Plan: | Bedrijventerrein Engelenburg, Twello eerste herziening |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.16103-VS00 |
Na de vaststelling van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Engelenburg, Twello' op 30 maart 2015, zijn enkele foutieve inventarisaties boven water gekomen. Door middel van de voorliggende herziening van het bestemmingsplan worden deze kennelijke omissies hersteld. Er is sprake van een herziening op onderdelen van het plan: alleen de te wijzigen bestemmingen worden opgenomen in dit plan. De overige bestemmingen zullen ongewijzigd van toepassing blijven. In beide gevallen betreft het omissies in de verbeelding.
Het doel van dit plan is het planologisch rechtzetten of herstellen van de bestemmingen zoals opgenomen in de verbeelding bij het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Engelenburg, Twello'. Beide gevallen zullen worden hersteld overeenkomstig met het voor beide percelen geldende oude bestemmingsplan "Bedrijventerrein Engelenburg West".
Het plangebied ligt in het zuidwesten van de kern Twello, op het bedrijventerrein Engelenburg. In dit gebied is de belangrijkste toegangsweg naar Twello de Tienmorgen, die overgaat in de Leigraaf. De beide locaties liggen aan de rand van het bedrijventerrein.
Afbeelding 1 - Bedrijventerrein Engelenburg.
Afbeelding 2 - Situering plangebied.
Afbeelding 3 - Luchtfoto plangebied.
Afbeelding 4 - Uitsnede bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Engelenburg, Twello'.
Het eerste geval betreft een locatie in het westen van het bedrijventerrein, aan de Engelenburgstraat. Bouwbedrijf Nikkels is eigenaar van het perceel, kadastraal bekend als sectie Q, nummer 893. In het huidige bestemmingsplan Bedrijventerrein Engelenburg, Twello is dit perceel bestemd als Groen. Het perceel ligt deels op een hogedruk gasleiding van de Nederlandse Gasunie aan de westzijde, in het zuiden ligt de A-watergang Oude Twellose Beek. Aangrenzend aan de westzijde van het perceel ligt een agrarische bestemming. Verder staat ten zuidoosten van het perceel een transformatorgebouw van energiebedrijf Liander. In het verleden was het betreffend perceel bestemd als Bedrijventerrein (of Bedrijf/Handel).
Het tweede geval betreft een locatie in het zuidoosten van het bedrijventerrein Engelenburg aan de Leigraaf 61 in Twello. Tuinmachinehandel Haarman is gevestigd op dit perceel, kadastraal bekend als gemeente Voorst, sectie Q, nummer 791. In het huidige bestemmingsplan Bedrijventerrein Engelenburg, Twello is de meest zuidelijk gelegen opslagloods opgenomen in de bestemming Groen. In het zuiden en oosten grenst het perceel aan woonbestemmingen. Medewerking is destijds (10 mei 2005) verleend door een artikel 19, lid 3, WRO-procedure.
De omliggende functies op het bedrijventerrein worden voornamelijk gekenmerkt door een breed scala aan bedrijvigheid, zoals industriële- en groothandelsbedrijven maar ook bijvoorbeeld een vleesverwerkend bedrijf of een tankstation. Verder zijn er enkele woonbestemmingen gesitueerd, met name langs de Leigraaf. In het noorden van de Leigraaf zijn dit voornamelijk burgerwoningen, in het zuiden staan een aantal bedrijfswoningen. Ook zijn er enkele onbebouwde bedrijfspercelen ingericht als grasland, ten oosten van de Leigraaf zijn enkele agrarische percelen opgenomen in het bestemmingsplan. Daarnaast komen op het bedrijventerrein Engelenburg relatief veel groenstructuren voor en watergangen. Ten slotte is er in het plangebied, zoals eerder vermeld, een hogedruk gasleiding van de Nederlandse Gasunie gelegen.
