligt ten noorden van de kern Twello. Voor dit gebied is geen aparte dorpsvisie opgesteld.

De RTV 'Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid' heeft een dubbele doelstelling. Enerzijds zijn bij de totstandkoming van de RTV doelen bepaald met de samenleving en hoe deze behaald moeten worden. Aan de andere kant dient de visie ook als toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Centraal in het ruimtelijk beleid van de gemeente Voorst staat dan ook onze eigen identiteit.

Nieuwe ontwikkelingen moeten hierbij aansluiten en waar mogelijk versterken. Onder identiteit wordt verstaan: diversiteit en kwaliteit van de landschappen in de gemeente, de bijzondere monumenten en rijke cultuurhistorie, de dorpse schaal van de kernen, de menselijke maat en de krachtige sociale samenhang in de gemeente. Ook duurzaamheid maakt een onderdeel uit van de identiteit. Het gaat dan om de wens en de noodzaak om de ruimtelijke, economische en sociale kwaliteiten toekomstbestendig te maken. Op basis van de identiteit zijn in Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst de volgende thema's geformuleerd.

  • Wonen, leefbaarheid en sociale cohesie;
  • Werken, innovatie en recreatie;
  • Omgeving en landschap;
  • Energie en klimaat.

Het gaat in dit specifieke geval om een wijziging van de bestemming zodat het perceel ook weer voor woondoeleinden gebruikt mag worden. Gezien de aard en omvang van het plan worden er in de RTV geen uitspraken gedaan die specifiek betrekking hebben op het plan. Daarnaast leent het monumentale pand zich uitstekend voor zowel het gebruik als kantoor en/of als woning. Het plan is niet in strijd met de uitgangspunten zoals benoemd in de RTV.

3.4.2 Woonvisie aantrekkelijk Voorst 2025

In de Woonvisie aantrekkelijk Voorst 2025 is de visie van de gemeente op het gebied van wonen voor de komende jaren verder uitgewerkt. In de woonvisie staan vier pijlers centraal:

  • Aantrekkelijke woongemeente. Hier zetten we onder meer in op het inspelen op veranderende woonbehoeften en het verbeteren van de leefbaarheid in onze gemeente;
  • Beschikbaarheid en betaalbaarheid. Vraag en aanbod van de sociale huurwoningen en bereikbare koopwoningen staat hier centraal.
  • kwaliteit van de woningvoorraad. Het gaat hier vooral om het verbeteren van de duurzaamheid van woningen in de gemeente;
  • Vergrijzing en wonen met zorg. De vergrijzing heeft gevolgen voor het wonen en de zorg. Langer zelfstandig wonen is het uitgangspunt.

Bij nieuwe ontwikkelingen ligt de focus op inbreiding in plaats van uitbreiding. Ook dient toevoeging van woningen in overeenstemming te zijn met regionale afspraken. Het voorliggende plan herstelt de gebruiksmogelijkheden van het pand aan de Rijksstraatweg 90 in Twello omdat de woonfunctie per ongeluk is wegbestemd. Formeel gezien gaat het in dit geval om een nieuwe woning. Echter is het in dit specifieke geval verdedigbaar de woonbestemming op het perceel te herstellen.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de randvoorwaarden voor de uitvoerbaarheid van de aanvraag vanuit de aspecten milieu, archeologie, ecologie, verkeer en parkeren en water behandeld. Tenslotte wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan.

4.2 Milieu

4.2.1 Bodem

Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de mate van de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of -en zo ja welke- kosten gemoeid zijn met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.

De locatie is geen verdachte locatie voor bodemverontreiniging. Voor zover bekend hebben er nooit bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden op het perceel. Daarnaast was het perceel van oudsher een woonbestemming en de laatste jaren (per ongeluk) een kantoorbestemming. Gezien de geschiedenis en gebruik van het perceel is bepaald dat een bodemonderzoek niet vereist is. Daarnaast vindt alleen een functiewijziging plaats, er wordt niet gebouwd en/of verbouwd.