In dit hoofdstuk wordt beknopt het belangrijkste ruimtelijke beleidskader beschreven op de verschillende overheidsniveaus (rijk, provincie, regionaal en gemeente).
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR biedt het nieuwe kader dat de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt en de focus bepaalt voor mobiliteitsinvesteringen. De structuurvisie speelt in op een aantal ontwikkelingen en uitdagingen; krimp, groeiende mobiliteitsbehoefte, versterken internationale concurrentiepositie, koesteren en versterken ruimtelijke structuur, klimaatverandering, duurzame energie en het stelsel van regels en procedures.
Eén van de kernmiddelen die wordt ingezet om goed op deze ontwikkelingen en uitdagingen in te spelen is decentralisatie. Beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen wil het kabinet dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten krijgen de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Het Rijk richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen als geheel. Hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur, ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten, waterveiligheid en milieukwaliteit en de bescherming van ons werelderfgoed zijn daarbij onderwerpen. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaat boeken.
Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het rijk over aan de provincies en gemeenten. Dit geldt ook voor het budget voor provinciaal en regionaal verkeer en vervoer. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van de mensen. Bij het beheren van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol. Bij gebiedsontwikkeling wordt volgens het kabinet de daadwerkelijke vraag van bewoners, bedrijven en organisaties leidend. Voor een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling. Vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en bereikbaarheid. Het rijk snoeit in procedures en brengt eenheid in het stelsel van regels voor infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur en monumenten.
Onderliggend bestemmingsplan raakt geen nationale belangen. Het Rijk heeft dan ook geen verdere bemoeienis met de planvorming.
In de vastgestelde Omgevingsvisie Gelderland staan de maatschappelijke opgaven in Gelderland, die zijn ontstaan na gesprekken tussen overheden, organisaties en particulieren. De Omgevingsvisie Gelderland is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. Centraal staan doelen en kwaliteit, niet de exacte middelen.
De omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies. De opzet van de omgevingsvisie is opgehangen aan de termen dynamisch, mooi en divers. Gelderland is een dynamische provincie in een prachtige setting, met een grote diversiteit. Dynamisch duidt op economische ontwikkelingsaspecten als innovatie, duurzaamheid en bereikbaarheid. Mooi staat voor onze natuurdoelen en de kwaliteiten die we willen borgen en verder ontwikkelen. Divers gaat over het herkennen van de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en het koesteren van de regionale identiteit.
Als een uitbreiding op de Rijksladder, is in de omgevingsvisie de Gelderse ladder voor duurzaam Ruimtegebruik opgenomen. De bestaande voorraad wordt hierbij centraal gesteld. De ladder gaat in op twee vragen:
1. Past de ontwikkeling bij de doelen in Gelderland? Zo ja:
2. Hoe voegt de ontwikkeling extra kwaliteit toe aan het gebied.
Het toevoegen van kwaliteit is dus een belangrijke voorwaarde van de Gelderse ladder. Bij plannen dient dan ook te worden gekeken of de nieuwe situatie qua aard en schaal passend is.
De Omgevingsverordening Gelderland dient als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen en beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Op het aspect bedrijventerreinen stelt de omgevingsverordening dat bedrijventerreinen slechts zijn toegestaan indien dit past in de door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale afspraken ten aanzien van de programmering van bedrijventerreinen. Hierbij is het van belang dat stedelijke uitbreidingen (waaronder werklocaties) passen in of aansluiten op het reeds aanwezige bebouwde gebied.
Het onderliggend plan voorziet niet in een nieuwe ontwikkeling op basis waarvan de omgevingsvisie en -verordening Gelderland beleid of regels voorschrijven. Qua aard, omvang en effecten van onderliggend plan, is er geen sprake van een grootschalige ontwikkeling. Een afweging op grond van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik is dan ook niet aan de orde. Doordat er sprake is van een foutieve inventarisatie, wordt de bestaande situatie hersteld.
Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030
De Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 (RSV) (vastgesteld 2007) geeft de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling op langere termijn, tot 2030. De RSV gaat over het zogenaamde bundelingsgebied van de drie steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied (grote delen van het grondgebied van de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen).
De Regionale Structuurvisie De Voorlanden van de regio Stedendriehoek (vastgesteld 2009) maakt samen met Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 (voor het bundelingsgebied) het ruimtelijk beleid voor de regio ‘compleet’. Beide documenten vormen samen de visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van dit gebied.
De doelstelling voor de RSV is door de regio uitgewerkt in vijf strategische keuzen:
Het voorliggend plan sluit aan op de uitgangspunten van de Regionale Structuurvisie.
Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst
In de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (vastgesteld op 31 januari 2005) is de toekomstvisie geformuleerd voor toekomstig gemeentelijk ruimtelijk beleid. Dit kader geeft de ambities weer ten aanzien van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling en is daarmee een handvat voor onder meer nieuwe bestemmingsplannen. De kern Twello wordt als hoofdkern van de gemeente Voorst gezien als vestigingsplaats voor meer grootschalige opgaven op het gebied van wonen en werken. De visie geeft geen specifieke ontwikkelingen weer die van belang zijn voor onderliggende ontwikkeling.
Beleidsvisie Bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt en Engelenburg in Twello
Op 19 september 2011 is een beleidsvisie vastgesteld met betrekking tot ontwikkelingen op de bedrijventerreinen in Twello. De gemeente Voorst heeft als taak de bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt en Engelenburg in Twello goed te laten functioneren. Binnen de regels krijgen bedrijven zo veel mogelijk de ruimte om naar eigen inzicht te kunnen ondernemen. Tegelijk worden de economische, sociale- en verkeerseffecten en het ruimtelijk beeld voldoende bewaakt. Beide bedrijventerreinen zijn sociaal en verkeersveilig en verweven met het dorp. Door de ligging aan een belangrijke toegangsweg tot het dorp Twello vanaf de Rijksstraatweg en de Leigraaf is de uitstraling van beide terreinen van invloed op de entree van Twello. De overgang van bedrijventerrein naar landschap vraagt eveneens om inzichten en eisen.
Tijdens deze studie is voor het bedrijventerrein Engelenburg gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden van het bedrijventerrein. In onderliggend plan is geen uitbreiding opgenomen.
Belangrijkste conclusies uit deze visie zijn:
Het onderliggend plan sluit aan op de belangrijkste conclusies uit de beleidsvisie Bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt en Engelenburg in Twello.
Voorliggend herzieningsplan is overeenkomstig met het moederplan Bedrijventerrein Engelenburg, Twello. Dit betekent dat de bestemmingen en bijbehorende regels overeenkomstig zullen zijn met dit moederplan. Op de aspecten die van toepassing zijn op de twee locaties in het plangebied, zal in de ruimtelijke afweging worden ingegaan.
Overeenkomstig met het bestemmingsplan Bedrijventerrein Engelenburg, Twello, worden aspecten zoals milieuzonering, bebouwingsbepalingen, bouwvlakken en infrastructuur en openbare ruimte conform de vigerende systematiek overgenomen.
Op deze locatie wordt de bestemming Groen hersteld naar Bedrijventerrein. Hierbij zijn de volgende aspecten van toepassing:
Milieuzonering
Overeenkomstig met het moederplan zijn aan de randen van het bedrijventerrein lagere milieucategorieën toegestaan. De hogere milieucategorieën zijn toegestaan aan de westzijde van het terrein en in de zuidoosthoek. Dit perceel ligt in het westen van het bedrijventerrein Engelenburg. Conform de milieuzonering uit het moederplan is op de locatie een bedrijf tot en met milieucategorie 4.2 toegestaan (zie afbeelding 5).