4.2.2 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies. Om te beoordelen of het beoogde plan belemmerend is voor de nabij gesitueerde bedrijvigheid, wordt getoetst aan de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering. De brochure geeft minimale (richt)afstanden vanaf de grens van een bedrijf tot een gevoelige functie. De aan te houden afstanden van de brochure zijn opgezet voor inwaarts zoneren en bevatten vanuit de milieugevoelige functie gezien een bufferzone.

Het perceel ligt aan de noordkant van de kern Twello aan de Rijksstraatweg. In het lint langs de Rijksstraatweg komen overwegend woonbestemmingen, her en der afgewisseld met bijvoorbeeld bedrijfsbestemmingen, voor. Het perceel zelf grenst aan alle zijden aan woonbestemmingen. De afstand tot milieubelastende functies in de omgeving is minimaal 80 meter. Gezien de aanwezige woonbestemmingen in de directe omgeving van het plangebied én de aanzienlijke afstand wordt aangenomen dat de bestemmingswijziging van het perceel naar de bestemming Wonen niet leidt tot belemmering voor de omliggende bedrijvigheid. De relatief grote afstand ten opzichte van milieubelastende functies zorgt er voor dat op het perceel een goed woon- en leefklimaat wordt gegarandeerd. Om bovenstaande redenen worden geen belemmeringen verwacht vanuit de milieuzonering ten aanzien van het plan.

4.2.3 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden moet worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Door Artikel 76 Wgh is het bij de vaststelling van een bestemmingsplan verplicht, om bij de gronden die behoren tot een geluidszone, de grenswaarden in acht te nemen wat betreft de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.

Het perceel ligt binnen de geluidzone van de Rijkstraatweg waar een maximale snelheid van 50 km/uur is toegestaan. Het perceel is altijd bestemd geweest voor woondoeleinden. Wel is er voor het gebruik als kantoor een omgevingsvergunning verleend. Het gebruik als kantoor is overgenomen bij de totstandkoming van het geldende bestemmingsplan waardoor de woonbestemming is komen te vervallen. Dit bestemmingsplan herstelt de woonbestemming op het perceel. Formeel gezien wordt er dus een woning (gevoelige functie) op het perceel toegevoegd. Gezien de historie van het perceel (altijd bestemd geweest voor woondoeleinden) en het feit dat er geen ingrepen plaatsvinden op het perceel is het verdedigbaar om geen akoestisch onderzoek uit te laten voeren.

4.2.4 Luchtkwaliteit

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet
milieubeheer, in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'). In zijn
algemeenheid kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband
vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal luchtvervuilende stoffen. In Nederland kunnen met name fijnstof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot
overschrijding van de grenswaarden. Fijnstof wordt grotendeels veroorzaakt door grote industriële
bronnen en het wegverkeer, NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door wegverkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen of het afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wabo gevolgen kan hebben voor
de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is
gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde
    grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan c.q. de afwijking per saldo verbetert of ten
    minste gelijk blijft;
  • het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van
    een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.

Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (Nibm) bij zo lang de concentratie fijnstof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt. Volgens de regeling Nibm wordt die grens pas
overschreden bij bijvoorbeeld woningbouwprojecten van meer dan 1500 woningen of kantoorlocaties met meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlak. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.

Het bestemmingsplan heeft niet één van bovenstaande ontwikkelingen tot gevolg. Geconcludeerd wordt dat de luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' zal verslechteren. Om die reden hoeft niet verder op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.

4.2.5 Externe veiligheid

Het aspect externe veiligheid draait om het beheersen van de risico's bij transport, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (vervoer gevaarlijke stoffen) bronnen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen groepsrisico (GR) en plaatsgebonden risico (PR). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten.

Van belang is het uitvoeringsprogramma externe veiligheid van de provincie Gelderland. Een belangrijk product dat hieruit voorvloeit is de zogeheette Gelderse risicokaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171043-VS00_0007.png"

Afbeelding 7 - uitsnede Gelderse risicokaart

Voor de planlocatie zijn de provinciale weg N344 (Rijksstraatweg) en de spoorlijn Apeldoorn - Deventer van belang. Uit de risicokaart Gelderland blijkt dat de Rijksstraatweg geen risico's oplevert op het gebied van externe veiligheid. Ten zuiden, op ruim 200 meter afstand van de planlocatie, ligt de intercitylijn Apeldoorn - Deventer. Er bestaat op deze trajecten altijd een risico op ongevallen. Gezien de afstand tussen de spoorlijn en de planlocatie vormt de spoorlijn geen belemmering. Bovendien zijn tussen de planlocatie en de spoorlijn al meerdere woningen aanwezig.

Het perceel loopt daarnaast een klein risico op overstromingen. Een kleine kans betekent dat er overstromingen kunnen plaatsvinden, maar de kans dat dit binnen een mensenleven plaatsvindt is zeer gering. Het plangebied ligt in een beschermd gebied. Dat wil zeggen dat deze gebieden beschermd worden door een primaire of regionale waterkering tegen buitenwater (zee, grote rivieren etc.) en regionale wateren (kleine rivieren, kanalen etc.).

Conclusie is dan ook dat in de nabijheid van het projectgebied geen stationaire bronnen aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op het plan. Voor de uitvoering van het plan vormt het aspect externe veiligheid om die reden geen belemmering.

4.3 Archeologie

Door het Verdrag van Malta zijn overheden verplicht om in het ruimtelijke beleid zorgvuldig om te gaan met het archeologische erfgoed. Voordat er bodemingrepen plaatsvinden, is een archeologisch onderzoek nodig. Dit geldt zowel voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen, als waar een reële verwachting bestaat dat er archeologische waarden voorkomen

Deze zorgplicht voor het archeologische erfgoed was tot voor kort vastgelegd in de Monumentenwet 1988. Daarnaast heeft er in 2007 een nadere uitwerking plaatsgevonden in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg. Vanaf 1 juli 2016 geldt de Erfgoedwet, waarmee de Monumentenwet is vervallen. Een deel van deze wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving, gaat over naar de Omgevingswet wanneer deze (naar verwachting) in 2021 in werking treedt. Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet, zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet. Hier blijven zij ongewijzigd van toepassing totdat de Omgevingswet in werking treedt. De bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door bodemverstorende activiteiten blijft geregeld. Hierbij wordt uitgegaan van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningproces. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan voor de gronden in het plangebied moet rekening gehouden worden met in de grond aanwezige of te verwachten archeologische resten. In 2017 heeft de gemeente Voorst de erfgoedverordening vastgesteld. Deze erfgoedverordening bestaat uit regels en een bijbehorende archeologische beleidskaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171043-VS00_0008.png"

Afbeelding 8 - uitsnede archeologische beleidskaart

Het perceel kent 3 verschillende archeologische waarden (zie afbeelding 8). Het rood omcirkelde gedeelte op het perceel wordt aangemerkt als een Archeologisch Waardevol Gebied vanwege een bekende archeologische vindplaats. Rondom deze vindplaats ligt een bufferzone van 25 meter. Binnen dit gebied geldt een onderzoeksverplichting wanneer de bodemingreep groter is dan 30 m² én waarvan de ingreep dieper reikt dan 30 centimeter onder maaiveld. Het gebied rondom de woning is aangemerkt als een zone met een middelmatige archeologische verwachting. Hier geldt een onderzoeksverplichting bij een ingreep groter dan 1.000 m². De rest van het perceel heeft een lage archeologische verwachting. Bij ingrepen groter dan 2.500 m² én dieper dan 30 centimeter geldt een onderzoeksverplichting.