Bebouwingsbepalingen en bouwvlakken
Eventuele bebouwing bij de bestemming Bedrijventerrein vindt plaats binnen een bouwvlak. Voor de positionering van het bouwvlak is zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van het vigerend bestemmingsplan. Door de aanwezigheid van een hogedruk gasleiding, is er op het perceel een belemmeringsstrook van 5 meter vanaf het hart van de hogedruk gasleiding. Daarnaast geldt dat alle binnen dit bestemmingsplan aanwezige bedrijfsgebouwen zijn gelegen binnen een bouwvlak. Verder kan overeenkomstig met de huidige bouwregels in het bestemmingsplan 3 meter vanaf de perceelgrenzen niet worden gebouwd. Daarnaast blijven bouwregels gelden zoals een bebouwingspercentage van maximaal 80%, maximale bouwhoogte van 10 meter en de afwijkingsbevoegdheid.
Infrastructuur en openbare ruimte
De huidige infrastructuur en functies in de openbare ruimte worden gehandhaafd. Daarnaast loopt er door het plangebied een hogedruk aardgasleiding. Deze behoudt de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'.
Op deze locatie wordt aan de meest zuidelijk gelegen opslagloods de bestemming Bedrijventerrein toegekend in plaats van de bestemming Groen.
Milieuzonering
Overeenkomstig met het moederplan zijn aan de randen van het bedrijventerrein lagere milieucategorieën toegestaan. De hogere milieucategorieën zijn toegestaan aan de westzijde van het terrein en in de zuidoosthoek. Dit perceel ligt aan de rand van het bedrijventerrein Engelenburg. Conform de milieuzonering uit het moederplan is op de locatie een bedrijf tot en met milieucategorie 2 toegestaan (zie afbeelding 5). Deze systematiek houdt er onder andere rekening mee dat aan de Leigraaf een gemengd gebied aanwezig is.
Bebouwingsbepalingen en bouwvlakken
Eventuele bebouwing bij de bestemming Bedrijventerrein vindt plaats binnen een bouwvlak. Overeenkomstig de systematiek van het moederplan geldt een maximale bouwhoogte van 10 meter op het perceel. Verder blijft de maximale bebouwingspercentage van 80% gelden. Artikel 4.4 Afwijken van de bouwregels (mogelijkheid voor een bouwhoogte tot 15 meter) uit het bestemmingsplan Bedrijventerrein Engelenburg, Twello bevat een afwijkingsbevoegdheid voor Burgemeester en Wethouders. Deze afwijkingsbevoegdheid is niet van toepassing op bedrijven tot en met milieucategorie 2 en hierdoor ook niet voor het perceel aan de Leigraaf 61.
Middels deze herziening wordt de meest zuidelijk gelegen opslagloods binnen het bouwvlak geplaatst. Doordat deze opslagloods nabij woonbestemmingen ligt, wordt de bestaande maatvoering als uitgangspunt aangehouden. Dit betekent dat de bestaande hoogtematen de maximale toegestane hoogtematen zijn. De bestaande bouwhoogte van de loods bedraagt 6,2 meter, met een goothoogte van 2,8 meter.
Bij ruimtelijke ingrepen dient onderbouwd te worden of het voornemen 'redelijkerwijs uitvoerbaar' is. In dit hoofdstuk wordt per aspect (milieu, flora en fauna, archeologie, watertoets en economie) aangegeven in hoeverre het plan uitvoerbaar is.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen moet worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen moeten bij voorkeur op schone grond worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien het historisch onderzoek concludeert dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan moet het volledig verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.
Bedrijventerrein
Onderliggend plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk op het bedrijventerrein Engelenburg, Twello, in dit stadium zijn dan ook geen bodemonderzoeken uitgevoerd. Bij eventuele wijzigingen danwel uitbreidingen van bebouwing dient een dergelijk onderzoek te worden verricht in het kader van de omgevingsvergunning.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies.