Er is bij dit bestemmingsplan geen sprake van bodemingrepen. Het gaat enkel om een functiewijziging zodat het perceel formeel weer gebruikt mag worden voor woondoeleinden. Een archeologisch onderzoek is zodoende in dit stadium niet noodzakelijk.

4.4 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient natuurwetgeving beschouwd te worden. Deze wetgeving richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).

Vanaf 1 januari 2017 vervangt de Wet natuurbescherming een drietal wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Het doel van deze wet is de bescherming van de biodiversiteit in Nederland, decentralisatie van verantwoordelijkheden en een vereenvoudiging van regels. De wet gaat in op gebiedsbescherming (Natura 2000-gebieden of Nationaal Natuurnetwerk) en op soortbescherming. De Wet natuurbescherming heeft de verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet overgenomen dat activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten, verboden zijn. De verboden activiteiten zijn het op enige wijze verwijderen van beschermde inheemse planten van hun groeiplaats, een beschermde inheemse diersoort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Daarnaast dient te allen tijde voor alle planten en dieren de algemene zorgplicht in acht te worden genomen, die tijdens eventuele werkzaamheden onverwacht worden aangetroffen, ongeacht of deze soorten beschermd zijn.

De planlocatie ligt niet binnen de invloedsfeer van een beschermd (natuur)gebied. Omdat er bovendien geen sloop- en bouwactiviteiten plaatsvinden is voor de vaststelling van het bestemmingsplan geen ecologisch onderzoek nodig.

4.5 Verkeer en parkeren

De huidige parkeersituatie op het terrein blijft in stand. De ontwikkeling heeft dan ook geen toename van het aantal verkeersbewegingen van en naar de locatie tot gevolg. Vanuit verkeer worden geen belemmeringen gezien tegen het plan.

4.6 Waterparagraaf

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) is beoordeeld welke waterthema's in het plan relevant zijn.

Op 24 april 2018 is de digitale Watertoets van Waterschap Vallei en Veluwe ingevuld (zie Bijlage 1). Het plan is, vanuit de waterhuishouding bezien, voor het waterschap beperkt van belang. De motivatie daarvoor is dat plannen zonder (nieuwe) ontwikkelingsmogelijkheden, zoals functiewijzigingen en actualisaties, nauwelijks tot geen effect hebben op de waterhuishouding. Dit betekent dat geen essentiële waterbelangen worden geraakt en het waterschap op basis daarvan een positief water advies geeft.

4.7 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In dit geval is van een dergelijk plan geen sprake. De kosten van dit bestemmingsplan en de uitvoering van de bouwplannen zijn voor rekening van initiatiefnemer. Evenals de kosten voor eventuele planschade. Hiertoe is tussen de gemeente en initiatiefnemer een overeenkomst gesloten.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitinstrumenten.

5.2 Planregels

Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels
5.2.1 Inleidende regels

In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.

5.2.2 Bestemmingsregels

Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan is één enkelbestemming opgenomen. Het gaat om de bestemming:

  • Wonen;

Het komt regelmatig voor dat er twee functies op één perceel plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld een leiding. De aanwezigheid van deze leiding brengt de nodige beperkingen met zich mee. Deze beperkingen kunnen ook gelegen zijn onder het maaiveld. In het geval dat er twee functies tegelijk op één perceel geregeld moeten worden in een bestemmingsplan wordt er wel gesproken van een 'dubbelbestemming'. In dit bestemmingsplan komen de volgende dubbelbestemmingen voor:

  • Waarde - Archeologie - 1;
  • Waarde - Archeologie - 2;
  • Waarde - Archeologie - 3;
  • Waarde - Cultuurhistorie.

De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik) en bouwregels, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.

Bestaande situatie

In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, kan worden verwezen naar de bestaande situatie. Dit vindt veelal plaats om van het plan afwijkende maten en oppervlakten niet onder het overgangsrecht te plaatsen. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van het gemeentelijk bouwdossier aangevuld met de GBKN, het kadaster, de luchtfoto's en de cyclomedia, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.

5.2.3 Algemene regels

De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.

Anti-dubbeltelbepaling

De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.

Strijdig gebruik

In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

5.3 Bestemmingen

5.3.1 Wonen

Bestemmingsomschrijving

Bij de bestemming 'Wonen' is gekozen voor één bestemming 'Wonen' inclusief de tuin en het erf. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het wonen, beroepen en bedrijven aan huis alsmede voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als groen, paden, water en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan.

Voor de bestemmingsregeling van woningen is gestreefd een zo flexibele en eenduidige regeling op te nemen die toepasbaar is op de meeste woningen in de hele gemeente. Hierbij wordt aangesloten bij de actuele wensen van de burger. Daarbij is vanzelfsprekend wel de nodige rechtszekerheid in ogenschouw genomen.

Beeldbepalende straten

Straten en wegen met een historisch karakter, met beeldbepalende en/of monumentale panden danwel een representatief karakter omdat er veel bewoners/ bezoekers dagelijks langskomen, hebben een beeldbepalende uitstraling. Deze uitstraling draagt in belangrijke mate bij aan de waardering van bewoners en bezoekers van het woon- en leefklimaat. Het is van belang die kwaliteit zo veel mogelijk te handhaven, dan wel waar mogelijk te vergroten. Dit wordt gedaan in de Welstandsnota, maar ook in de bestemmingsplannen binnen de gemeente Voorst. Het bestemmingsplan wordt daarbij ingezet om gewenste ontwikkelingen te stimuleren en ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan.

De Rijksstraatweg is een beeldbepalende straat. Deze straat is lommerrijk en statig. Karakteristiek zijn de grote herenhuizen en buitens op ruime, groene kavels. Hoog opgaande wegbeplanting draagt verder sterk bij aan de groene sfeer.

Om langs beeldbepalende straten de bestaande kwaliteit te handhaven, wordt gestreefd voortuinen en hoeken van straten zoveel mogelijk vrij te houden van bebouwing. Indien er sprake is van bestaande bebouwing, niet zijnde hoofdgebouwen, dan wordt deze opgenomen binnen de aanduiding erf. Anders wordt de voor- en zijtuin aangeduid als tuin.

Bouwregels

Binnen deze bestemming is op de verbeelding onderscheid gemaakt tussen het bouwvlak, de aanduiding erf en de aanduiding tuin. Deze driedeling is bepalend voor de plaats van het hoofdgebouw, de overige gebouwen, de andere bouwwerken en waar niet mag worden gebouwd. Over vergunningvrij bouwen wordt vanzelfsprekend geen uitspraak gedaan.

Het aantal woningen mag het bestaande aantal per bouwperceel niet overschrijden. Dit aantal wordt niet aangegeven op de verbeelding, maar moet worden afgeleid uit luchtfoto's en het bouwarchief. Voor het begrip bestaand wordt verwezen naar de begripsbepalingen waarin het tijdstip van inwerkingtreding van het plan of een mogelijk afgegeven bouw- c.q. omgevingsvergunning bepalend is.

Bouwvlak

Er is gekozen voor een flexibele systematiek waarbij binnen het bouwvlak zowel het hoofdgebouw, de overige gebouwen en andere bouwwerken zijn toegestaan. Feitelijk maakt het dus niet uit wat hier gebouwd wordt, mits het voldoet aan de maximale maatvoering. Het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De maat van het hoofdgebouw is dan ook leidend bij de maatvoering van het bouwvlak.

Maatvoering bouwvlak

De maatvoering van het bouwvlak is gebaseerd op het reeds bestaande bouwvlak. Qua afmeting en positionering is dit niet gewijzigd.

Maatvoering bebouwing binnen bouwvlak

Het hele bouwvlak mag worden volgebouwd met het hoofdgebouw en overige gebouwen. De breedte van het hoofdgebouw wordt geregeld door de maximale breedtemaat van het bouwvlak. De bouw- en goothoogte van het hoofdgebouw mag maximaal de op de kaart aangegeven hoogte bedragen. Als de bestaande goot- en bouwhoogte hoger is dan de aangegeven maat dan is dit toegestaan.