In het bestemmingsplan Bedrijventerrein Engelenburg, Twello is de milieuzonering op de bedrijventerreinen onderzocht en onderbouwd. In de onderstaande Afbeelding 5 wordt de milieuzonering weergegeven welke is gehanteerd bij het bestemmingsplan Bedrijventerrein Engelenburg, Twello.
Afbeelding 5 - Milieuzonering Engelenburg.
Bovenstaande zonering en uitgangspunten vormen de basis voor de zonering zoals deze is opgenomen in de verbeelding van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Engelenburg, Twello. Met name voor de locatie aan de Engelenburgstraat is deze zonering van belang. Hieruit is af te leiden dat er op het perceel bedrijvigheid is toegestaan tot en met milieucategorie 4.2. Voor de locatie aan de Leigraaf blijft de toegekende milieucategorie in het vigerende bestemmingsplan, te weten tot en met milieucategorie 2, van toepassing. Vanuit het oogpunt van milieuzonering bestaan dan ook geen belemmeringen om herstellen van de locaties mogelijk te maken.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden moet worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone ter zake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Het plan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen, er is sprake van het herstellen van bestemmingen op basis van het moederplan Bedrijventerrein Engelenburg, Twello. Akoestisch onderzoek kan om die reden achterwege worden gelaten.
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer, in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'). In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal luchtvervuilende stoffen. In Nederland kunnen met name fijnstof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Fijnstof wordt grotendeels veroorzaakt door grote industriële bronnen en het wegverkeer, NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door wegverkeer.
Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen of het afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (Nibm) bij zo lang de concentratie fijnstof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt. Volgens de regeling Nibm wordt die grens pas overschreden bij bijvoorbeeld woningbouwprojecten van meer dan 1500 woningen of kantoorlocaties met meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlak. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.
Het bestemmingsplan heeft niet één van bovenstaande ontwikkelingen tot gevolg. Geconcludeerd kan worden dat de luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' zal verslechteren. Om die reden hoeft niet verder op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (vervoer gevaarlijke stoffen) bronnen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen groepsrisico (GR) en plaatsgebonden risico (PR). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten.
Binnen het plangebied zijn twee inrichtingen aanwezig waar gevaarlijke stoffen zijn opgeslagen, namelijk bij LPG tankstation Jan de Croon (Leigraaf 44) en Wolff Vuurwerk bv (Engelenburgstraat 31). Afbeelding 6 geeft een uitsnede van de risicokaart. Hieruit is op te maken dat de PR 10-6 contouren van het LPG station zich niet bevinden op kwetsbare danwel beperkt kwetsbare objecten. Dit betekent dat er geen beperkingen zijn ten aanzien van externe veiligheid. Het bedrijf Wolff Vuurwerk bv werkt onder de werkingssfeer van het vuurwerkbesluit. Het bedrijf heeft bufferbewaarplaatsen alleen voor consumentenvuurwerk. Ook voor dit bedrijf is een 10-6 contour weergegeven. Deze bevindt zich op de terreingrens van het bedrijf. Dit betekent dat zich hier eveneens geen kwetsbare danwel beperkt kwetsbare objecten binnen de contour bevinden. De 10-6 contouren zijn weergegeven op de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan.
Afbeelding 6 - Uitsnede risicokaart Gelderland.
Aan de westzijde van het bedrijventerrein loopt een hoge druk gasleiding. Conform artikel 14 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen en in samenhang met artikel 5 Regeling externe veiligheid buisleidingen kent een aardgastransportleiding een belemmeringenstrook van 4 meter aan beide zijden gemeten vanaf het hart van de leiding. Binnen deze strook gelden beperkingen. Deze strook moet ten alle tijde goed toegankelijk zijn voor personeel van de Gasunie en/of personeel dat in opdracht van Gasunie werkzaamheden aan de leiding verricht. In 2010 zijn voor deze leiding indirecte berekeningen naar het plaatsgebonden risico uitgevoerd (in het kader van bestemmingsplan Koppelstraat 25a). Hieruit blijkt dat de 10-6 risicocontour ligt op 0 meter van de leiding. Dit betekent dat het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor realisatie van het plan. Voor wat betreft het groepsrisico kan gesteld worden dat het plangebied binnen de invloedssfeer van de leiding ligt. Het plan voorziet niet in toename van het aantal aanwezige personen binnen het plangebied en/of het toestaan van (beperkt) kwetsbare objecten. Het groepsrisico hoeft daarom niet nader te worden verantwoord.