Erf

De gronden achter en naast het bouwvlak zijn op de verbeelding aangeduid met de aanduiding erf. Op het erf zijn uitsluitend overige gebouwen en andere bouwwerken toegestaan. Overige gebouwen moeten altijd minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd. Voor deze maat is gekozen om het visuele onderscheid tussen het hoofdgebouw en de overige gebouwen te behouden. Voor overkappingen geldt dat deze minimaal 1 meter achter de voorgevel moeten worden gebouwd. Het gaat hier vaak om carports. De goot- en bouwhoogte van overige gebouwen mag niet meer dan 3 respectievelijk 5 meter bedragen mits de bestaande hoogte niet meer is. Dit is een maat die veel voorkomt en voldoet aan de gemiddelde eisen en wensen. Ook wordt met deze maat voldoende onderscheid aangebracht tussen hoofdgebouw en overige gebouwen. Om te voorkomen dat de (analoge) verbeelding onoverzichtelijk wordt is er voor gekozen de hoogteaanduiding voor overige gebouwen niet op de kaart op te nemen.

De oppervlakte overige gebouwen is begrensd. Deze oppervlaktemaat geldt alleen binnen de gronden met de aanduiding erf. Wat er aan overige gebouwen binnen het bouwvlak wordt gebouwd telt niet mee. Binnen de aanduiding erf mag maximaal 50 m² aan overige gebouwen worden gebouwd. Daarnaast mag het bebouwingspercentage aan overige gebouwen van de gronden met de aanduiding erf de 50% niet overschrijden. Deze oppervlaktemaat aan overige gebouwen biedt - naast het toegestane oppervlak binnen het bouwvlak en de mogelijkheid om vergunningvrij te bouwen - voldoende flexibiliteit om direct in hun behoefte te voorzien. Anderzijds blijft de open ruimte op het erf voldoende gewaarborgd.

Tuin

Op de gronden aangeduid met tuin zijn uitsluitend andere bouwwerken toegestaan met uitzondering van aan de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwde erkers of entreepartijen.

Andere bouwwerken

Op de gronden met de aanduiding bouwvlak, erf en tuin mogen ook andere bouwwerken worden gebouwd tot een hoogte van 3 meter. Voor erfafscheidingen op gronden met de aanduiding tuin geldt een maximale hoogte van 1 meter en binnen het bouwvlak en erf maximaal 2 meter. Speeltoestellen en vlaggenmasten mogen maximaal 4,5 respectievelijk 8 meter hoog zijn. Overkappingen vallen ook onder andere bouwwerken en de oppervlakte van alle andere bouwwerken samen mag niet meer dan 20 m² bedragen.

Aan huis verbonden beroep en -bedrijf

Binnen de woonbestemming is een beroep of bedrijf aan huis mogelijk tot een gezamenlijk maximum oppervlak van 50 m². Hiervoor mag maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen worden gebruikt. Ook dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • er mag geen sprake zijn van belemmeringen voor omliggende functies;
  • er mag geen nadelige invloed worden uitgeoefend op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • er dient in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te worden voorzien;
  • er mag geen sprake zijn van detailhandel, uitgezonderd internetverkoop;
  • het beroep en het bedrijf mogen uitsluitend door de bewoner(s) worden uitgeoefend;
  • de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend is alleen toegestaan als het een bedrijf is dat is opgenomen in categorie 1 van de in Bijlage 1 bij de regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten.

Opslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of –bedrijf valt ook binnen het toegestane aantal vierkante meters.

Bed & breakfast

De woning en de overige gebouwen mogen gedeeltelijk worden gebruikt voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. Ook de overige gebouwen kunnen hier gedeeltelijk voor worden gebruikt. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer en er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Hiervoor worden de CROW-normen gehanteerd. Vanzelfsprekend is de geldende milieuwetgeving ook van kracht.

5.3.2 Waarde - Archeologie 1, 2 en 3

Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er een archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen geldt per archeologische dubbelbestemming een specifieke regeling. Deze regeling is van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing groter dan een bepaald oppervlak en dieper dan een bepaalde diepte. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming.

5.3.3 Waarde - Cultuurhistorie

Voor gebieden die cultuurhistorisch waardevol zijn is dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' opgenomen. Deze dubbelbestemming heeft als doel het bestaande bebouwingsbeeld te behouden en te beschermen. Het gaat hierbij voornamelijk om de situering van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, de verhouding tussen pandbreedte en pandhoogte en de detaillering van voorgevels. De waarden worden beschermd middels een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

5.4 Flexibiliteit in het bestemmingsplan

5.4.1 Flexibiliteit in het bestemmingsplan

Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art.3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.

5.4.2 Afwijking

Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden. In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:

  • bestemming 'Wonen': ten behoeve van de vestiging van aan huis verbonden bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten staan;
  • bestemming 'Wonen': ten behoeve van de vestiging van aan huis verbonden bedrijven in categorie 2, mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijking geldt alleen voor maten, afmetingen en percentages die binnen het bouwvlak passen en maken geen overschrijding van bouwvlakken mogelijk;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwen, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen kunnen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw niet meer dan 75 m³ bedraagt;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg. Er is voor gekozen om mantelzorg niet bij recht toe te staan maar te regelen via een afwijking, zodat er voorwaarden gesteld kunnen worden. Een van de voorwaarden bij deze afwijkingsmogelijkheid is dat een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd moet worden. Ook moet binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders. Tenslotte moet binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik ten behoeve van mantelzorg de bewoning zijn beëindigd.

De algemene afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid.

5.4.3 Wijzigingsbevoegdheid

Meer ingrijpende functieveranderingen en meer ingrijpende afwijkingen van de regels kunnen mogelijk worden gemaakt met een in het bestemmingsplan op te nemen wijzigingsbevoegdheid. Dit mag er niet toe leiden dat de structuur en de ruimtelijke opzet van het plan ingrijpend worden gewijzigd. De wijziging treedt in werking na de vaststelling van een afzonderlijk wijzigingsplan.

In dit bestemmingsplan is de volgende wijzigingsbevoegdheid opgenomen:

  • Algemene wijzigingsregels: het wijzigen van de in de Bijlage 1 bij de regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten indien nieuwe ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 6 Overleg en inspraak

6.1 Uitkomsten overleg

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.

In artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt bij lid 2 de mogelijkheid gegeven dat de Minister van Infrastructuur en Milieu kan aangeven onder welke omstandigheden of in welke gevallen geen overleg gevoerd hoeft te worden met de rijksdienst die betrokken is bij de zorg voor de ruimtelijke ordening. Na overleg met de betrokken departementen is besloten het overleg te beperken tot die zaken waarbij directe belangen aan de orde zijn. Aangezien er geen sprake is van directe rijksbelangen heeft er geen vooroverleg plaatsgevonden met het Rijk.

Met de provincie is een vergelijkbare afspraak gemaakt. Enkel wanneer er sprake is van een provinciaal belang is vooroverleg noodzakelijk. Het voorliggende plan is niet in strijd met enig provinciaal belang, waardoor er voor gekozen is geen vooroverleg te plegen.

Het vooroverleg met het waterschap heeft plaats gevonden via de website http://www.dewatertoets.nl. Hieruit is naar voren gekomen dat verder overleg niet noodzakelijk is.

6.2 Zienswijzen

Met ingang van 19 juli 2018 heeft het ontwerpbestemmingsplan Rijksstraatweg 90, Twello gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode was het voor een ieder mogelijk een zienswijze in te dienen en daarmee te reageren op de inhoud van het ontwerpbestemmingsplan. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.