Conclusie
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er uit het oogpunt van externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van onderliggend plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient natuurwetgeving beschouwd te worden. Deze wetgeving richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).
De bescherming van natuurgebieden wordt geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 (in de Natura 2000-gebieden) en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), tegenwoordig bekend als Natuurnetwerk Nederland. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing van het natuurnetwerk. Ruimtelijke projecten kunnen niet zonder meer worden gerealiseerd in of nabij beschermde natuurgebieden. Projecten die in of in de nabijheid van beschermde natuurgebieden worden geprojecteerd, dienen te worden getoetst op de mogelijke negatieve effecten die zij op deze gebieden kunnen hebben en of zij verstoring zullen veroorzaken (externe werking). Als sprake is van externe werking dan kan het noodzakelijk zijn dat bij de provincie (bevoegd gezag) een vergunning volgens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet aangevraagd moet worden.
Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en faunawet. In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Deze beschermde organismen mogen niet zonder reden in hun bestaan worden aangetast. De wet maakt een onderscheid tussen licht en zwaar beschermde soorten. Het uitgangspunt van de wet is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd bij het ministerie van Economische Zaken (Dienst Regelingen).
De locatie ligt niet in een beschermd natuurgebied. Binnen de planlocatie is de aanwezigheid van bijzondere soorten niet bekend. Gezien de aard en omvang van onderliggend plan is nader ecologisch onderzoek achterwege gebleven. Te allen tijde dient de algemene zorgplicht (artikel 2 van de Flora- en faunawet) in acht te worden genomen voor alle soorten planten en dieren die tijdens eventuele werkzaamheden onverwacht worden aangetroffen, ongeacht of deze soorten beschermd zijn.
De bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door bodemverstorende activiteiten is in de Monumentenwet 1988 geregeld. Hierbij gaat de wet uit van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningsproces. Specifiek voor het bestemmingsplan is hierop artikel 38a van de Monumentenwet van toepassing: “De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten”.
De gemeente Voorst heeft in 2009 een archeologische beleidskaart vastgesteld. Daarmee zijn de te verwachten archeologische waarden gedetailleerd in beeld gebracht. De beleidskaart is doorvertaald in dubbelbestemmingen voor bescherming van archeologische waarden in bestemmingsplan Buitengebied. Het plangebied (en specifiek de vestigingslocatie) ligt in een gebied dat bekend staat als een historische dorpskern of historisch bekende verhoogde woonplaats. Hier geldt een verplichting tot inventariserend archeologisch onderzoek indien een ingreep plaatsvindt die groter is dan 30 m2 én indien de diepte van de ingreep verder reikt dan 30 cm onder maaiveld.
Bij eventuele wijzigingen danwel uitbreidingen van bebouwing dient een dergelijk onderzoek te worden verricht in het kader van de omgevingsvergunning. Om die reden is het niet noodzakelijk archeologisch onderzoek te laten uitvoeren ten behoeve van voorliggende herziening van het bestemmingsplan.
Vanaf 1 januari 2012 dient met de wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening, ingegaan te worden op de relatie van het ruimtelijk voornemen en de aanwezige cultuurhistorische waarden. Er bevinden zich geen cultuurhistorische elementen in het plangebied. Het aspect cultuurhistorie vormt dan ook geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Een onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het beschrijven van de effecten van een bestemmingsplan op de verkeers- en parkeerinfrastructuur. Hierbij is het van belang om na te gaan of het plan veranderingen ten aanzien van verkeer en infrastructuur teweeg brengt.
Het bedrijventerrein Engelenburg wordt aan de noordkant ontsloten via de Zuiderlaan en de HW Iordensweg richting de A1. Aan de zuidkant is een ontsluitingsweg via de Zonnenbergstraat en de Tienmorgen. Deze route komt uit bij Bussloo en de Veluwse Afval Recycling (VAR). Met de actualisatie van het bestemmingsplan verandert de verkeerssituatie niet. Het aantal verkeersbewegingen wijzigt niet. De verkeersdruk op de omgeving en op de infrastructuur neemt dan ook niet toe. Omdat geen sprake is van toename van de verkeersbewegingen wordt ook de verkeersveiligheid ter plaatse niet nadelig beïnvloed. Binnen het plangebied wordt het parkeren voor het overgrote deel opgelost op eigen terrein van de aanwezige bedrijven. Het plangebied beschikt over voldoende parkeergelegenheid. De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de vaststelling van onderliggend plan.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) kan beoordeeld worden welke waterthema's in het plan relevant zijn.
Voor dit aspect wordt aangesloten bij het onderzoek dat ten behoeve van het moederplan is uitgevoerd. Overeenkomstig met de in het moederplan geformuleerde conclusie vormt water geen belemmering voor het voorliggend plan.
De motivatie daarvoor is dat plannen zonder (nieuwe) ontwikkelingsmogelijkheden, zoals functiewijzigingen en actualisaties, nauwelijks tot geen effect hebben op de waterhuishouding. Dit betekent dat geen essentiële waterbelangen worden geraakt en het waterschap op basis daarvan een positief wateradvies geeft.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In dit geval is van een dergelijk plan geen sprake.
Onderliggend bestemmingsplan heeft betrekking op een bestaand bedrijventerrein. Met het opstellen van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe bouwplannen als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening mogelijk gemaakt. Er is om die reden geen verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan. Eventuele uitbreiding van bebouwing komt voor rekening van de grondeigenaren. Dit betekent dat het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.
Het onderliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het plan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
Het bestemmingsplan betreft een partiële herziening van het geldende bestemmingsplan Bedrijventerrein Engelenburg, Twello (het 'moederplan') en moet in samenhang met dat plan worden gelezen. De regels van het moederplan blijven onverminderd van toepassing op de herziening; in onderliggende regels wordt hiernaar verwezen. Wel wordt artikel 11 Leiding - Gas vervangen. Het plan voorziet grotendeels slechts in een herziening van de verbeelding van het nu geldende bestemmingsplan.
Op deze locatie wordt de bestemming Groen hersteld naar Bedrijventerrein. Hierbij blijft de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 ongewijzigd van toepassing. Daarnaast blijven de huidige infrastructuur en functies in de openbare ruimte gehandhaafd. Op deze locatie ligt een hogedruk aardgasleiding. Deze behoudt de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'.
In de oude situatie was er geen milieuzonering aan het perceel toegekend. Conform de systematiek van de milieuzonering uit het moederplan, wordt een functieaanduiding tot en met milieucategorie 4.2 aan het perceel toegekend. Ook geldt de functieaanduiding bedrijf van categorie 1 uitgesloten. Verder worden bebouwingsbepalingen en een bouwvlak (zie 6.1.3) aan het perceel toegekend. Bij het bouwvlak is rekening gehouden met de aanwezigheid van een hogedruk gasleiding door middel van een belemmeringsstrook van 5 meter vanaf het hart van de hogedruk gasleiding.
Op deze locatie wordt aan de meest zuidelijk gelegen opslagloods de bestemming Bedrijventerrein toegekend in plaats van Groen. Hierbij blijven de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 1 en de geldende maatvoering (bebouwingspercentage 80%, maximale bouwhoogte 10 meter) ongewijzigd van toepassing.
De meest zuidelijk gelegen opslagloods wordt betrokken bij het bouwvlak. Een bedrijf tot en met milieucategorie 2 is hier toegestaan door middel van de functieaanduiding bedrijf tot en met categorie 2. Deze opslagloods kent een maatvoering, de bestaande hoogtematen zijn de maximale toegestane hoogtematen. De maximale bouwhoogte bedraagt 6,3 meter, met een maximale goothoogte van 2,9 meter.
Voor het overige blijft de verbeelding (en daarmee de ter plekke geldende bestemmingen en aanduidingen) gelijk aan de bestaande bestemmingsplanregeling.
Bebouwingsmogelijkheden
Alleen binnen het bouwvlak zijn gebouwen toegestaan. Een bedrijfsperceel mag voor maximaal 80% bebouwd worden. Voor de bebouwing is alleen een bouwhoogte opgenomen van maximaal 10 meter. Daarnaast is artikel 4.4 Afwijken van de bouwregels opgenomen. Dit betreft een afwijkingsbevoegdheid voor Burgemeester en Wethouders voor een bouwhoogte tot 15 meter. Deze bevoegdheid van het college van Burgemeester en Wethouders geldt niet voor bedrijven die zijn aangeduid met de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 2'.
Maatvoering bouwvlak
Om elk bedrijfsgebied dat omgeven is door wegen en/of groen is een bouwvlak gelegd. Het bouwvlak ligt op enkele meters van de weg. Hierbij geldt ook de bouwregel dat de afstand van bedrijfsgebouwen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen en één van de weg afgekeerde perceelsgrenzen niet minder dan 3 meter mag bedragen. De situering van de gebouwen op een bedrijfskavel is verder vrijgelaten. Wel kunnen Burgemeester en Wethouders in verband met het realiseren van parkeerplaatsen, bepaalde milieuaspecten of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van gebouwen.
Nadere eisen
Er kunnen nadere eisen gesteld worden aan onder meer de situering van de bebouwing en de hoogteopbouw van de bedrijfsbebouwing. Het gaat hierbij onder meer om kwalitatieve eisen waarbij het bebouwingsbeeld en de beeldkwaliteit van het bedrijventerrein in stand wordt gehouden en/of wordt versterkt. Specifieke welstandseisen, zoals ten aanzien van de gevelindeling, komen in het kader van een eventueel bouwplan aan de orde.
Wijzigingen
Ten opzichte van het moederplan Bedrijventerrein Engelenburg, Twello, worden toevoegingen in de planregels grijsgearceerd weergegeven. Verwijderingen worden doorgehaald en daarnaast ook grijsgearceerd weergegeven.
Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.
Gezien aard en omvang van het plan is geen sprake van directe rijksbelangen. Om die reden heeft geen vooroverleg plaatsgevonden met de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) van het Rijk. Doordat er sprake is van 'herstelwerkzaamheden', heeft er geen overleg plaatsgevonden met de provincie Gelderland. Eenzelfde redenering is van toepassing op het waterschap Vallei en Veluwe. Het waterschap en de provincie Gelderland worden in kennis gesteld van de start van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 8 oktober tot 19 november 2015 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is één zienswijze ingediend. De zienswijze heeft geleid tot enkele aanpassingen van het plan.
Op de verbeelding is de contour van het plangebied Engelenburg geplaatst rondom de twee betreffende percelen. Daarnaast is de belemmeringstrook bij het perceel aan de Engelenburgstraat verkleind naar 4 meter aan weerszijden vanaf het hart van de leiding (ten opzichte van de eerdere 5 meter). Daardoor is het bouwvlak bij dit perceel vergroot aan de westelijke zijde.
Naast aanpassingen in de verbeelding, zijn de volgende wijzigingen in de regels bij de bestemming Leiding-Gas opgenomen: